Brief regering : Eerste voortgangsrapportage programma 'Geweld hoort nergens thuis: programma aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2018-2021'
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
34 907 Initiatiefnota van de leden Van den Hul, Dijksma en Kuiken: «Geweld achter de voordeur:
de schaamte voorbij»
Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2018
In navolging op het programma «Geweld hoort nergens thuis»
Programma aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2018–2021, Kamerstukken
28 345, 31
015 en
34 907, nr. 185
), ontvangt u hierbij de eerste voortgangsrapportage van dit programma1.
De eerste voortgangrapportage laat zien dat de uitvoering van het programma voortvarend
is opgepakt en dat de randvoorwaarden om tot een succesvolle aanpak te komen zijn
neergezet. Het betreft onder meer het vormen van regio’s en het financieren en aanstellen
van regionaal projectleiders, zodat de regio’s aan de slag kunnen met een eigen aanpak
voor de uitvoering van de programmalijnen en het opzetten van leerkringen. Om te zorgen
dat we huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld krijgen, zijn
het afgelopen jaar de afwegingskaders voor de verbeterde meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling gemaakt en is de nieuwe werkwijze van Veilig Thuis ontwikkeld.
Er worden niet twee maar drie pilots ondersteund in de doorontwikkeling naar een centrum
voor huiselijk geweld en kindermishandeling onder één dak en de bestrijding van huiselijk
geweld en kindermishandeling is een van de onderwerpen van de veiligheidsagenda voor
de periode 2019–2022 (Kamerstukken 28 684 en 29 628, nr. 540).
Met deze brief informeren wij u achtereenvolgens over de veiligheidsagenda, bespreekbaar maken, signaleren, veilig thuis, centra Seksueel geweld, vrouwenopvang,
traumascreening, schadelijke traditionele praktijken, ouderenmishandeling en monitoring.
Inleiding
Geweld hoort nergens thuis, maar toch zijn huiselijk geweld en kindermishandeling
de meest voorkomende gevallen van geweld die in Nederland plaatsvinden. In omvang
en impact vormen zij samen één van de grootste geweldsvraagstukken van de samenleving.
Dit werd nog eens onderstreept door de tussenresultaten van het onderzoek van het
Verweij Jonker Instituut naar de effectiviteit van de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling, dat op 19 november van dit jaar werd gepubliceerd. Bij 92%
van de gezinnen uit het onderzoek die zijn gemeld bij Veilig Thuis was sprake van
partnergeweld en/of direct geweld tegen kinderen. Binnen het gezin vinden gemiddeld
71 geweldsincidenten per jaar plaats voordat er een melding wordt gedaan bij Veilig
Thuis. 44% van de betrokken ouders heeft in de eigen jeugd huiselijk geweld meegemaakt.
15% van de ouders heeft een klinisch trauma en 29% van de kinderen heeft een klinisch
trauma opgelopen. De tussenresultaten bevestigen dat de gevolgen van huiselijk geweld
en kindermishandeling zeer ernstig zijn. Het heeft grote en vaak levenslange gevolgen.
Slachtoffers ondervinden vaak medische, sociale en psychische gevolgen. Daarnaast
is de impact op de samenleving enorm in termen van verminderde schoolprestaties, schooluitval,
zorgkosten en arbeidsverzuim. De maatschappelijke kosten worden geschat op vele miljarden
euro’s per jaar.2 Onderzoeksbureau Cebeon heeft gepoogd op casusniveau de maatschappelijke kosten van
een geweldsincident in beeld te brengen. Het lid Van den Hul heeft in het AO aanpak
kindermishandeling en huiselijk geweld van 21 juni jl. (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 201) gevraagd naar berekeningen op casusniveau. Het cijferbeeld moet worden beschouwd
als een indicatieve vingeroefening van mogelijk zichtbare maatschappelijke kosten
die min of meer direct samenhangen met de beschreven (fictieve) gebeurtenis van huiselijk
geweld. In de bijlage treft u deze berekeningen aan3. De eerste casus betreft geweld tussen twee volwassenen, waarbij er één uit huis
vlucht. De directe kosten zijn becijferd op bijna € 40.000,–. De tweede casus betreft
een voorbeeld van geweld tussen ouders met jonge kinderen als getuige. De directe
maatschappelijke kosten hiervan zijn becijferd op een totaalbedrag van ruim € 60.000,–.
De derde casus betreft een voorbeeld van financieel misbruik en geweld van een inwonende
verslaafde zoon tegen zijn oude moeder. De directe maatschappelijke kosten van deze
casus zijn becijferd op een totaalbedrag van ongeveer € 78.000,–. De berekeningen
geven geen inzicht in bredere maatschappelijke kosten van huiselijk geweld. De kosten
van de lange termijn effecten zijn niet meegenomen. Evenmin zijn in de berekening
private kosten meegenomen voor betrokken gezinsleden, zoals verhuiskosten en derving
van inkomsten.
Veiligheidsagenda
De urgentie van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling komt ook tot
uitdrukking in de Veiligheidsagenda voor de periode 2019–2022 (Kamerstukken 28 684 en 29 628, nr. 540). De Veiligheidsagenda beschrijft de prioriteiten van de politie en bevat de landelijke
beleidsdoelstellingen van de politie. Deze worden ten minste eenmaal in de vier jaar
vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid in samenspraak met het College
van procureurs-generaal en de regioburgemeesters. Naast de onderwerpen waarvoor concrete
beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd, wordt een aantal onderwerpen benoemd die
belangrijk worden gevonden, waarover in een ander kader al afspraken zijn gemaakt
en waar de politie een partner is in de aanpak. De bestrijding van huiselijk geweld
en kindermishandeling is een van deze laatstgenoemde onderwerpen. De regio’s, lokale
driehoeken geven hier zelf nader invulling aan.
Bespreekbaar maken
Het is belangrijk om huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar te maken.
Voor omstanders moet het makkelijker zijn om hun zorgen te delen en in actie te komen.
Het moet ook makkelijker en veiliger worden om naar buiten te treden over situaties
waarin geweld onmacht of angst het dagelijks leven domineren. Er is moed voor nodig
om dat te vertellen en het is sterk wanneer iemand zich laat helpen. Deze boodschap
blijven wij uitdragen.
In mei van dit jaar zijn 140 kinderen bij elkaar gekomen in de Efteling om daar over
diverse maatschappelijke vragen te praten. Zij vormen de Nationale Raad van Kinderen.
De Nationale Raad van Kinderen is een initiatief van de Missing Chapter Foundation.
Eén van de vragen luidde: Hoe zorgen we ervoor dat ieder kind weet wat «normaal» is
als het gaat om een veilige thuissituatie? In de week tegen kindermishandeling heeft
een dialoogsessie plaatsgevonden tussen 30 leden van de Nationale Raad van Kinderen
en de Minister van VWS waarin de kinderen hun inzichten en adviezen hebben gedeeld
met de Minister. Het inzicht dat de kinderen deelden dat sommige ouders die kinderen
mishandelen ergens wel weten dat het niet goed is wat ze doen maar niet weten hoe
het anders kan, heeft ons in het bijzonder geraakt. De kinderen adviseerden daarom
ook een ouderhulplijn. Deze en de andere adviezen die de kinderen hebben gedeeld nemen
we mee in het ontwikkelen van het project «Ieder kind geïnformeerd».
In het voorjaar van 2019 wordt de landelijke publiekscampagne gelanceerd die gericht
is op het in actie laten komen van omstanders bij vermoedens van huiselijk geweld
en kindermishandeling.
Signaleren
Er worden nog steeds te veel gevallen van kindermishandeling en huiselijk geweld gemist,
ook door professionals. Het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling
is een belangrijk onderdeel van onze aanpak. Dat hier nog stappen in zijn te zetten,
blijkt uit recente berichtgeving over signalering en screeningsinstrumenten voor artsen
bij vermoedens van kindermishandeling4. We ondersteunen daarom professionals in hun voorbereidingen om vanaf 1 januari 2019
met de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te werken. Het Ministerie
van VWS heeft verschillende voorlichtingsmaterialen en instrumenten ontwikkeld om
professionals te informeren over- en te ondersteunen bij het gebruik van de verbeterde
meldcode. Volgend jaar worden in elke regio een aantal bijeenkomsten aangeboden, waarin
professionals instrumenten krijgen aangereikt die hen helpen bij het toepassen van
de meldcode (meldcodetour). De bijeenkomsten komen tot stand in samenwerking met de
regio’s zodat het aanbod aansluit bij de lokale behoefte. Daarnaast zijn we met beroepsgroepen
in gesprek over de ontwikkeling van veldnormen over de signalering en randvoorwaarden
voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling binnen organisaties. Daarnaast
ga ik met artsen in gesprek over hoe we de signalering verder kunnen versterken en
verbeteren.
Stand van zaken Veilig Thuis
De 26 Veilig Thuis-organisaties zijn in het kader van het Meerjarenprogramma Veilig
Thuis aan de slag met de implementatie van de nieuwe werkwijze en de inrichting van
de radarfunctie die per 1 januari 2019 in werking treden. Daarnaast bereiden zij zich
voor op de invoering van de verbeterde meldcode. Vanaf 1 januari werken de 26 Veilig
Thuis-organisaties uniform op basis van het nieuwe Handelingsprotocol Veilig Thuis. De nieuwe
werkwijze van Veilig Thuis is ingericht conform de visie op ketenzorg bij huiselijk
geweld en kindermishandeling, één van de uitgangspunten van het programma Geweld hoort
nergens thuis is. Volgens deze visie wordt eerst samengewerkt voor veiligheid, en
vervolgens om de oorzaken die ten grondslag liggen aan de onveiligheid aan te pakken
middels risicogestuurde en herstelgerichte zorg5. Veiligheid vormt tijdens de bemoeienis van Veilig Thuis de rode draad. Indien blijkt
dat de veiligheid in het geding is dan stelt Veilig Thuis veiligheidsvoorwaarden op
die tot duurzaam herstel van de veiligheid moeten leiden. Veilig Thuis monitort vervolgens
of duurzaam aan de veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De duur en intensiteit waarin
Veilig Thuis de monitorfunctie inricht is afhankelijk van de ernst van de casus.
Een nieuw onderdeel in de werkwijze van Veilig Thuis is de radarfunctie. De radarfunctie
heeft onder andere tot doel om signalen van de verschillende Veilig Thuis-organisaties
met elkaar te verbinden en hiermee alle signalen van onveiligheid in beeld te brengen.
Ook wordt met de verbeterde meldcode beoogd meer slachtoffers op de radar bij Veilig
Thuis te krijgen. Momenteel wordt een Veilig Thuis-register ingericht door het Landelijk
Netwerk Veilig Thuis die de VT-organisaties in staat stelt om met elkaar in contact
te treden wanneer zij betrokkenheid hebben bij eenzelfde persoon. De Minister van
VWS heeft aan uw Kamer toegezegd om te kijken of de uitwerking van de radarfunctie
en de privacy protocollen van Veilig Thuis overeenkomen met de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (hierna: AVG). De uitwerking van de radarfunctie wordt uitgevoerd
conform de eisen van de AVG. Met betrekking tot de privacy protocollen het volgende.
VT-organisaties hebben ieder een eigen privacy protocol. Een aantal zaken rondom privacy
zijn wettelijk vastgelegd, zoals de bewaartermijnen en de inzage in dossiers door
betrokkenen. De VT-hebben zich op de AVG voorbereid. Het is de verantwoordelijkheid
van de individuele VT-organisaties om de privacy protocollen in lijn met de AVG te
brengen. Eventuele signalen over het niet zorgvuldig omgaan met privacy door een VT-organisatie
betrekt de inspectie bij haar toezicht. We verwachten daarnaast ook dat gemeenten,
als opdrachtgevers van de VT-organisaties, dit volgen.
Vanaf 1 januari 2019 werken professionals met de verbeterde meldcode. Het werken met
de afwegingskaders door professionals en de nieuwe werkwijze van Veilig Thuis versterkt
de samenwerking tussen professionals en Veilig Thuis medewerkers. Er is in een eerder
stadium contact, er wordt een eenduidige definiëring van veiligheid gehanteerd en
Veilig Thuis medewerkers overleggen met professionals over mogelijkheden voor het
inzetten van hulp. In het AO Ouderenmishandeling van 4 oktober jl. (Kamerstuk 28 345, nr. 204) heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer te berichten of VT-organisaties klaar
zijn voor de verbeterde meldcode. Het is van belang om te benadrukken dat Veilig Thuis
intensief betrokken is geweest bij de totstandkoming van de verschillende afwegingskaders.
Ook de beroepsgroepen hebben input geleverd voor de nieuwe werkwijze van Veilig Thuis.
In 2018 zijn vooruitlopend op de nieuwe werkwijze Veilig Thuis en de invoering van
de verbeterde meldcode in een aantal regio’s leertafels georganiseerd waarin VT-organisaties en beroepsgroepen met elkaar hebben kunnen oefenen. Ook in 2019 vraagt de
verbeterde meldcode en nieuwe werkwijze van Veilig Thuis om een stevige inzet op de
samenwerking tussen professionals en Veilig Thuis. We willen de praktijk goed blijven
volgen. Om dit te kunnen doen worden onder meer de leertafels in 2019 gecontinueerd.
Ook zorgen we voor een platform waar mogelijke knelpunten in de praktijk tussen professionals
en Veilig Thuis besproken en opgelost kunnen worden. Hierbij worden ook de inspecties
betrokken.
De nieuwe werkwijze van Veilig Thuis heeft ook gevolgen voor de lokale infrastructuur
en de werkwijze van bijvoorbeeld de wijkteams. Het is voor de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling van belang dat er een goede aansluiting is tussen Veilig
Thuis en de lokale infrastructuur. Zoals beschreven in de bijgevoegde voortgangsrapportage6 wordt vanuit het programma gewerkt aan het versterken van de samenwerking tussen
Veilig Thuis en de wijkteams.
Het implementeren en werken met de nieuwe werkwijze vraagt de komende periode inzet
van de VT-organisaties. Ook het scholen van de medewerkers van Veilig Thuis in de
nieuwe werkwijze loopt door in 2019. Het Meerjarenprogramma Veilig Thuis ondersteunt
de lokale VT-organisaties bij de implementatie van de nieuwe werkwijze. Ik ben met het Landelijk Netwerk
Veilig Thuis in overleg hoe we in 2019 samen met gemeenten en Veilig Thuis-organisaties
zicht kunnen houden op de effecten van de implementatie van de nieuwe werkwijze Veilig
Thuis en hoe wij daar waar nodig gemeenten en VT-organisaties kunnen ondersteunen,
eventueel via het Meerjarenprogramma. Daarnaast heb ik voor de invoering van de radarfunctie
en de verbeterde meldcode extra middelen beschikbaar gesteld voor de VT-organisaties.
Het is van belang dat gemeenten hun VT-organisaties in staat stellen om de nieuwe
taken uit te voeren door de extra middelen zo snel mogelijk beschikbaar te stellen.
We houden hier de vinger aan de pols en zullen daar waar nodig gemeenten en VT-organisaties
ondersteunen.
Centra Seksueel Geweld
Zoals eerder aan de Kamer gemeld hebben de toenmalige Minister van VenJ en de toenmalige
Staatssecretaris van VWS voor 16 gemeenten in 2016 en 2017 extra middelen ter beschikking
gesteld (€ 4.2 miljoen) als overbrugging voor de structurele borging van de Centra
Seksueel Geweld (CSG) in het gemeentelijke zorgaanbod.7 Gemeenten financieren vanaf 1 januari 2018 de CSG’s en hebben de CSG’s binnen het
gemeentelijk zorg- en ondersteuningsaanbod geborgd en hierover regionale afspraken
gemaakt. Bijgaand treft u, zoals toegezegd, de rapportage aan van de VNG van 7 november
2017 met daarin de stand van zaken8. Dankzij de inzet van de betreffende gemeenten, regiogemeenten en CSG’s zijn er 16
CSG’s landelijk verspreid en operationeel. Daarmee is een belangrijk resultaat gerealiseerd,
namelijk een landelijk dekkend netwerk van het aanbod van de CSG’s. Hiermee worden
slachtoffers van seksueel geweld op een multidisciplinaire wijze adequaat geholpen,
waarbij zowel medische, als psychische als forensische ondersteuning en begeleiding
wordt geboden. In zes maanden tijd (januari tot en met juni 2017) zijn bij de beschikbare
CSG’s ruim 1.216 nieuwe slachtoffers geholpen. De 35 betrokken gemeenten werken nauw
samen met de stuurgroep van de CSG’s ten behoeve van de borging van de kwaliteitseisen
en de laagdrempelige toegang. Ook wij blijven met de gemeenten en de CSG’s in gesprek
over hoe we de aanpak van seksueel geweld blijvend kunnen verbeteren. Onderdeel van
het programma Geweld hoort nergens thuis is dat de bekendheid van de CSG’s bij hulpverleners
wordt vergroot.
Stand van zaken knelpunten vrouwenopvang
In 2017 zijn twee rapporten verschenen over de knelpunten waar vrouwen in of na de
vrouwenopvang mee te maken krijgen. Het betreft het rapport «Vrouwen in de knel. Een
onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» van de Nationale ombudsman uit juli
2017 en het rapport «Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang: (wie) is dat een zorg?»
van het Toezicht Sociaal Domein / Samenwerkend Toezicht Jeugd uit mei 2017. De uitkomsten
van beide rapporten en de daarbij behorende vervolgtrajecten zijn eerder met uw Kamer
besproken. De Minister van VWS heeft toegezegd dat uw Kamer wordt geïnformeerd over
de stand van zaken. Met deze brief wordt aan deze toezegging voldaan.
Naar aanleiding van de twee rapporten is op initiatief van het Ministerie van VWS
een landelijke werkgroep ingericht met vertegenwoordigers van de ministeries van VWS,
SZW, BZK, Financiën, de Belastingdienst, de SVB, de VNG, de gemeente Utrecht, Federatie
Opvang, diverse aanbieders en een ervaringsdeskundige. Deze werkgroep werkt aan oplossingen
voor «landelijke knelpunten». Dit zijn bijvoorbeeld knelpunten die voortkomen uit
de wijze waarop landelijk werkende organisaties hun werkwijze hebben ingericht. De
werkgroep heeft voor een aantal knelpunten oplossingsrichtingen geformuleerd. Zo gaat
de werkgroep bijvoorbeeld aan de slag met het op een rij zetten van de mogelijkheden
om de kinderbijslag, huurtoeslag of zorgtoeslag zo spoedig mogelijk aan de vrouw te
verstrekken, indien zij (al dan niet met kinderen) in de vrouwenopvang terecht komt.
Een groot aantal knelpunten uit de rapporten speelt zich af op het gemeentelijk domein,
lokaal bij gemeenten, dan wel in de overdracht tussen gemeenten. Gemeenten zijn naar
aanleiding van beide rapporten aan de slag gegaan. De Minister van VWS heeft Movisie
gevraagd om een inventarisatie te maken van de wijze waarop gemeenten de gesignaleerde
knelpunten oppakken. Zoals toegezegd aan uw Kamer ontvangt u hierbij de uitkomsten
van deze inventarisatie9. In aanvulling op de verbeteringen die men lokaal doorvoert, zijn diverse centrumgemeenten
een werkgroep gestart waarin knelpunten worden opgepakt waarvoor het noodzakelijk
is dat gemeenten onderling afspraken maken. VWS, de VNG en de Federatie Opvang sluiten
aan bij de gemeentelijke werkgroep en bewaken de afstemming tussen de gemeentelijke
en de landelijke werkgroep. Beide werkgroepen zoeken zoveel mogelijk naar praktische
oplossingen. Het streven is in het voorjaar 2019 de gemaakte afspraken van beide werkgroepen
te delen met alle gemeenten en aanbieders, zodat voor alle professionals duidelijk
is hoe zij moeten handelen bij specifieke knelpunten.
Traumascreening
De Minister van VWS heeft ook toegezegd om uw Kamer te berichten over traumabehandeling
en -screening van kinderen in de vrouwenopvang. In het programma is opgenomen dat
het de norm moet worden dat slachtoffers en plegers van huiselijk geweld een traumascreening
wordt geboden met een daarop aansluitend behandelaanbod, ongeacht waar men verblijft.
De vorm waarin en de doelgroepen waarvoor traumascreening momenteel wordt toegepast
zijn regionaal verschillend. Dit geldt ook nog voor kinderen in de vrouwenopvang.
De komende periode wordt met prioriteit gewerkt aan het inrichten van het proces «afwegen
of traumascreening nodig is – traumascreening – behandelaanbod». Zo worden in 2019
een aantal pilots gefaciliteerd om te verkennen wat in de praktijk werkt en uitvoerbaar
is. Op basis van de resultaten van en ervaringen binnen deze pilots volgt vervolgens
een voorstel voor verder aanbod en gebruik van traumascreening.
Vervolg aanpak schadelijke traditionele praktijken
Aan uw Kamer is toegezegd dat u wordt geïnformeerd over de voortgang op het dossier
schadelijke traditionele praktijken. In het programma «geweld hoort nergens thuis»
hebben wij aangekondigd een nadere verkenning te starten over eventueel te nemen maatregelen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op de site rijksoverheid.nl
de eindevaluatie van het Actieplan Zelfbeschikking gepubliceerd. Daarnaast heeft de
Minister van Buitenlandse Zaken in de rapportage over de Eenheid Huwelijksdwang aangegeven
dat in deze voortgangsrapportage aandacht wordt besteed aan de vervolgacties.
In de afgelopen periode is samen met de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken een expertsessie georganiseerd
met de betrokken veldpartijen zoals GGD GHOR Nederland, de politie, Movisie, Veilig
Thuis en Femmes for Freedom. In deze expertsessie is besproken welke maatregelen of
instrumenten beschikbaar zijn, wat concrete knelpunten in de praktijk zijn en op welke
wijze deze kunnen worden weggenomen. In de komende periode worden de uitkomsten van
deze sessie, in goede samenwerking met de veldpartijen, verder uitgewerkt in concrete
acties en maatregelen. In het voorjaar van 2019 informeren wij uw Kamer over de uitkomsten.
Ouderenmishandeling
Het waarschuwingsregister Zorg en Welzijn
Grensoverschrijdend gedrag in de zorg moeten we zo snel mogelijk stoppen. Daarom wil
ik verkennen hoe we tot een verplichting van het waarschuwingsregister Zorg en Welzijn
kunnen komen, waarbij ik heb aangegeven dat dit zorgvuldig moet gebeuren. Daarom heb
ik afgelopen december bijeenkomsten georganiseerd met de belangrijkste betrokken partijen,
waaronder RegioPlus, Actiz, VGN, GGZ Nederland en de VNG. Hierin hebben we verkend
wat de haken en ogen zijn van een wettelijke verplichting en binnen welk wettelijk
kader een dergelijke verplichting het beste geregeld kan worden. Te denken valt aan
de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015. Ook hebben we verkend hoe we vooruitlopend op een wettelijke verplichting kunnen
komen tot een zo groot mogelijke landelijke dekking van het register en wat daarvoor
nodig is. Op basis van de uitkomsten van deze bijeenkomsten stelt de Minister van
VWS een plan van aanpak op. Uw Kamer wordt bij de eerstvolgende gelegenheid over de
voortgang geïnformeerd.
Plegeraanpak en registratie ouderenmishandeling bij politie
De Minister van VWS heeft toegezegd aan het lid Bergkamp (D66) dat de Minister voor
Rechtsbescherming zou nagaan wat de mogelijkheden zijn tot registratie van ouderenmishandeling
door de politie en hoe het staat met de versteviging van de aanpak van financieel
misbruik en de rol van het strafrecht hierin. Over de mogelijkheid tot registratie
van ouderenmishandeling door de politie kunnen we melden dat cijfers van ouderenmishandeling
achterhaald zouden kunnen worden met behulp van een projectcode voor huiselijk geweld
en een leeftijd. Dat is een arbeidsintensieve handeling, vanwege de handmatige check
van dossiers, waarbij nooit een volledig beeld ontstaat. Dergelijke gevallen kunnen
op verschillende manieren beschreven worden in het politiesysteem. Daarnaast melden
betrokkenen in lang niet alle gevallen van huiselijk geweld, uit schaamte, angst en/of
vanwege de afhankelijke positie waarin zij zich bevinden. Deze werkwijze zou dus slechts
een indicatief beeld kunnen geven van de omvang van ouderenmishandeling. Het ontwikkelen
en invoeren van een projectcode ouderenmishandeling heeft dan ook geen toegevoegde
waarde.
Inzake de toezegging aan het lid Tielen (VVD) over de versteviging van de aanpak van
financieel misbruik en de rol van het strafrecht het volgende. Politie, justitie en
Veilig Thuis werken onder andere via het programma Geweld hoort nergens thuis aan
het versterken van de effectieve samenwerking tussen zorg, politie en justitie. Dit
verstevigt de aanpak van huiselijk geweld waaronder ouderenmishandeling. Vormen van
financiële uitbuiting zoals diefstal, verduistering, valsheid in geschrifte of oplichting
vallen onder de vermogensdelicten en zijn strafbaar10. Van strafbare feiten kan aangifte worden gedaan bij politie en daarmee kan de strafrechtketen
worden ingezet. De Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling van het Openbaar
Ministerie geeft een kader en regels voor de strafrechtelijke aanpak van geweld in
de privésfeer. Ouder(en)mishandeling en financiële uitbuiting zijn daarin expliciet
als vormen van huiselijk geweld genoemd. In de aanpak van deze vormen van geweld moet
rekening gehouden worden met de afhankelijke positie waarin het slachtoffer zich bevindt.
De uitgangspunten voor de strafrechtelijke aanpak zijn neergelegd in deze Aanwijzing.
Meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling worden door de politie gemeld
bij Veilig Thuis, die vervolgens een veiligheidsbeoordeling doet en doorgeleidt naar
de juiste instantie. Hulpverleners bieden samenhangende hulp, gericht op duurzaam
herstel van veiligheid en plegers worden passend aangepakt. Bij geconstateerde acute
en structurele onveiligheid wordt met input van betrokken partners een feitenonderzoek
gedaan. Het veiligheidsplan biedt inzicht in de wijze waarop veiligheid geborgd wordt.
Verder wordt vanuit het programma met gemeenten gesproken over een integraal hulpaanbod
rondom mogelijke plegers van ouderenmishandeling. Vaak spelen er meerdere factoren
zoals armoede of verslavingsproblematiek. Het helpt recidive voorkomen als in het
gemeentelijke beleid een integrale aanpak hierop ontwikkeld wordt. Ook de risicoprofielen
van kwetsbare ouderen die we op gaan stellen, helpt bij het vroegtijdig in beeld krijgen
van mogelijke slachtoffers en plegers van ouderenmishandeling.
Risicoprofielen
Het prevalentieonderzoek ouderenmishandeling, dat ik uw kamer in juni van dit jaar
heb toegestuurd (Kamerstuk 28 345, nr. 188), biedt mogelijkheden om «risicoprofielen» te maken op basis van de «kwetsbaarheden»
die in het onderzoek zijn vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld over financiële moeilijkheden,
psychische kwetsbaarheden (bv. dementie, depressie), eenzaamheid, (chronische) fysieke
klachten, ontvangers van formele zorg e.d. Maar ook aspecten als stedelijkheid kunnen
interessant zijn om naar te gaan kijken. Zo zijn er aanwijzingen dat prevalentiecijfers
in Rotterdam (sterk verstedelijkt) hoger zijn dan in Boxtel/Tilburg. Ook zijn er aanwijzingen
dat er een hogere kans is op slachtofferschap bij hogere leeftijden. Internationaal
onderzoek laat zien dat dit relevante factoren zijn.
Ik hoop uw kamer in het najaar van 2019 de risicoprofielen toe te kunnen sturen.
Nazorg door Veilig Thuis
Het lid Poortvliet-Geluk heeft in het AO Ouderenmishandeling (Kamerstuk 28 345, nr. 204) gevraagd of bij Veilig Thuis (VT) ook nazorg geboden wordt aan slachtoffers van
ouderenmishandeling. Afhankelijk van de aard van de mishandeling bekijkt Veilig Thuis
wat nodig is. Als het gaat om financieel misbruik wordt een bewindvoerder aangesteld
die ook een belangrijke rol speelt in de nazorg. Als het gaat om andere vormen van
mishandeling waarbij bemoeienis heeft plaatsgevonden door VT en veiligheidsvoorwaarden
zijn opgesteld dan zal VT op basis van het nieuwe Handelingsprotocol Veilig Thuis
dat per 1 januari 2019 in werking treedt intensief monitoren of, onder meer, voldoende
aandacht is voor herstel van de opgelopen schade als gevolg van de mishandeling. Veilig
Thuis doet dit onder andere door individueel contact met de betrokkene, tenminste
na 3 en 12 maanden, en zo veel vaker en langer als nodig is.
Daarnaast is het van belang dat een goede overdracht plaatsvindt vanuit VT aan het
lokale veld, waar de ondersteuning in zorg en welzijn van de inwoners van een wijk
centraal staat. Vanuit het lokale veld kan bijvoorbeeld ook de verbinding worden gelegd
naar kerken zoals het lid Poortvliet-Geluk vroeg. Ook speelt nazorg na een ziekenhuisopname
een belangrijke rol. Zo werkt het Jeroen Bosch ziekenhuis nauw samen in een integraal
casuïstiek overleg met Veilig Thuis en Welzijnspartijen. Op het moment dat er twijfel
is over het welbevinden van een oudere die ontslagen wordt uit het ziekenhuis, stuurt
de gemeente het «Er op af»- team langs om persoonlijk gesprekken met de oudere te
hebben.
In het algemeen overleg heeft de Minister van VWS daarnaast uw Kamer de toezegging
gedaan om de lokale allianties landelijk verder uit te rollen. Hierover melden we
het volgende. Sinds de brief van de Minister van VWS aan uw Kamer van 27 september
jl. over ouderenmishandeling (Kamerstuk 28 345, nr. 203) zijn er weer twee lokale allianties bijgekomen. Dit brengt het totaal ultimo november
2018 op 23 lokale allianties in werking en 37 lokale allianties in oprichting.
De landelijke uitrol van het concept «lokale allianties» wordt begeleid door een extern
bureau dat tevens onderzoek naar lokale allianties uitvoert. Voor de zomer van 2019
zal onderzoek naar de resultaten van de lokale allianties worden opgeleverd. Mijn
voornemen is – zoals ook besproken tijdens het algemeen overleg van 4 oktober jl.
(Kamerstuk 28 345, nr. 204) – om het concept «lokale alliantie» zo breed als mogelijk landelijk uit te rollen.
Uiteraard dienen lokale allianties lokaal te ontstaan. Via ondersteuning en kennisdeling
worden de betrokken lokale partijen gestimuleerd om een lokale alliantie op te richten.
Impactmonitor
Om inzichtelijk te maken of we met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
op de juiste weg zijn en daadwerkelijk verschil maken in de levens van mensen richten
we een impactmonitor in. In de bijlage treft u aan het advies opzet monitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
11 zoals opgesteld door de commissie onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis.
De commissie heeft een set indicatoren opgesteld waarmee de impact van de inzet van de betrokken organisaties, professionals en overheden zou kunnen
worden gemonitord en onderzocht. De commissie zet het nadrukkelijk neer als een voorstel
om te komen tot een set indicatoren. De commissie stelt dat de te selecteren indicatoren
voldoende draagvlak moeten hebben bij betrokkenen (burgers, cliënten, professionals
en landelijk, regionaal en lokaal beleid). De volgende stap is dat in overleg met
betrokkenen op basis van de meest betekenisvolle indicatoren een efficiënte en samenhangende
monitoringstructuur wordt ingericht. Deze monitor en de gegevens die dan al beschikbaar
zijn sturen we met de eerstvolgende voortgangsrapportage nog voor de zomer van 2019
naar uw Kamer.
Tot slot
Het komende jaar heeft het verbeteren van de bestuurlijke aansluiting en verbinding
tussen zorg- en justitiepartners (en waar relevant ook de verbinding met de Zorg-
en Veiligheidshuizen) en waar nodig het verder verbinden van de regionale aanpakken
met de speerpunten van het programma samen met de VNG als mede-opdrachtgever nadrukkelijk
onze aandacht.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming