Brief regering : Bekostigingsexperiment aanvullende beroepen geestelijke gezondheidzorg (ggz) en forensische zorg (fz)
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
33 628 Forensische zorg
Nr. 428 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 23 oktober 2018.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op
24 november 2018.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 oktober 2018
Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) informeer ik u hierbij
over de zakelijke inhoud van mijn voornemen een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) te geven om op grond van artikel 58 van de Wmg in haar regelgeving nadere invulling
te geven aan een experiment. Dit doe ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming
voor zover het de forensische zorg betreft. Het betreft een experiment in de gespecialiseerde
geestelijke gezondheidzorg (ggz) en forensische zorg (fz) voor de bekostiging van
de inzet van beroepen die hun ingezette tijd niet kunnen afleiden naar een Diagnose
Behandel Combinatie (dbc) en/of Diagnose Behandel Beveiligings Combinatie (dbbc) en
die het meest bijdragen aan het verkorten van de wachttijden en het verhelpen van
capaciteitstekorten in de ggz of het verminderen van personeelstekorten in de fz.
Aanleiding
Op 12 juli 2018 heb ik het Bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg (GGZ) 2019
t/m 2022 (Bestuurlijk akkoord)1 naar uw Kamer gestuurd. In dit Bestuurlijk akkoord wordt onder andere geconstateerd
dat de bestaande (behandel)capaciteit in de ggz beter in gezet kan worden om bij te
dragen aan het oplossen van tekorten en crisisdiensten en het terugdringen van te
lange wachttijden. In het Bestuurlijk akkoord is afgesproken dat partijen de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) vragen een bekostigingsexperiment in de curatieve ggz uit te
voeren:
«Partijen verzoeken de NZa in 2019 een bekostigingsexperiment uit te voeren dat ondersteunend
is aan de invoering van een nieuwe prestatiestructuur en waarin de beroepen die het
meest bijdragen aan het verkorten van de wachttijden declarabel worden. In ieder geval
gaat het dan om ervaringsdeskundig medewerkers, HBO-psychologen en de geregistreerde
psychodiagnostisch medewerkers. Als blijkt dat deze afbakening juridisch niet houdbaar
is, dan wordt een andere afbakening van het experiment gekozen. Dit experiment vindt
plaats binnen gecontracteerde zorg en inzet van de betrokken beroepsgroepen valt onder
supervisie van de regiebehandelaar zodat de kwaliteit van zorg geborgd is.»
In de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 2018–20212 is de volgende passage opgenomen:
«De inzet van ervaringsdeskundigen en vrijwilligers wordt bevorderd. Dit gebeurt onder
andere door het mogelijk maken van het registreren van een niet-BIG consult door ervaringsdeskundigen
in de aanpassing van het bekostigingsmodel.»
De NZa heeft vervolgens in overleg met partijen het bekostigingsexperiment nader uitgewerkt.
Voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars biedt een bekostigingsexperiment de gelegenheid
om meer ervaring op te doen met de gepaste inzet van aanvullende beroepen in de gespecialiseerde
ggz en forensische zorg die ingezette tijd niet kunnen afleiden naar een dbc en/of
dbbc (bijvoorbeeld niet-BIG geregistreerd beroepen zoals de HBO-psycholoog, ervaringsdeskundig
medewerkers en geregistreerde psychodiagnostisch medewerkers). Het experiment biedt
tevens de mogelijkheid om ervaring op te doen met prestaties die aansluiten bij de
ontwikkeling van de nieuwe bekostiging.
Bij de vormgeving van het experiment zijn enkele elementen van belang: de afbakening,
prestaties, tariefsoort en het macrobeheersinstrument.
Afbakening
Gezien de afspraken die zijn gemaakt in het Bestuurlijk akkoord en de Meerjarenovereenkomst,
is het gewenst om een bekostigingsexperiment mogelijk te maken binnen de gespecialiseerde
ggz en de forensische zorg. Binnen deze werkgebieden oefenen diverse professionals
een beroep uit waarbij hun ingezette tijd niet kan worden afgeleid naar een dbc en
dbbc.
In het Bestuurlijk akkoord en de Meerjarenovereenkomst worden beroepen genoemd die
volgens partijen toegevoegde waarde kunnen hebben bij het terugdringen van capaciteitstekorten,
personeelstekorten en wachttijden. In het bijzonder worden hierbij de ervaringsdeskundige,
HBO-psycholoog en geregistreerde psychodiagnostisch medewerker genoemd.
In het Bestuurlijk akkoord is ook overeengekomen dat per 2020 de inzet van specifieke
beroepen in de ggz declarabel wordt. Gelet hierop kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders
desgewenst met elkaar nader afstemmen of met behoud van kwaliteit van zorg andere
beroepen dan reeds genoemd in het Bestuurlijk akkoord en de Meerjarenovereenkomst
betrokken kunnen worden in het bekostigingsexperiment.
De afbakening van het experiment ziet daarom op alle aanvullende beroepsbeoefenaren
in de gespecialiseerde ggz en forensische zorg die geen declarabele minuten kunnen
schrijven.
Prestaties
Om het experiment ondersteunend te laten zijn aan een nieuwe bekostiging die nu in
ontwikkeling is, kunnen de experimentprestaties bij die ontwikkeling worden betrokken.
Deze prestaties mogen alleen worden gedeclareerd als er in het kader van hetzelfde
behandeltraject een reguliere dbc of dbbc is geopend. Dit om verband te kunnen leggen
tussen de in rekening te brengen experimentele prestaties, de zorgvraagtypering en
het totale behandeltraject van de cliënt.
Het behandelplan voor de totale behandeling in de gespecialiseerde ggz moet worden
vastgesteld door een regiebehandelaar, onder wiens supervisie de overige behandelaren
functioneren. Ook de deelnemende beroepsbeoefenaren in het experiment werken onder
supervisie. Een belangrijk aspect van het beoogde experiment is dat de patiënt door
dit bekostigingsexperiment niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren. Daarnaast
is het van belang dat bij de invulling van het experiment rekening wordt gehouden
met de administratieve lasten.
Tariefsoort
De tarieven voor de binnen het experiment geldende prestaties zijn vrij. De hoogte
van het tarief kunnen aanbieder en verzekeraar in de contractering afspreken.
Bij de uitvoering van een experiment is dubbele bekostiging niet toegestaan. Verzekeraar
en aanbieder moeten een adequate afslag afspreken op de max-tarieven van de bijbehorende
dbc of dbbc om dubbele bekostiging te voorkomen.
De betrokken beroepen worden op dit moment namelijk via een «opslag indirecte kosten»
in de dbc- en dbbc-tarieven bekostigd.
De NZa zal met het oog op het voorgaande voorwaarden stellen aan de deelnemers.
Macrobeheersinstrument
Het macrobudgettair kader voor de geneeskundige ggz (28 november 2013, Stcrt. 2013, nr. 34324) is van toepassing voor zover het bekostigingsexperiment ziet op gespecialiseerde
ggz.
Aanwijzing
Ik ben voornemens om, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de NZa met een
aanwijzing op grond van artikel 58 van de Wmg op te dragen in haar beleidsregels de
mogelijkheid op te nemen om af te wijken van de reguliere bekostiging van gespecialiseerde
ggz en forensische zorg.
Ik zal in mijn aanwijzing de NZa het volgende opdragen:
Om in het kader van een bekostigingsexperiment prestaties vast te stellen – waarop
een vrij tarief van toepassing is – voor beroepen die (nog) geen tijd kunnen afleiden
naar een dbc of dbbc. Deze prestaties kunnen alleen in rekening worden gebracht wanneer
in het kader van hetzelfde behandeltraject een dbc of dbbc is geopend. De NZa zorgt
ervoor dat het bekostigingsexperiment ondersteunend is aan de invoering van een nieuwe
prestatiestructuur en stelt voorwaarden om dubbele bekostiging uit te sluiten. De
aanbieder en verzekeraar leggen de binnen dit experiment gemaakte afspraken vast in
een overeenkomst. Het macrobudgettair kader voor de geneeskundige ggz (28 november
2013, Stcrt. 2013, nr. 34324) is van toepassing voor zover het bekostigingsexperiment ziet op gespecialiseerde
ggz.
Overeenkomstig artikel 8 van de wet zal tot het geven van de aanwijzing niet eerder
worden overgegaan dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.
Ik ben verheugd dat dit experiment een extra handvat biedt bij de aanpak van de huidige
wachttijdenproblematiek.
mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.