Brief regering : Ontwikkelingen internationaal personenvervoer per spoor
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 813 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2019
Goede internationale verbindingen dragen bij aan het economisch versterken van de
BV Nederland en onze grensregio’s in het bijzonder. Daarnaast is de internationale
trein een duurzaam alternatief vervoersmiddel voor de korte afstandsreis en kan een
belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van het Klimaatakkoord.
Op 21 juni 2018 heb ik uw Kamer1, mede naar aanleiding van een aantal moties en toezeggingen2 geïnformeerd over de internationale spooragenda en de wijze waarop met betrokken
partijen gewerkt wordt om het grensoverschrijdend personenvervoer per spoor te verbeteren.
Ook ben ik ingegaan op de resultaten van het KiM-onderzoek «substitutiemogelijkheden
van luchtvaart naar spoor».
Het is mijn ambitie om voor de bestemmingen die benoemd staan in bovengenoemde internationale
spooragenda, daar waar mogelijk, de reistijd, frequentie en het reiscomfort te verbeteren.
Op die manier wil ik de internationale trein aantrekkelijker maken voor reizigers,
zodat vanaf 2025 twee miljoen reizigers per jaar extra voor de internationale trein
zullen kiezen. Naast de continue inzet om de internationale treinreis naar het Zuiden
te verbeteren, zie ik ook kansen om de verbindingen richting Duitsland een impuls
te geven. Om deze ambitie te realiseren, wordt het komende jaar al een aantal belangrijke
stappen gezet. Belangrijke mijlpalen in 2019 zijn onder andere de komst van de eerste
helft van de Drielandentrein, namelijk het realiseren van de internationale trein
Maastricht–Aken, de ondertekening van de overeenkomst over de Wunderline, de bestuursovereenkomst
inzake Eindhoven–Düsseldorf, de nieuwe Thalys-bestemmingen en de beoogde derde Eurostar
per dag vanaf de zomer van 2019. Over de ontwikkelingen met betrekking tot de Eurostar
heeft uw Kamer voor het kerstreces een separate brief3 ontvangen.
De positieve wind die is gaan waaien voor de internationale treinreis, biedt nu ruimte
om door te pakken op deze verbeteringen. Concrete verbeteringen kunnen alleen worden
bereikt als alle betrokken partijen met een gedeeld doel en gezamenlijke focus samenwerken.
Bestuurlijke complexiteit, verschillende nationale en regionale regels en verschillen
in timing van bijvoorbeeld het vrijmaken van benodigde budgetten maken dat processen
niet altijd zo snel gaan als u en ik zouden willen. Maar bureaucratische en juridische
hindernissen mogen ons er wat mij betreft niet van weerhouden om met volle inzet aan
het verbeteren van internationaal spoorvervoer door te werken. Afgelopen najaar heb
ik meermaals met de bewindslieden van België, Duitsland, Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen
gesproken over onder andere het organiseren van een breder gesprek met België, Vlaanderen,
Duitsland, Nordrhein-Westfalen en mijzelf over grensoverschrijdende verbindingen om
zo mogelijk tot een internationale mobiliteitsagenda te komen. Op deze manier kan
de goede samenwerking met onze Duitse en Belgische collega’s breder getrokken worden.
Bij alle ambities en plannen voor verdere ontwikkeling van internationaal vervoer
per spoor betekent ook dat het spanningsveld op de capaciteit op het spoor en de druk
op gewenste investeringen toeneemt. Er zullen complexe keuzes gemaakt moeten worden
om tot verdere verbeteringen in het internationale treinverkeer te komen. Ik bezie
deze vraagstukken in het kader van de NMCA, het Toekomstbeeld OV en de herziening
van het besluit capaciteitsverdeling. Daarnaast stimuleer ik de samenwerking door
bilateraal en multilateraal overleg te initiëren, geef opdrachten aan partijen als
NS en ProRail om plannen te maken en analyses uit te voeren en blijf ik mij inzetten
om de optimalisatie van het internationaal spoor in te brengen op de Europese agenda.
Het versterken van het internationale reizigersvervoer per spoor kan niet zonder goede
internationale samenwerking. Verbeteringen in Nederland hebben een beperkt effect
als deze niet samengaan met verbeteringen aan de andere zijde van de grens dan wel
Europa breed. Uit gesprekken met mijn buitenlandse collega’s concludeer is dat het
goed zou zijn als er ook een EU brede gecoördineerde aanpak komt op de ontwikkelingen
van de internationale verbindingen per spoor. In de Europese agenda wil ik dit graag
terugzien in de prioriteiten voor CEF4 en Shift2Rail (innovatie) financiering, stimulering van sectorinitiatieven en eventuele
regelgevende acties ten behoeve van integratie reisinformatie, ticketing systemen,
passagiersrechten voor de multimodale reiziger en in het Europese innovatieprogramma.
De verklaring van Graz van 30 oktober 2018 en de conclusies van de Transportraad over
het rapport van de Europese Rekenkamer ten aanzien van hogesnelheidsvervoer duiden
al op meer aandacht voor dit onderwerp. Ik maak me dan ook sterk voor prioritering
van het internationaal personenvervoer per spoor bij de nieuwe Europese Commissie
in 2019 en zal daarvoor de Europese Commissie blijven benaderen, zodat in dat verband
internationaal topoverleg gevoerd kan worden.
In het vervolg van deze brief zal ik ingaan op een aantal specifieke dossiers en ontwikkelingen
sinds de zomer van 2018 wat betreft a) trein als duurzaam alternatief vervoersmiddel
voor de korte afstandsreis en b) het versterken van de regionale economie van grensregio’s
met behulp van grensoverschrijdende verbindingen.
A: Trein als duurzaam alternatief vervoersmiddel voor de internationale korte afstandsreis
In de brief van 21 juni ben ik ingegaan op de uitkomsten van het KiM onderzoek «substitutiemogelijkheden
van Luchtvaart naar Spoor» en heb ik met het oog op de gewijzigde motie van het lid
Paternotte c.s.5 toegelicht hoe ik de overstap van trein naar luchtvaart aantrekkelijker ga maken.
Uit het KiM onderzoek blijkt dat er 5 kansrijke bestemmingen zijn wat betreft substitutie.
Het gaat om de bestemmingen Londen, Parijs, Frankfurt, Düsseldorf en Brussel. Waarbij
geldt dat om deze treinverbindingen aantrekkelijker te maken voor de reiziger het
met name van belang is dat er verbeteringen worden doorgevoerd op het vlak van reistijd/frequentie,
prijs en comfort. Naast bovenstaande bestemmingen die naar voren komen in het KiM
rapport heb ik ook de ambitie om de IC Berlijn, de iconische verbinding tussen Nederland
en Duitsland aantrekkelijker te maken voor de internationale reiziger en zet ik mij
in om de internationale nachttrein terug te brengen op het Nederlandse spoor zodat
de reiziger kan kiezen uit een breed pakket van duurzame reisopties.
Reistijd/frequentie
Ten aanzien van reistijd/frequentie kan ik uw Kamer meedelen dat, naast de eerder
aangekondigde verbeteringen ten aanzien van de bestemmingen Parijs en London, zowel
voor de verbinding Eindhoven–Düsseldorf en de IC Berlijn er goede stappen gezet zijn.
Tevens heb ik conform mijn eerdere toezeggingen bekeken welke verbeteropties er zijn
ten aanzien van de IC Brussel en de nachttrein.
De intercity Berlijn
Met de huidige reistijd is de intercity Berlijn niet voor alle reizigers een voldoende
aantrekkelijk duurzaam alternatief voor de korte afstandsreis. Daarom heb ik met mijn
Duitse ambtsgenoot dhr. Ferlemann, en in goede samenwerking met NS, ProRail en Duitse
partners, een quick-scan laten uitvoeren naar versnellingsopties van de Berlijntrein
voor de korte en langere termijn. Het rapport hiervan heb ik bijgevoegd bij deze brief6.
Op basis van de uitkomsten van de quick-scan is mijn ambitie om een versnelling van
circa een uur te realiseren. Daarom wil ik, samen met NS, ProRail en Duitse partijen,
stapsgewijs de reistijd van de Berlijntrein versnellen. Zowel door een eerste versnelling
van 15 minuten in 2021 te realiseren, als een on-top trein laten rijden met een versnelling
van 40–60 minuten in 2025. Met dhr. Ferlemann heb ik de conclusies van deze quick-scan
besproken en afspraken gemaakt over de vervolgstappen. Daarbij zie ik voor mijzelf
en de Duitse overheid een rol als aanjager voor het versnellen van de verbinding van
Berlijn.
Ik ga NS als verantwoordelijk vervoerder voor deze verbinding binnen de bestaande
vervoersconcessie vragen de uitkomsten van deze quick-scan, met name de korte en middellange
termijn route opties, mee te nemen in het onderzoek dat zij samen met Deutsche Bahn
uit gaat voeren. In dit onderzoek kijken zij in eerste instantie naar het inzetten
van nieuw materieel, een multicourante locomotief en het overslaan van één of enkele
stations in Duitsland. Hierdoor zou volgens de uitkomsten van de quick-scan een eerste
versnelling van een kwartier vanaf 2021 mogelijk zijn die tot 2025 nog iets kan oplopen.
De quick-scan laat zien dat de reistijdwinst in 2025–2030 vervolgens uitgebreid kan
worden tot 45 minuten. Voor verdere versnelling op de middellange termijn (na 2025)
ga ik daarom aan ProRail vragen om samen met de Duitse partners de route-opties verder
te onderzoeken waaronder een snellere route over Emmerich. Zij zullen voor de meest
aannemelijke variant de haalbaarheid, kosten en baten nader uitwerken.
Het één tot drie keer per dag rijden van een versnelde trein die extra bovenop de
bestaande verbinding komt zou een optie kunnen zijn vanaf 2025. Deze trein zal doorrijden
op veel tussengelegen stations en kan hiermee 40–60 minuten sneller rijden dan het
huidige product. Er zijn daarbij verschillende route-opties, zoals via de huidige
route, via Zwolle, of via Arnhem.
Verdere versnelling van de Berlijntrein gaat gepaard met afwegingen tussen nationaal-
en internationaal personenvervoer, goederenvervoer en daarnaast nog flinke investeringen.
Zeker voor significante versnelling lopen de geraamde investeringskosten op van 500
miljoen tot 7 miljard euro. Ik blijf ambitieus, maar ben ook realistisch. Daarom wil
ik de diverse routeopties in samenhang met verbeterkansen voor het nationaal netwerk
laten onderzoeken door NS en ProRail. De regio’s zal ik hierin uiteraard goed betrekken.
De investeringen in internationaal vervoer zullen daarmee ook bijdragen aan verbeteringen
voor het nationaal vervoer.
Eindhoven–Düsseldorf
Op 16 november heb ik uw Kamer het concept Programma van Eisen aangeboden7 dat als uitgangspunt dient voor het vervolgproces van de directe treindienst tussen
Eindhoven–Düsseldorf vanaf 2025. U heeft naar aanleiding hiervan een schriftelijk
overleg aangevraagd. De beantwoording hiervan heeft u inmiddels ontvangen. Bij een
positief oordeel op basis van dit overleg zal ik samen met de Provincie Brabant en
Verkehrsverbund Rhein Ruhr (VRR) overeenkomsten ondertekenen die dienen als startfase
van het proces voor de openbare aanbesteding. Na de ondertekening van de overeenkomsten
kan VRR beginnen met de voorbereiding van het aanbestedingsproces in nauwe samenwerking
met IenW.
Intercity Brussel
Ik heb naar aanleiding van mijn toezegging in het AO Spoor van 6 juni j.l. (Kamerstuk
29 984, nr. 784)aan NS gevraagd te onderzoeken of een vroegere trein naar Brussel tot de mogelijkheden
behoort. NS heeft mij geïnformeerd dat dit operationeel niet haalbaar is. Een vroegere
trein vanuit Amsterdam of Breda moet vanwege betrouwbaarheid altijd vanaf het rangeerterrein
Watergraafsmeer vertrekken. Dit betekent een extreem vroeg vertrek waarbij de HSL
(vanwege reguliere onderhoudstijden) nog niet open is. Bovendien is een extra vroege
trein onrendabel: de kosten zouden ongeveer € 2,5 mln. per jaar bedragen. Hiervoor
is geen geld beschikbaar.
Mijn ambitie is om op langere termijn de reistijd van de IC Brussel verder te versnellen
om deze voor de reiziger nog aantrekkelijker te maken. Tevens heb ik u in de brief
21 juni jl. geïnformeerd over het voornemen van NS om ook voor de IC Brussel ICNG
treinstellen te bestellen die ook in België ingezet kunnen worden (zogenaamde ICNG-B).
Hiermee zorgt NS voor tijdige vervanging van het huidige materieel en verbetert de
kwaliteit van de IC Brussel voor de reiziger.
Overigens heb ik uw Kamer op 23 januari jl. nader geïnformeerd over de recente toename
van het aantal NS-treinen op de HSL-Zuid – waar ook de IC Brussel overheen rijdt –
dat ongepland tot stilstand komt vanwege een softwarefout8. Met een nieuwe software-update hebben NS en softwareleverancier Bombardier geprobeerd
het probleem op te lossen. NS heeft mij echter bericht dat de nieuwe software-update
niet het gewenste effect heeft gehad. Hoewel ik het waardeer dat NS probeert de mensen
die ongemak ondervinden tegemoet te komen, is het een tegenslag voor de reiziger,
die mag rekenen op een oplossing. Ik heb er bij NS op aangedrongen om samen met Bombardier
zo snel mogelijk met een oplossing te komen en in de tussentijd de hinder als gevolg
van de softwarefout voor de reiziger zo veel mogelijk te beperken.
Nachttrein
Naast de huidige en geplande grensoverschrijdende verbindingen heb ik de afgelopen
maanden ook geïnventariseerd of er reële kansen liggen voor een herintroductie van
de internationale nachttrein in Nederland. Om hier een beter beeld van te krijgen,
heb ik gesproken met verschillende vervoerders. Ik heb gesproken met de Oostenrijkse
vervoerder ÖBB. Deze partij verzorgt een belangrijk deel van het nachtnet in Duitsland,
Oostenrijk en Italië. ÖBB heeft aangegeven haar nachtnet graag te willen uitbreiden,
maar ziet voor uitbreiding naar een relatief verre bestemming in Nederland wel een
aantal uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld personeel, materieel en financiën.
NS is al geruime tijd met ÖBB in contact om dit verder te verkennen.
Ook nieuwe toetreders hebben via hun internationale koepelorganisatie AllRail aangegeven
interesse te hebben voor het uitvoeren van een nachttrein naar Nederland. Ook voor
hen geldt dat er een aantal uitdagingen zijn op het gebied van materieel en financiën
om een dergelijke treindienst te realiseren.
In de komende periode blijf ik in gesprek met verschillende vervoerders en onderzoek
ik welke rol ik kan spelen bij een mogelijke herintroductie, zoals ook gevraagd in
de motie Kröger9. De geplande verbetering van de verbinding tussen Eindhoven en Düsseldorf kan mogelijk
ook bijdragen om de herintroductie van de nachttrein naar het Nederlandse spoornet
een impuls te geven.
Prijs en comfort:
Om de internationale trein daadwerkelijk een alternatief te kunnen laten zijn, zijn
naast snelheid en frequentie de factoren comfort en prijs minstens zo belangrijk.
Door in te zetten op het beter integreren van trein- en vliegreizen kan de stijgende
vraag naar internationaal reizen op een duurzamere manier gefaciliteerd worden. Met
de sectorpartijen hebben de Minister en ik afgesproken dat we ons gaan inzetten op
het bieden van duurzame alternatieve opties voor internationale reizigers op de korte
en middellange afstand en het verbeteren van de combinatie trein-vliegen op verschillende
verbindingen. Waar mogelijk haken andere partijen in de loop van dit proces aan. Door
middel van een gezamenlijk plan van aanpak wordt per kansrijke bestemming stapsgewijs
inzichtelijk gemaakt waar op de korte en de middellange termijn de kansen liggen om
de internationale treinreis aantrekkelijker te maken als aanvulling op of als alternatief
voor de vliegreis. Gelet op de samenhang met een aantal gerelateerde lopende projecten
en onderzoeken staat oplevering van dit plan gepland rond de zomer van 2019.
B: Het versterken van de regionale economie van grensregio’s met behulp van regionale
grensoverschrijdende verbindingen
Om de regionale economie van de grensregio’s te versterken zijn goede grensoverschrijdende
verbindingen van groot belang. In de internationale spooragenda die ik uw Kamer voor
de zomer 2018 heb toegezonden staan de kort grensoverschrijdende verbindingen benoemd.
Ik concludeer uit gesprekken met de regionale overheden dat voor het verder stimuleren
van grensoverschrijdende connectiviteit de grootste uitdaging niet zozeer aan de infrastructurele
kant ligt, maar juist bij het verbeteren en integreren van zaken als ticketing en
het mogelijk uitbreiden van busverbindingen zodat de reiziger in de grensregio’s soepel
over de grens kunnen reizen met het OV. De laatste ontwikkelingen op het gebied van
de kort grensoverschrijdende verbindingen licht ik hieronder toe.
Wunderline: Groningen–Bremen
Het project Wunderline is, net als de inspanningen op de intercity Berlijn, een mooi
voorbeeld van constructieve samenwerking over de grenzen heen. Er wordt met Nederlandse
en Duitse partners samengewerkt aan een snellere en comfortabelere spoorverbinding
tussen Groningen en Bremen. De barrièrewerking van de grens wordt verminderd en de
nationale spoornetwerken worden hierdoor beter met elkaar verknoopt. We werken toe
naar besluitvorming in februari 2019 over een reistijdwinst van ongeveer een half
uur. Dit is een belangrijke mijlpaal waarna de voorbereiding van de realisatie kan
starten.
De ambitie van het project is om een impuls te geven aan de economische ontwikkeling
en de toekomstbestendigheid van het hele gebied. De verwachting is dat bedrijven,
onderwijs- en zorginstellingen elkaar letterlijk sneller kunnen vinden. Ook voor toerisme,
kunst en cultuur kan de Wunderline een belangrijke stimulans zijn en bijdragen aan
nieuwe ontmoetingen. Vanuit het Rijksinfrafonds heb ik eerder al 17 miljoen euro voorlopig
gereserveerd als Rijksbijdrage aan de realisatie van dit project. Groningen heeft
85 miljoen euro beschikbaar voor het gehele project. Op de slotconferentie van 7 februari
zal de overeenkomst tussen Groningen en regionale Duitse partners ondertekend worden.
In deze overeenkomst worden onderlinge afspraken over garanties van financiering,
planning en bewaking van het project benoemd om de kwaliteitsverbetering van de spoorverbinding
Groningen–Bremen in enkele bouwstappen te realiseren.
De provincie Groningen heeft mij 8 januari jl. verzocht de voorlopige reservering
uit 2014 om te zetten in een bijdrage aan de realisatie. Ik sta hier positief tegenover,
waarbij voor mij het uitgangspunt is dat de verbeteringen aan beide zijden van de
grens ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Ik ben voornemens de voorlopige reservering
op 7 februari, tijdens de slotconferentie, om te zetten in een definitieve reservering.
De provincie Groningen kan dan opdracht geven aan ProRail en DB Netz om te beginnen
met de voorbereiding van de realisatie. Het Rijk zal actief betrokken blijven bij
de vervolgstappen van het project. Het Rijk neemt zitting in de stuurgroep realisatie,
waarin jaarlijks de voortgang en de ontwikkelingen van de wederzijdse toezeggingen
worden bewaakt.
Drielandentrein
Om de verbinding tussen Aken–Heerlen–Maastricht–Luik te verbeteren, wordt door de
vervoerders NS, NMBS, Arriva, de Provincie Limburg, de Duitse vervoersautoriteit NVR,
de betrokken Duitse en Belgische overheden en mijn ministerie gewerkt aan een doorgaande
verbinding tussen de drie landen. Met de komst van deze internationale trein ontstaat
een duurzaam, comfortabel product met een groot verzorgingsgebied, waarmee een grote
verbetering wordt gerealiseerd ten opzichte van de huidige situatie.
Ik ben verheugd om te kunnen melden dat het eerste deel van deze nieuwe en verbeterde
spoorverbinding gerealiseerd is en de nieuwe internationale trein tussen Aken, Heerlen
en Maastricht sinds het einde van deze maand rijdt. Met de inzet van elektrisch materieel
en de realisatie van een doorgaande verbinding wordt zowel voor reizigers als milieu
een substantiële verbetering gerealiseerd.
In de eerdergenoemde brief van 21 juni heb ik u gemeld dat betrokken partijen ernaar
streven om het tweede deel van de Drielandentrein, de doorgaande verbinding Maastricht–Luik,
in 2019 te laten starten. Echter, ondanks alle inspanningen van alle betrokken partijen
constateren wij gezamenlijk dat de realisatie van deze volgende stap langer zal duren
omdat voor beveiliging en toelating op het Belgische net een andere oplossing moet
worden gevonden dan voorzien. Daarnaast hebben de vervoerders nog geen afspraken gemaakt
over de exploitatie en moet de perronhoogte van station Visé nog worden aangepast
zodat reizigers in en uit kunnen stappen. Tot slot zal door de vervoerder de procedure
van de capaciteitsaanvraag op het spoor nog doorlopen moeten worden voordat de trein
door kan rijden naar Luik. Helderheid op deze aspecten is voor betrokken partijen
nodig om zicht te hebben op wanneer de verbinding wel gerealiseerd kan zijn.
Omdat ik het wenselijk vind om de verbinding zo spoedig mogelijk tot stand te brengen,
zal ik op korte termijn een Bestuurlijk Overleg voeren. Ter voorbereiding daarop heb
ik de vervoerders en de Provincie Limburg gevraagd opties te schetsen om bovenstaande
vraagstukken te adresseren. Mede op basis van die informatie, brengen we gezamenlijk
in kaart wat een realistische planning is van alle noodzakelijke acties om de doorgaande
verbinding naar Luik te realiseren.
Amsterdam–Eindhoven–Heerlen–Aachen
De studie naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een IC-verbinding van de Randstad
(regio Amsterdam) via Eindhoven en Heerlen naar Aken en de daarvoor benodigde infrastructuur
in Nederland en Duitsland en de exploitatie is nog gaande. Over de voorlopige uitkomst
van de studie en de mogelijke inzet van NS voor de exploitatie van een dergelijke
IC-verbinding vindt momenteel overleg plaats. Inzet is om uw Kamer voor het AO MIRT
van 13 juni 2019 over de uitkomst van die studie te informeren.
Weert–Hamont
Afgelopen maanden heb ik verschillende onderzoeken uitgezet om een beter beeld te
vormen van de te zetten stappen om de lijn Weert–Hamont te reactiveren voor personenvervoer.
Op dit moment zijn bijna alle gegevens voor een maatschappelijke kosten-baten afweging
in kaart gebracht en legt ProRail de laatste hand aan de kostenraming. Daarnaast heb
ik contact met de Belgische overheid om te bezien of NMBS de lijn zou willen uitvoeren.
Exploitatie door NMBS lijkt de meest voor de hand liggende optie omdat zij mogelijk
de trein vanuit Antwerpen door kan rijden naar Weert in plaats van halteren en keren
in Hamont. Dit is gunstig voor de reiziger die dan niet hoeft over te stappen op Hamont.
Exploitatie van dit traject door andere vervoerders ligt minder voor de hand, omdat
deze partijen vanwege de grenswissel flinke investeringen nodig hebben in materieel
om de relatief korte lijn te exploiteren. Ik zal uw Kamer later dit voorjaar informeren
over de uitkomsten en de vervolgstappen.
Grensoverschrijdende ticketing
Tijdens de spoortop van 2016 is een verklaring ondertekend door België, Duitsland,
Luxemburg en Nederland. De vier landen hebben afgesproken om een vierlandenplatform
op te richten dat nauwer gaat kijken naar de zogenaamde «cross border passenger railway
services». Het doel is om bij te dragen aan naadloos aansluitend grensoverschrijdend
spoorvervoer. Het platform werkt aan een eindrapport waarin aandacht wordt besteed
aan onder andere ticketing, reizigersinformatie en tarifering in relatie tot grensoverschrijdend
vervoer. Dit rapport wordt het eerste kwartaal van 2019 verwacht.
Mobility as a service
Een belangrijke ontwikkeling op het gebied van mobiliteit, en in het bijzonder voor
internationale reizigers in de grensregio’s, is Mobility as a Service (MaaS). Op dit
moment worden standaarden ontwikkeld om data-uitwisseling tussen deelfietsen, deelauto’s
en betalingen te realiseren. Er loopt contact met België, Duitsland, Luxemburg, de
MaaS-alliantie, de Europese Commissie en de Benelux-roundtable over de acceptatie
van deze standaarden op Europees niveau. Met name voor de grensoverschrijdende pilot
in Limburg is dit van belang.
Ook onderzoek ik of en hoe het betaalsysteem voor niet alleen OV, maar alle vervoersmodaliteiten
op een andere manier kan worden geregeld. Hiervoor wordt de technologie gebruikt die
sinds 2010 door de non-profit-stichting AcceptInstitute (voorheen Open Ticketing Institute)
is opgericht. Deze stichting heeft destijds (oktober 2013) open ticketing voor OV
ontwikkeld en dit inmiddels in 18 landen gerealiseerd om ketenreizen mogelijk te maken.
AcceptInstitute kijkt nu samen met IenW en regio’s hoe dit eenvoudig kan worden toegepast
voor MaaS, bijvoorbeeld door te kijken hoe er in OV zonder kaartlezers met beeldscherm,
toch met de smartphone kan worden ingecheckt en betaald. Begin 2019 worden hiervan
de uitkomsten verwacht. Over het MaaS-project hebben de Minister en ik u op 21 december
jl. uitgebreid geïnformeerd10.
Grensoverschrijdende busverbindingen
Zoals ook benoemd in mijn vorige brief op dit onderwerp, kan niet alleen de trein
maar ook de bus een belangrijke rol spelen in het (kort) grensoverschrijdend vervoer,
zowel als aanvulling op de trein. Het succes van partijen als Flixbus laat dit ook
zien. Bussen zijn flexibeler in inzet en routering, vragen veel minder investeringen
en zijn daarom al snel een interessante vervoersoptie ook bij kleinere vervoersstromen.
Tevens worden er ook pilots uitgevoerd met elektrische bussen die internationaal ingezet
kunnen worden, waardoor ook de bus een duurzaam aanvullend alternatief kan zijn voor
de internationale reis.
Om meer inzicht te krijgen onder welke omstandigheden en afstanden de bus een goed
potentieel biedt al dan niet in aanvulling op de trein, heb ik het KIM gevraagd deze
potentie, omstandigheden en een aantal mogelijke verbindingen te onderzoeken. Ik verwacht
de uitkomsten in het voorjaar van 2019.
Tenslotte
Binnenkort verwacht ik uw Kamer verder te informeren over het Toekomstbeeld OV. De
ambities voor de lange termijn ten aanzien van internationaal treinverkeer zullen
hier een goede plek in moeten krijgen. Hierover vindt de komende maanden gesprekken
plaats met de regio’s, ProRail en vervoerders.
Ik zal mijn inzet op dit dossier onvermoeid en proactief doorzetten, maar ik hecht
eraan om te benadrukken dat zowel voor de korte als lange termijn samenwerking met
andere en buitenlandse overheden, vervoerders en railbeheerders cruciaal is om het
(internationale) treinproduct te verbeteren. Vandaar dat ik voor deze en andere dossiers
blijf inzetten op het gezamenlijk aanpakken van de uitdaging om voortgang te boeken.
Tevens neem ik de internationale treinreis op in de beleidsprioriteitenbrieven aan
NS en ProRail en zal ik uw Kamer na de zomer een jaarlijkse update sturen over de
voortgang van de verschillende internationale spoordossiers.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat