Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake de petitie van de Landelijke Vereniging van Operatieassistenten (LVO) en de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM) over het tekort aan operatieassistenten en anesthesiemedewerkers en de erkenning van de beroepen
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2019
Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer om te reageren op de petitie
van de Landelijke Vereniging van Operatieassistenten (LVO) en de Nederlandse Vereniging
van Anesthesiemedewerkers (NVAM) d.d. 2 april 2019 over het tekort aan operatieassistenten
en anesthesiemedewerkers en de erkenning van de beroepen.
Met de petitie vragen operatieassistenten en anesthesiemedewerkers aandacht voor de
tekorten aan operatieassistenten en anesthesiemedewerkers. De ondertekenaars zijn
bezorgd over een te hoge werkdruk en daarmee samenhangend, een hoog ziekteverzuim
en hoog percentage uitval onder studenten. Dit geldt ook voor de oplossingsrichtingen
zoals het uitstel van operaties, opleidingsplekken (onvoldoende) en de inzet van onbekwame
medewerkers. De beroepsgroepen zijn daarbij bezorgd over de kwaliteit van operatieve
zorg.
Ik neem deze zorgen serieus. Goede kwaliteit en veiligheid van zorg staan voor mij
voorop. Dit heb ik ook benadrukt in mijn brief aan uw Kamer van 14 februari jongstleden
(Kamerstuk 29 282, nr. 350) in reactie op een brief van de LVO over de tekorten aan operatieassistenten. Voldoende
en goed gekwalificeerd personeel voor de zorg is een van de belangrijkste opgaven
voor de zorg en heeft voor mij prioriteit. Ik zorg voor stevige randvoorwaarden met
onder andere de kostendekkende financiering van de medische ondersteunende opleidingen
en verpleegkundige vervolgopleidingen. In aanvulling daarop werken we met het actieprogramma
Werken in de Zorg aan allerlei maatregelen die bijdragen aan voldoende personeel. Over de voortgang
van het actieprogramma wordt u separaat geïnformeerd. Met deze brief richt ik me op
de punten die naar voren zijn gebracht met de petitie.
Met deze petitie wordt net als met de eerdere brief van de LVO gevraagd om operatieassistenten,
en in dit geval ook anesthesiemedewerkers, op te nemen in artikel 3 van de wet BIG,
structurele en proactieve opleiden van studenten, verlaging van de werkdruk en mogelijkheden
voor bij- en nascholing. Ik wil graag op deze punten reageren. Ik verwijs daarbij
ook naar de bovengenoemde brief waarin dezelfde punten aan bod zijn gekomen.
Registratie in de Wet BIG
In mijn bovengenoemde brief van 14 februari (Kamerstuk 29 282, nr. 350) heb ik aangeven dat er vele professionals in de zorg werkzaam zijn, die geen BIG-registratie
bezitten, maar wel zorg verlenen. Wanneer een operatieassistent bij een operatie risicovolle
handelingen verricht, zal dat altijd in opdracht zijn van een arts en volgens zijn
aanwijzingen, waarbij de operatieassistent eveneens bekwaam moet zijn om deze handelingen
te verrichten. En tevens heb ik aangegeven dat de Wkkgz van toepassing is. Die verplicht
zorgaanbieders goede zorg te verlenen. Dit impliceert onder meer dat de zorgaanbieder
moet beschikken over voldoende personeel, dat goed is opgeleid om de taken adequaat
te kunnen uitvoeren, ongeacht of het een gereguleerd beroep betreft of niet.
Dat neemt niet weg dat ik het Zorginstituut Nederland heb gevraagd te adviseren in
hoeverre het beroep van de operatieassistent als het beroep van anesthesiemedewerker
voldoet aan de criteria die een wijziging van de Wet BIG rechtvaardigen. Op basis
hiervan zal ik besluiten om al dan niet een voorstel te doen om operatieassistenten
en anesthesiemedewerkers op te nemen in artikel 3 van de Wet BIG.
Opleiden en bij- en nascholing van operatieassistenten
Met de petitie wordt gesteld dat meer operatieassistenten en anesthesiemedewerkers
nodig zijn om te voldoen aan de zorgvraag. Dit wordt ook bevestigd in het meest recente
capaciteitsplan FZO-beroepen van het Capaciteitsorgaan, dat ik u op 14 december 2018
stuurde (Kamerstuk 29 282, nr. 344). Voor het opleiden van de FZO-beroepen (bestaande uit onder andere anesthesiemedewerkers
en operatieassistenten) is er kostendekkende financiering beschikbaar, zodat ziekenhuizen
deze opleidingen kunnen verzorgen. Voor bij- en nascholing van ziekenhuispersoneel,
waaronder operatieassistenten en anesthesiemedewerkers is jaarlijks circa € 200 miljoen
beschikbaar met de subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg.
Minder werkdruk
Investeren in meer operatieassistenten en anesthesiemedewerkers zal zeker bijdragen
aan minder werkdruk op de lange termijn, maar dat is zeker niet het enige. Voor de
gehele sector zorg en welzijn zien we – en ook de Commissie Werken in de Zorg heeft
dit in haar rapportage expliciet aangegeven – dat nog veel meer gedaan moet worden
om personeel te behouden. Behoud in de meest brede zin van het woord. Het gaat om
investering in de ontwikkeling van medewerkers, zoals hierboven genoemd. Dit gaat
ook over een goed werkklimaat waarin het welzijn van medewerkers voor opgaat. Zeker
met de huidige en verwachte krappe arbeidsmarkt is dit belangrijk. Veel organisaties
zijn hiermee actief aan de slag, maar helaas ook nog met een te beperkt resultaat.
We zien ook
dat werkgevers nog veel van elkaar kunnen leren. Met het Actieprogramma Werken in
de Zorg willen we juist hieraan bijdragen. Via een Actie Leer Netwerk laten we goede
voorbeelden beter zien en zorgen we dat organisaties elkaar beter weten te vinden
om van elkaar te leren.
Afsluitend
Ik wil nogmaals benadrukken dat het werken in de zorg mijn volle aandacht en prioriteit
heeft. Ik waardeer het initiatief en de betrokkenheid van deze beroepsgroepen.
Tenslotte heb ik tijdens het AO acute zorg en ambulancezorg op 3 april jl. (Kamerstuk
29 247, nr. 283) toegezegd om voor het AO arbeidsmarkt op 29 mei terug te koppelen over een gesprek
met V&VN en AZN over de bevoegdheden van de ambulanceverpleegkundige in relatie tot
de Bachelor Medische Hulpverlener. Het gesprek was gepland in mei. Vanwege agendatechnische
redenen van één van de partijen, heeft het gesprek nog niet kunnen plaatsvinden. Het
overleg wordt gepland in juni. Daarna zal ik u informeren over de uitkomsten.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg