Brief regering : Dutch Fund for Climate and Development (DFCD)
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2018
In het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) heeft het kabinet aangekondigd binnen de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking
een nationaal klimaatfonds in te richten. Dit fonds beoogt het rendement van internationaal
afgesproken publieke en private klimaatfinanciering zo groot mogelijk te maken. In
deze brief informeer ik u over de (inter)nationale context, de doelen en voorwaarden
en de inrichting van het klimaatfonds. Deze brief beschrijft ook hoe het kabinet uitvoering
geeft aan de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 38). Omdat het fonds in een internationale context zal opereren, zal het klimaatfonds
worden aangeduid met de Engelstalige naam «Dutch Fund for Climate and Development (DFCD)».
Het DFCD biedt gelegenheid om investeringen te doen in het tegengaan van klimaatverandering.
Ook zal het ontwikkelingslanden helpen bij hun aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering.
Daarmee is het DFCD een belangrijk aanvullend instrument in de inspanningen van het
kabinet om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de Overeenkomst van Parijs en de
Sustainable Development Goals (SDG’s).
Internationale context
De Overeenkomst van Parijs en de SDG’s vormen het internationale kader waarbinnen
landen hun inspanningen tegen klimaatverandering vormgeven. In de Overeenkomst van
Parijs is afgesproken de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder 2 graden Celsius
te beperken en daarbij te streven naar een verdere beperking tot maximaal 1,5 graad
Celsius. Het kabinet ziet het als zijn plicht er alles aan te doen die doelstelling
te halen en neemt zijn verantwoordelijkheid voor de Overeenkomst van Parijs.
Klimaatverandering treft nadrukkelijk ook de inwoners van ontwikkelingslanden. In
de Overeenkomst van Parijs is daarom afgesproken dat ontwikkelde landen ontwikkelingslanden
financieel bijstaan bij het tegengaan van klimaatverandering en het aanpassen aan
de effecten daarvan. Dit is in lijn met de afspraak die in 2009 werd gemaakt in het
kader van de UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) om met alle ontwikkelde landen gezamenlijk vanaf 2020 jaarlijks 100 miljard
USD klimaatfinanciering te mobiliseren. Tevens werd afgesproken dat ontwikkelde landen
de leiding nemen bij het mobiliseren van klimaatfinanciering uit verschillende bronnen
– zowel publiek als privaat. Het Dutch Fund for Climate and Development is een van de instrumenten waarmee het kabinet invulling geeft aan deze afspraken.
Nederlandse klimaatfinanciering
Het DFCD is een onderdeel van een breder pakket aan maatregelen binnen de begroting
voor Ontwikkelingssamenwerking om bij te dragen aan de internationale klimaatfinanciering
voor ontwikkelingslanden. Conform de internationale afspraken richten we ons daarbij
op zowel klimaatadaptatie – aanpassing aan de effecten van klimaatverandering – als
klimaatmitigatie – het tegengaan van klimaatverandering. De bijdragen vanuit de Nederlandse
overheid richten zich vooralsnog primair op een beperkt aantal terreinen, waar Nederland
met specifieke kennis en kunde meerwaarde biedt. De armste groepen en vrouwen worden
met deze bijdragen ook bediend.
• Toegang tot hernieuwbare energie;
• Tegengaan van ontbossing en toename van duurzaam landgebruik;
• Toegang tot water en voedselzekerheid;
• Versterkte internationale klimaatactie door een constructieve bijdrage aan multilaterale
klimaatonderhandelingen;
• Capaciteit en kennis voor klimaatactie in ontwikkelingslanden.
Nederland werkt sinds 2015 aan een geleidelijke opschaling van zijn klimaatfinanciering.
Over 2017 werd 394 miljoen Euro aan relevante gerealiseerde publieke financiering
gerapporteerd. Hiervan werd 44% besteed aan adaptatie, 10% aan mitigatie en 46% aan
projecten met zowel adaptatie- als mitigatiedoelstellingen. De verwachting is dat
dit totaalbedrag aan publieke financiering de komende jaren verder zal stijgen tot
minimaal 485 miljoen Euro in 2019. De met publieke middelen gemobiliseerde private
klimaatfinanciering werd over 2017 berekend op 405 miljoen Euro. Ook hier wordt de
komende jaren een intensivering verwacht, met als streven om in 2019 een bedrag van
460 miljoen Euro aan private klimaatfinanciering te mobiliseren.
Het DFCD zal thematisch een brede focus hebben en vormt daarmee een belangrijke aanvulling
op het bestaande palet aan activiteiten.
Doelen en voorwaarden van het Dutch Fund for Climate and Development
Voor het Dutch Fund for Climate and Development zullen de onderstaande doelstellingen en voorwaarden gelden. Met deze combinatie
van doelstellingen en voorwaarden wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie van
het lid Voordewind c.s. waarin om een gecombineerde aanpak van klimaat en ontwikkeling
wordt verzocht (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 38).
•
Klimaatrelevant.
Alle projecten die uit het fonds worden gefinancierd moeten klimaatrelevant zijn.
Om ervoor te zorgen dat klimaatadaptatie voldoende aan bod komt, wordt ernaar gestreefd
dat minimaal 65% van de fondsmiddelen wordt gebruikt voor projecten op het vlak van
klimaatadaptatie.
•
Ontwikkelingsrelevant.
Het fonds kan projecten in alle landen van de OECD-DAC landenlijst (ontwikkelingslanden)
financieren. Daarbij zal de nadruk liggen op investeringen in de laagste inkomenslanden
(Least Developed Countries – LDCs) en in de landen in de focusregio’s, zoals genoemd
in de nota «Investeren in Perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1)1.
•
Gender en armste groepen.
Het fonds zal zich ook actief richten op projecten die de armste groepen bedienen
en die een positieve impact hebben op vrouwen. Zo zal er bijvoorbeeld geïnvesteerd
kunnen worden in projecten waar de armsten direct baat bij hebben, of waar de arbeidsparticipatie
van vrouwen benadrukt wordt. De fondsmanager zal worden gevraagd de ontwikkeling van
dergelijke projecten expliciet te stimuleren, en te analyseren en te monitoren of
de armste groepen en vrouwen inderdaad worden bereikt/ betrokken.
•
Milieu en sociale risico’s en mensenrechten. Het fonds zal bij elke investering een analyse maken van de milieu- en de sociale
risico’s alvorens een investeringsbeslissing te nemen. In lijn met de IMVO convenanten,
worden bij de risico analyse ook specifiek de mensenrechten onderzocht.
•
Alle sectoren.
In het fonds komen geen restricties op sectoren: investeringen in landbouw, waterbeheer,
de energiesector, infrastructuur en andere sectoren inclusief op het gebied van de
circulaire economie, kunnen worden gefinancierd, zolang zij klimaatadaptatie of -mitigatie
als hoofddoel hebben en passen binnen het beleid van het fonds. De investeringen zullen
zich moeten richten op projecten die direct bijdragen aan klimaatadaptatie of -mitigatie,
zoals het bouwen van infrastructuur of het behoud van ecosystemen via het tegengaan
van ontbossing in lijn met de doelstellingen van dit fonds. Indirecte investeringen,
zoals kennisoverdracht of institutionele capaciteitsondersteuning, kunnen alleen als
onderdeel van bredere projecten worden meegefinancierd.
•
Innovatief.
Zowel innovatieve als bewezen technieken kunnen worden gefinancierd, waarbij innovatieve
technieken nadrukkelijk welkom zijn; innovatie is de weg naar optimale investeringen
met maximaal rendement. Ook komen zowel nieuwe als bestaande bedrijven in aanmerking
voor financiering. De bedrijven mogen Nederlands, internationaal of lokaal zijn.
•
Additioneel aan de markt.
Het fonds zal alleen activiteiten financieren waar de (financiële) markt dat zelf
niet kan. Via het fonds kunnen alle soorten financiële instrumenten worden ingezet,
zoals donaties, garanties, leningen en participaties. Het fonds zal (deels) een revolverend
karakter hebben, aangezien participaties en leningen zullen terugvloeien naar het
fonds.
•
Mobiliseren private middelen.
De klimaatuitdaging is enorm. Dit biedt kansen aan de private sector, die onmisbaar
is voor het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De fondsmanager
zal worden gevraagd de ontwikkeling van projecten met deelname vanuit de private sector
expliciet te stimuleren. Dit kan bijvoorbeeld door het stellen van een garantie, waarmee
cofinanciering van commerciële middelen op projectniveau wordt aangetrokken (blending).
Inrichting van het Dutch Fund for Climate and Development
De klimaatopgave vereist actie op korte termijn; hoe eerder ontwikkelingslanden in
staat worden gesteld duurzame keuzes te maken, hoe meer mensen in staat gesteld worden
zich tijdig te weren tegen de gevolgen van klimaatverandering en hoe meer broeikasgasuitstoot
wordt vermeden. Tegelijkertijd is het noodzakelijk het Dutch Fund for Climate and Development zorgvuldig vorm te geven. Het vergt tijd om een fonds op te richten dat ruimte biedt
om bovenstaande doelen en voorwaarden op innovatieve wijze in te vullen. In dit licht
heb ik ervoor gekozen het fonds in te richten met een versneld traject en een regulier
traject. Zoals aangekondigd in de nota «Investeren in Perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) bouwt het fonds voort op de ervaringen die in de afgelopen jaren zijn opgedaan bij
de ondersteuning van de energietransitie in Afrika en het Midden-Oosten.
Het versneld traject van het fonds krijgt vorm via verhoging van het Access to Energy
Fund (AEF) met 40 miljoen euro in 2018. Het AEF heeft zich in de afgelopen jaren gericht
op investeringen in hernieuwbare energie in Sub-Sahara Afrika. Het AEF biedt nu ruimte
aan investeringen in alle OESO/DAC-landen, waarbij het streven is minstens 50% in
de focusregio’s uit de nota «Investeren in Perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) te investeren. Op deze wijze kunnen op korte termijn impactvolle klimaatinvesteringen
in ontwikkelingslanden worden gerealiseerd.
In 2019 gaat het reguliere traject van start. Dit deel van het fonds zal in de periode
tot 2022 worden gevuld met in totaal 160 miljoen Euro. Via een subsidie-tenderprocedure
zal subsidie worden verstrekt aan één organisatie, die op basis van de bovengenoemde
doelstellingen, zelf verdere invulling geeft aan het fonds. Daarbij zal deze organisatie
de risico-exposure van het fonds de omvang van het fonds niet te boven laten gaan.
Gezien de combinatie van bovenstaande voorwaarden is het van belang dat de organisatie
een track record heeft in het doen van klimaatrelevante investeringen in ontwikkelingslanden.
De organisatie dient een dergelijk volume (40 miljoen euro per jaar; totaal 160 miljoen
euro) deugdelijk te kunnen investeren in landen met een complex investeringsklimaat,
rekening houdend met alle genoemde doelstellingen. Ook samenwerkingsverbanden (consortia)
kunnen een aanvraag doen voor de subsidie. De organisatie (of het consortium) selecteert,
aan de hand van een door hem ontworpen toetsingskader, projecten die aan de genoemde
doelen voldoen en zorgt vervolgens voor de financiering en monitoring. Het selectieproces
zal transparant moeten verlopen.
Met deze aanpak – zorgvuldige tenderprocedure, duidelijke doelen en randvoorwaarden –
wordt een fonds gerealiseerd dat private bijdragen kan aantrekken en dat investeringen
met zo hoog mogelijk klimaatrendement realiseert in ontwikkelingslanden.
Tot slot
Met het Dutch Fund for Climate and Development, dat zich richt op klimaatadaptatie en klimaatmitigatie in ontwikkelingslanden, draagt
Nederland verder bij aan het behalen van de Sustainable Development Goals, in het
bijzonder SDG 13 (Klimaatactie), en aan de implementatie van de Overeenkomst van Parijs.
Uw Kamer zal via de begrotingen en de jaarverslagen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op de hoogte gehouden worden van de voortgang van het Dutch Fund for Climate and Development.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking