Brief regering : Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 19 en 20 november 2018 te Brussel
21 501-28 Defensieraad
Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2018
Inleiding
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het verslag aan
van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 19 en 20 november jl.
Op 19 november spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie in een
gezamenlijke bijeenkomst over de implementatie van de EU Global Strategy op het gebied van veiligheid en defensie. De Hoge Vertegenwoordiger, de Commissie
en de lidstaten verwelkomden de voortgang en resultaten die de afgelopen twee jaar
zijn behaald en benadrukten het belang van coherentie, goede samenwerking met partners
buiten de Unie en een pragmatische aanpak met voldoende aandacht voor concrete resultaten.
Op 20 november vond vervolgens de RBZ plaats met alleen de Ministers van Defensie.
In aanwezigheid van de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, werd
tijdens deze Raad ingegaan op de samenwerking tussen de EU en de NAVO. Ook werd er
ingegaan op EU missies en operaties. Voorafgaand aan de vergadering op 20 november
kwamen de Ministers van Defensie tot slot bijeen voor de ministeriële Steering Board van het Europees Defensie Agentschap (EDA). Tijdens deze Steering Board was er met name aandacht was voor het Trial Run Report inzake de Coordinated Annual Review on Defence (CARD).
Gezamenlijk deel over veiligheid en defensie
Algemeen
Duitsland en Frankrijk gaven een toelichting op recente uitspraken over een «Europees
leger», waarbij zij benadrukten dat de NAVO de hoeksteen blijft van de collectieve
verdediging van de Unie. Zij wezen ook op de grotere verantwoordelijkheid die de EU
moet nemen voor haar eigen veiligheid en defensie. Nederland en een aantal andere
lidstaten benadrukten het belang van goede samenwerking tussen de EU en de NAVO en
dat het erom gaat de EU op een dusdanige manier te versterken dat die ook de NAVO
ten goede komt. Nederland pleitte verder voor een pragmatische versterking van de
Europese defensiesamenwerking, die vooral gericht moet zijn op concrete resultaten.
Tot slot bracht Nederland de wens in om in een volgende Raad te komen tot een meer
diepgaande discussie over de betekenis van het concept Europese strategische autonomie
teneinde met elkaar de toekomst van de Europese defensiesamenwerking nader te definiëren.
PESCO
De Raad nam een besluit over zeventien nieuwe PESCO-projecten, die goed inspelen op
EU behoeftes en capaciteiten. Daarnaast benadrukten vrijwel alle lidstaten het belang
van een spoedig Raadsbesluit over deelname van derde landen aan PESCO-projecten. Een
grote groep van lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten daarbij het praktische
en politieke potentieel van deelname van derde landen aan PESCO-projecten en drongen
aan op een pragmatische, flexibele aanpak. Nederland en een aantal andere lidstaten
spraken zich daarbij nadrukkelijk uit voor een inclusieve benadering, die openstaat
voor derde landen.
Het kabinet maakt hierbij van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over de
nieuwe projecten waaraan Nederland zal deelnemen naar aanleiding van de toezegging
tijdens het AO over de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 15 november jl. Nederland
zal deelnemen aan twee nieuwe projecten: Unmanned Ground Systems en Co-basing. Het project Unmanned Ground Systems betreft de ontwikkeling van een modulair onbemand grondsysteem dat autonoom kan opereren
op het gebied van het transport van onder andere fire-support en intelligence & surveillance equipment. Het project Co-basing is gericht op de verbetering van de militaire inzetbaarheid van participerende lidstaten
door beschikbare bases en steunpunten voor nationale en multinationale operaties in
kaart te brengen, deze ter beschikking te stellen aan de participerende lidstaten
en de daarvoor benodigde wet- en regelgeving en financiële verrekening op voorhand
vast te leggen. De nadruk zal hierbij liggen op overzeese gebiedsdelen en de «global commons». Dit project is vanuit het European Intervention Initiative (EI2) vormgegeven en is vervolgens in PESCO ingebracht. Daarmee is de door verschillende
lidstaten gewenste verbinding tussen PESCO en EI2 concreet gemaakt.
Europese Vredesfaciliteit (European Peace Facility)
Vrijwel alle lidstaten intervenieerden over het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger
voor een Europese Vredesfaciliteit (EPF). Een meerderheid van lidstaten had een positieve
grondhouding, maar gaf ook aan serieuze vraagtekens te hebben bij de reikwijdte, de
hoogte van het bedrag en de governance van het fonds.
Het voorgestelde plafond is gebaseerd op een grotere ambitie van de EU op het gebied
van veiligheid en defensie en het samenvoegen van verschillende financieringsinstrumenten.
Zo wordt onder het voorstel de reikwijdte van het Athena-mechanimse vergroot en de
huidige African Peace Facility (APF) verbreed tot een wereldwijd instrument. Daarnaast biedt de EPF nieuwe mogelijkheden
voor de financiering van capaciteitsopbouw van militaire actoren. De gezamenlijke
uitgaven voor Athena en APF fluctueren volgens het voorstel tussen de 250 miljoen
en 500 miljoen euro per jaar. Het voorstel betreft dus een aanzienlijke verhoging.
Hoewel het hier om een uitgavenplafond gaat, vindt Nederland dit voorgestelde plafond
te hoog. Nederland streeft naar een realistische omvang en wil bestedingsdruk vermijden.
Nederland heeft ook gewezen op het belang dat waar mogelijk zo veel mogelijk activiteiten
binnen de begroting van de Unie worden gefinancierd. Lidstaten concludeerden dat de
financiële aspecten van de EPF zullen worden besproken in de context van de onderhandelingen
over het nieuwe MFK. Daarbij is ook het belang van synergie met andere externe EU-financieringsinstrumenten
benadrukt. Voorts benadrukten verschillende lidstaten dat de EPF niet ten koste moet
gaan van de inzet van de EU in Afrika. Daarnaast onderstreepte de Raad dat de governance van de EPF de bevoegdheid en de rol van lidstaten op het gebied van het GBVB volledig
dient te respecteren en dat elke te financieren actie onder de EPF vooraf zal moeten
worden gegaan door een besluit van de Raad hierover. Met deze informatie over het
krachtenveld, de financiële onderbouwing en de governance ten aanzien van het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger voor een EPF komt het
kabinet tegemoet aan de toezegging die is gedaan tijdens het Algemeen Overleg over
de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 15 november jl.
Europees Defensiefonds
Lidstaten namen een Raadspositie aan over de verordening over het Europees Defensiefonds
(EDF). Verschillende lidstaten stonden stil bij de komende onderhandelingen met het
Europees Parlement. Het fonds stimuleert lidstaten om meer samen te werken op het
gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteiten en kan een belangrijke
rol spelen bij het versterken van de interoperabiliteit van de verschillende Europese
krijgsmachten. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, wezen op het belang dat
het midden- en kleinbedrijf kan profiteren van projecten onder het EDF.
Military Planning and Conduct Capability
De Raad ging akkoord met een beperkte doorontwikkeling van de MPCC. Hiermee kan meer
samenhang tussen de inzet van zowel civiele als militaire instrumenten vanuit de EU
worden bewerkstelligd. Een aantal lidstaten wees in dit kader ook op het belang van
goede samenwerking tussen de commandostructuren van de EU en de NAVO.
Civiel GVDB
De Raad nam ook een besluit over een compact voor civiel GVDB. Verschillende lidstaten wezen op het belang dat de EU zich moet
kunnen bedienen van een zo breed mogelijk instrumentarium om hedendaagse conflicten
het hoofd te kunnen bieden, inclusief civiele instrumenten. Het compact is erop gericht
de preventieve en stabiliserende rol van de EU te versterken. Een aantal lidstaten
noemde ook het belang goed te communiceren over het belang en de ontwikkelingen ten
aanzien van civiel GVDB.
Defensie deel
EU-NAVO samenwerking
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken met de Ministers van Defensie spraken wij in aanwezigheid
van de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, over EU-NAVO samenwerking.
In haar introductie benadrukte de Hoge Vertegenwoordiger het belang van het betrekken
van de NAVO bij EU aangelegenheden en de noodzaak om te blijven investeren op de intensivering
van EU-NAVO samenwerking. Ze noemde militaire mobiliteit daarbij wederom als voorbeeld
van een terrein waarop dat bij uitstek het geval is. Voorts benadrukte de HV de positieve
impact die Europese initiatieven kunnen hebben op transatlantic burden-sharing. De heer Stoltenberg gaf aan Europese initiatieven op het gebied van defensie te
steunen. Hij sprak de hoop uit dat deze initiatieven gaan leiden tot nieuwe defensiecapaciteiten
die zowel de EU als de NAVO ten goede komen, dat fragmentatie wordt verminderd en
dat de EU meer gaat investeren in defensie. Hij gaf aan de Europese initiatieven niet
te zien als concurrentie of duplicatie van NAVO-initiatieven. Daarbij benadrukte hij
het belang van een goede communicatie tussen de EU en de NAVO. De verschillende initiatieven
moeten over en weer goed aan elkaar blijven worden uitgelegd.
Aangezien ik u in het Algemeen Overleg op 15 november jl. toezegde een verduidelijking
te geven over de in de geannoteerde agenda genoemde hoofdstedendialoog inzake EU-NAVO
samenwerking, zal ik dat nog kort toelichten. Er is geen sprake van een nieuw overleg,
noch van een overleg op ministerieel niveau. Nederland hecht simpelweg groot belang
aan de trans-Atlantische relatie en aan een EU en een NAVO die elkaar versterken.
Het is in dit licht dat dit initiatief om op ambtelijk niveau meer intensief met andere
hoofdsteden te gaan spreken over EU-NAVO samenwerking moet worden beschouwd. Ik vond
en vind het van belang u hierover te informeren omdat ik u wil laten weten op welke
manier Nederland met haar strategische partners beweging probeert te krijgen in belangrijke,
complexe dossiers.
EU-missies en operaties
Er was in algemene zin steun voor de voortzetting van de algemene richting van de
huidige EU-missies en operaties. De Westelijke Balkan is en blijft volgens de HV een
prioriteit, mede gelet op het Roemeense voorzitterschap van de EU in de eerste helft
van 2019. De plannen voor de regionalisering van de EU-missies in de Sahel zijn in
de maak en zullen binnenkort breder worden besproken. De HV benadrukte voorts het
belang van het vinden van een oplossing in de komende weken ten aanzien van operatie
Sophia en de herziening van het mandaat. Tot slot introduceerde Ierland een Food for thought paper over de mogelijkheden om als EU-lidstaten tot betere coördinatie te komen waar het
gaat om het bijdragen aan VN-missies. In dit kader wil Ierland onder andere proberen
een nieuwe impuls te geven aan de ontwikkeling van rotatieschema’s die het in de toekomst
makkelijker kunnen maken voor EU lidstaten om voor een kortere, vooraf vastgelegde,
periode deel te nemen aan VN-missies, opdat daarmee de animo om deel te nemen aan
dergelijke missies mogelijk kan worden versterkt. Nederland heeft het paper gesponsord en heeft toegezegd in januari 2019 een event over dit onderwerpte organiseren.
De ondersecretaris-generaal van de VN voor vredesmissies, de heer Lacroix, en de HV
hebben aangegeven dit initiatief te steunen.
EDA Steering Board
De Ministers van Defensie kwamen ook als de Bestuursraad van het European Defence
Agency (EDA) bijeen. In dat verband is het CARD Trial Run Report vastgesteld. Dit rapport is tot stand gekomen op basis van nauwe samenwerking tussen
het EDA en de EU Militaire Staf en op basis van bilaterale gesprekken met de EU lidstaten.
Hierbij is gepoogd zoveel mogelijk gebruik te maken van reeds bestaande informatie
bij de EU lidstaten. Tijdens het volgende EU voorzitterschap wordt een seminar georganiseerd
over de CARD lessons learned. Verschillende lidstaten wezen op het belang van het blijven investeren in een goede
coördinatie met de NAVO en naar zo veel mogelijk synergie waar het tijdslijnen en
processen betreft. Er werd voorts gesproken over de voorgestelde beperkte budgetverhoging
die is gekoppeld aan de intensivering van de Europese defensiesamenwerking en de ondersteunende
rol die EDA daarin speelt. Nederland steunde de budgetverhoging evenals het merendeel
van de lidstaten. Tot een unaniem besluit kwam het echter nog niet. Er wordt op korte
termijn gepoogd alsnog tot unanieme besluitvorming te komen, zodat het EDA met een
toereikend budget haar werk kan voortzetten in 2019.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie