Brief regering : Rapport van de Commissie van onderzoek inzake de procedure van werving, selectie en benoeming van de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders
33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)
Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2019
Hierbij bied ik u het rapport aan van de Commissie van onderzoek inzake de procedure
van werving, selectie en benoeming van de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders1.
1. Aanleiding
Op 17 september 2018 hebben twee melders onder het regime van een klokkenluidersmelding
een aantal door hen waargenomen vermoedens van misstanden met betrekking tot het Huis
voor klokkenluiders aan mij gemeld. De meldingen hadden betrekking op:
1) het algemeen functioneren van het Huis; en
2) de benoemingsprocedure van de huidige voorzitter van het Huis.
Het eerste deel van de melding heb ik aan de Nationale ombudsman doorgezonden, omdat
ik op dit punt niet bevoegd ben. Deze heeft besloten geen onderzoek in te stellen.
Voor de behandeling van het tweede punt van de melding heb ik een externe commissie
gevraagd onderzoek te doen naar de benoemingsprocedure. Ik heb u hierover op 19 december
2018 per brief geïnformeerd2. Met het rapport van de commissie en deze brief informeer ik u over de wijze waarop
ik het tweede deel van de melding heb afgehandeld.
2. Samenstelling en opdracht
Op 29 januari heb ik de Commissie van onderzoek inzake de procedure van werving, selectie
en benoeming van de voorzitter van het Huis voor klokkenluiders ingesteld3, bestaande uit:
– mr. P.J. Biesheuvel (voorzitter): voormalig lid van de Tweede Kamer;
– mr. dr. J.L.W. Broeksteeg: universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht, Radboud
Universiteit; en
– prof. dr. G.W. Dubbink: hoogleraar bedrijfsethiek, Universiteit van Tilburg.
Opdracht commissie
a. onderzoek te doen naar het verloop van de procedure van werving, selectie en benoeming
van de huidige voorzitter van het Huis voor klokkenluiders, in het licht van het vermoeden
van een misstand in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet Huis voor klokkenluiders,
dat bij het ministerie is gemeld;
b. een oordeel te geven over deze procedure en de wijze waarop deze in dit geval is uitgevoerd,
mede in het licht van de specifieke eisen die aan het voorzitterschap worden gesteld
in artikel 3c van de Wet Huis voor klokkenluiders; en
c. een weging te maken van haar bevindingen, mede in relatie tot de uitkomst van de procedure.
De commissie heeft documenten bestudeerd, waaronder de melding inclusief bijgevoegde
stukken en de op verzoek van de commissie door mijn ministerie aangereikte documenten,
openbare bronnen geraadpleegd en een reeks gesprekken gevoerd. Op 9 mei 2019 heeft
de commissie aan mij gerapporteerd.
3. Hoofdlijnen rapport
Bij haar werkzaamheden heeft de commissie zich gericht op de totstandkoming van de
profielschets, de adequaatheid van de gevolgde procedure, de open- en eerlijkheid
van de gevolgde procedure, de mate waarin eerdere ervaringen van de kandidaten met
klokkenluiderszaken aan de orde zijn geweest en de mate waarin nevenfuncties van de
huidige voorzitter van het Huis voor klokkenluiders afdoende zijn beoordeeld. Op basis
van het bestudeerde materiaal concludeert de commissie over de gevolgde procedure
dat:
«de werving- en selectieprocedure die heeft geleid tot de benoeming van de huidige
voorzitter van het Huis voor Klokkenluiders in essentie adequaat en objectief is uitgevoerd.
De gemaakte keuzes zijn redelijk. Hierdoor is de ontstane vacature voor een voorzitter
van het Huis voor klokkenluiders op een open en eerlijke wijze vervuld.»
Ten aanzien van de vraag of sprake is van een misstand schrijft de commissie:
«De onderzoekscommissie komt dan ook tot de slotsom dat bij de werving- en selectieprocedure
die heeft geleid tot de benoeming van de huidige voorzitter van het Huis voor klokkenluiders
geen sprake is geweest van een «misstand» als bedoeld in de omschrijving die is opgenomen
in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, van de Wet Huis voor klokkenluiders.»
Op twee punten plaatst de commissie kanttekeningen bij de gevolgde procedure: het
gemis van een »onafhankelijke derde» bij de werving- en selectieprocedure en de late
beoordeling van de nevenactiviteiten van de (kandidaat-)voorzitter door de zogenaamde
Commissie incompatibiliteiten. Gelet op deze twee punten adviseert de commissie om:
– voortaan een persoon die geen band heeft met mijn ministerie of het Huis voor klokkenluiders
of in elk geval op enige afstand staat op te nemen in de selectiecommissie voor voorzitter
en leden van het Huis; en
– de geldende procedure voor de beoordeling van nevenactiviteiten van de voorzitter
voor het Huis voor klokkenluiders nader uit te werken. De commissie doet daarbij de
suggestie om het mandaat van de Commissie incompatibiliteiten uit te breiden, zodat
deze de nevenactiviteiten van zowel de zittende voorzitter en leden, maar in het vervolg
ook van kandidaat-voorzitter en kandidaat-leden beoordeelt.
4. Reactie en vervolg
Ik vind het van groot belang dat personen er melding van maken, als zij een misstand
vermoeden. Ook vind ik het van belang dat er vervolgens zorgvuldig onderzoek naar
een dergelijke melding wordt gedaan. Dat was voor mij de reden om een externe onderzoekscommissie
in te stellen voor de melding over de benoemingsprocedure van de huidige voorzitter
van het Huis voor klokkenluiders. Ik ben de commissie erkentelijk voor het gedegen
onderzoek dat zij binnen een kort tijdsbestek heeft uitgevoerd.
Ik onderschrijf de conclusie van de commissie. De beide aanbevelingen van de commissie
neem ik over:
– In het vervolg zal bij de werving en selectie van de voorzitter en leden van het Huis
voor klokkenluiders een onafhankelijke derde worden betrokken. Ik zal ervoor zorgen
dat de benoemingsprocedure wordt vastgelegd, waarvan dit aspect onderdeel uitmaakt.
– Ik zal vastleggen dat de Commissie incompatibiliteiten ook tot taak krijgt mij te
adviseren over mogelijke incompatibiliteiten van nevenfuncties van de kandidaat-voorzitter
en -leden van het Huis voor klokkenluiders. Indien ik van mening ben dat er sprake
is van een niet verenigbare nevenfunctie kan de beoogde voorzitter of het beoogd lid
de nevenfunctie staken of, indien deze daarin niet bewilligt, kan ik afzien van benoeming.
Ook zal de procedure scherper worden vastgelegd, zodat de rollen van diverse betrokkenen
duidelijk zijn. Het Instellingsbesluit commissie incompatibiliteiten Huis voor klokkenluiders
zal voor de zomer in lijn met het voorgaande worden gewijzigd.
Met de uitvoering van deze aanbevelingen van de commissie Biesheuvel wordt de benoemingsprocedure
voor de voorzitter en leden van het Huis aangescherpt. Ik zie dat als een onderdeel
van de grote opgave om de positie en het functioneren van het Huis voor klokkenluiders
te verbeteren, zoals met u besproken tijdens het recente Algemeen Overleg op 25 april
2019.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties