Brief regering : Actuele situatie in Sri Lanka en de acties van de internationale gemeenschap
32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid
Nr. 231
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2018
Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van
21 november 2018 bied ik u hierbij een brief aan over de actuele situatie in Sri Lanka
en de acties van de internationale gemeenschap.
Actuele situatie in Sri Lanka
De constitutionele crisis die Sri Lanka bijna 2 maanden in zijn greep hield, lijkt
bezworen met de recente uitspraak van de Hoge Raad en de herinstallatie van premier
Wickremesinghe. President Sirisena heeft op zondag 16 december jl. Ranil Wickremesinghe
opnieuw tot premier benoemd nadat hij hem op 26 oktober had vervangen door voormalig
president Rajapaksa. Sri Lanka had gedurende de tussenliggende periode van zeven weken
twee premiers, omdat Wickremesinghe weigerde op te stappen.
De president ontbond op 9 november jl. het parlement en kondigde nieuwe verkiezingen
aan. Dit waren volgens regeringspartij United National Party (UNP) en een aantal civiele
organisaties ongrondwettelijke stappen en zij dienden petities in bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad deed op 13 december jl. uitspraak, waarbij de rechters unaniem verklaarden
dat de president niet conform de Grondwet had gehandeld. Voormalig president Rajapaksa
trad vervolgens af. President Sirisena heeft premier Wickremesinge herbenoemd nadat
deze op overtuigende wijze had aangetoond dat hij op een ruime meerderheid in het
parlement kon rekenen.
Acties van de internationale gemeenschap
De internationale gemeenschap zette na de benoeming van oud-president Rajapaksa tot
premier in op hervatting van de zittingen van het parlement (zie EU en VN-verklaringen
door resp. woordvoerders in bijlage1). Ambassadeurs van gelijkgezinde landen zijn niet ingegaan op ontmoetingen met leden
van het nieuwe kabinet. Briefings werden bijgewoond op lager niveau.
Wat er direct aan voorafging
President Maitripala Sirisena stapte op 26 oktober jl. met zijn partij, de Sri Lanka
Freedom Party (SLFP), uit de coalitie met de United National Party (UNP) die onder
leiding staat van premier Ranil Wickremesinghe, met als reden dat hij niet langer
met Wickremesinghe kon samenwerken. President Sirisena beëdigde meteen zijn voorganger,
voormalig president Mahinda Rajapaksa, die de Sri Lanka People’s Front partij (SLPP)
aanvoert, als nieuwe premier van Sri Lanka.
Enkele uren later volgde het ontslag van premier Wickremesinghe. Volgens de Grondwet
heeft de president deze bevoegdheid echter niet en is dit aan het parlement. Premier
Wickremesinghe weigerde dan ook op te stappen omdat hij overtuigd was de steun te
hebben van een meerderheid in het parlement.
Toen duidelijk werd dat president Sirisina en Rajapaksa geen meerderheid konden krijgen,
besloot de president op 9 november jl. om het parlement te ontbinden en kondigde hij
nieuwe verkiezingen aan voor 5 januari 2019.
Ontbinding van het parlement is conform de Grondwet alleen mogelijk na 4,5 jaar vanaf
het moment van aantreden, of op verzoek van een twee-derde meerderheid van het parlement.
Geen van beide was het geval.
Maatschappelijke organisaties gingen de straat op om de democratie te verdedigen.
Een eventuele terugkeer van voormalig president Rajapaksa, die in verband wordt gebracht
met mensenrechtenschendingen in het verleden, boezemde velen (vooral Tamil en moslim
minderheden) angst in. Dat dit niet ongegrond was, bleek uit het feit dat de staatsmedia
de avond van de machtswisseling werden overgenomen door Rajapaksa gezinden. De demonstraties
verliepen vreedzaam, leger en politie hielden zich afzijdig.
Regeringspartij UNP, oppositiepartijen en civiele organisaties dienden petities in
bij de Hoge Raad om te protesteren tegen het unilateraal ontbinden van het parlement
door president Sirisena.
Op 13 november jl. bepaalde de Hoge Raad dat de beslissing van de president om het
parlement te ontbinden en verkiezingen uit te schrijven, moest worden aangehouden
tot een definitieve uitspraak later in december.
Het parlement kwam weer bijeen en nam in korte tijd, veelal in tumultueuze setting,
drie moties van wantrouwen aan tegen «premier» Rajapaksa en het door hem benoemde
kabinet. President Sirisena weigerde dit echter te erkennen, waarna moest worden gewacht
op de finale uitspraak van de Hoge Raad die uiteindelijk op 13 december volgde: de
rechters van de Hoge Raad verklaarden unaniem de besluiten van de president, om het
parlement te ontbinden en verkiezingen uit te schrijven in januari 2019, in strijd
met de Grondwet.
Achtergrond
Sinds de presidentsverkiezingen, die in januari 2015 door Sirisena werden gewonnen,
en de parlementsverkiezingen in augustus 2015, werd Sri Lanka geleid door een eenheidsregering,
waarin voor het eerst sprake was van samenwerking tussen de leiders van de twee belangrijkste
partijen: president Sirisena van de Sri Lanka Freedom Party (SLFP) en premier Wickremesinghe
van de United National Party (UNP). Deze combinatie werd door iedereen gezien als
een unieke kans om de onder voormalig president Rajapaksa wijd verbreide corruptie aan te pakken en duurzame vrede te bereiken in Sri Lanka, een land dat bijna dertig jaar lang geteisterd
werd door het gewapende conflict tussen het regeringsleger en de Liberation Tigers
of Tamil Eelam (LTTE) en waar sinds het einde van het conflict in 2009 nog weinig
was gedaan aan verzoening. In september 2015 co-sponsorde Sri Lanka tijdens de Mensenrechtenraad
een VN-resolutie, waarmee de regering duidelijk te kennen gaf een nieuwe bladzijde
te willen omslaan ten aanzien van het verleden. De regering focuste op verzoening,
transitional justice en grondwetshervorming en nam een amendement aan waarbij de uitvoerende macht van
de president werd ingeperkt (amendement 19A). Waar de regering van Rajapaksa vooral
zaken deed met China en zich had afgekeerd van de EU, de VS en partners in de regio
zoals India en Japan, werden door de regering Sirisena/Wickremesinghe de banden met
het Westen weer aangehaald.
De aanpak van de corruptieschandalen blijkt echter te verzanden in lange processen
met weinig resultaat. Het verzoeningsproces is blijven steken, tot frustratie van
nabestaanden van slachtoffers en de internationale gemeenschap. Het leger is nog even
groot als tijdens de burgeroorlog. De teruggave van land aan de ontheemden die nog
in kampen wonen, gaat zeer langzaam. En nabestaanden van de duizenden vermisten wachten
nog steeds op bericht, hoewel wel inmiddels wetgeving voor de «Office of the Missing
Persons» rondkwam en zeven commissarissen werden benoemd en aan het werk zijn gegaan.
President Sirisena’s positie was de laatste maanden, sinds de desastreus verlopen
lokale verkiezingen in februari jl., ernstig verzwakt. Leden van zijn eigen partij
hebben hun lidmaatschap verruild voor de nieuwe partij van Rajapaksa. Toekomstige
verkiezingen zou hij nooit alleen kunnen winnen en met de UNP samenwerken was voor
hem uitgesloten, waarmee samengaan met Rajapaksa de enige overgebleven optie leek.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken