Brief regering : Gestegen kosten vermogensbeheer voor pensioenfondsen
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 425 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2018
Per brief van 13 september 2018 heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
mij gevraagd te reageren op berichten in de media over kosten van vermogensbeheer
(«Hoge bonussen drijven kosten pensioenfondsen op», Algemeen dagblad, 11 september
2018). Die berichten zijn ontstaan naar aanleiding van de publicatie van een rapport
van het actuarieel adviesbureau Lane, Clark & Peacock (LCP) van 11 september 2018.
Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.
Bevindingen LCP
Jaarlijks rapporteert de LCP over de uitvoeringskosten die pensioenfondsen maken.
Uit het rapport over 2017 blijkt een daling van de pensioenbeheerkosten (de administratieve
kosten) en een stijging van de vermogensbeheerkosten bij enkele grotere pensioenfondsen.
Het rapport van de LCP benoemt de toegenomen transactiekosten en de toegenomen prestatievergoedingen
als verklaring van de gestegen vermogensbeheerkosten. Deze kosten vloeien voort uit
het door het bestuur gevoerde beleggings- en uitvoeringsbeleid. Voor zover het pensioenfonds
het vermogensbeheer uitbesteedt, onderhandelen partijen hierbij onder andere over
een vaste en/of variabele beheervergoeding. Variabele beheervergoedingen zijn daarbij
afhankelijk van het rendement. Voor de volledigheid merk ik op dat of en in welke
mate de externe vermogensbeheerder bij goede resultaten op zijn beurt weer een prestatieafhankelijke
vergoeding betaalt aan zijn werknemers, niet primair een zaak van het pensioenfonds
is. Pensioenfondsen moeten bij de uitbesteding van werkzaamheden het beloningsbeleid
van de uitvoerder, inclusief het beleid aangaande prestatiebeloningen, wel betrekken
in de keuze voor de derde waaraan zij de werkzaamheden uitbesteden.1
Toenemende aandacht
Net als uw Kamer ben ik van mening dat aandacht voor de kosten die pensioenuitvoerders
maken belangrijk is. Elke euro, die opgaat aan kosten, is niet beschikbaar om rendement
mee te genereren. Tegelijk is het onvermijdelijk dat pensioenuitvoerders bij de uitvoering
van de pensioenovereenkomst kosten maken. Het is van belang dat pensioenfondsen daarbij
een goede afweging maken tussen kosten en baten. Om die afweging te kunnen maken en
te kunnen verantwoorden aan hun belanghebbenden hebben pensioenfondsen inzicht nodig
in de kosten. In de afgelopen jaren is daar ook meer aandacht voor gekomen.
Terecht heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dan ook al in 2011 aandacht gevraagd
voor transparantie van kosten.2 De AFM deed daarop de oproep meer zicht te krijgen op beleggingskosten.3 De Pensioenfederatie heeft in 2011 de aangesloten fondsen geholpen met een document
Aanbevelingen Uitvoeringskosten. In 2014 vroeg ook De Nederlandsche Bank (DNB) aandacht voor transparantie van kosten.4 In 2015 heeft de AFM pensioenfondsen opgeroepen de door hen gemaakte kosten te vergelijken met die van andere fondsen, en die oproep
ondersteund met een tool.5 De Pensioenfederatie heeft haar Aanbevelingen Uitvoeringskosten in 2016 herzien.6 Nog in 2017 heeft DNB een aantal aandachtspunten benoemd die pensioenfondsen in acht moeten nemen bij het formuleren van het beleggingsbeleid,
de uitvoering en controle daarvan.7
De Pensioenwet is in 2014 aangescherpt. In dat jaar is daarin de verplichting opgenomen
dat het pensioenfonds in zijn bestuursverslag informatie opneemt over uitvoeringskosten,
dat wil zeggen administratie, vermogensbeheer en beleggingstransacties.8 Daarmee werden de tot dan toe bij wijze van zelfregulering ingevoerde normen inzake
transparantie van kosten voorzien van een wettelijke basis. De verplichting dat een
pensioenuitvoerder op zijn website informatie beschikbaar stelt over de uitvoeringskosten
is in 2015 in de Pensioenwet opgenomen.9
Al met al is er dus al vele jaren regelmatig aandacht voor de kosten die pensioenuitvoerders
maken. De maatregelen ter vergroting van de transparantie over uitvoeringskosten hebben
ertoe geleid dat de hoogte van de gerapporteerde kosten inmiddels steeds beter in
lijn is met de werkelijke kosten. Het lijkt, met andere woorden, alsof de kosten zijn
gestegen, maar in werkelijkheid rapporteerden pensioenfondsen deze niet altijd volledig
en waren de kosten ook niet altijd duidelijk en inzichtelijk. Het is een goede zaak
dat bestuurders van pensioenfondsen steeds beter zicht hebben op de kosten van vermogensbeheer.
Rol van het pensioenfonds
De vereiste transparantie van uitvoeringskosten ondersteunt het pensioenfonds in zijn
taak om zorg te dragen voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst, om op prudente
wijze het pensioengeld van deelnemers en pensioengerechtigden te beleggen en om zo
uiteindelijk een zo goed mogelijk pensioen te kunnen uitkeren. Het pensioenfonds bepaalt
zelf het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds zal daarbij bijvoorbeeld een goede afweging
moeten maken om wel of niet te beleggen in categorieën die doorgaans grotere kansen
op hogere rendementen bieden, met hogere risico’s maar met veelal hogere prestatieafhankelijke
vergoedingen. Ook is het aan het pensioenfonds om te overwegen werkzaamheden die hierbij
horen, zoals vermogensbeheer, uit te besteden. Zij zullen kortom bij keuzes in het
beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan altijd een afweging moeten maken tussen
rendement, risico en kosten. Het bestuur legt vervolgens verantwoording af over de
uitvoering van het gevoerde beleid aan het verantwoordings- of belanghebbendenorgaan.
Daarnaast informeert het pensioenfonds over uitvoeringskosten via haar website en
in het bestuursverslag.
Inzicht voor de deelnemer
Kosten die de pensioenuitvoerder maakt vertalen zich in kosten op deelnemersniveau.
Ik vind het belangrijk dat de deelnemer informatie over de individuele gevolgen van
kosten niet moet halen maar actief verstrekt krijgt. Jaarlijks heeft de deelnemer
al recht op informatie over de stand van het opgebouwde pensioen, in de vorm van een
Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Met het wetsvoorstel tot implementatie van de gewijzigde
IORP-richtlijn10 wordt de informatiepositie van de deelnemer verbeterd, ook wat betreft uitvoeringskosten.
Indien kosten invloed hebben op het pensioenresultaat, dan dient de pensioenuitvoerder
deze te vermelden op het UPO. Daarmee kan de deelnemer aan een premie- of kapitaalovereenkomst
de ontwikkeling volgen in de verhouding tussen ingelegde premie, aangroei van zijn
of haar pensioenvermogen (beleggingsresultaat) en kosten. Dit inzicht moet bijdragen
aan het vertrouwen van de deelnemer in de (kosten)efficiënte opbouwfase van zijn of
haar individueel pensioen.
Tot slot
Het toenemende inzicht van pensioenfondsbesturen in de kosten van vermogensbeheer
vergroot de mogelijkheid voor hen om de juiste afweging te maken tussen rendement,
risico en kosten. De bepaling van het beleggingsbeleid en de mate waarin zijn ervoor
kiezen tot uitbesteding over te gaan hebben direct invloed op de aard en hoogte van
de vermogensbeheervergoedingen. Kortom, pensioenuitvoerders maken kosten voor het
uitvoeren van de pensioenovereenkomst, waaronder kosten voor het vermogensbeheer.
Deze kosten zijn niet per definitie nadelig voor deelnemers, maar moeten uitvoerders
goed afwegen tegen de kansen op hogere rendementen en risico’s. Het is daarbij belangrijk
dat de kosten openbaar zijn. Als belanghebbenden tot het oordeel komen dat zij de
kosten te hoog vinden, kunnen zij vragen stellen en invloed uitoefenen.
Overigens heeft uw Kamer onlangs de motie van de leden Van Kent (SP) en Gijs van Dijk
(PvdA) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om in overleg te gaan met de
pensioensector teneinde het uitkeren van beleggersbonussen terug te dringen.11 Ik zal de uitwerking van deze motie ter hand nemen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid