Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Weyenberg, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 18 oktober 2018, over fraude met de dividendbelasting
25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid
Nr. 225
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2018
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 18 oktober jl. werden wij door uw Kamer
verzocht om een brief die ingaat op het handelen van bedrijven rondom de dividendbelasting
en eventuele ontwijking daarvan of fraude (Handelingen II 2018/19, nr. 15, item 15). Middels deze brief geven wij gehoor aan dit verzoek. Ook het Europees parlement
heeft aandacht voor dit thema.1 Mochten de discussies in Europa leiden tot nieuwe inzichten dan wegen wij deze uiteraard
mee.
Allereerst is het belangrijk om duidelijk te maken waar de discussie over gaat. Hierbij
is het van belang om goed onderscheid te maken tussen verschillende situaties waarbij
de inhouding, vrijstelling, vermindering, teruggaaf of verrekening van dividendbelasting
een rol speelt. Hieronder wordt ingegaan op de verschillende situaties.
Cum/ex transacties
Een cum/ex transactie betreft een transactie in aandelen van beursgenoteerde bedrijven
in Nederland of daarbuiten. «Cum dividend» betekent dat de koers van een aandeel het
aangekondigde dividend bevat. «Ex dividend» betekent dat een aandeel een lagere koers
heeft als gevolg van het feit dat op dat moment is vastgesteld wie recht heeft op
dividend en er dus vanaf dat moment geen recht bestaat op dividend over de voorgaande
periode. Bij het aangaan van een cum/ex transactie zijn de aandelen met dividend (cum dividend) aan de beurs genoteerd, terwijl bij de afwikkeling van de transactie de aandelen
een lagere koers hebben (ex dividend). Er kan dus enige tijd zitten tussen het aangaan van de transactie en de afwikkeling
daarvan.
Voorbeeld van koers cum- en ex-dividend
Een cum/ex transactie betreft een reguliere transactie in beursgenoteerde aandelen.
Voor de fiscale gevolgen van dergelijke transacties sluit de Belastingdienst aan bij
de zogenoemde «record datum» (het peilmoment).2 Dit betekent dat de partij die op het peilmoment gerechtigd is tot het dividend de
belastingplichtige voor de dividendbelasting is. Aan die partij moet ook de dividendnota
worden uitgereikt en uitsluitend die partij heeft mogelijk recht op vermindering,
teruggaaf of verrekening van de ingehouden dividendbelasting.3
In Duitsland is echter geconstateerd dat op basis van de nationale wetgeving tot 2012
middels cum/ex transacties de ene partij dividendbelasting kon inhouden zonder deze
af te dragen, terwijl de andere partij met de aan haar uitgereikte dividendnota de
niet afgedragen dividendbelasting kon verrekenen. Inmiddels is de Duitse nationale
wet op dit punt aangepast. In Nederland bestond en bestaat een dergelijke mogelijkheid
niet. Wel kunnen zich in Nederland andere situaties voordoen rondom teruggaaf en verrekening
van dividendbelasting. Deze worden hieronder besproken.
Cum/cum transacties
Net als een cum/ex transactie vindt een cum/cum transactie ook plaats rondom het moment
dat dat het dividend wordt vastgesteld. Hoewel dit begrip in de praktijk soms verschillend
wordt gehanteerd, wordt de term cum/cum in dit verband gebruikt om aan te geven dat
de verkoper van het aandeel het economische belang bij het dividend (cum) behoudt
en een indirect belang bij de te verrekenen dividendbelasting verkrijgt (cum). Die
twee tezamen maken het voor de verkopende partij, de oorspronkelijk aandeelhouder,
een cum/cum transactie. Indien wordt uitgegaan van deze uitleg, zal over het algemeen
sprake zijn van dividendstripping.
Van dividendstripping is sprake indien een buitenlandse aandeelhouder met behoud van
het economisch belang bij de aandelen de dividendbelasting ontloopt door slechts het
juridisch eigendom van de aandelen over te dragen aan een ander persoon. Deze andere
persoon heeft een gunstiger recht op verrekening, teruggaaf of vermindering van dividendbelasting
dan de oorspronkelijke aandeelhouder. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als deze andere
persoon wel in Nederland is gevestigd en dus de ingehouden dividendbelasting kan verrekenen
met de door deze rechtspersoon verschuldigde vennootschapsbelasting. De transactie
is er daarmee op gericht om de ingehouden dividendbelasting gunstiger te verrekenen
of terug te ontvangen waardoor een belastingvoordeel wordt behaald. Het belastingvoordeel
wordt vervolgens tussen de bij de dividendstripping betrokken partijen verdeeld.
Dividendstripping komt voor in verschillende verschijningsvormen en onderscheidt zich
van normale effectentransacties doordat in de periode waarin afstand wordt gedaan
van de aandelen, het economisch belang bij die aandelen blijft rusten bij de oorspronkelijke
aandeelhouder waardoor de oorspronkelijke aandeelhouder het belang bij de inkomsten
en waardestijgingen van de aandelen blijft houden.
De wetgever heeft in 2001 maatregelen getroffen zodat bij dividendstripping geen recht
op teruggaaf, vermindering of verrekening van dividendbelasting bestaat. Op de Belastingdienst
rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat het (economisch) belang van de aandelen
niet gewijzigd is. Tijdens de parlementaire behandeling heeft een ambtsvoorganger
van de Staatssecretaris van Financiën hierover het volgende opgemerkt: «De bewijslast van de maatregel ligt bij de fiscus. Dat wil zeggen dat de fiscus aannemelijk
moet maken dat sprake is van dividendstripping zoals gedefinieerd in de maatregel.
Wij zijn ons ervan bewust dat het in de praktijk lastig zal kunnen zijn met name vanwege
de betrokkenheid van buitenlandse partijen en doordat transacties over de beurs kunnen
lopen. Consequentie is dat de maatregel in zijn praktische toepassing slechts gericht
zal zijn tegen evidente vormen van dividendstripping.»4 Of dividendstripping binnen het bestek van de huidige regels voldoende kan worden
aangepakt, is afhankelijk van het soort gevallen dat zich in de praktijk voordoet
en de invulling die de rechter aan de bewijspositie van de inspecteur geeft. Over
de bewijspositie van de inspecteur wordt in een thans nog lopende procedure mogelijk
meer duidelijkheid gegeven.5 Daarnaast zal in ieder geval moeten worden geïnventariseerd welke hoofdvormen van
dividendstripping zich in de praktijk voordoen. Dit vraagt onderzoek. Als blijkt dat
de huidige regels ontoereikend zouden zijn, kan dit leiden tot aanpassing van de relevante
wetgeving.
Overige situaties
De Belastingdienst wordt in incidentele gevallen geconfronteerd met situaties waarbij
een dubbel verzoek om teruggaaf wordt ingediend, bijvoorbeeld omdat op naam van dezelfde
gerechtigde twee verzoeken worden ingediend ter zake van dezelfde dividenduitkering.
Daarnaast kan door meerdere achtereenvolgende transacties onduidelijkheid ontstaan
over de vraag wie op het peilmoment gerechtigd is tot het dividend en dus dividendbelasting
verschuldigd is. Dat betekent ook dat onduidelijk kan zijn wie er recht heeft op eventuele
vermindering, teruggaaf of verrekening van de dividendbelasting. Hierdoor is niet
uit te sluiten dat meer dan één partij een dividendnota ontvangt, bijvoorbeeld van
een bank, die ziet op hetzelfde dividend, maar waarbij er feitelijk slechts éénmaal
dividendbelasting is ingehouden en afgedragen.
Indien in de verschillende hierboven geschetste situaties bewust in strijd met wet-
en regelgeving wordt gehandeld bij de verrekening, teruggaaf of vermindering van dividendbelasting,
is er sprake van fraude. De Belastingdienst treedt hard op tegen fraude.
Rol banken (incl. ABN AMRO)
Financiële instellingen, waaronder banken, behoren integer te handelen. Hieronder
valt in ieder geval dat geen fraude wordt gepleegd of daaraan mee wordt gewerkt. De
naleving van de belastingwetgeving zelf vormt geen onderwerp van toezicht van De Nederlandsche
Bank (DNB). Wel heeft DNB in algemene zin een rol bij het toezicht op de integriteit
van banken. Signalen over fraude kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de beheerste
en integere bedrijfsvoering van banken en het naleven van de open norm om maatschappelijk
betamelijk te handelen. Daarnaast kunnen deze signalen betrokken worden bij het toetsen
van beleidsbepalers en aanleiding zijn voor hertoetsing van een beleidsbepaler. Gezien
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid zouden banken transacties die zijn gericht
op dividendstripping niet moeten willen verrichten, niet voor zichzelf en niet voor
hun klanten. De Minister spreekt de sector geregeld aan op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid
en zal dit ook blijven doen.
NLFI beheert namens de staat het aandelenbelang in de tijdelijke financiële instellingen,
waaronder ABN AMRO en de Volksbank. Met de oprichting van NLFI medio 2011 is tegemoetgekomen
aan de wens van de Tweede Kamer om het aandeelhouderschap in enkele financiële instellingen
op zakelijke, niet-politieke wijze in te vullen en de belangen op transparante wijze
te scheiden. ABN AMRO heeft NLFI en de ambtsvoorganger van de Minister van Financiën
in 2015 geïnformeerd dat de bank in nauw contact staat met de Duitse autoriteiten
en constructief meewerkt aan het onderzoek of banken in de periode tot 2012 terecht
dividendbelasting hebben teruggevorderd. Informatie over deze onderzoeken is ook opgenomen
in het prospectus van ABN AMRO uit 2015 en de afgelopen jaarverslagen. In de periode
voor oprichting van NLFI, in de eerste jaren na de verwerving van de Nederlandse delen
van het «oude» ABN AMRO en Fortis Bank Nederland, is de staat door ABN AMRO geïnformeerd
over onderzoeken van belastingautoriteiten naar dividendstripping en de afhandeling
daarvan. Daarnaast is gesproken over de nieuwe strategische richting van de verworven
onderdelen. De staat en ABN AMRO hebben toen gezamenlijk besloten om activiteiten
die verband houden met dividendstripping af te bouwen.
Wob-verzoek
Wij hechten er aan uw Kamer te melden dat recent op basis van de Wet openbaarheid
van bestuur een verzoek is ingediend waarbij is gevraagd naar documenten die zien
op dividendstripping, cum/ex transacties en «cum/cum transacties». Op dit moment vindt
een inventarisatie plaats van alle documenten die in de openbaarheid zullen worden
gebracht.
Tenslotte is reeds in 2016 en 2017 met uw Kamer gecommuniceerd over onderzoeken die
de Duitse fiscus volgens berichtgeving zou doen naar eventuele onterechte vermindering,
teruggaaf of verrekening van Duitse dividendbelasting.6 Recent hebben de leden Snels (GroenLinks) en Nijboer (PvdA) op 19 oktober 2018 vragen
gesteld over dit thema evenals het lid Azarkan (DENK) op 22 oktober 2018. Bijgaand
beantwoorden wij deze vragen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nrs. 812 en 813).
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën