Brief regering : Kabinetsappreciatie Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) -rapporten Roemenië en Bulgarije 2018
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 290 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2018
Bijgaand treft u de rapporten aan inzake de voortgang van Roemenië en Bulgarije met
betrekking tot het Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) (documentnummers COM(2018)851/2
en COM(2018)850/2), die de Europese Commissie (hierna de Commissie) op 13 november
jl. heeft gepresenteerd1. De CVM-rapporten betreffen de monitoring van de periode november 2017 tot november
2018.
In lijn met eerdere jaren, beschrijven de rapporten de voortgang van de bij toetreding
van beide landen tot de Europese Unie in 2007 gemaakte afspraken over de noodzakelijke
hervormingen van de rechtsstaat, de strijd tegen corruptie en – in het geval van Bulgarije
– de strijd tegen georganiseerde misdaad. Sinds de rapporten van januari 2017, wordt
de voortgang door de Commissie gemonitord op basis van twaalf aanbevelingen voor Roemenië
en zeventien aanbevelingen voor Bulgarije. Deze aanbevelingen dienen ter ondersteuning
voor het voldoen door Roemenië en Bulgarije aan de respectievelijk vier en zes ijkpunten
die moeten worden behaald om het CVM te beëindigen. Voor het opstellen van de rapporten
heeft de Commissie nauw samengewerkt met autoriteiten, het maatschappelijk middenveld
en experts uit lidstaten.
In deze brief wordt allereerst de analyse en beoordeling van de Commissie per land
beschreven. Dit wordt gevolgd door een appreciatie van het kabinet van de voortgang
in beide landen. Tot slot volgt nadere informatie over de Nederlandse inzet bij de
behandeling in Raadskader.
CVM-rapportage Roemenië
De Commissie ziet zich genoodzaakt om haar beoordeling van de algehele voortgang in
Roemenië aanzienlijk te herzien. Naast het beoordelen van de voortgang op de twaalf
CVM-aanbevelingen die zij in januari 2017 deed, licht de Commissie in dit rapport
ook toe welke ontwikkelingen sindsdien tot teruggang hebben geleid. De Commissie constateert
dat de twaalf aanbevelingen niet langer voldoen om het CVM af te ronden en heeft daartoe
acht additionele aanbevelingen opgenomen in het rapport. De door Roemenië genomen
stappen op het gebied van de rechtsstaat zijn hiervoor de belangrijkste reden.
De Commissie heeft sinds januari 2017 geen verbetering waargenomen in het hervormingsklimaat.
Met inachtneming van maatschappelijke, juridische en politieke ontwikkelingen die
buiten de scope van het CVM vallen, benadrukt de Commissie de doorwerking van deze
ontwikkelingen op de voortgang van de justitiële hervormingen en de corruptiebestrijding.
Als voorbeelden noemt de Commissie het aannemen door de Roemeense regering van belangrijke
wetswijzigingen door middel van nooddecreten en met minimale consultatie van het maatschappelijk
middenveld, de persoonlijke aanvallen op rechters en openbaar aanklagers in de media
en de toegenomen druk op het maatschappelijk middenveld.
De Commissie stelt daarnaast dat de ontwikkelingen op het gebied van de justitiewetgeving
de wettelijke waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht hebben
verzwakt. De in 2018 aangebrachte wijzigingen in de justitiewetgeving ondermijnen
de onafhankelijkheid van rechters en openbaar aanklagers, en daarmee wordt het vertrouwen
van het publiek in de rechtsstaat aangetast. De belangrijkste problematische bepalingen
zijn het benoemen van een speciale openbare aanklager voor onderzoek naar overtredingen
begaan door magistraten, nieuwe bepalingen betreffende materiële aansprakelijkheid
van magistraten voor hun vonnissen en een nieuwe regeling voor vervroegde pensionering
van rechters. De Commissie constateert dat geen van de wijzigingen volgt uit de CVM-aanbevelingen
en dat de opeenstapeling van wetswijzigingen de onafhankelijkheid van de rechters
en openbaar aanklagers verzwakt. Voorts merkt de Commissie op dat de aanbeveling met
betrekking tot de aanstellingsprocedure voor de top-aanklagers niet is geïmplementeerd.
Daar staat volgens de Commissie tegenover dat de rol van de Minister van Justitie
door de justitiewetgeving juist is versterkt. In lijn met de Venetië Commissie en
de Group of States Against Corruption (GRECO)2 waarschuwt de Commissie dat de gewijzigde justitiewetgeving kan leiden tot druk op
rechters en openbare aanklagers.
In 2018 is de macht van de Minister van Justitie verder vergroot ten koste van het
justitieel apparaat. Dit wordt volgens de Commissie geïllustreerd door de ontslagprocedure
van de hoofdaanklager van het nationale anti-corruptieagentschap (DNA); het doorzetten
van het aanstellingsbesluit van een nieuwe hoofdaanklager ondanks negatief advies
van de Raad voor de Rechtspraak (SCM); en aanpassing van de ontslagprocedure ten nadele
van de openbaar aanklager. Volgens de Commissie hebben deze ontwikkelingen consequenties
voor de onomkeerbaarheid van de strijd tegen corruptie. Ook baren de reeks tuchtrechtelijke
onderzoeken van de Juridische Inspectie naar de hoofden van belangrijke gerechtelijke
instellingen, waaronder de Procureur-generaal van het Openbaar Ministerie en de president
van het Hof van Cassatie, de Commissie zorgen. Zij wijst erop dat voor het aanstellen
van het management van de Juridische Inspectie er door de Raad voor de Rechtspraak
(CSM) geen openbare sollicitatieprocedure is georganiseerd. De Roemeense regering
heeft op basis van een noodverordening een ad interim managementteam benoemd. De Raad voor de Rechtspraak is niet in staat gebleken het rechtssysteem
te beschermen en tegenwicht te bieden aan de politieke druk op de gerechtelijke instellingen.
Op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht concludeert de Commissie
dat de invloed van de Raad van de Rechtspraak en van de President van Roemenië op
het aanstellingsproces van senior openbaar aanklagers is afgenomen, terwijl de macht
van de Minister van Justitie is vergroot door de justitiewetgeving. Ook heeft Roemenië
het advies van de Venetië Commissie om te komen met een neutrale en objectieve benoemingsprocedure
niet opgevolgd. Daarnaast blijken de in 2017 aangenomen gedragscodes voor zowel parlement
als regering niet te hebben geleid tot afname van de publieke kritiek op de rechterlijke
macht vanuit het parlement.
Ook zijn geen disciplinaire maatregelen getroffen in reactie op uitspraken van parlementariërs
die afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Ten aanzien van de justitiële hervormingen stelt de Commissie dat de herziening van
het Burgerlijk Wetboek nog niet is voltooid. Een gedeelte van de in juni jl. door
het parlement aangenomen amendementen, is met succes aangevochten bij het Constitutioneel
Hof. Hierdoor moet het parlement de wet opnieuw behandelen. Het Constitutioneel Hof
heeft daarnaast geoordeeld dat de grondige herziening van het Wetboek van Strafrecht
door het parlement in juni en juli jl. ten aanzien van een groot aantal bepalingen
ongrondwettelijk is. De Commissie haalt in dit kader het kritische advies van de Venetië
Commissie uit oktober aan, waarin de Venetië Commissie de Roemeense autoriteiten oproept
tot algehele heroverweging van de amendering van de straf- en strafproceswetgeving
door een uitgebreid en efficiënt afstemmingsproces. Voorts constateert de Commissie
dat bij het merendeel van de omstreden amendementen, het wetgevingsproces niet transparant
noch inclusief is geweest. De adviezen van de magistratuur en het maatschappelijk
middenveld zijn onvoldoende meegenomen. De Commissie stelt verder vast dat de Roemeense
autoriteiten wel stappen ondernemen om het actieplan voor de tenuitvoerlegging van
gerechtelijke uitspraken uit te voeren. Ook heeft Roemenië in 2018 verder gewerkt
aan het actieplan uit 2016 om structurele hervormingen in het rechtssysteem door te
voeren. Daar staat volgens de Commissie tegenover dat de justitiewetgeving niet op
basis van consensusbesluitvorming van het Strategic Judicial Management, waarin de Minister van Justitie en de gerechtelijk instanties zijn verenigd, is doorgevoerd
maar via een noodverordening tot stand is gekomen. Het blijkt voor de Raad van de
Rechtspraak steeds moeilijker aan de eigen prioriteiten vast te houden. De Raad is
tekort geschoten bij de bescherming van de onafhankelijkheid en reputatie van de rechterlijke
macht, ondanks dat hier volgens de Commissie voldoende mogelijkheid en aanleiding
toe is geweest in 2018.
De Commissie constateert dat de voortgang ten aanzien van het integriteitsraamwerk
en het nationaal agentschap voor integriteitsbewaking (ANI) tot stilstand is gekomen.
Zoals ook in het vorige rapport aangegeven is de database (PREVENT) voor het voorkomen
van onregelmatigheden bij aanbestedingsprocedures volledig operationeel en wint de
preventieve aanpak terrein onder aanbestedende partijen. De Commissie stelt daarentegen
vast dat het parlement wetsvoorstellen aanneemt ondanks een negatief advies van ANI.
Het parlement heeft in 2018 voor het eerst gereageerd op door het agentschap opgestelde
rapportages over parlementsleden. Naar aanleiding van het besluit van het parlement
geen disciplinaire straffen op te leggen, benadrukt de Commissie de noodzaak om meer
duidelijkheid te creëren over de regels inzake belangenverstrengeling.
Met betrekking tot de strijd tegen corruptie, maakt de Commissie zich zorgen over
de onomkeerbaarheid van de in januari 2017 vastgestelde voortgang. De steeds grotere
druk van de Roemeense regering en het parlement op de belangrijkste anti-corruptie-instellingen
werkt in toenemende mate belemmerend. De Commissie geeft aan dat het anti-corruptieagentschap
(DNA) in het bijzonder en in toenemende mate het Hof van Cassatie (HCCJ) doelwitten
zijn. Ook de oprichting van een nieuwe eenheid voor onderzoek naar de overtredingen
van magistraten, zoals opgenomen in de justitiewetgeving, draagt volgens de Commissie
niet bij aan de onafhankelijkheid van de corruptiebestrijding. De Commissie waarschuwt
daarnaast dat onderzoek, vervolging en veroordeling van corruptie ernstig worden gehinderd
door de in juni en juli jl. door het parlement aangenomen amendementen in de straf-
en strafproceswetgeving. Dit omdat de reikwijdte van de overtredingen die als corruptie
worden beschouwd, sterk is ingeperkt. De Commissie concludeert dat er in 2018 geen
opvolging is gegeven aan het verduidelijken van wetgeving aangaande ministeriële immuniteit.
Aanbeveling tien voldoet niet langer om ijkpunt drie af te ronden. De Commissie heeft
in dit kader additionele aanbevelingen opgenomen in de conclusie van het rapport.
In 2018 is verdere vooruitgang geboekt op de nationale anti-corruptiestrategie, aldus de Commissie. Daar staat volgens de Commissie tegenover dat de bestrijding
van corruptie wordt belemmerd door politieke ontwikkelingen, die de geloofwaardigheid
van de voortgang ondermijnen. Niet alleen staat de effectiviteit van de belangrijkste
anti-corruptie-instellingen onder politieke druk, ook zijn er zorgen over de gevolgen
van verscheidene wetgevingsinitiatieven voor de anti-corruptiestrategie. Deze initiatieven
geven een politiek signaal in de verkeerde richting af. Een positieve ontwikkeling
op het terrein van corruptie bestrijding is dat het nationaal agentschap voor het
beheer van in beslaggenomen vermogen volledig operationeel is. Daarmee aanbeveling
twaalf is vervuld volgens de Commissie. Niettemin ziet de Commissie mogelijkheden
voor dit agentschap om zich verder te ontwikkelen indien het agentschap hiervoor voldoende
administratieve capaciteit krijgt.
Sinds november 2017 heeft Roemenië enkele stappen ondernomen voor de implementatie
van de aanbevelingen uit het rapport van januari 2017. Aanbevelingen acht en twaalf
zijn vervuld en verdere voortgang is geboekt ten aanzien van aanbeveling vijf en negen.
De aanbevelingen uit januari 2017 zijn opgesteld op voorwaarde dat geen stappen zouden
worden ondernomen die de bereikte voortgang van de laatste tien jaar in twijfel zouden
trekken. De inwerkingtreding van de geamendeerde justitiewetgeving, de druk op de
onafhankelijkheid van de rechtspraak in algemene zin en in bijzonder op het nationaal
agentschap voor corruptiebestrijding, en andere ondermijnende stappen ten aanzien
van de bestrijding van corruptie hebben geleid tot terugval of stellen de onomkeerbaarheid
van eerder bereikte voortgang ter discussie. De Commissie verwijst in dit kader met
name naar ijkpunt één en drie. Om die reden stelt de Commissie dat de twaalf aanbevelingen
uit het rapport van januari 2017 niet langer voldoen om tot afronding van het CVM
te komen. In het rapport worden acht aanvullende aanbevelingen door de Commissie gepresenteerd
om de situatie aangaande de rechtsstaat en corruptiebestrijding in Roemenië te verbeteren.
CVM-rapportage Bulgarije
De Commissie is zeer positief over de voortgang die Bulgarije sinds november 2017
heeft geboekt. De meest significante stap vooruit is volgens de Commissie de goedkeuring
van de hervorming van het algemene anti-corruptieraamwerk in januari 2018. Over de
hele linie bezien concludeert de Commissie dat de hervormingen op meer voorspelbare
en minder omstreden wijze in het wetgevingssysteem zijn doorgevoerd, ondanks dat ontwikkelingen
op wetgevingsgebied in sommige gevallen hebben geleid tot onenigheid. De Commissie
toont zich echter ongerust over de achteruitgang van het medialandschap door ondoorzichtelijke
eigendomstructuren en gebrek aan efficiënt toezicht op handhaving van journalistieke
normen. De Commissie waarschuwt voor het negatieve effect hiervan op de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht. De Hoge Raad van Justitie heeft volgens de Commissie een
belangrijke rol bij het beschermen van de rechterlijke macht en de onafhankelijkheid
van de rechtspraak tegen aanvallen vanuit de media. De Commissie benadrukt dat de
mogelijkheid zich via de media of maatschappelijk middenveld uit te spreken, een belangrijke
randvoorwaarde is om de hervormingen te realiseren waarop het CVM ziet.
Ten aanzien van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht concludeert de Commissie
dat Bulgarije aan één aanbeveling heeft voldaan en bijna volledig aan de twee andere
aanbevelingen volledig voldoet. Sinds november 2017 heeft de Hoge Raad van Justitie
zich volgens de Commissie op professionele wijze in haar leidinggevende rol gevoegd.
De Commissie wijst naar de verschillende benoemingen van hoofden van gerechtelijke
instanties, die geen aanleiding gaven tot grote controverses. Meer in het algemeen
constateert de Commissie dat procedures in voorbereiding zijn voor benoemingen van
rechters. De Commissie benadrukt dat deze procedures belangrijk zijn voor het vergroten
van transparantie. Ze zijn tevens belangrijk om te tonen dat de Hoge Raad in staat
is vacatures op ordentelijke wijze te vervullen. Op het gebied van disciplinaire maatregelen,
hetgeen in het verleden vaak tot controverse leidde, is volgens de Commissie recent
een project gestart dat beoogt de capaciteit van het inspectoraat te versterken op
het gebied van de integriteitskwesties. Het project wordt met hulp van de Commissie
afgerond in 2019.
De Commissie constateert dat Bulgarije significante voortgang heeft geboekt bij het
verbeteren van het wettelijk kader door het doorvoeren van amendementen op de Wetboeken
van Strafrecht en Strafvordering. Terwijl enkele kwesties nog in behandeling zijn
bij de Bulgaarse autoriteiten, zoals het bepalen van de drempel voor het openen van
de onderzoeksfase, concludeert de Commissie dat ijkpunt twee voorlopig kan worden
afgesloten in afwachting van de daadwerkelijke implementatie van de wetswijzigingen.
In het kader van de implementatie van de strategie voor justitiële hervormingen uit
2014, is Bulgarije verder gegaan op de ingeslagen weg. Ook ten aanzien van ijkpunt
drie concludeert de Commissie dat Bulgarije significante voortgang heeft geboekt en
dat de aanbevelingen bijna kunnen worden afgerond. Dit zal verder worden gemonitord.
De Bulgaarse regering heeft de consultaties met de stakeholders in het consultative judicial reform council (het overlegorgaan voor justitiële hervormingen) voortgezet en heeft, zoals eerder
toegezegd, de voortgang van het implementatieproces gepubliceerd. De Commissie beschrijft
dat Bulgarije door middel van wetgeving en organisatieverandering de werkdruk bij
de rechtbanken wil verminderen. Op de lange termijn zijn verdere structurele hervormingen
nodig om een effectieve en efficiënte rechtspraak te garanderen, aldus de Commissie.
Verder stelt de Commissie dat Bulgarije opvolging heeft gegeven aan de routekaart
uit 2017. Niettemin constateert de Commissie dat een aantal van de aanbevelingen uit
de routekaart niet tot concrete resultaten heeft geleid. Volgens de Commissie is hiervoor
meer tijd en blijvende focus van de openbaar aanklager nodig.
In tegenstelling tot het rapport van november 2017, waarin de Commissie constateerde
dat op het terrein van corruptiebestrijding gedurende de looptijd van het CVM het
minst voortgang was geboekt, concludeert de Commissie dit jaar dat significante voortgang
is bereikt op alle zeven aanbevelingen met betrekking tot corruptiebestrijding. De
Commissie staat positief tegenover de uitgebreide hervorming van de Bulgaarse anti-corruptie
wetgeving in januari 2018. De nieuwe wet omvat een brede hervorming van het wetgevingskader
gericht op het voorkomen van belangenconflicten, ongeoorloofde verrijking en corruptie.
Daarnaast voorziet de wet in een nieuw, geïntegreerd anti-corruptieagentschap. Het
agentschap is inmiddels volledig operationeel en komt voort uit reeds bestaande organisaties,
waaronder het directoraat verantwoordelijk voor de strafrechtelijke vervolging bij
corruptiezaken op hoog niveau. In dit kader heeft de Bulgaarse regering ook het rechtskader
voor de interne controlediensten van de overheid geactualiseerd en verduidelijkt.
Dit wordt momenteel geïmplementeerd. De Commissie ziet twee uitdagingen voor het agentschap.
Allereerst moet het agentschap het eigen, brede scala aan verantwoordelijkheden effectief
managen. Voorts wijst de Commissie op de noodzaak het publiek vertrouwen in de onafhankelijkheid
van het agentschap op te bouwen. Als onderdeel van bredere hervormingen, heeft Bulgarije
een nieuw systeem geïntroduceerd waarbij openbare aanbestedingen vooraf worden gecontroleerd.
Het goed functioneren van dit systeem wordt, zoals aanbevolen in het januari 2017
rapport, beoordeeld door een externe partij. De Commissie geeft aan dat de implementatie
van het systeem in samenwerking met de Wereldbank uiterlijk 2019 afgerond zal zijn.
Ook nieuwe richtlijnen uitgebracht door de Bulgaarse nationale anti-corruptieraad
worden op dit moment geïmplementeerd binnen de overheid, aldus de Commissie. De Commissie
roept de Bulgaarse autoriteiten op de positieve trend voort te zetten en concrete
resultaten op de langere termijn te tonen. Ten aanzien van corruptie op hoog niveau,
benadrukt de Commissie de noodzaak om het nieuwe anti-corruptie institutioneel raamwerk
te monitoren en een trackrecord op te bouwen op basis van definitieve vonnissen in
corruptiezaken.
Ook met betrekking tot de aanpak van georganiseerde misdaad constateert de Commissie
significante voortgang en concludeert hieruit dat ijkpunt zes voorlopig kan worden
afgesloten. De Commissie toont zich optimistisch over de laatste twee uitstaande issues.
Ondanks het feit dat Bulgarije nog geen mechanisme heeft voor het in het openbaar
rapporteren over de voortgang van de aanpak van georganiseerde misdaad en corruptiezaken
op hoog niveau, is het voor de Commissie voldoende dat Bulgarije verder werkt aan
een dergelijk systeem.
De Commissie concludeert dat Bulgarije aan drie van de zes ijkpunten heeft voldaan,
te weten de ijkpunten één (juridische onafhankelijkheid), twee (juridisch raamwerk)
en zes (georganiseerde misdaad). Deze ijkpunten kunnen volgens de Commissie voorlopig
worden afgesloten. Naar aanleiding van de observatie dat sommige hervormingen nog
niet zijn afgerond of geïmplementeerd, geeft de Commissie aan dat verdere monitoring
noodzakelijk blijft om deze ontwikkelingen te bestendigen. Ook roept de Commissie
Bulgarije op een trackrecord van concrete resultaten op te bouwen om de reeds geboekte
voortgang onomkeerbaar te maken. De positieve trend moet in stand worden gehouden
onder het CVM en dit zal na afronding van het CVM constante monitoring vragen door
de Bulgaarse autoriteiten.
Appreciatie en behandeling van rapporten in Raadskader
Het kabinet onderschrijft het belang van het CVM als instrument voor het versterken
van de rechtsstaat en voor de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad.
Een goed functionerende rechtstaat met voldoende instrumenten om corruptie en georganiseerde
misdaad aan te pakken, is essentieel voor goede onderlinge samenwerking tussen EU-lidstaten
en voor goed functioneren van de Unie, in het bijzonder de interne markt. Het CVM
vervult daarin een belangrijk rol door bij te dragen aan het vertrouwen dat burgers
en bedrijven hebben in het functioneren van de EU en haar lidstaten.
Het kabinet onderschrijft de bevindingen van de Commissie ten aanzien van Roemenië.
De Commissie geeft een gedegen en accurate analyse van de situatie. De Commissie oordeelt
terecht dat de geboekte vooruitgang ten aanzien van de onafhankelijkheid van de rechtspraak
en corruptiebestrijding sinds januari 2017 grotendeels teniet zijn gedaan. Voor Nederland
is van belang te onderstrepen dat als gevolg hiervan ook het wederzijds vertrouwen
in de justitiële en politiële samenwerking tussen lidstaten van de EU onder druk komt
te staan. Ook wil het kabinet aantekenen dat het negeren van adviezen van het nationaal
agentschap voor integriteitsbewaking, het na drie jaar verjaren van integriteitszaken
van personen in publieke functies, en het frequent door het parlement weigeren van
het opleggen van disciplinaire maatregelen tegen parlementsleden, een nog harder oordeel
van de Commissie rechtvaardigen. Deze ontwikkelingen ondermijnen de integriteitsbewaking
en corruptiebestrijding op alle niveaus.
Daarentegen verschillen de bevindingen van het kabinet ten aanzien van Bulgarije met
de constateringen van de Commissie zoals verwoord in het CVM-rapport. In tegenstelling
tot de ambitie van de Commissie, verwacht het kabinet niet dat het CVM voor het einde
van het mandaat van de huidige Commissie kan worden uitgefaseerd. Het kabinet is van
mening dat het CVM enkel kan worden afgesloten indien volledig is voldaan aan de ijkpunten,
een trackrecord is opgebouwd van zichtbare en meetbare resultaten, zoals eindvonnissen
in corruptiezaken op hoog niveau, en de doorgevoerde hervormingen als onomkeerbaar
kunnen worden beschouwd. Het is op dit moment onwaarschijnlijk dat op korte termijn
aan deze voorwaarden zal worden voldaan. Volgens Nederland geeft de situatie in Bulgarije
hier nog geen aanleiding toe. Hoewel Bulgarije enige voortgang heeft geboekt ten aanzien
van de verdere modernisering van wetgeving en de rechterlijke macht, is volgens Nederland
geen sprake van significante – laat staan onomkeerbare – vooruitgang op enkele cruciale
gebieden zoals de onafhankelijkheid van de rechtspraak, het juridisch raamwerk en
de corruptiebestrijding. De rechterlijke macht kan nog niet onafhankelijk worden genoemd
en met name op het gebied van corruptiebestrijding op hoog niveau is nog geen enkel
eindvonnis uitgesproken. De terecht door de Commissie genoemde verslechtering van
het mediaklimaat, met de weinig onafhankelijke media en de georkestreerde aanvallen
op hervormingsgerichte rechters, baart zorgen, ook ten aanzien van de levensvatbaarheid
en onomkeerbaarheid van de ingezette hervormingen.
Het kabinet betreurt dat de Commissie dit jaar voor het eerst niet kon beschikken
over een CVM-adviseur in Sofia, die tot vorig jaar zorgde voor de onmisbare duiding
van de lokale context. Daarnaast constateert het kabinet mede op basis van eigen bevindingen
dat dit er in dit rapport minder rekening is gehouden met de bevindingen van ngo’s
en hervormingsgerichte rechters. Het rapport is hierdoor minder gebalanceerd dan in
vorige jaren. Het is jammer dat voor het eerst in het rapport nauwelijks wordt ingegaan
op de onaantastbare positie van de openbare aanklager en de in vorige jaren aanbevolen
hervorming van diens kantoor. De kritische aanbevelingen van vorig jaar ontbreken,
terwijl de situatie onveranderd is. Ook ontbreekt, in tegenstelling tot eerdere jaren,
de appreciatie van individuele en «high profile» corruptie- en aanverwante zaken,
terwijl een voortvarende afwikkeling van deze zaken een goede indicator zijn van zowel
het functioneren van de rechtsstaat in Bulgarije als van de onomkeerbaarheid van de
hervormingen.
Naar verwachting zal de Raad Algemene Zaken zoals gebruikelijk in december Raadsconclusies
aannemen over de bevindingen en aanbevelingen van de CVM-rapporten. Het kabinet zet
in op een weerspiegeling in de Raadsconclusies van de voortgang en tekortkomingen
in beide landen, waarbij bovenstaande appreciatie het uitgangspunt vormt. Voorts moeten
de conclusies Roemenië en Bulgarije aansporen te komen tot opvolging van de aanbevelingen
om uiteindelijk aan de respectievelijk vier en zes ijkpunten van het CVM te voldoen
en het mechanisme met succes te kunnen afsluiten. Roemenië en Bulgarije hebben in
de ruim tien jaar sinds hun toetreding tot de EU een aantal hoopgevende hervormingen
doorgevoerd. Het blijft daarom van groot belang om deze landen in bilateraal en Europees
verband te bewegen om op deze voet verder te gaan.
De Commissie is voornemens de volgende CVM-rapportages voor het einde van haar mandaat
uit te brengen. Het kabinet beschikt op dit moment niet over meer details ten aanzien
van de planning van de Commissie. Nederland zal overbrengen aan de Commissie dat het
van belang is dat tussen de rapportages voldoende tijd zit om een trackrecord op te
kunnen bouwen en te kunnen beoordelen over de doorgevoerde hervormingen onomkeerbaar
zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken