Brief regering : Voortgang realisatie directe Eurostar verbinding tussen Nederland en Londen
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 811
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN JUSTITIE
EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2018
Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 24 augustus 2018 (Kamerstuk 29 984, nr. 788) informeren we uw Kamer met deze brief over de voortgang ten aanzien van de realisatie
van de directe Eurostar treinverbinding tussen Nederland en Londen. Daarbij informeren
we uw Kamer ook over de mogelijkheid tot voorlopige toepassing van de diverse internationale
verdragen, naar aanleiding van de motie van de leden Kröger (GroenLinks) en Ziengs
(VVD) (Kamerstuk 29 984, nr. 776). Daarnaast gaan we ook in op de gevolgen van Brexit en het voornemen van Eurostar
tot introductie van extra treinen tussen Nederland en Londen.
Voortgang t.a.v. realisatie directe Eurostar service
Infrastructurele aanpassingen en bouw van faciliteiten op stations
Om de gewenste directe Eurostar service tussen Nederland en Londen mogelijk te maken,
zijn het afgelopen jaar op de stations Amsterdam Centraal en Rotterdam Centraal de
benodigde faciliteiten gebouwd en waar nodig infrastructurele aanpassingen gedaan1. Al deze werkzaamheden zijn inmiddels grotendeels afgerond. De benodigde apparatuur
– bijvoorbeeld voor het uitvoeren van de beveiligingscontroles – zal conform planning
op een later moment geplaatst worden. Zoals aangegeven in de brief van 3 april jl.
(Kamerstuk 29 984, nr. 762) is op station Amsterdam Centraal sprake van tijdelijke voorzieningen in verband
met de toekomstige aanpassingen aan het station in het kader van het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer.
Inzet Koninklijke Marechaussee
Ten behoeve van de inzet van de Koninklijke Marechaussee (KMar) wordt momenteel de
laatste hand gelegd aan een convenant tussen het Rijk en Eurostar waarin de afspraken
over de kosten en risico’s vastgelegd worden. Vooruitlopend op de afronding van dit
convenant heeft Eurostar een financiële comfort letter aan het Rijk verstrekt.
Internationale verdragen
In de brief aan uw Kamer over de Letter of Intent (Kamerstuk 29 984, nr. 788) is aangegeven dat het de inzet van de vier landen was om politieke overeenstemming
te bereiken over de verdragen over grenscontroles voor het eind van dit jaar. Hoewel
er in de afgelopen maanden grote stappen zijn gezet in zowel de totstandkoming van
het bilaterale verdrag met het Verenigd Koninkrijk als het vierlandenverdrag, zal
politieke overeenstemming tussen de vier landen over deze verdragen dit jaar niet
haalbaar zijn. Voor een aantal onderwerpen is nadere uitwerking noodzakelijk. Het
gaat dan onder andere om nadere uitwerking van de afspraken over politiesamenwerking
tussen Frankrijk, België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast is nadere
uitwerking nodig over de omvang van bevoegdheden die de UK Border Force (UKBF) krijgt
in Nederland en de respectievelijke bevoegdheden aan boord van de trein. De inzet
van de vier landen richt zich nu op het bereiken van politieke overeenstemming begin
februari 2019.
Naast de totstandkoming van de twee internationale verdragen over grenscontroles,
is de afgelopen periode ook gewerkt aan het vastleggen van afspraken met de betrokken
landen op het gebied van beveiliging van de Eurostar treinen. De basis van deze afspraken
ligt in een Tripartiet Verdrag tussen Frankrijk, België en het VK over beveiliging
(security) van de treinen die door de Kanaaltunnel rijden. Dit verdrag wordt nu uitgebreid
naar Nederland en waar nodig geactualiseerd. Overeenkomstig dit verdrag moeten partijen
de beveiliging verzekeren van de treinen die door de Kanaaltunnel rijden. Over de
tekst van het verdrag bestaat inmiddels in grote lijnen overeenstemming tussen de
vier landen. Het verdrag zal naar verwachting begin 2019 ondertekend kunnen worden.
Omdat dit verdrag geldt als uitvoeringsverdrag onder het bovengenoemde vierlandenverdrag
over grenscontroles, zal ondertekening gelijktijdig met (of na afloop van) de ondertekening
van het vierlandenlandenverdrag over grenscontroles moeten plaatsvinden.
In het kader van de onderhandelingen wordt door de partijen eveneens onderzocht of
de verdragen, in afwachting van de uiteindelijke inwerkingtreding, voorlopig zouden
kunnen worden toegepast, mede in relatie tot de motie van de leden Kröger (GroenLinks)
en Ziengs (VVD) (Kamerstuk 29 984, nr. 776). De mogelijkheid van een voorlopige toepassing van de verdragen hangt in de eerste
plaats af van het constitutionele recht van de betrokken staten. Omdat niet alle partijen
in hun constitutionele recht de mogelijkheid van voorlopige toepassing kennen, verkent
Nederland met de andere partijen de mogelijkheid van een eenzijdige voorlopige toepassing
van de verdragen door Nederland.
Eenzijdige voorlopige toepassing houdt in dat Nederland al voor de inwerkingtreding
van de verdragen bepaalde bevoegdheden aan de overige partijen verleent, zonder dat
deze partijen deze bevoegdheden ook al aan Nederland verlenen. Door de verdragen eenzijdig
voorlopig toe te passen, zouden bijvoorbeeld Britse functionarissen al direct na de
ondertekening hun grenscontroles in Nederland kunnen gaan uitvoeren. Een eenzijdige
voorlopige toepassing door Nederland zal echter uitsluitend voldoende zijn om de directe
verbinding te realiseren, wanneer Nederlandse functionarissen voor het realiseren
van die verbinding niet eerst ook nog nieuwe bevoegdheden van België, Frankrijk en
het Verenigd Koninkrijk nodig hebben.
Er zijn daarom vooralsnog twee tijdstippen denkbaar waarop het juridische kader voor
een directe verbinding gereed kan zijn: (1) het tijdstip van de ondertekening van
de verdragen of (2) het tijdstip van de inwerkingtreding van de verdragen. Indien
een eenzijdige voorlopige toepassing van de verdragen door Nederland mogelijk is,
dan zal het juridische kader al direct na de ondertekening van de verdragen gereed
zijn. Indien een eenzijdige voorlopige toepassing niet mogelijk is, dan zal het juridische
kader pas gereed zijn na de inwerkingtreding van de verdragen. Het tijdstip waarop
de verdragen in werking kunnen treden zal daarbij hoofdzakelijk afhangen van de snelheid
waarmee in de vier betrokken landen de parlementaire goedkeuringsprocedures zullen
worden afgerond.
Conclusie
De inzet van de Nederlandse overheid was om samen met alle betrokken landen alle internationale
afspraken eind dit jaar gerealiseerd te hebben, met als doel om eind 2019 (per start
dienstregeling 2020) een directe Eurostar verbinding tussen Nederland en Londen mogelijk
te maken. Zoals hierboven toegelicht, duurt de totstandkoming van de verdragen langer
dan gehoopt. We blijven streven naar het zo snel mogelijk realiseren van een directe
Eurostar verbinding van Nederland naar Londen.
Brexit
Brexit heeft gevolgen voor de Eurostar verbinding tussen Nederland en Londen. Deze
gevolgen liggen op het gebied van vergunningen, grenscontroles en douane.
Vergunningen
Wanneer met het Brexit uittredingsakkoord wordt ingestemd geldt een transitieperiode
waarin het EU acquis van kracht blijft tot eind 2020. Daarmee blijven de huidige vergunningen
van Eurostar voorlopig geldig in de EU. Bij een «no deal» Brexit vervalt op 29 maart
2019 het principe van de wederzijdse erkenning van vergunningen op spoorgebied. Vergunningen
afgegeven in het Verenigd Koninkrijk zijn dan niet meer geldig in de EU. Zoals aangegeven
in het VSO over de Kamerbrief m.b.t. de Letter of Intent (Kamerstuk 29 984, nr. 796) zal dit naar verwachting in Nederland voor weinig problemen zorgen, maar mogelijk
wel in Frankrijk en België. Deze landen zijn met Eurostar in gesprek om hiervoor praktische
oplossingen te vinden.
Grenscontroles
Onderdanen van het Verenigd Koninkrijk zijn na Brexit niet langer EU-onderdanen, maar
zogenaamde derdelanders. De Britse burgers worden dan onderworpen aan een grondige
controle in plaats van een minimale controle conform de Schengengrenscode. De duur
van de grenscontrole van Britse burgers zal hierdoor toenemen (Kamerstuk 23 987, nr. 261).
Douane
Zoals aangegeven in het VSO over de Kamerbrief m.b.t. de Letter of Intent (Kamerstuk
29 984, nr. 796) leidt Brexit er toe dat voor goederen vervoerd met de Eurostar, zoals reizigersbagage,
douaneformaliteiten vervuld moeten gaan worden. Dit betekent dat in aanvulling op
de grens- en beveiligingscontroles, ook douanecontroles moeten gaan plaatsvinden.
Dit vraagstuk van de douaneformaliteiten (en toezicht) is nog niet aan de orde wanneer
met het Brexit uittredingsakkoord wordt ingestemd en er een transitieperiode tot eind
2020 geldt. Wanneer er echter sprake is van een «no deal» Brexit op 29 maart 2019,
spelen de douaneformaliteiten en toezicht al een rol bij de start van de directe verbinding.
Douanetoezicht vindt volgens de douanewetgeving plaats vanaf het moment dat goederen
het grondgebied van de EU binnenkomen of tot het moment van uitgaan. Nederland is
niet het eerste land waar de Eurostar de EU binnenkomt of het laatste land waar de
Eurostar de EU uitgaat. Voor het behouden van een directe verbinding tussen Nederland
en het Verenigd Koninkrijk na Brexit zullen aanvullende internationale afspraken moeten
worden gemaakt met de betrokken landen, waarbij ook de Europese Commissie zal moeten
worden betrokken vanwege de exclusieve bevoegdheid van de Commissie op douanegebied.
De Nederlandse inzet ten aanzien van douanetoezicht is gericht op een werkwijze die
past binnen de geldende wetgeving en die tegelijkertijd geen afbreuk doet aan de directe
verbinding na Brexit waarbij de reiziger zo min mogelijk hinder ondervindt.
Introductie derde Eurostar trein
Eurostar heeft laten weten per juni 2019 een derde trein te willen introduceren tussen
Nederland en Londen. Deze derde trein betreft – net als de huidige twee treinen –
in eerste instantie een indirecte verbinding van Nederland naar Londen, waarbij reizigers
in Brussel de trein moeten verlaten voor de benodigde controles. In de richting van
Londen naar Nederland betreft de derde trein – net als de huidige twee treinen – een
directe verbinding. Deze derde Eurostar trein zal (met als hoofdvervoerder NS Internationaal)
gaan rijden op basis van het recht op open toegang tot de infrastructuur zonder dat
sprake is van een vervoerconcessie. Daardoor valt de derde trein niet onder de afspraken
met NS in de concessie voor het Hoofdrailnet.
Deze derde trein zal – in tegenstelling tot de huidige twee treinen – na de start
van de directe verbinding geen intra-Schengen reizigers meer vervoeren. Dit betekent
dat bij de derde Eurostar trein (na de start van de directe verbinding) reizigers
vanuit Nederland alleen tickets kunnen kopen naar Londen, maar niet naar Brussel.
Reizigers vanuit Nederland kunnen dus niet uitstappen in Brussel. Bij de huidige twee
treinen blijft het (ook na de start van de directe verbinding) mogelijk om tickets
naar Brussel te kopen.
Daarnaast heeft Eurostar aangegeven om na de realisatie van de directe verbinding
mogelijk nog meer treinen tussen Nederland en Londen te willen introduceren. Hierbij
geldt een aantal aandachtspunten. Behalve dat er voldoende capaciteit moet zijn op
het spoor en op de stations, zowel voor het rijden van de trein als het uitvoeren
van de (toekomstige) controles, betekent elke extra Eurostar trein ook iets voor de
gevraagde inzet van de KMar, de Nederlandse politie en de UK Border Force. Daarbij
is reeds sprake van verhoogde druk op de KMar en politie. Momenteel wordt in overleg
met NS, ProRail en Eurostar geanalyseerd wat de aanvullende treinen precies zullen
betekenen voor de gevraagde inzet van alle betrokken partijen en de benodigde capaciteit
op het spoor en de stations. Daarna kan beter ingeschat worden wat vanuit alle partijen
aanvullend nodig is en op welke termijn dit haalbaar geacht wordt. De inzet van het
kabinet is om het voornemen van Eurostar zo veel als mogelijk te accommoderen, omdat
het bijdraagt aan de ambitie om de trein een aantrekkelijk en duurzaam alternatief
voor een vliegreis te laten zijn op korte afstanden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid