Brief regering : Verslag van de Transportraad van 3 december 2018
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 737
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2018
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het verslag aan van
de Transportraad van 3 december jl. De Raad bereikte een algemene oriëntatie over
het eerste mobiliteitspakket en de richtlijn gecombineerd vervoer, de STCW-richtlijn
(minimumopleidingsniveau zeevarenden), het voorstel voor een Europees Maritiem Eenloketsysteem
(ESMWe), het voorstel voor het beheer van de weginfrastructuur en een gedeeltelijke
algemene oriëntatie ten aanzien van de Connecting Europe Facility.
Voorts stond de Raad stil bij de, door het Oostenrijks Voorzitterschap opgestelde,
voortgangsverslagen over passagiersrechten spoor, de richtlijn schone voertuigen,
het voorstel voor e-documentatie in transport (eFTI), het voorstel voor de afschaffing
van de omschakeling tussen zomer- en wintertijd, en het voorstel ter stroomlijning
van TEN-T. De Raad nam eveneens conclusies aan over de binnenvaart.
Tot slot stond er een aantal diversenpunten op de agenda.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Eerste Mobiliteitspakket
De Raad bereikte na moeizame onderhandelingen een algemene oriëntatie ten aanzien
van de voorstellen uit de eerste en tweede pijler van het mobiliteitspakket. Deze
voorstellen moeten onder meer bijdragen aan een gelijk speelveld, betere handhaving,
de aanpak van sociale misstanden en het tegengaan van oneerlijke concurrentie in de
transportsector.
In de Raad werd de eerder gesignaleerde Oost-West tegenstelling zichtbaar, met name
op de volgende onderwerpen: invoering van de slimme tachograaf, cabotage, rij- en
rusttijden, cabinerust en detachering. De lidstaten, waaronder derhalve ook Nederland,
benadrukten het belang van een sterke interne markt, waarvoor een eerlijke en sociale
transportsector cruciaal is. Op veel onderwerpen liepen de meningen echter nog uiteen.
Desalniettemin is de Raad gekomen tot een compromisvoorstel, met daarin de volgende
elementen: 1) ten aanzien van cabotage is bepaald dat het regime van drie operaties
in zeven dagen gehandhaafd blijft en dat er, om systematische cabotage tegen te gaan,
een cooling-off periode van vijf dagen wordt ingesteld na afloop van de laatste cabotage rit. Dit
betekent dat na de laatste cabotagerit in dezelfde lidstaat niet opnieuw gecaboteerd
mag worden voor deze periode van vijf dagen; 2) het compromis bevat een geheel verbod
op het doorbrengen van de reguliere weekendrust in de cabine; 3) ten aanzien van de
detacheringsrichtlijn is bepaald dat die vanaf dag 1 van toepassing is op cabotageritten
en voor crosstrade vervoer1. Bilateraal vervoer en transitvervoer worden uitgezonderd van toepassing van de Detacheringsrichtlijn.
Ook is bepaald dat voor bilateraal vervoer (vervoer vanuit land van vestiging naar
een andere lidstaat, of vice-versa) één crosstrade operatie onderweg uitgezonderd wordt van de toepassing van de detacheringsrichtlijn
op de heenweg en de terugweg. Als een chauffeur, die vertrekt uit zijn eigen lidstaat
van vestiging, onderweg op de heenweg geen crosstrade operatie uitvoert, mag hij indien hij na de bilaterale rit direct terugkeert naar
zijn thuisland, op de terugweg 2 crosstrade operaties uitvoeren; 4) gekoppeld aan deze uitzonderingen voor crosstrade operaties is de invoering van de tweede generatie van de slimme tachograaf. Alle voertuigen
dienen hierover te beschikken vanaf 2024. De uitzondering geldt alleen voor vrachtwagens
met een dergelijke tachograaf.
Er komt geen verruiming van het aantal uren rijtijd. Wel komt er meer flexibiliteit
in het indelen van de verkorte en reguliere weekendrust: het rij- en rusttijdenregime
voor chauffeurs wordt gebaseerd op een 4-wekelijkse periode. Lidstaten krijgen evenwel
de keuze om, voor ritten op hun eigen grondgebied, te kiezen voor het huidige 2-wekelijks
regime.
Met name de oostelijke lidstaten en enkele perifere lidstaten gaven aan dat ze het
overeengekomen compromis niet konden accepteren en daarmee een algemene oriëntatie
niet konden steunen. Desalniettemin kon de voorzitter vaststellen dat het compromis
kon steunen op een gekwalificeerde meerderheid in de Raad.
Gecombineerd vervoer
De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het voorstel inzake gecombineerd vervoer.
Deze richtlijn heeft tot doel de overgang van wegvervoer naar transportvormen met
lagere emissies, zoals binnenvaart, zeescheepvaart en railvervoer te stimuleren («modal
shift»).
De discussie over dit voorstel was direct gekoppeld aan de discussie over het eerste
mobiliteitspakket. Dit vanwege de relatie met de voorstellen op het gebied van cabotage
en detachering. Daarom is afgesprokendat lidstaten de duur, dat een voertuig in het
kader van gecombineerd vervoer op hun grondgebied vervoer over de weg mag uitvoeren,
mogen beperken tot 5 dagen. Ook hiervoor mag vervolgens een wachttijd («cooling-off»)
van 7 dagen ingevoerd worden. Deze maatregelen zijn bedoeld om oneigenlijk gebruik
van de regeling te voorkomen.
Voortgangsverslag richtlijn schone voertuigen
Het Oostenrijkse Voorzitterschap presenteerde een voortgangsverslag over de behandeling
in Raadskader van het voorstel voor de richtlijn schone voertuigen (Clean Vehicles Directive). In de herziening van de richtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen stelt
de Commissie maatregelen voor om de publieke aanbesteding van voertuigen te onderwerpen
aan minimumeisen voor wat betreft het verminderen van uitstoot van CO2 en luchtvervuilende stoffen, ook waar het gaat om huur en lease, door zowel nationale
als decentrale overheden.
De Raad nam kennis van het voortgangsverslag. Belangrijkste discussiepunten in de
onderhandelingen zijn nog de verplichte minimumpercentages voor het aanbesteden van
schone voertuigen, de voertuigcategorieën die uitgezonderd worden van de reikwijdte
van de richtlijn en de definitie voor «schone voertuigen».
Raadsconclusies binnenvaart
De Raad nam zonder verdere discussie conclusies over de binnenvaart aan. De Raad benadrukt
in deze conclusies dat verdere maatregelen en ondersteuning nodig zijn om de mogelijkheden
van de binnenvaart als een efficiënt, veilig en duurzaam vervoerssysteem ten volle
te kunnen benutten en om de milieuprestaties van de vloot te ontwikkelen en tegelijk
de concurrentievoordelen van de binnenvaart in stand te houden.
Beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur
De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het Commissievoorstel voor beheer van
de verkeersveiligheid van weginfrastructuur. Met het voorstel tot aanpassing van de
richtlijn 2008/96/EG beoogt de Commissie het aantal doden en zwaargewonden op het
wegennet binnen de EU te doen dalen door de veiligheidsprestaties van de weginfrastructuur
te verbeteren.
In de Raad vond geen discussie meer plaats over de tekst en de lidstaten waren eensgezind
over het feit dat goede infrastructuur noodzakelijk is in relatie tot de verkeersveiligheid.
Meerdere EU-lidstaten deelden in het voortraject de zorgen van Nederland zoals verwoord
in het BNC-fiche2. Samen met deze lidstaten droeg Nederland deze standpunten nogmaals uit in de Raad.
De bijlagen waarvan toepassing door Nederland als disproportioneel is beoordeeld,
zijn derhalve niet bindend verklaard. Ook de discussie over de wijze waarop de werkingssfeer
precies wordt uitgebreid en of/hoe landen zelf de wegen kunnen aanwijzen waar verplichte
toepassing van de richtlijn geldt, is in lijn met de Nederlandse inzet. De richtlijn
zal in ieder geval wel gaan gelden op de autosnelwegen in beheer van decentrale overheden
(een zeer beperkt aantal provinciale wegen), maar niet hierbuiten.
Voorstel voor een Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe)
De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het Commissievoorstel voor een Europees
maritiem éénloketsysteem (EMSWe). Het doel van het onderhavige voorstel is om het
elektronisch verzenden van informatie die verstrekt moet worden bij het aandoen van
een haven te vereenvoudigen en harmoniseren3.
De lidstaten en de Commissie benadrukten het belang van het voorstel, opdat het voorstel
bij zal dragen aan het harmoniseren van de nu bestaande nationale single windows. Doordat deze nationale systemen middels het voorstel aan dezelfde voorwaarden moeten
voldoen, zal het voor reders eenvoudiger worden meldingen aan havens te doen, wat
weer bijdraagt aan een substantiële administratieve lastenvermindering. Nederland
benadrukte in de Raad dat het positief tegenover de maatregelen in de Verordening
staat, daar deze de gewenste harmonisering bewerkstellingen. Nederland benadrukte
in de raad voorts de uitwerking van de voorstellen in gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
nauwgezet volgen. Het is wat Nederland betreft daarbij positief dat ervan uit is gegaan
dat zoveel mogelijk gebruik gemaakt kan worden van bestaande nationale single windows.
STCW-richtlijn
De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het Commissievoorstel inzake de STCW-richtlijn
(minimum opleidingsniveau zeevarenden). Hiermee wordt deze richtlijn weer volledig
in lijn gebracht met de laatste wijzigingen van het Verdrag van de Internationale
Maritieme Organisatie (IMO) over de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering
en wachtdienst van 1978 (STCW-Verdrag). Tevens worden, op voorstel van de Europese
Commissie, enkele wijzigingen inzake de procedure voor de erkenning van door derde
landen afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden voorgesteld.
In de Raad vond slechts beperkt discussie plaats ten aanzien van het voorstel, waarbij
een paar lidstaten aangaven dat het voorstel niet mag leiden tot administratieve lastenverzwaring
bij reders.
Connecting Europe Facility (CEF)
De Raad bereikte een gedeeltelijke algemene oriëntatie ten aanzien van het voorstel
voor CEF, onder voorbehoud van de verdere lopende onderhandelingen over het meerjarig
financieel kader (MFK). Het CEF-programma gaat over ontwikkeling en modernisering
van infrastructuur en de systemen rond die infrastructuur (telematicasystemen, beveiliging
en duurzame laadinfrastructuur).
Onder de lidstaten bestaat brede steun voor de inzet van het CEF-programma op alle
pijlers van het programma, transport, digitaal een energie. De lidstaten onderkennen
hierbij unaniem het belang van het programma voor de interne markt.
Het voorstel reserveert voor de algemene envelop 60% van het transportbudget voor
infrastructuur en 40% voor verduurzaming, digitalisering en een veilig netwerk. Met
name de Noord- en West-Europese lidstaten, waaronder ook Nederland, benadrukten hierbij
het belang van een moderne inzet van CEF en steunden deze verdeling. De cohesiefondslanden
hebben een grote achterstand in de realisatie van hun infrastructuur en gaven derhalve
aan de cohesie-envelop bij voorkeur in te willen zetten voor de eigen nationale opgave.
In het compromis is derhalve voorgesteld dat de verdeling gehandhaafd blijft voor
de algemene envelop van CEF, maar de cohesie envelop wordt bijgesteld naar een verdeling
van 85/15.
Verschillende lidstaten gaven daarbij aan de inzet van de Commissie en het CEF op
het gebied van militaire mobiliteit te ondersteunen. Nederland benadrukte voorts dat
ten aanzien van de budgetten voor energie en telecom deze opgave waar mogelijk door
de markt gerealiseerd moet worden. Daarnaast gaf Nederland aan content te zijn met
de inzet op militaire mobiliteit en benadrukte het belang van een moderne inzet van
het CEF.
Voortgangsverslag passagiersrechten spoor
De Raad nam kennis van het voortgangsverslag over de recente ontwikkelingen in het
kader van de voorgestelde aanpassing van de Verordening passagiersrechten spoor. Uw
Kamer is via een BNC-fiche over dit voorstel geïnformeerd4.
E-documentatie in de transport
De Raad nam kennis van het voorgangsverslag over de recente ontwikkelingen in het
kader van de voorgestelde eFTI verordening – electronic freight transport information. De eFTI verordening betreft een voorstel voor een verordening inzake elektronische
informatie over goederenvervoer, waarbij het gaat om verschillende transportmodaliteiten
(weg, spoor, lucht, binnenvaart)5.
Stroomlijnen TEN-T
De Raad nam kennis van het voorgangsverslag over de recente ontwikkelingen in het
kader van het voorstel om de realisatie van projecten op het trans-Europese Transportnetwerk
(TEN-T) te verbeteren6.
Afschaffen omschakeling winter- en zomertijd
De Raad nam kennis van het voorgangsverslag over de recente ontwikkelingen in het
kader van de voorgestelde afschaffing van de omschakeling tussen winter- en zomertijd.
Uw Kamer ontving hierover een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2709), welke tijdens een algemeen overleg op 4 december jl. is besproken. Conclusie van
de voortgangsrapportage is dat lidstaten meer tijd nodig hebben om een uiteindelijk
standpunt in te nemen.
Lidstaten oriënteren zich nog op het voorstel. Tijdens de Raad benadrukten vrijwel
alle interveniërende lidstaten het belang van een gedegen proces om te komen tot een
uiteindelijk besluit. Dit gold zowel voor de lidstaten die nog geen voorlopig standpunt
hadden ingenomen ten opzichte van het voorstel, als voor de lidstaten die dit al wel
hadden gedaan, waarbij deze laatste groep inzag dat gezien de gevoeligheden in het
debat alleen met een zorgvuldig proces een akkoord behaald kan worden. Nederland benadrukte
in dit kader dat het bezig is met een nationaal proces ter bepaling van het standpunt
en vroeg er aandacht voor dat dit proces en de internationale afstemming tijd vergt.
De Commissie daarentegen toonde zich ongelukkig met het feit dat de Raad geen algemene
oriëntatie kon vaststellen. De Commissie hoopt dat de Raad hiertoe wel spoedig bereid
zal zijn.
De lidstaten die al wel hun voorlopig standpunt hadden bepaald, waren verder verdeeld
over het voorstel. Verschillende lidstaten gaven daarbij aan voorstander te zijn van
het afschaffen van de omschakeling tussen de zomer- en wintertijd. Een andere groep
lidstaten gaf aan geen voorstander te zijn van de afschaffing van deze omschakeling.
Daarnaast riepen lidstaten, waaronder Nederland, de Commissie op tot het uitvoeren
van een gedegen effectbeoordeling. Het is nu aan het inkomende Voorzitterschap om
de behandeling verder ter hand te nemen.
Diversen
Lopende onderhandelingen
Het Oostenrijkse Voorzitterschap gaf kort de stand van zaken weer inzake de onderhandelingen
met het Europees Parlement over de volgende voorstellen.
Voorstel voor een richtlijn inzake elektronische tolheffing (EETS)
Het Voorzitterschap kondigde aan dat er een voorlopig akkoord is bereikt in de triloog
ten aanzien van het voorstel, dit geheel in lijn met de uitkomst van de algemene oriëntatie
van juni jl.
Voorstel voor een verordening inzake concurrentie in de luchtvaart
Het Voorzitterschap kondigde aan dat er een provisioneel akkoord is gevonden in de
triloog ten aanzien van het voorstel, dit geheel in lijn met de uitkomst van de algemene
oriëntatie van juni jl. De Commissie benadrukte daarbij de mogelijkheid om zowel operationele
als financiële maatregelen te nemen.
Voorstel voor een richtlijn inzake de wet-leaseovereenkomst met de VS
Het Voorzitterschap blikt terug op de onderhandelingen en het bereikte akkoord op
verordening 1008/2008. Deze verordening wordt in lijn gebracht vanwege de onderhandelingen
tussen de EU en VS over het volledig vrijgeven van deze leasemogelijkheid tussen beide
partijen. De Commissie dankte de lidstaten voor het afronden van dit voorstel en benadrukte
het belang van coherentie tussen EU interne regels en internationale verplichtingen.
Ruimtevaartprogramma
Voorts gaf het Oostenrijks Voorzitterschap informatie over de stand van zaken inzake
de EU ruimtevaart verordening. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen zal worden
gesproken over de voortgang in de onderhandelingen over de verordening ter oprichting
van het EU-Ruimtevaartprogramma 2021–2027. Het is nog niet mogelijk gebleken ten aanzien
van dit voorstel een gedeelde algemene oriëntatie te bereiken.
Sociale dimensie luchtvaart
De Raad stond naar aanleiding van een initiatief van Luxemburg stil bij de sociale
dimensie in de luchtvaartsector. Een enkele lidstaat vond dit een zaak van de luchtvaartmaatschappijen.
Echter, zowel de Commissie als het overgrote deel van de lidstaten, waaronder Nederland,
benadrukten het belang van gedegen en afgewogen sociale standaarden in de luchtvaartsector.
Dit is in lijn met de Declaration on a Social Agenda in Aviation, welke door Luxemburg, Nederland, Frankrijk, Denemarken en België is overeengekomen
in de marge van de EU Aviation Summit van oktober jl. Duitsland heeft zich vervolgens eveneens bij deze verklaring aangesloten.
De Commissie kondigde aan in de eerste helft van 2019 een rapport te zullen presenteren
over de sociale agenda in de luchtvaart.
Duurzaam transport
De Commissie kondigde aan dat het in de eerste helft van 2019 een rapport zal uitbrengen
waarin uitgebreid wordt ingegaan op de kosten en baten van duurzame infrastructuur
en wat de gevolgen zijn van de negatieve effecten van transport, bijvoorbeeld met
betrekking tot het milieu en de CO2-opgave. Daarbij gaf de Commissie aan dat wegvervoer voor het grootste deel van de
totale kosten zorgt ten opzichte van de andere vervoersmodaliteiten.
ASEAN-onderhandelingen
De Commissie blikte terug op de recente onderhandelingen met de ASEAN-landen over
een luchtvaartakkoord. Op 21 en 22 november vond de 8e ronde van het EU-ASEAN overleg
plaats in Salzburg. Het is niet mogelijk gebleken om een akkoord te bereiken door
terughoudendheid vanuit de ASEAN-landen. De Commissie gaf daarbij aan dat zij goede
hoop heeft dat het nog in 2019 tot een akkoord zou kunnen komen.
Informele bijeenkomst van de transport- en milieuministers (Graz, 29-30 oktober)
Het Oostenrijkse voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de recente informele bijeenkomst
van de Ministers van Transport en Milieu, die plaatsvond in Graz op 29 en 30 oktober
jl. Zie hiervoor ook het verslag van deze bijeenkomst7.
Prioriteiten Roemeens Voorzitterschap
Tijdens zijn Voorzitterschap zal Roemenië zich inzetten om voorstellen over de gehele
linie van mobiliteit verder te brengen. Tijdens het aankomende half jaar zal het Roemeense
voorzitterschap de nadruk leggen op het afronden van lopende onderhandelingen, waaronder
de voorstellen voor een richtlijn schone voertuigen, de richtlijn passagiersrechten
spoor en het voorstel ter stroomlijnen van TEN-T. Daarnaast zet Roemenië in op het
starten met, of verder brengen van, lopende trilogen met het Europese Parlement, zoals
ten aanzien van het eerste mobiliteitspakket, CEF, en de tijdens de Raad aangenomen
maritieme voorstellen ten aanzien van de STCW-richtlijn en het voorstel voor een EMSWe.
Ten slotte gaf Roemenië aan te willen beginnen met de bespreking van het Eurovignet-voorstel
en vaart te willen maken met het eFTI voorstel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat