Brief regering : Beter weten: versterken professioneel handelen in de langdurige zorg
31 765 Kwaliteit van zorg
34 104 Langdurige zorg
Nr. 362 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2019
Op 5 juli 2018 heb ik u – bij de toezending van het advies «Zelfredzaamheid van ouderen»
van de Gezondheidsraad – toegezegd u nader te zullen informeren over de verdere ontwikkeling
van de kennisinfrastructuur in de langdurige zorg (Kamerstukken 31 765 en 34 104, nr. 340). Versterken van de kennisinfrastructuur maakt deel uit van de programma’s «Thuis
in het verpleeghuis» en «Volwaardig leven». In deze brief geef ik een concretisering
van hetgeen reeds is opgenomen in deze programma’s.
1 Een zwaardere zorgvraag vergt betere/meer kennis
Ouderen of mensen met een beperking die zijn aangewezen op zorg in een verpleeghuis
of gehandicapteninstelling hebben tijd en aandacht nodig van zorgverleners1 die goed weten wat zij moeten doen om hen te helpen. De kwaliteit van leven van cliënten
wordt voor een groot deel bepaald door zorgverleners die weten wat zij (moeten) doen.
Zorgverleners hebben daarvoor naast tijd en ruimte nadrukkelijk ook vakbekwaamheid
nodig. Zij moeten beschikken over de kennis, de vaardigheden en de ervaring om te
herkennen wat een cliënt nodig heeft en zij weten daar met hun zorg op aan te sluiten.
De complexiteit neemt toe
De noodzaak van betere kennis wordt groter. De gemiddelde zorgbehoefte van cliënten
in de Wlz neemt toe. Denk aan moeilijk verstaanbaar gedrag bij mensen met (ernstig)
meervoudige beperkingen, de vergrijzing onder mensen met een handicap of de combinatie van aandoeningen waarmee ouderen uiteindelijk naar het verpleeghuis verhuizen. Om aan hun zorgbehoefte
tegemoet te kunnen komen moet specifieke daarop aansluitende kennis worden toegepast
en waar nodig ontwikkeld. Ook is een trend dat cliënten een zorgbehoefte hebben waarvoor
kennis nodig is uit verschillende sectoren. Het gaat bijvoorbeeld om ouderen of mensen
met een verstandelijke beperking voor wie ook kennis nodig is uit bijvoorbeeld de
GGZ.
Kwaliteit van leven wordt bepaald door zorg, welbevinden en context
In de langdurige zorg gaat het bij de kwaliteit van leven niet alleen over zorginhoudelijke
(medische) activiteiten. Het is minstens zo belangrijk dat de activiteiten aansluiten
op het welbevinden van de cliënt. De ontwikkeling van juist deze in samenhang ontwikkelde
kennis staat nog in de kinderschoenen.
Een voorbeeld: tandenpoetsen bij een cliënt die niet goed begrijpt wat er gebeurt,
vraagt om expertise van de zorgverlener om ervoor te zorgen dat de cliënt zich niet
ongemakkelijk of zelfs angstig voelt.
Ook gaat het om vakbekwaamheid op het gebied van bijvoorbeeld geestelijke bijstand.
Kennis versterkt positie van zorgverleners
Kennis die is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek versterkt de positie van zorgverleners.
Het is van belang dat zorgverleners zich gesteund voelen door onderbouwde kennis zodat
zij binnen hun organisatie met gezag kunnen aangeven wat nodig is voor goede kwaliteit
van zorg.
Mijn hoofddoelstelling is om met een betere kennisinfrastructuur de vakbekwaamheid
en het handelen van de zorgverleners in de langdurige zorg permanent te (doen) versterken.
Zorgverleners moeten gemakkelijk antwoord kunnen krijgen op hun kennisvragen. Waar
er nog geen antwoord is moet onderzoek die antwoorden bieden. Dit is geen eenmalig
proces, maar vraagt om een permanente cyclus van vragen stellen, ontwikkelen, leren
en evalueren. Ik neem daartoe concrete maatregelen, waardoor de zorgverleners op deskundige
wijze kunnen werken aan de kwaliteit van leven van en de zorg voor cliënten.
Overigens gaat het ook om kennis over de context waarbinnen zorg wordt verleend, bijvoorbeeld
de invloed van de inrichting van de woonomgeving, toepassing van technologie of de
organisatie van de zorg. Ook dergelijke kennis draagt bij aan de kwaliteit van leven
van de cliënten en helpt de zorgbestuurders bij het nemen van beslissingen over de
context. In deze brief werk ik uit hoe ik dit ga doen.
Samenwerking: de noodzaak wordt breed gedeeld
Bij het opstellen van deze brief heb ik gesproken met vele partijen, zoals het LSR,
KansPlus, LFB, LOC, Verenso, V&VN, NVAVG, NVON, NIP, NVAVG, zorgverleners, zorgaanbieders,
hun brancheverenigingen ActiZ en VGN, de Academische Werkplaatsen in zowel de ouderenzorg
als de gehandicaptenzorg, ZonMw, NZa, Zorginstituut Nederland, ZN, Vilans, Trimbos
en zorgkantoren.
De noodzaak om te werken aan de versterking van de kennisbasis in de langdurige zorg
is onderschreven in het rapport van het Zorginstituut (Passend Onderzoek effectiviteit
langdurige zorg, 2016)2. Uit dit rapport blijkt dat de mate waarin gebruik wordt gemaakt van bewezen effectieve
zorg in de langdurige zorg beperkt is. Waar er sprake is van bewijs uit onderzoek,
is die veelal van lage kwaliteit. Dit verklaart men door het ontbreken van een onderzoekstraditie
en -cultuur, een ontoereikende kennisinfrastructuur en een tekort aan structurele
financiering. Bovendien is kennisontwikkeling in de langdurige zorg ingewikkeld, omdat
cliënten veelal meervoudige zorgvragen hebben en de zorg hand in hand moet gaan met
welbevinden. Er is derhalve behoefte aan innovatieve methoden waarmee de complexiteit
van de zorg goed en wetenschappelijk verantwoord onderzocht kan worden. Hiermee geeft
het rapport van het Zorginstituut geen waardeoordeel over de huidige inspanningen,
maar wijst op de noodzaak van versterking.
In de over dit onderwerp gevoerde gesprekken kwam naar voren dat alle partijen de
noodzaak van onderling samenhangende en gestructureerde kennisontwikkeling en -verspreiding
zien. Zorgverleners, zorgaanbieders, beroepsgroepen, brancheorganisaties en anderen
zien dat er meer en betere kennis nodig is om tot een systematische kwaliteitsverbetering
te komen voor de steeds complexere zorgvraag in de langdurige zorg.
2 Doelstelling
Mijn hoofddoelstelling is dat cliënten die aangewezen zijn op de Wlz zich verzekerd
weten van zorgverleners die hun vak kennen en met steeds betere kennis zorg verlenen.
De weg hiernaar ligt in het versterken van het professioneel handelen door zorgverleners
met kennis en beroepsgerelateerde vaardigheden. Daartoe richt ik een kenniscyclus
in voor het permanent versterken van de vakbekwaamheid en het professioneel handelen
van de zorgverleners in de langdurige zorg. Daarbij gaat het om het tot stand brengen
van een onderzoekende werkwijze in een lerende cultuur. Dit is ook de doelstelling
van de kwaliteitskaders in zowel de ouderen- als de gehandicaptenzorg. Dit vergt een
permanente cyclus van vragen stellen, ontwikkelen, implementeren, leren en evalueren,
zoals hierna is weergegeven. Dit is een modelmatige weergave. In de uitvoering zal
dit dynamisch plaatsvinden, bijvoorbeeld door het doen van onderzoek dat zo veel mogelijk
door zorgverleners zelf plaatsvindt.
Om deze kenniscyclus tot stand te brengen neem ik concrete maatregelen, waardoor de
zorgverleners steeds beter weten hoe zij moeten werken aan de kwaliteit van leven
van cliënten. Hiermee investeer ik ook in de kwaliteitsverbetering: op de kortere
termijn door de nu al beschikbare kennis te ontsluiten voor de zorgverleners, op de
langere termijn door betere en nieuwe kennis te laten ontwikkelen.
3 Wat gaan we doen?
De maatregelen om genoemde doelstelling te bereiken werk ik hierna uit. Ik noem hierbij
diverse actoren. Ten behoeve van de leesbaarheid van de brief benoem ik niet uitputtend
hun activiteiten, maar beperk me tot het zwaartepunt daarvan.
3.1 Vragen van zorgverleners inventariseren en beantwoorden
Wat hebben we al gedaan?
Zorgverleners willen de best mogelijke zorg en ondersteuning bieden aan cliënten.
Daarbij kunnen zij tegen vragen aanlopen. Bijvoorbeeld: hoe om te gaan met complex
probleemgedrag bij mensen met een beperking? Of: hoe om te gaan met bewoners van een
verpleeghuis die het slecht met elkaar kunnen vinden?
Zorgverleners moeten deze en andere vragen hoe zij de zorg het beste kunnen verlenen
kunnen stellen3. Indien de kennis er is, moeten zij die gemakkelijk kunnen ontvangen. Ik heb Vilans
gevraagd om in samenwerking met andere partijen zoals ZonMw, de Academische Werkplaatsen,
beroepsorganisaties als V&VN, brancheorganisaties en SKILZ4 de kennisvragen van de zorgverleners te inventariseren en waar mogelijk direct te
beantwoorden.
De doelstelling van Vilans is om alle zorgverleners in de langdurige zorg in staat
te stellen kennisvragen aan te dragen. In eerste instantie benut Vilans daartoe haar
kennispleinen en sluit aan bij onderzoek naar de kennisbehoefte van de zorgverleners.
Daarnaast organiseert Vilans focusgroepen met zorgverleners om rechtstreeks van hen
te vernemen welke vragen bij hen leven. Uit deze inventarisatie zijn tot nu toe circa
1.000 kennisvragen naar voren gekomen. Ongeveer 60% van deze vragen leeft bij zorgverleners
in de gehandicaptenzorg, de overige 40% bij zorgverleners in de ouderenzorg. Hierna
in paragraaf 3.3 is overigens aangegeven dat ook bij het doen van onderzoek de zorgverleners
en de cliënten een voorname rol spelen, om zo de aansluiting tussen praktijk en onderzoek
goed vorm te geven.
De vragen van zorgverleners hebben betrekking op de wijze waarop zij de kwaliteit
van leven van cliënten kunnen vergroten. Voorbeelden van deze vragen zijn:
– wat doet koffie bij iemand met Huntington?
– wat is de relatie tussen uren slaap en epilepsie?
– hoe kom ik er achter wat een cliënt bedoelt met zijn houding en geluiden?
– welk soort laken kan ik het beste gebruiken bij decubitus?
Indien antwoorden op deze vragen beschikbaar zijn, verwijst Vilans de zorgverleners
naar deze antwoorden. Het beantwoorden van deze vragen doet Vilans aan de hand van
het beschikbaar stellen van de kennis die in het verleden is opgedaan en die nu beschikbaar
komt. Deze antwoorden worden veelal digitaal gegeven, bijvoorbeeld via de kennispleinen
die Vilans onderhoudt of de site met de bewezen interventies. Daarnaast zal Vilans
bijeenkomsten organiseren voor mensen die in de langdurige zorg werkzaam zijn en onderzoekers,
dit om met elkaar kennis te delen (zie ook hierna).
Zorg voor Beter is het kennisplein voor zorgverleners in de ouderensector. Op de website
staat kennis voor zorgverleners van verschillende zorgaanbieders, onderzoekers en
experts in de sector. Het kennisplein is een doorgeefkanaal van kennis die op meer
plaatsen ontwikkeld wordt en in samenhang door Vilans wordt gepresenteerd. Maandelijks
trekt de website vele bezoekers, in oktober 2018 zelfs 232.000. De digitale nieuwsbrief
gaat wekelijks naar 28.000 abonnees. 11.500 zorgverleners volgen Zorg voor Beter op
Facebook. Op dit moment staan er 28 thema’s op het kennisplein, zoals medicatieveiligheid,
hygiëne en mondzorg. Deze thema’s rubriceren de informatie en geven de belangrijkste
inhoud weer.
Een voorbeeld van informatiedeling via het kennisplein betreft de zorg voor mensen
met dementie. Onbegrepen gedrag, zoals roepen, onrustig zijn of geagiteerd reageren/agitatie,
komt voor bij 80% van de mensen met dementie. Dit soort gedrag zorgt voor een verminderde
kwaliteit van leven bij bewoners en een verhoogde belasting van zorgverleners. Regelmatig
worden psychofarmaca gebruikt om probleemgedrag te onderdrukken: middelen waarvan
het effect beperkt is en de bijwerkingen hoog. Toch gebruikt rond 65% van de verpleeghuisbewoners
met dementie psychofarmaca. Op het kennisplein staat de aanpak «Grip op probleemgedrag».
Deze bestaat uit scholing en een stappenplan voor het hele zorgteam. De stappen zijn:
signaleren, analyseren, behandelen en evalueren. De zorgmedewerkers, psycholoog en
specialist ouderengeneeskunde hebben ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheden
in dit proces, dat door de aanpak wordt gestructureerd. GRIP is effectief gebleken
in het verminderen van probleemgedrag en psychofarmacagebruik bij bewoners met dementie.
Hierdoor daalt de werkdruk voor zorgverleners en neemt hun werktevredenheid toe.
Daarnaast is er het kennisplein voor de gehandicaptensector.
Een voorbeeld van informatiedeling op het kennisplein gehandicaptenzorg is de behandelvorm
«Sterker dan de kick». Ook mensen met een licht verstandelijke beperking kunnen verslaafd
raken. Bijvoorbeeld aan alcohol en drugs, maar ook aan internet en videogames. Daarom
is training «Sterker dan de kick» ontwikkeld.
Het doel van de training «Sterker dan de kick» is om mensen met een licht verstandelijke
beperking vanuit zichzelf te motiveren om het gebruik of misbruik van middelen te
veranderen (autonome motivatie). In 2015 is «Sterker dan de kick» erkend door de Erkenningscommissie
Gehandicaptenzorg.
De kennisvragen van zorgverleners waarop nog geen antwoord beschikbaar is, of die
nader onderzocht kunnen worden, geeft Vilans door aan partijen die kunnen bijdragen
aan de beantwoording daarvan, zoals ZonMw.
Wat gaan we verder doen?
Zoals aangegeven is de doelstelling om alle zorgverleners in de langdurige zorg in
staat te stellen kennisvragen aan te dragen en deze te beantwoorden. Een belangrijk
element daarbij is dat zorgverleners hun kennisvragen vanuit de wens en behoefte van
de cliënt formuleren. We willen zo veel mogelijk zorgverleners bereiken. De planning
is dat Vilans hiervoor in het voorjaar van 2019 een strategie heeft uitgewerkt. Daarbij
werkt Vilans samen met partners zoals beroepsorganisaties en SKILZ.
Het beoogd resultaat is dat in 2020 50% van de zorgverleners in de langdurige zorg
weet dat zij hun kennisvragen aan Vilans kunnen stellen, zij daarop antwoord krijgen,
en aangeven beter te weten hoe zij kunnen werken aan de kwaliteit van leven van de
bewoner.
Ik zal Vilans vragen om hiernaar jaarlijks een meting onder zorgverleners uit te voeren.
3.2 Onderzoek programmeren
Wat hebben we al gedaan?
Vragen van zorgverleners waarop nog geen antwoord beschikbaar is, vereisen onderzoek
om de vragen alsnog te kunnen beantwoorden. Op verzoek van VWS heeft ZonMw daartoe
onderzoeksprogramma’s vormgegeven. Hierna volgt een overzicht.
– Gehandicaptenzorg: Gewoon Bijzonder
Dit is een kennisprogramma gericht op gezondheid, participatie, en gedrag/welbevinden
voor mensen met een beperking. Er is veelal sprake van participatief onderzoek, onderzoek
waarbij cliënten zelf betrokken zijn. Zij zijn niet alleen onderwerp van onderzoek,
maar zijn ook co-onderzoekers. Er vindt bijvoorbeeld onderzoek plaats gericht op een
betere kwaliteit van leven, zoals hoe de ondersteuning van een gezonde leefstijl bij
mensen met verstandelijke beperkingen kan worden vormgegeven. Een ander voorbeeld
is het ontwikkelen van een signaleringsprogramma om te voorkomen dat jongeren met
een licht verstandelijke beperking (lvb) slachtoffer worden van loverboys. Het programma
Gewoon Bijzonder draagt bij aan de realisatie van onderdelen van «Volwaardig leven»,
zoals «We zien je wel». Er zijn kennisbundels verschenen, waarin de kennis rond een
onderwerp is samengevoegd (bijvoorbeeld mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel of
mensen met Licht verstandelijke beperking). Deze worden onder andere aan ROC’s aangeboden.
Gewoon Bijzonder is in 2015 van start gegaan. Het programma loopt 8 jaar. De eerste
fase (met een budget van € 8,75 miljoen) loopt in maart 2019 af. Dan start de tweede
fase. Daarvoor is een vergelijkbaar budget voorzien.
Een onderzoek dat binnenkort van start gaat, is het zogenaamde «Pro» programma. Pro
is een samenwerkingsverband van zorgaanbieders uit de gehandicaptenzorg (ASVZ, Pluryn
en Trajectum) en zorgkantoren die hebben geconstateerd dat het moeilijk is om de zorg
goed vorm te geven voor een groep cliënten met ernstige gedragsproblemen. Door middel
van onderzoek willen zij in beeld brengen hoe de zorg voor deze mensen zo vorm kan
krijgen dat ook voor hen een goede kwaliteit van leven mogelijk wordt. Tijdens het
onderzoek werken zij samen met vele andere zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg
zodat deze de tussentijdse onderzoeksresultaten mee kunnen nemen in hun zorgverlening.
Het ligt voor de hand dat dit type onderzoek (waarbij het om leren en verbeteren met
anderen gaat) in de toekomst meer zal plaatsvinden.
– Dementie onderzoek: Memorabel
Het onderzoeks- en innovatieprogramma Memorabel maakt deel uit van het Deltaplan Dementie.
Doel van het programma is de kwaliteit van leven van mensen met dementie en de aan
hen geleverde zorg en ondersteuning te verbeteren. Dit gebeurt door het uitvoeren
van onderzoek en het ontwikkelen en toepassen van effectieve en doelmatige instrumenten,
interventies en zorgmodellen. Het programma wil bijdragen aan een minder sterke toename
van het toekomstig aantal mensen met dementie, aan de kwaliteit van leven van mensen
met dementie en hun mantelzorgers, aan kwaliteitsverbetering en kostenbeheersing in
de diverse sectoren (care, welzijn, wonen, preventie, cure) en aan de innovatiekracht
van bedrijven. Er is € 65 miljoen beschikbaar voor het programma dat tot 2020 loopt.
– Palliatieve zorg: Palliantie
Het onderzoeksprogramma Palliantie is gericht op palliatieve zorg. Het programma wordt
uitgevoerd door onder andere de zeven academische centra voor palliatieve zorg. Het
gaat in dit programma enerzijds om het doen van onderzoek en anderzijds om de implementatie
van de onderzoeksresultaten. Het programma loopt van 2015 tot en met 2020. Per jaar
is circa € 8 miljoen beschikbaar. Inmiddels lopen er circa 60 projecten. Onderzoek
vindt bijvoorbeeld plaats naar de vraag hoe zorg gedurende de stervensfase zorgvuldig
moet worden afgestemd op de behoefte van patiënt en diens naasten, het bestrijden
van pijn, (ook bij mensen met een beperking).
Wat gaan we verder doen?
– Programma langdurige zorg en ondersteuning (LZO)
Dit is een nieuw onderzoeksprogramma dat ik heb aangekondigd in zowel «Thuis in het
verpleeghuis», «Volwaardig leven» en «Langer Thuis». Het wordt in mijn opdracht uitgevoerd
door ZonMw. Er is een budget aan verbonden van in totaal € 8 miljoen per jaar voor
de periode 2018–2021. Het doel van het LZO is het versterken, toetsbaar maken en verspreiden
van de wetenschappelijke kennis in de langdurige zorg en ondersteuning en het faciliteren
van lerende netwerken integrale zorg en ondersteuning rondom thuiswonende ouderen
en gehandicapten.
Het beoogd resultaat van de onderzoeksprogramma’s Gewoon Bijzonder, Memorabel, Palliantie
en LZO is het verkrijgen van betere kennis voor zorgverleners zodat deze beter in
staat zijn om te werken aan de kwaliteit van leven van kwetsbare cliënten. Ik zal
ZonMw als verantwoordelijk financier van genoemde programma’s vragen om:
– Zeker te stellen dat de kennis die voortkomt uit deze programma’s ter beschikking
komt van Vilans voor het beantwoorden van kennisvragen van zorgverleners;
– Mij aan het eind van elk jaar te rapporteren over de effectiviteit van deze onderzoeksprogramma’s
(in onderlinge samenhang) en mij te adviseren over mogelijkheden de effectiviteit
te vergroten.
Het LZO staat open voor onderzoeksprojecten in zowel de Wlz als de Wmo. De programmering
van het onderzoek in de Wlz vindt plaats aan de hand van de door Vilans geïnventariseerde
kennisvragen van zorgverleners. De resultaten van onderzoek komen o.a. in de kennispleinen
van de sector die door Vilans worden beheerd. Voor de Wlz-onderzoeksprojecten is jaarlijks
€ 4 miljoen beschikbaar.
3.3 Onderzoek uitvoeren
Wat hebben we al gedaan?
Op de onderzoeksprogramma’s van ZonMw kunnen vele partijen intekenen. Het kan bijvoorbeeld
gaan om (samenwerkende) zorgaanbieders, kennisinstellingen, universiteiten, HBO’s,
ROC’s of academische werkplaatsen.
Wenselijk is dat de zorgverleners in de langdurige zorg zelf deelnemen aan het onderzoek.
Immers, zij weten het beste wat zij nodig hebben in de praktijk. Deelname aan onderzoek
stelt hen in staat om ook zelf te werken aan het versterken van de vakbekwaamheid
van zichzelf en hun collega’s. Het zelf bijdragen aan de versterking van het vak draagt
bovendien bij aan de ontplooiingsmogelijkheden van zorgverleners. Indien zorgverleners
van een zorgaanbieder onderzoek doen, draagt dit daarnaast bij aan het zijn van een
lerende organisatie voor de gehele instelling. Participatie van zorgverleners aan
het onderzoek vraagt om toepassing van onderzoeksmethoden die aansluiten op de wijze
waarop zij werken. Hierdoor ontstaat een onderzoekende cultuur waarbij zorgverleners
samen met universiteiten en HBO’s kunnen werken aan betere kwaliteit van leven van
cliënten.
Zowel bij het formuleren van kennisvragen als bij het uitvoeren van onderzoek vergroot
de betrokkenheid van cliënten de effectiviteit ervan. Immers, cliënten en hun verwanten
kunnen het best aangeven wat bijdraagt aan de kwaliteit van leven. Hun betrokkenheid
inspireert bovendien zorgverleners om tot de beste antwoorden te komen.
Diverse zorgaanbieders hebben in het verleden reeds geconstateerd dat er betere kennis
nodig is om goed aan de zorgbehoefte van cliënten te kunnen voldoen. Zij hebben de
samenwerking gezocht met universiteiten om gezamenlijk onderzoek te kunnen doen. Daartoe
hebben zij de Academische Werkplaatsen ingericht. In deze werkplaatsen bespreken zorgorganisaties
met universiteiten welke kennis het meest nodig is om de kwaliteit van leven van cliënten
te versterken. De uitvoering van het onderzoek ligt grotendeels bij de zorgverleners,
terwijl de universiteiten en lectoraten het wetenschappelijk gehalte van het onderzoek
borgen. Deze Academische Werkplaatsen laten zien hoe samenwerking vanaf de werkvloer
tot en met de universiteit goed mogelijk is.
Een voorbeeld hiervan komt van de Academische Werkplaats Groningen. Mensen met dementie
zijn vaak niet meer in staat om aan te geven dat ze pijn hebben. Pijn wordt daarom
niet altijd goed onderkend en verholpen. Wat onbehandelde pijn betekent voor de kwaliteit
van leven, helemaal bij iemand met dementie, behoeft geen nadere toelichting. De Academische
Werkplaats werkt samen met de zorgverleners aan herkenning van pijn en behandeling
van pijn bij mensen met dementie, zodat die voortaan structureel beter plaatsvindt.
Een ander voorbeeld is dat uit recent onderzoek van de Academische Werkplaats Groningen
blijkt dat 47% van de bewoners van verpleeghuizen last heeft van jeuk, waarvan 81%
chronisch. De Academische Werkplaats Groningen heeft een infographic ontwikkeld met
praktische handreikingen aan zorgverleners om de jeuk van de bewoners te herkennen
en weg te nemen.
Zoals aangegeven in «Thuis in het verpleeghuis» en «Volwaardig leven» heb ik de Academische
Werkplaatsen in zowel de ouderenzorg als de gehandicaptenzorg een financieel fundament
geboden via een ZonMw-programma. Alle onderzoeksresultaten die uit dit onderzoek voortkomen,
zullen ook opgenomen worden op de kennispleinen van Vilans, zodat alle zorgverleners
de kennis kunnen vinden. In zowel het voorjaar als het najaar voer ik, samen met ZonMw,
overleg met de Academische Werkplaatsen over de resultaten die zij behalen.
Wat gaan we verder doen?
– Expertisecentra voor specifieke groepen
Er is onderzoek nodig naar een aantal specifieke groepen cliënten waarvan het aantal
relatief klein is, terwijl de zorgbehoefte complex is. Enkele voorbeelden zijn: mensen
met de ziekte van Huntington (circa 1.600 cliënten, waarvan circa 300 in een verpleeghuis
wonen), het syndroom van Korsakov (circa 8.000 cliënten, waarvan circa 2.500 in een
verpleeghuis wonen), Multiple sclerose (17.000, waarvan een klein deel instellingszorg nodig heeft) en ernstig meervoudige
beperkingen.
Het gaat om cliënten met een medische conditie waarvoor specifieke kennis nodig is
om de kwaliteit van de zorg te borgen. Veelal wonen de cliënten uit de specifieke
doelgroepen tussen andere cliënten. Het is de vraag of het voor zorgaanbieders mogelijk
is de zorg voor specifieke groepen goed vorm te geven als zij relatief weinig met
cliënten uit deze doelgroepen te maken hebben.
In de curatieve zorg is het gebruikelijk om de zorgverlening, onderzoek en opleiding
voor kleine cliëntgroepen te bundelen. In de langdurige zorg is de stichting TopCare
speciaal om deze reden opgericht. De aan de stichting TopCare verbonden zorgaanbieders
hebben zich tot doel gesteld om zo goed mogelijke zorg aan juist deze groepen te bieden.
Om zicht te krijgen op de groepen waarom het gaat en wat nodig is hun goede zorg te
bieden, heb ik KPMG gevraagd hier onderzoek naar te doen. Zie verder de actieagenda
in paragraaf 4. Dit sluit ook aan bij het programma «Volwaardig leven».
Beoogd resultaat is om voor specifieke groepen in de Wlz met een hoog complexe zorgvraag
de benodigde waarborgen in het stelsel te treffen zodat ook voor hen de kwaliteit
van leven geborgd kan worden. Het KPMG- onderzoek is voor de zomer van 2019 gereed.
Kort na de zomer van 2019 zal ik de Kamer hierover schriftelijk informeren.
– Basisregistratie
Het verbeteren van kwaliteit van zorg vraagt om het kunnen doen van wetenschappelijk
onderzoek naar «wat werkt». Het opbouwen van een set aan gegevens met kenmerken van
cliënten en de zorg die zij ontvangen kan daarbij helpen. Ik zal daartoe twee initiatieven
uit het veld ondersteunen.
Basisregistratie ouderenzorg: Verenso en Academische Werkplaats VU
Gecoördineerd door de Academische Werkplaats van de VU hebben de zes Academische Werkplaatsen
voor de ouderenzorg in beeld gebracht welke kenmerken van verpleeghuisbewoners en
van de zorg die zij ontvangen, veelzeggend zijn voor onderzoek. Deze inzichten zijn
samengebracht in een dataset. Daarnaast heeft Verenso onder de specialisten ouderengeneeskunde
geïnventariseerd of zij bereid zijn om deze gegevens vast te leggen. Omdat de specialisten
ouderengeneeskunde ook vinden dat kennisontwikkeling nodig is om goede zorg voor bewoners
van verpleeghuizen te leveren, zijn zij daartoe bereid. Door Verenso en de Academische
Werkplaatsen wordt gezamenlijk een plan opgesteld om een dataset te ontsluiten op
basis waarvan onderzoek gedaan kan worden. Deze dataset kan dan gebruikt worden voor
het ontwikkelen van richtlijnen voor goede zorg, het opstellen en «vullen» van indicatoren
en het doen van onderzoek. Het eerste deel van 2019 zullen Verenso en de Academische
Werkplaatsen werken aan randvoorwaardelijke aspecten (zoals het borgen van privacy
en een informatieprotocol). De daadwerkelijke start van de ontwikkeling zal na de
zomervakantie van 2019 zijn. Dit is geen nieuwe administratieve verplichting voor
alle instellingen. Het betreft hier alleen de instellingen die zelf hieraan mee willen
gaan doen, omdat zij de wenselijkheid hiervan zien.
Basisregistratie gehandicaptenzorg: «Sterker op eigen benen»
Door de Academische Werkplaats «Sterker op eigen benen» zijn voorstellen gedaan met
dezelfde doelstelling, te bereiken via een andere aanvliegroute. Ook hier gaat het
om het kunnen verzamelen van gegevens zodat wetenschappelijk onderzoek mogelijk wordt
waarmee uiteindelijk de kwaliteit van leven van cliënten wordt verbeterd. Genoemde
Academische Werkplaats geeft aan dat de leden (zoals SiZa, de Twentse Zorgcentra,
’s Heeren Loo, Driestroom, Pluryn) in hun elektronische cliënten dossiers (ECD) veel
gegevens rondom een cliënt vastleggen. Het betreft een combinatie van zorggegevens
en gegevens over onder andere begeleiding, wonen, slapen, eten en drinken, werk en
dagbesteding, bewegen, leren en vrije tijd. Zij willen bezien of het mogelijk is deze
gegevens samen te voegen en te analyseren. Zij verwachten dat hierdoor meer kennis
ontstaat over de gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking.
Het beoogd resultaat is zicht krijgen op de zorg die cliënten in verpleeghuizen en
gehandicapteninstellingen nodig hebben, ontvangen en de effectiviteit daarvan. Hierdoor
ontstaat een set van gegevens in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg waarmee onderzoek
gemakkelijker mogelijk wordt. Medio 2019 wil ik zicht hebben op de concrete uitwerking
en planning hieromtrent.
3.4 Vergroting vakbekwaamheid van zorgverleners
De kwaliteit van de zorg is gebaat bij zorgverleners die de meest actuele kennis gebruiken.
Dit geldt voor zorgverleners die al werken in de langdurige zorg en voor zorgverleners
die nog worden opgeleid.
Wat hebben we al gedaan?
Voor een deel wordt de kennis al beschikbaar gesteld aan zorgverleners. Dat doet Vilans
via kennispleinen en ZonMw via haar website en publicaties. Een specifieke plaats
nemen de Academische Werkplaatsen in die met hun participanten werken aan de verspreiding
van nieuwe zorgvormen.
Een voorbeeld hoe de Academische Werkplaatsen werken, komt van Tranzo, de Academische
Werkplaats «Leven met een verstandelijke beperking» uit Tilburg. Zij hebben medewerkers
die ervoor zorgdragen dat de kennis uit wetenschappelijk onderzoek wordt aangeboden
in een voor zorgverleners werkbare vorm.
– Beroepsstandaarden
Door Verenso, de V&VN en de NVAVG is recent de Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige
Zorg (SKILZ) opgericht. Deze drie beroepsorganisaties hebben zich verenigd om gezamenlijk
te werken aan het ontwikkelen van multidisciplinaire kwaliteitsstandaarden. In deze
standaarden komt de meest actuele kennis samen met de meest recente inzichten vanuit
de beroepsorganisatie om zo de standaard voor goede zorg vast te stellen. Hierdoor
ontstaan waarborgen voor toepassing van de meest actuele kennis. Voorbeelden van standaarden
waarop SKILZ zich in eerste instantie zal richten zijn:
– zelfmanagementondersteuning van cliënten;
– slaapstoornissen;
– voedings- en slikproblemen;
– mondzorg;
– (anticiperende) medische besluitvorming rondom levenseinde en wilsonbekwaamheid.
Daarnaast wil SKILZ zich richten op kennishiaten die de individuele kennisvragen te
boven gaan. SKILZ wil daartoe bestaande kennis gebruiken.
VWS zal het werk van deze organisatie financieel mogelijk maken.
Het beoogd resultaat is dat standaarden voor goede zorg op de voornaamste processen
door de beroepsorganisaties worden uitgewerkt.
De planning is dat in 2019 reeds de eerste standaarden worden opgeleverd.
3.4.1 Zorgverleners die werken in de langdurige zorg
In de langdurige zorg werken artsen, psychologen, gedragsdeskundigen, paramedici (onder
meer fysiotherapeuten en ergotherapeuten), geestelijk verzorgers, verpleegkundigen,
verzorgenden, agogisch begeleiders, helpenden. Wat hen bindt is dat zij allen ondersteuning
en zorg bieden aan zeer kwetsbare cliënten en dat zij dit zo goed mogelijk willen
doen. Daartoe is het van belang dat zij allen leren en verbeteren. Om dit te bereiken
is het voor elk van de beroepsgroepen belangrijk om aan te sluiten bij de manier van
leren die voor hen het beste werkt.
Doen bij Depressie
Een voorbeeld van kennis die beschikbaar is en breder toegepast en verspreid moet
worden komt van de Academische Werkplaats ouderenzorg Nijmegen.
De ouderenpsychologen van de zorgaanbieders die zijn aangesloten bij de Academische
Werkplaats constateerden dat zij gezamenlijk moesten werken aan de verbetering van
de depressiezorg in hun organisaties. Samen hebben zij onderzocht welke beoordelingsinstrumenten
moesten worden gebruikt en welke behandeling van depressie het beste werkt, en hoe
dat te integreren in de dagelijkse praktijk. Dit resulteerde in het zorgprogramma
«doen bij depressie». De Academische Werkplaats ontwikkelde een «implementatiepakket»
(www.doen-bij-depressie.nl) waarmee inmiddels ongeveer 140 psychologen en 870 verzorgenden zijn opgeleid om
deze methode toe te passen. Ook is een implementatietraining ontwikkeld voor professionals
die de implementatie van innovaties gaan coördineren in hun eigen organisatie.
Bepalend voor de mate waarin zorgverleners leren is het «klimaat» waarin zij werken
en de wijze waarop kennis wordt aangeboden. Met het klimaat wordt bedoeld dat leren
binnen de organisatie wordt gestimuleerd. Zorgverleners moeten per cliënt achterhalen
wat nodig is voor een goede kwaliteit van leven, en daartoe over de kennis beschikken
of kunnen opdoen. Gezien de complexiteit van de zorgvraag gaat het veelal om multidisciplinaire
kennis.
Er moet voldoende tijd en ruimte zijn voor de zorgverleners om te leren. Het is van
groot belang dat bestuur en management dit klimaat bevorderen, omdat juist «leren»
in de drukte van alle dag tussen wal en schip kan vallen. Veel zorgverleners leren
in de eerste plaats door zelf ervaring op te doen met nieuwe manieren om zorg te bieden
aan de cliënten. Zij leren op de werkvloer door samen met collega’s en anderen te
werken en opbouwende feedback te krijgen c.q. in teamverband te reflecteren. Ook in
de kwaliteitskaders in de langdurige zorg is dit een voorname doelstelling.
Een voorbeeld van kennis die zorgverleners gezamenlijk hebben ontwikkeld komt van
het kennisplein Zorg voor Beter. Gebruik van technologie in de zorg is van belang
voor kwaliteit, veiligheid, ARBO en andere onderwerpen. Het adequaat toepassen van
beeldschermzorg, online dossiers, wearables en gezondheidsapps is volop in ontwikkeling.
Op het kennisplein staan uit de praktijk afkomstige voorbeelden en beproefde methoden
die antwoord geven op vragen zoals: hoe zet je eHealth in? Waar begin je en hoe krijg
je je collega's mee?
Een ander voorbeeld van leren komt van de Academische Werkplaats Vrije Universiteit.
Zij hebben een spel ontwikkeld om te helpen pestgedrag te herkennen en hanteerbaar
te maken. Het spel wordt gespeeld door ouders van kinderen of volwassenen met een
beperking met leerkrachten en begeleiders. Het spel is gratis te spelen op www.stopnumetpesten.nl
Er zijn diverse voorbeelden in het veld om het leren op de werkvloer vorm te geven.
Er zijn bijvoorbeeld zorgaanbieders die experts in hun eigen organisatie vragen om
hun kennis over te dragen aan collega’s. Er zijn ook zorgaanbieders die eigen leerorganisaties
(een eigen academie) hebben ingericht. Zo zijn er vele vormen mogelijk.
Wat gaan we verder doen?
Er is een aantal goede voorbeelden, maar over het algemeen is de afstand tussen nieuwe
kennis en de toepassing daarvan door zorgverleners groot. Slechts een beperkt deel
van de zorgverleners die werkzaam zijn in de langdurige zorg wordt bereikt. Bovendien
is het beschikbaar stellen van kennis aan zorgverleners nog niet hetzelfde als het
toepassen van deze nieuwe kennis door zorgverleners. Hiervoor is meer nodig. De vele
betrokkenen hebben aangegeven dat juist hier nog een weg te gaan is. Gelukkig hebben
deze partijen zich bereid verklaard dit samen met VWS nader uit te werken. Het in
beeld brengen van wat gedaan kan worden om nieuwe zorgvormen breed in de praktijk
te brengen maakt dan ook onderdeel uit van de actieagenda in paragraaf 4 van deze
brief.
Lerende omgeving voor zorgverleners (implementatie van kennis)
Voor de kwaliteit van leven van cliënten is het van belang dat zorgverleners beschikken
over de meest actuele kennis. Terwijl er diverse goede voorbeelden zijn, is er nog
een weg te gaan om nieuwe kennis zo te ontsluiten dat deze past bij de wijze waarop
zorgverleners leren. Met partijen zal ik dit nader uitwerken. Beoogd resultaat is
dat de uitwerking na de zomer van 2019 gereed is zodat ik op basis daarvan het beleid
verder kan vormgeven.
3.4.2 Zorgverleners in opleiding
Wat hebben we al gedaan?
Nieuwe zorgverleners die gaan werken in de langdurige zorg maken zich tijdens hun
opleiding de meest actuele kennis eigen. Door deze kennis over te dragen aan hun collega’s
die al jaren aan het werk zijn, kunnen ook die zorgverleners leren over nieuwe inzichten.
Van ervaren collega’s kunnen de nieuwe zorgverleners leren wat jaren praktijkervaring
brengt. Hier kan dus een mooie wisselwerking ontstaan tussen onervaren en ervaren
zorgverleners.
Een voorbeeld komt van de Academische Werkplaats ouderenzorg Amsterdam. Hier zijn
MBO-studenten verpleging ingezet om hun collega’s (de vaste medewerkers van zorgaanbieders)
te scholen in het toepassen van goede handhygiëne. Hierdoor nam de naleving van de
richtlijn hierover toe van 35% naar 78%. Zo wordt de kans op verspreiding van infecties
veel kleiner.
Wat gaan we verder doen?
Zorgaanbieders geven aan dat de zorgverleners die van school komen niet altijd beschikken
over de meest actuele kennis, terwijl het wel wenselijk is dat nieuw ontwikkelde kennis
gemakkelijk een weg vindt naar de opleidingen. In het veld wordt soms aangegeven dat
er belemmeringen zijn die verhinderen dat de nieuwe kennis wordt aangeboden aan zorgverleners
in opleiding. Het Ministerie van Onderwijs heeft recent in beeld gebracht dat de wet-
en regelgeving hierbij niet hinderend is, en heeft daartoe de publicatie «Ruimte in
Regels, handvatten voor goed en innovatief onderwijs» uitgebracht (oktober 2018).
Wel was de constatering dat de verbinding tussen het ontstaan van nieuwe kennis en
onderwijs nog beter georganiseerd kan worden. Met partijen zal ik gaan werken aan
versterken van deze verbinding.
Gelukkig zijn er diverse voorbeelden waarbij onderzoek en onderwijs bij elkaar komen.
Een voorbeeld hiervan komt van de Academische Werkplaats «Sterker op eigen benen»
(verbonden aan het Radboud). Uit het onderzoek dat zij gedaan hebben, kwam een methode
naar voren om na te gaan of mensen met een verstandelijke beperking voldoende bewegen
en indien nodig aangezet kunnen worden om meer te bewegen. Zij organiseerden voor
de ROC’s waarmee de deelnemende zorgaanbieders samenwerken een bijeenkomst om de onderzoeksresultaten
over te dragen.
Het beoogd resultaat is dat de misverstanden over de vermeende belemmeringen rond
de toeleiding van nieuwe kennis naar de opleidingen zijn weggenomen, en dat een goede
verbinding tussen de partijen die nieuwe kennis ontwikkelen en de onderwijsorganisaties
tot stand is gekomen. In 2019 werk ik met partijen een plan uit om dit te realiseren.
– Domeinoverstijgende expertise
Hiervoor heb ik aangegeven dat er steeds meer cliënten zijn met een zorgbehoefte waarvoor
kennis nodig is uit meer sectoren. Het gaat bijvoorbeeld om ouderen of mensen met
een verstandelijke beperking die ook kennis nodig hebben uit de GGZ. Er bestaat nog
geen eenduidig beeld van datgene waaruit de zorg voor deze groep mensen moet bestaan,
wat dit bijvoorbeeld vraagt van de samenstelling van een multidisciplinair team en
de kennis op het gebied van medicatie. Een onderdeel van het Trimbos instituut is
het Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie (NKOP)5. Dat doet hiernaar eerste verkenningen. Ook is het wenselijk om een verkenning uit
te voeren voor de gehandicaptenzorg in relatie tot GGZ-expertise. Op basis hiervan
zal ik begin 2019 een bijeenkomst organiseren om de modaliteiten in kaart te brengen
om de domeinoverstijgende expertise verder gestalte te geven. Op basis hiervan wil
ik in het voorjaar het verdere proces in beeld hebben.
Gepland is om de verkenning in 2019 gereed te hebben. Op basis daarvan zal nadere
beleidsvorming plaatsvinden.
3.5 Evaluatie van kennis
Wat gaan we doen?
Kennis kan verouderd raken en worden ingehaald door nieuwe inzichten. Het is wenselijk
om periodiek de bestaande kennis te evalueren op actualiteit en juistheid. Hieruit
kunnen nieuwe kennisvragen voortkomen. Ook kan worden geconstateerd dat kennis dusdanig
is verouderd dat deze niet langer toegepast moet worden. Ik zal het Zorginstituut
vragen om te adviseren over de mogelijkheden om tot systematische evaluatie van kennis
in de langdurige zorg te komen.
Beoogd resultaat is een systematische evaluatie van kennis vorm te geven. Ik vraag
het Zorginstituut Nederland om mij hierover in 2019 te adviseren. Mede op basis daarvan
zal ik in 2020 het evaluatieproces van kennis inrichten.
3.6 Financiering van de kennisinfrastructuur
Wat hebben we al gedaan?
Veel van de kennisontwikkeling voor betere kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven
is nu afhankelijk van (incidentele) subsidies en andere bronnen die niet gekoppeld
zijn aan de daadwerkelijke zorgverlening. De financiering van de Academische Werkplaatsen
in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg en die van SKILZ is reeds structureel vormgegeven
zodat zij met meerjarige planningen aan hun doelstellingen kunnen werken. De middelen
die de zorgaanbieders ontvangen zijn gekoppeld aan de zorgverlening van de cliënten.
Middelen vrij maken voor kennisontwikkeling voelt voor vele zorgaanbieders als het
onttrekken van middelen aan de zorg voor cliënten. Hierdoor is er niet altijd voldoende
eigenaarschap bij de zorgaanbieders voor kennisontwikkeling en het ontwikkelen van
een cultuur op de werkvloer waarbij zoeken naar nieuwe kennis «normaal» is.
Wat gaan we doen?
Wenselijk is dat de zorgverleners en de zorgaanbieders rechtstreeks invloed hebben
op hetgeen aan kennisontwikkeling plaatsvindt. Het ligt voor de hand dat het de kwaliteit
van de kennisontwikkeling ten goede komt, indien zij zelf ook in financiële zin meer
«aan het stuur» zitten. Daarom zal ik de NZa vragen om samen met de beroepsorganisaties,
zorgkantoren, brancheorganisaties en Zorginstituut Nederland te verkennen op welke
wijze het mogelijk is om zorgverleners en zorgaanbieders meer invloed op de kennisontwikkeling
te geven en welke randvoorwaarden daarbij van belang zijn.
Beoogd resultaat is het tot stand brengen van meer eigenaarschap in het veld bij het
doen ontstaan van kennis. Dit verankeren in de bekostiging kan daarbij helpen. Ik
vraag de NZa een verkenning hierover in het najaar van 2019 op te leveren.
4 Sturing en monitoring
De actieagenda om het voorgaande tot stand te brengen ziet er als volgt uit.
4.1 Sturing
In deze brief heb ik een ambitieuze agenda opgesteld die moet leiden tot betere kwaliteit
van zorg in de Wlz doordat de zorgverleners beschikken over de kennis die zij nodig
hebben om goede zorg te kunnen bieden aan hun cliënten. De samenvatting van deze agenda
treft u hierna aan.
wat
2019
2020
2021
Kennisvragen
Kennisvragen inventariseren (Vilans)
meting onder zorgverleners
x
x
x
Onderzoek programmeren
Onderzoeksresultaten in beeld (ZonMw)
effectiviteitsrapportage
x
x
x
Onderzoek uitvoeren
Academische Werkplaatsen
voor- en najaarsoverleg
x
x
x
Expertisecentra onderzoek (KPMG)
verkenning specifieke groepen
mei/juni 2019
Basisregistratie ouderenzorg (Verenso en VU)
planning en uitwerking
x
Basisregistratie gehandicaptenzorg (Radboud)
planning en uitwerking
x
Vergroting vakbekwaamheid zorgverleners
Beroepsstandaarden (Skilz)
standaarden opleveren
x
x
x
Lerende omgeving (diverse partijen)
verkenning
x
nadere beleidsvorming
Relatie met opleiding
wijzen op ruimte
x
verbinden kennis en onderwijs
x
x
x
Evaluatie
Evaluatie van kennis (Zorginstituut Nederland)
advies
eind 2019
nadere beleidsvorming
Bekostiging kennis (NZa)
advies
najaar 2019
nadere beleidsvorming
De sturing op deze onderwerpen heb ik als volgt vormgegeven. Voor een deel gaat deze
agenda om het versterken van hetgeen reeds in gang is gezet, voor een deel gaat het
ook om nieuwe initiatieven. Voor de realisatie hiervan is deelname van een groot aantal
partijen nodig. Voor de sturing op de realisatie maak ik met deze partijen afspraken
die ik schriftelijk zal vastleggen, bijvoorbeeld in een adviesaanvraag. Verder zal
ik sturen met subsidievoorwaarden. Onderdeel van de financiering is bijvoorbeeld dat
alle nieuwe kennis openbaar wordt en opgenomen wordt op de kennispleinen van Vilans,
zodat alle zorgverleners ermee kunnen werken.
4.2 Monitoring
Hierna geef ik aan hoe ik de voortgang en resultaten in beeld breng.
Vragen van zorgverleners inventariseren en beantwoorden
Het beoogd resultaat is dat in 2020 50% van de zorgverleners in de langdurige zorg
weet dat zij hun kennisvragen aan Vilans kunnen stellen, zij daarop antwoord krijgen
en aangeven beter te weten hoe zij kunnen werken aan de kwaliteit van leven van de
bewoner. Ik zal Vilans vragen om hiernaar jaarlijks een meting onder zorgverleners
uit te voeren
Onderzoek programmeren
Ik vraag ZonMw mij jaarlijks te rapporteren omtrent de effectiviteit van de onderzoeksprogramma’s
Gewoon Bijzonder, Memorabel, Palliatieve zorg en LZO (in onderlinge samenhang) en
mij te adviseren over mogelijkheden de effectiviteit te vergroten.
Onderzoek uitvoeren
Ik monitor de resultaten die de Academische Werkplaatsen behalen door zowel in het
voorjaar als in het najaar daarover, samen met ZonMw, te overleggen.
Het onderzoek naar de wenselijkheid van expertisecentra in de langdurige zorg is voor
de zomervakantie gereed. Kort na de zomer van 2019 zal ik de kamer hierover informeren.
Basisregistratie
Het beoogd resultaat is zicht krijgen op de zorg die cliënten in verpleeghuizen en
gehandicapteninstellingen nodig hebben, ontvangen en de effectiviteit daarvan. Hierdoor
ontstaat bovendien een set van gegevens in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg
waarmee onderzoek gemakkelijker mogelijk wordt. Medio 2019 wil ik zicht hebben op
de concrete uitwerking en planning hieromtrent.
Kwaliteitsstandaarden
Het beoogd resultaat is dat de professionele standaard van goede zorg op de voornaamste
processen door de beroepsorganisaties worden uitgewerkt. De planning is dat in 2019
reeds de eerste standaarden worden opgeleverd.
Lerend klimaat voor de zorgverleners die werken in de langdurige zorg
Met partijen werk ik nader uit hoe tot een lerend klimaat gekomen kan worden voor
de zorgverleners die werken in de langdurige zorg. Beoogd resultaat is dat de uitwerking
in 2019 gereed is zodat ik op basis daarvan het beleid verder kan vormgeven.
Zorgverleners in opleiding
In 2019 werk ik een plan uit waarin is aangegeven hoe de verbinding tussen de partijen
die nieuwe kennis ontwikkelen en de onderwijsorganisaties georganiseerd kan worden.
Domeinoverstijgende expertise
Gepland is om de verkenning naar het ontwikkelen van domeinoverstijgende expertise
in 2019 gereed te hebben zodat de nadere beleidsvorming daarna kan plaatsvinden.
Evaluatie van kennis
Beoogd resultaat is een systematisch evaluatieproces van kennis vorm te geven. Ik
vraag het Zorginstituut Nederland om mij hierover in 2019 te adviseren. Mede op basis
daarvan zal ik in 2020 het evaluatieproces van kennis inrichten.
Financiering van de kennisinfrastructuur
Beoogd resultaat is het tot stand brengen van meer eigenaarschap in het veld bij het
doen ontstaan van kennis. Dit verankeren in de bekostiging kan daarbij helpen. Ik
zal de NZa vragen voor eind 2019 mij hierover te adviseren.
5 Tot slot
In deze brief heb ik aangegeven dat voor goede kwaliteit van zorg die leidt tot betere
kwaliteit van leven van cliënten de vakbekwaamheid van de zorgverleners een eerste
vereiste is. Ook heb ik aangegeven dat voor het fundamenteel en duurzaam verbeteren
van de vakbekwaamheid van zorgverleners het verder organiseren en investeren in kennisontwikkeling
en -verspreiding van belang is. Ik heb hiertoe al maatregelen genomen en ik bouw hierop
voort met verdere maatregelen. Ik zal de Tweede Kamer periodiek informeren over de
voortgang.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport