Brief regering : Geannoteerde agenda bijeenkomst NAVO Ministers van Buitenlandse Zaken van 3-4 april 2019
28 676 NAVO
Nr. 317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2019
Hierbij bied ik de geannoteerde agenda aan voor de bijeenkomst van de NAVO Ministers
van Buitenlandse Zaken op 3-4 april 2019 te Washington.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
GEANNOTEERDE AGENDA BIJEENKOMST NAVO MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, 3–4 APRIL 2019.
Op 3 en 4 april 2019 zal in Washington DC een bijeenkomst van de NAVO-Ministers van
Buitenlandse Zaken plaatsvinden. Deze bijeenkomst staat in het teken van de 70-jarige
viering van het Verdrag van Washington, dat op 4 april 1949 werd getekend.
De bijeenkomst in Washington bestaat uit twee werksessies en een werklunch. In de
eerste sessie zal op Rusland worden ingegaan, waarbij met name de situatie in de Zwarte
Zee regio en de stand van zaken rondom het INF-Verdrag aan de orde komt. In de tweede
sessie zal worden gesproken over relevante veiligheidsontwikkelingen en de rol van
de NAVO op het gebied van contra-terrorisme. Naar verwachting zullen enkele Bondgenoten
in deze sessie ook willen ingaan op de relatie van de NAVO met China. In de afsluitende
werklunch komen de Trans-Atlantische relatie en lastenverdeling aan bod.
Trans-Atlantische relatie/lastenverdeling
De bijeenkomst in Washington is opnieuw een gelegenheid om het belang van de Trans-Atlantische
relatie te onderstrepen. De Verenigde Staten zijn en blijven immers een onmisbare
partner voor veiligheid in Europa, mede gezien de diverse en complexe dreigingen ten
oosten en zuiden van het NAVO-verdragsgebied. Hierbij kan worden gedacht aan het assertieve
optreden en de ondermijning van de internationale rechtsorde door Rusland, instabiliteit
in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en aanhoudende terroristische dreigingen. Een
rol van de NAVO, en in het bijzonder de Verenigde Staten, bij het tegengaan van deze
dreigingen is dan ook onontbeerlijk.
De Verenigde Staten wijzen er in dit verband terecht op dat de Europese Bondgenoten
een grotere verantwoordelijkheid moeten nemen. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld
heeft Nederland in december 2018 een nationaal plan bij de NAVO ingediend, waarmee
het nadere invulling wil geven aan de in 2014 in Wales gemaakte afspraken op het gebied
van defensie-uitgaven. Het kabinet heeft daarvoor reeds stappen gezet in het regeerakkoord
en heeft de intentie verdere vervolgstappen te zetten in de Voorjaarsnota en in de
herziening van de Defensienota in 2020. Op verzoek van uw Kamer is eveneens uitvoerig
onderzoek gedaan naar welke begrotingsposten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
danwel van andere ministeries, ook onder de NAVO-definitie van defensie-gerelateerde
uitgaven kunnen worden gebracht. Hieruit is voortgekomen dat het meetellen van deze
begrotingsposten geen significante verandering van het Nederlandse bbp-percentage
met zich mee zal brengen. De definitieve, additionele toerekening zal worden opgenomen
in de reguliere NAVO-rapportages aan de Kamer.
Een tweede aspect van een grotere Europese verantwoordelijkheid betreft de verdere
ontwikkeling van het EU Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Nederland
zal tijdens de bijeenkomst in Washington uitdragen dat de NAVO voor de Europese Bondgenoten
de eerstaangewezen organisatie blijft voor de collectieve verdediging. De EU heeft
echter een belangrijke complementaire rol. Het kabinet wil zich o.a. richten op praktische
en concrete stappen binnen de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) die bijdragen
aan een vergroting van de capaciteiten van de Europese Bondgenoten en aldus ook ten
goede komen aan de NAVO. Bovendien wil Nederland de verdere praktische en concrete
samenwerking tussen de EU en de NAVO, bijvoorbeeld op cybergebied en bij het tegengaan
van hybride dreigingen, blijven stimuleren.
Rusland
In de verhouding tussen de NAVO en Rusland is in de afgelopen periode geen verbetering
gekomen. Wel vond een bijeenkomst van de NAVO Rusland Raad (NRR) op 25 januari jl.
op ambassadeursniveau plaats (zie ook Kamerstuk 28 676, nr. 315). Hier werd gesproken over het INF-verdrag en de situatie in Oekraïne.
Ten aanzien van Oekraïne bleek dat de NAVO en Rusland fundamenteel verschillende inzichten
hebben in relatie tot de illegale annexatie van de Krim en het voortdurende Russische
destabiliserende optreden in het oosten van Oekraïne. Bovendien heeft het incident
in de Zee van Azov op 25 november 2018 geleid tot verdere spanningen in deze regio.
Zo zijn de gevangen genomen Oekraïense zeelieden, ondanks oproepen vanuit de internationale
gemeenschap inclusief de NAVO, nog steeds niet door Rusland vrijgelaten. Bovendien
vormt het Russische optreden een directe bedreiging voor het recht op vrije doorvaart.
De veiligheidssituatie in de regio verslechtert ook door de voortgaande Russische
militaire opbouw, waaronder op de illegaal geannexeerde Krim.
Nederland zal binnen de NAVO blijven pleiten voor een regelmatige en betekenisvolle
dialoog met Rusland, juist ook als er zorgwekkende ontwikkelingen zijn. Daarbij kunnen
zowel de NRR als militaire contacten een nuttige rol spelen. In bilateraal en OVSE-kader
wil Nederland ook blijven inzetten op het voeren van een dialoog over veiligheids-gerelateerde
onderwerpen met Rusland, zowel met overheidsinstanties als met Russische experts en
wetenschappers.
Tijdens de bijeenkomst in Washington zal naar verwachting een meer uitvoerige discussie
plaatsvinden over de situatie in de Zwarte Zee regio. Binnen de NAVO wordt momenteel
in kaart gebracht op welke wijze de «situational awareness» kan worden versterkt en
hoe, door nader invulling te geven aan de samenwerking met de partnerlanden Oekraïne
en Georgië, kan worden bijgedragen aan veiligheid en stabiliteit in het gebied. Het
gaat daarbij met name om de verdieping van de samenwerking om maritiem gebied. Nederland
kan dergelijke initiatieven steunen, zolang de grens tussen collectieve verdediging
van de Bondgenoten enerzijds en veiligheidssamenwerking met partnerlanden anderzijds,
duidelijk gemarkeerd blijft.
INF-verdrag
Het INF-verdrag vormt het andere deelonderwerp in de sessie over Rusland. In de NRR
van 25 januari jl. kwam het onderwerp uitgebreid aan de orde. De Russische delegatie
bleef de schending van het verdrag categorisch ontkennen. Dit alles laat onverlet
dat, zoals gesteld in het verslag van de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie
op 13–14 februari jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 315), de NAVO zich blijft inzetten voor het behoud van het INF-verdrag. De NAVO zal Rusland
blijven oproepen terug te keren naar een complete en verifieerbare naleving van zijn
verdragsverplichtingen voordat de opzeggingstermijn van zes maanden op 2 augustus
a.s. verstrijkt. Tegelijkertijd moet de NAVO zich beraden op vervolgstappen op zowel
diplomatiek als militair vlak. Tijdens de bijeenkomst in Washington is het evenwel
nog prematuur om beslissingen te nemen over de invulling van deze vervolgstappen,
danwel de rol van wapenbeheersing in dat verband.
Nederland zal, net als vele andere landen, het blijvende belang van nucleaire wapenbeheersing
benadrukken als instrument voor de Bondgenootschappelijke veiligheid – zowel tijdens
de opzeggingsperiode als daarna. In een toespraak tijdens de wapenbeheersingsconferentie
in Berlijn op 15 maart jl. heb ik Rusland nadrukkelijk opgeroepen om het INF-verdrag
te respecteren, de dialoog te hervatten en escalatie te voorkomen. De Duitse en Zweedse
Ministers van Buitenlandse Zaken sloten zich aan bij deze oproep in een gezamenlijke
politieke verklaring. Dit onderwerp is eveneens aan de orde gekomen in mijn gesprek
met de Russische Minister van Buitenlandse Zaken, Sergei Lavrov, op 15 februari jl.
In zijn retoriek en handelen toont Rusland nog altijd geen enkele bereidheid om terug
te keren naar complete en verifieerbare naleving van het INF-verdrag. Nederland acht
het evenwel van groot belang dat de dialoog tussen NAVO en Rusland over deze kwestie
niet verzwakt. Nederland blijft zich daarom ook sterk maken voor een bijeenkomst van
de NRR waarin met Rusland opnieuw over het INF-verdrag gesproken kan worden.
China
Naar verwachting zal tijdens de bijeenkomst in Washington een discussie plaatsvinden
over het buitenlands- en veiligheidsbeleid van China. Sommige Bondgenoten benadrukken
in de relatie met China de veiligheidskant, anderen zien voornamelijk economische
kansen. Binnen de NAVO groeit het besef dat het belangrijk is om de rol van China
op enkele veiligheidsdossiers nader te bespreken.
Recentelijk heeft de Amerikaanse waarnemend Secretary of Defense Shanahan aangegeven
bezorgd te zijn over de implicaties van Chinese activiteiten op het gebied van ondermeer
cyber en de verwerving van kritische infrastructuur. Ook de Nederlandse inlichtingendiensten
hebben regelmatig gewezen op Chinese activiteiten in het cyberdomein, zoals blijkt
uit de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD. Daarnaast hebben de Europese Commissie
en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid
op 12 maart een Gezamenlijke Mededeling over China gepubliceerd, die moeilijke onderwerpen
niet uit de weg gaat, bijvoorbeeld op het gebied van 5G, maar die ook samenwerking
zoekt met China op onderwerpen waar dit de Europese belangen dient, zoals handel en
klimaat (zie ook de geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 21 maart, uw kamerstuk
21 501-20, nr. 1417). In de nog te verschijnen Nederlandse China strategie zal het kabinet nader op de
diverse aspecten van de Nederlandse relatie met China ingaan.
Nederland verwelkomt deze discussie in de NAVO over China. Daarbij zal naar voren
worden gebracht dat het in de eerste plaats van belang is om een duidelijk en op feiten
gebaseerd beeld te hebben van mogelijke implicaties van het Chinese veiligheids- en
defensiebeleid voor individuele Bondgenoten en de NAVO als geheel.
Contra-terrorisme
Tot slot wordt gesproken over de rol van de NAVO op het gebied van contra-terrorisme
(CT). In 2017 is een actieplan aangenomen, in december 2018 hebben de Ministers van
Buitenlandse Zaken een update vastgesteld. Tijdens de ministeriële bijeenkomst wordt
verder over de implementatie van dit actieplan gesproken. Naar verwachting ligt de
focus hierbij op de effecten van de ontwikkelingen in Afghanistan, Syrië en Irak op
de NAVO-missies, de capaciteitsopbouw van partners op het gebied van CT en het vergroten
van de weerbaarheid van Bondgenoten tegen terroristische aanslagen.
Nederland verwelkomt een concrete implementatie van het CT actieplan en kan instemmen
met een versterkte rol van de NAVO op dit gebied daar waar deze de huidige inzet van
de internationale gemeenschap verder kan ondersteunen. Het is voor Nederland van belang
dat wordt aangesloten op reeds bestaande processen en verder wordt voortgebouwd op
het werk dat wordt gedaan door internationale organisaties als de VN of het Global
Counter Terrorism Forum (GCTF). Daarnaast moet onnodige duplicatie worden voorkomen.
Illustratief hiervoor is het werk van deze organisaties op het gebied van bewijsvergaring.
Daar waar resultaten, expertise en ervaringen bestendigd kunnen worden, onder andere
via de NAVO, kan dit op steun rekenen van Nederland. Het kan dan bijvoorbeeld gaan
om behoud van behaalde resultaten van de Anti-ISIS Coalitie in de toekomst via bestaande
internationale organisaties zoals de VN, het GCTF en wellicht ook de NAVO.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.