Brief regering : Informatie over toestaan inhouden in verband met het opzetten certificering huisvesting Open Teelten en Glastuinbouw en betaling uit pgb voor hulp uit sociaal netwerk
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 912 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2019
Op 1 juni 2018 heeft u van mij een brief ontvangen, waarin ik u informeerde over mijn
besluit om de Inspectie SZW te verzoeken tot uiterlijk 1 april 2019 geen boeterapporten
op te maken voor inhoudingen op het wettelijk minimumloon voor huisvesting in de sectoren
Open Teelten en Glastuinbouw1. Ik heb dat besluit toen genomen omdat ik verwachtte dat de sociale partners in de
genoemde sectoren zich konden aansluiten bij een bestaand keurmerk en op korte termijn
zouden beginnen met de certificering van de verhuurders van tijdelijke huisvesting.
De betrokken sociale partners hebben mij laten weten dat het niet gelukt is om zich
voor de certificering van tijdelijke huisvesting aan te sluiten bij een bestaand keurmerk.
Om die reden hebben de partijen gezamenlijk een «agrarisch keurmerk flexwonen» ontwikkeld.
Met het ontwikkelen van een nieuw keurmerk is echter tijd gemoeid. Certificerende
instellingen moeten dan namelijk een accreditatie op grond van het nieuwe keurmerk
krijgen van de Raad voor Accreditatie (RvA). Ook moeten de verhuurders nog gecertificeerd
worden.
De sociale partners spreken de ambitie uit om de kwaliteit van de (tijdelijke) huisvesting
te verbeteren en over te gaan tot een systeem van certificering. Tegelijkertijd benoemen
zij het belang van de mogelijkheid om de kosten voor huisvesting in te houden op het
wettelijk minimumloon. Dat is een belangrijke motivatie om tot certificering over
te gaan, aldus de sociale partners. Om die reden hebben zij mij opnieuw verzocht om,
tot uiterlijk 1 september 2020, toe te staan dat werkgevers de kosten voor huisvesting
inhouden op het minimumloon van hun werknemers2, terwijl nog niet volledig wordt voldaan aan de eisen die de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
aan inhouding voor huisvesting stelt.
Ik vind het ongemakkelijk dat ik opnieuw een dergelijk verzoek ontvang, omdat ik met
het vorige verzoek heb ingestemd in de verwachting dat er na afloop van die periode
sprake zou zijn van een werkend certificeringssysteem voor tijdelijke huisvesting
in deze sectoren. Dat blijkt niet zo te zijn. Aan de andere kant zie ik de ontwikkeling
van het huisvestingskeurmerk nog altijd als een stap in de goede richting.
Ik vind het belangrijk dat de huisvesting van arbeidsmigranten van voldoende kwaliteit
is. Dat geldt ook voor tijdelijke huisvesting. Ik steun de betrokken partijen in hun
ambitie om door middel van certificering van de huisvesting te komen tot een waarborg
voor de kwaliteit van die huisvesting en roep de partijen op om de huisvesting van
arbeidsmigranten in de betrokken sectoren verder te verbeteren. In de betrokken cao’s
zie ik daarvoor al aanknopingspunten. Ik weeg mee dat het verzoek aan mij is gedaan
door zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties. Tevens hebben de betrokken
partijen al concrete stappen gezet om tot certificering van de huisvesting te komen.
Er is sprake van een tijdelijke overgangssituatie die op relatief korte termijn gelegaliseerd
wordt.
Hoewel het een lastige afweging was, heb ik besloten om de Inspectie SZW te verzoeken
tot uiterlijk 1 september 2020 geen boeterapporten op te maken voor inhouding voor
tijdelijke huisvesting in de sectoren Open Teelten en Glastuinbouw. Tot 1 maart 2020
hoeft een verhuurder nog niet gecertificeerd te zijn. Tot 1 september 2020 hoeft de
certificering nog niet door een geaccrediteerde certificerende instelling te zijn
verricht. Daarbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:
– De werkgever/verhuurder heeft zich aangemeld voor een certificering door een certificerende
instelling;
– De werkgever heeft de bij de cao’s gevoegde «eigen verklaring» ondertekend waarin
hij aangeeft zich te verbinden aan de huisvestingsnormen in de cao.
Daarnaast benadruk ik dat mijn besluit niet betekent dat andere wet- en regelgeving
met betrekking tot inhoudingen (zoals het beschikken over een volmacht van de werknemer)
of huisvesting (zoals het Bouwbesluit) buiten toepassing kan worden gelaten. Onder
deze omstandigheden meen ik dat het verantwoord is om in te stemmen met het verzoek
van de betrokken partijen.
De recente berichtgeving over mogelijke misstanden met betrekking tot de huisvesting
van arbeidsmigranten maakt duidelijk hoe belangrijk het is om voldoende kwalitatief
goede huisvesting voor arbeidsmigranten te realiseren en daarvoor de juiste waarborgen
te bieden3. Op dit onderwerp wordt in algemene ingegaan in een andere brief, waar in de Regeling
van Werkzaamheden van 2 april 2019 om is verzocht.
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om het volgende onder uw aandacht te brengen.
Per 1 mei 2019 treedt de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk in
werking. Deze regeling zorgt ervoor dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) in opdracht
van gemeenten een symbolisch laag bedrag per kalendermaand kan uitbetalen aan personen
die hulp vanuit het sociaal netwerk verlenen aan een houder van een persoonsgebonden
budget (pgb). Deze regeling hangt samen met het vervallen van de uitzondering op de
wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) voor budgethouders met een zorgovereenkomst
van vóór 2018 met een zorgverlener die familie is in de eerste en tweede graad.
Gebleken is dat gemeenten twee maanden extra nodig hebben voor de implementatie van
deze nieuwe regeling. De Minister van VWS heeft de SVB verzocht om voor een beperkte
groep budgethouders (naar verwachting hooguit 400 budgethouders) de reeds vóór 2018
in de zorgovereenkomst afgesproken, van het Wml afwijkende, pgb-vergoeding gedurende
deze periode wel te blijven betalen, als de gemeenten de nieuwe instrumenten nog niet
hebben geïmplementeerd.
Om dit proces goed te laten verlopen heb ik de Inspectie SZW verzocht tot 1 juli 2019
geen boeterapporten op te maken voor betaling niet conform de Wml voor deze beperkte
groep budgethouders.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid