Brief regering : Onderzoeksrapporten ‘Zorglandschap en zorggebruik in een veranderende eerste lijn’ en ‘Balans in vraag en aanbod huisartsenzorg’
33 578 Eerstelijnszorg
Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2018
Vanwege de samenhang in het onderwerp bied ik u hierbij gelijktijdig de rapportages
aan van het onderzoek «Zorglandschap en zorggebruik in een veranderende eerste lijn
(door het Nivel)» en van het onderzoek «Balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg
(door het Nivel en Prismant)»1 2. In het eerstgenoemde rapport wordt terug
gekeken naar de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in de eerste lijn en hoe
is omgegaan met veranderingen in de zorgvraag, met specifieke aandacht voor de huisartsenzorg.
Het onderzoek naar de balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg, dat ik samen
met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) heb laten uitvoeren, gaat in op huidige
en toekomstige balans in de huisartsenzorg. Begin 2019 ga ik met de LHV, als gezamenlijk
opdrachtgevers, in gesprek om te bezien hoe we concreet uitvoering kunnen geven aan
de aanbevelingen die worden gedaan om de balans tussen vraag en aanbod in de huisartsenzorg
naar de toekomst te waarborgen.
1. Het onderzoek naar het zorglandschap en zorggebruik in een veranderende eerste
lijn
Het Nivel heeft de afgelopen twee jaar onderzoek gedaan naar de directe en indirecte
gevolgen die verschillende veranderingen hebben gehad op de eerste lijn, met nadruk
op de huisartsenzorg. Het gaat hierbij om ontwikkelingen in de zorgvraag, het beleid,
de organisatie en het zorggebruik in de afgelopen decennia. Het zorggebruik in de
huisartsenpraktijk is de laatste jaren flink toegenomen. Door het inschakelen van
meer ondersteunend personeel en een betere samenwerking tussen huisartsen onderling
en met andere zorgverleners, is het huisartsen gelukt de toegankelijkheid van de huisartsenzorg
te garanderen. Concluderend kunnen de onderzoekers stellen dat het tot nu toe gelukt
is de toenemende zorgvraag op te vangen, maar dat het de vraag is of dit in de toekomst
nog steeds gaat lukken.
2. Het onderzoek naar de balans in vraag en aanbod van huisartsenzorg
In maart van dit jaar heb ik een gesprek gevoerd met de LHV naar aanleiding van signalen
dat het in bepaalde gebieden lastig blijkt voor een huisarts om een opvolger te vinden
voor zijn huisartsenpraktijk dan wel een huisarts te vinden die in de praktijk wil
komen werken. Ik heb toen gezamenlijk met de LHV besloten om onderzoek te laten uitvoeren
om inzicht te krijgen in factoren die de balans tussen vraag en aanbod in de huisartsenzorg
beïnvloeden. Het onderzoek is uitgevoerd door Nivel en Prismant en gaat in op de volgende
onderzoeksvragen:
1. Hoe is de verhouding tussen vraag naar en aanbod van huisartsenzorg in de verschillende
gebieden van Nederland? In welke gebieden zien we dat vraag en aanbod in balans zijn
en in welke gebieden juist niet?
2. Wat zijn de bepalende factoren voor huisartsen om wel of juist niet in een bepaald
gebied of in een (bepaalde) praktijk te willen werken?
3. Welke oplossingsrichtingen kunnen bijdragen aan een beter evenwicht tussen vraag naar
en aanbod van huisartsenzorg over het land?
Bevindingen en aanbevelingen
De onderzoekers concluderen dat de arbeidsmarktregio’s relatief weinig van elkaar
verschillen wat betreft de capaciteit aan huisartsen en ondersteunend personeel per
inwoner, de capaciteit gerelateerd aan de gedeclareerde kosten voor huisartsenzorg
en de gemiddelde functiemix van de praktijken. Ook hoe de balans tussen vraag en aanbod
door praktijken en praktijkhouders wordt ervaren laat relatief weinig regionale verschillen
zien. De werkdruk en werklast wordt over het algemeen als hoog beoordeeld. Wel verwachten
praktijken in vijf3 van de achtentwintig arbeidsmarktregio’s vaker dan gemiddeld tekorten aan huisartsen,
doktersassistenten en praktijkondersteuners. Dit zijn regio’s waar de zorgvraag snel
toeneemt door een relatief snel vergrijzende bevolking, in combinatie met (1) een
relatief hoog verloop onder huisartsen die richting pensioen gaan en (2) een relatief
lage instroom van jonge huisartsen om deze uitstroom te compenseren.
Bepalende factoren voor huisartsen om wel of juist niet in een bepaald gebied of bepaalde
praktijk te willen werken, zijn met name: de (carrière)mogelijkheden en omgevingsvoorzieningen
voor de partner/het gezin, de nabijheid van familie en een gezonde werk-privébalans
met mogelijkheid tot parttime werken. Het onderzoek laat verder zien dat het praktijkhouderschap
door starters momenteel als niet aantrekkelijk wordt beschouwd. De onderzoekers spreken
van een «aanbiedersmarkt voor waarnemers» waarvan gevestigde huisartsen sterk de nadelen
ondervinden.
Kijkend naar de toekomst, verwachten de onderzoekers dat er voor veel arbeidsmarktregio’s
in de komende vijf en zeker in de komende tien jaar in toenemende mate knelpunten
te verwachten zijn in de balans tussen vraag en aanbod van huisartsenzorg door een
groeiende zorgvraag en een achterblijvend aanbod.
«Balans» blijkt een multidimensioneel begrip te zijn, waarbij regio’s verschillen
in hun profiel van knelpunten die eigen (combinaties van) oplossingsrichtingen vragen.
Dit maakt het komen tot een oplossingsrichting een complex vraagstuk dat vraagt om
een integrale afweging toegespitst op de regio. Tevens zijn er diverse regio-overstijgende
aspecten en bijbehorende oplossingsrichtingen in het onderzoek geïdentificeerd. De
onderzoekers doen de volgende aanbevelingen:
• Het vergroten van de beschikbare capaciteit van de huisartspraktijk, bijvoorbeeld
door meer huisartsen en ondersteunend personeel op te leiden, een verdergaande taakherschikking
door te voeren en de administratieve lasten terug te dringen.
• De beschreven trends als input laten dienen voor de landelijke raming en het instroomadvies
van het Capaciteitsorgaan, onder meer gezien de voorkeur voor parttime werken.
• Het aanpassen van de huidige allocatie- en beloningsstructuur van de avond-, nacht-
en weekenddiensten.
• Het (vroegtijdig) kennis laten maken van huisartsen met gebieden waar komende jaren
tekorten worden verwacht en het bieden van mogelijkheden voor de partner en gezin.
• Partijen in de regio kunnen met de opgestelde regioprofielen en de genoemde oplossingsrichtingen
aan de slag.
Vervolg
De bevindingen bieden waardevolle inzichten ten aanzien van het vraagstuk van vraag
en aanbod in de huisartsenzorg voor de verschillende partijen betrokken bij de huisartsenzorg.
Het onderzoek toont ook de noodzaak aan om te anticiperen op de huidige en verwachte
spanning op de balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg. Ik vind het belangrijk
dat huisartsen zich niet overbelast voelen, voldoende tijd hebben voor de patiënt
en dat de kwaliteit van zorg is gewaarborgd. Om dit te realiseren, moet breed worden
gekeken naar oplossingen en concreet naar de aanbevelingen uit dit onderzoek. Over
een aantal thema’s heb ik met partners in de huisartsenzorg (waaronder de LHV) al
diverse afspraken gemaakt in het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg 2019–20224:
• Om de beschikbare capaciteit van de huisartsenzorg te vergroten, is afgesproken om
het aantal opleidingsplaatsen van 750 per jaar die in de afgelopen jaren beschikbaar
zijn gesteld, te continueren tot en met 2020. Dit aantal ligt boven het advies van
het Capaciteitsorgaan.
• De LHV zal zich samen met Huisartsopleiding Nederland en opleidingsinstituten inzetten
om de beschikbare plekken goed over het land te spreiden en te benutten.
• In de afgelopen jaren is het aantal bekostigde opleidingsplaatsen voor de Verpleegkundig
Specialist (VS) en Physician Assistant (PA) opgehoogd naar 700 per jaar. In aanvulling
op het akkoord heb ik voor het opleiden van de VS en PA specifiek voor de huisartsenzorg
een stimuleringssubsidie beschikbaar gesteld, waardoor gemiddeld jaarlijks 20 VS en
PA extra in de huisartsenzorg instromen.
• In het kader van het Actieprogramma Werken in de Zorg (bijlage bij Kamerstuk 29 282, nr. 303) wordt met het veld ingezet op het terugdringen van personeelstekorten in geheel
zorg en welzijn.
• In het Actieplan (Ont)regel de zorg (bijlage bij Kamerstuk 29 515, nr. 424) worden reeds diverse stappen gezet om ervaren regeldruk aantoonbaar te verminderen,
ook voor de huisartsenzorg.
• In het kader van de zorg in de avond, nacht en weekenden hebben partijen afgesproken
gezamenlijk uitvoering te geven aan de agenda acute zorg. Deze wordt komende periode
herijkt.
Tot slot
Rekening houdend met de huidige balans tussen vraag en aanbod en de prognoses naar
de toekomst, onderstreept dit rapport over de balans in vraag en aanbod de noodzaak
tot actie. Daarom gaan de LHV en ik, als gezamenlijk opdrachtgevers, begin 2019 opnieuw
met elkaar in gesprek om te bezien hoe we concreet uitvoering kunnen geven aan de
aanbevelingen om mogelijke tekorten aan huisartsen in de regio aan te pakken en welke
andere relevante partijen daarbij betrokken moeten worden. Het eerste rapport zal
als achtergrond dienen voor deze gesprekken. Tevens kijken we naar wat deze nieuwe
inzichten betekenen voor de uitwerking van de afspraken uit het bestuurlijk akkoord.
Verder zullen we het onderzoeksrapport over de balans in vraag en aanbod onder de
aandacht brengen van het Capaciteitsorgaan en vragen of zij dit rapport expliciet
bij de toekomstige raming en instroomadvies voor huisartsen kan betrekken naast de
aparte raming met betrekking tot de toekomstige behoefte aan PA’s en VS’en die eind
2019 beschikbaar komt.
Omdat de regio’s ten opzichte van elkaar verschillen in het profiel van knelpunten
die ieder een eigen (combinatie van) oplossingsrichtingen vraagt, roep ik de arbeidsmarktregio’s
op om het onderzoek over de balans in vraag en aanbod en de resultaten ter hand te
nemen en daar ook actief mee aan de slag te gaan. Daarbij zullen we deze onderzoeksresultaten
onder de aandacht brengen van de regionale werkgeversorganisaties, ten bate van de
regionale aanpak van personeelstekorten in zorg en welzijn in het kader van het Actieprogramma
Werken in de Zorg (bijlage bij Kamerstuk 29 282, nr. 303).
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Indieners
-
Indiener
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg