Brief regering : Voortgang cultuur in een open samenleving
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2018
Deze brief informeert de Tweede Kamer per thema over de voortgang van mijn brief Cultuur in een open samenleving (Kamerstuk 32 820, nr. 221). Ook laat ik zien hoe ik de moties uitvoer die de Tweede Kamer heeft aangenomen in
de overleggen over mijn cultuurbrief en de brief Erfgoed telt (Kamerstuk 32 820, nr. 248
).
Als bijlagen bij deze brief vindt u drie onderzoeken: een onderzoek naar de «niet-bezoeker»
van cultuur, een onderzoek naar de diversiteit van besturen en personeel en een onderzoek
naar de decentralisatie-uitkering beeldende kunst en vormgeving.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Brief voortgang Cultuur in een open samenleving
Inhoud
blz.
Inleiding
2
Cultuur maakt nieuwsgierig
3
Ruimte voor nieuwe cultuur en makers
8
Een leefomgeving met karakter
10
Cultuur is grenzeloos
15
Een sterke culturele sector
15
Voorbereiding periode 2021–2024
17
Tot slot
18
Inleiding
Dit voorjaar heb ik de brief Cultuur in een open samenleving gepresenteerd. Ik werk mijn cultuurbeleid uit aan de hand van vijf thema’s: cultuur maakt nieuwsgierig, ruimte voor nieuwe makers en cultuur, een leefomgeving met karakter, cultuur is grenzeloos en een sterke culturele sector. Deze brief informeert de Kamer per thema over de voortgang. Ook laat ik zien hoe
ik de moties uitvoer die de Tweede Kamer heeft aangenomen.
Dit kabinet investeert flink in cultuur. Op Prinsjesdag heeft het kabinet de investeringen
vanaf het jaar 2019 bekend gemaakt. Onderstaand schema vat deze samen. Dit geld komt
bovenop de investeringen voor het jaar 2018 die in Cultuur in een open samenleving zijn opgenomen (Kamerstuk 32 820, nr. 221). De brief Erfgoed telt bevat de investeringen voor het erfgoed (Kamerstuk 32 820, nr. 248).
Inzet regeerakkoordmiddelen cultuur
Begrotingsjaar
2019
2020
2021
2022
2023
alle bedragen in miljoenen euro's
Thema Cultuur maakt nieuwsgierig
Filmeducatie
0,90
2,90
2,90
2,90
2,90
Scholenbezoek parlement
1,37
3,52
4,12
4,72
4,76
Digitale openbare bibliotheek
1,75
2,00
2,00
2,00
Bereikbaarheid openbare bibliotheek in de regio
1,00
1,00
1,00
Programma cultuurparticipatie
2,85
7,33
8,45
8,45
8,45
Thema Ruimte voor nieuwe cultuur en makers
Talentontwikkeling en vernieuwing via cultuurfondsen
10,00
5,00
5,00
5,00
5,00
Symfonieorkest met aanbod van pop en jazz muziek
0,75
0,75
0,75
0,75
0,75
Thema Een sterke culturele sector
Ondernemerschap & arbeidsmarkt
3,80
2,30
2,30
2,30
2,30
Investering popmuziek
0,60
0,60
0,60
Voorbereiding periode 2021–2024
Proeftuinen o.b.v. stedelijke en regionale profielen
2,00
2,00
Cultuur heeft waarde in zichzelf. Als uiting van schoonheid en verfijning, of juist
van confrontatie en rauwheid. Daarnaast heeft cultuur een belangrijke maatschappelijke
waarde. Kunst verzet zich tegen stilstand en is onmisbaar in een open samenleving.
Het erfgoed laat zien waar we vandaan komen, wat ons heden is en hoe we ons ontwikkelen.
We hebben in Nederland podiumkunstenaars, ontwerpers en musea van hoge kwaliteit.
Zij dragen bij aan het rijke kunstlandschap dat we kennen. Zij moeten in beweging
blijven om ook in de toekomst van betekenis te zijn. Daarnaast wil ik nieuwe groepen
makers de kans bieden in de voorhoede te komen. Met die nieuwe generatie vergroten
we de diversiteit van het culturele leven. De nieuwe generatie spreekt een eigen taal,
heeft eigen verhalen en spreekt het publiek van deze tijd aan. Dit zal ook mijn insteek
zijn voor de periode 2021–2024.
Cultuur maakt nieuwsgierig
Nederland kent een hoge cultuurdeelname. Negen op de tien Nederlanders van 6 jaar
en ouder bezoekt cultuur. Dit is een constant gegeven over de laatste jaren. Het aanbod
in de kunsten (podiumkunst, film of beeldende kunst) kent een hoger bereik dan het
erfgoed (85% versus 64%). Het aandeel van de bevolking dat musea bezoekt neemt de
laatste jaren toe. Een groot deel van de Nederlanders beoefent cultuur (63%).1
Ruim 1,2 miljoen basisschoolkinderen bezochten in 2017 een museum met hun klas. In
het voortgezet onderwijs gingen 1,1 miljoen kinderen naar een museum.2 Bijna driekwart van de scholen besteedt aandacht aan erfgoed bij vakken als aardrijkskunde
en geschiedenis. Dit blijkt uit de monitor Cultuureducatie in het primair onderwijs.
Uit deze monitor blijkt ook dat zeven van de tien scholen samenwerken met culturele
instellingen, vooral met bibliotheken.
Programma participatie
In mijn cultuurbrief heb ik benadrukt dat cultuur van en voor iedereen is, ongeacht
de plek waar je woont, uit welk gezin je komt of welke culturele achtergrond je hebt,
en ongeacht leeftijd, geslacht, beperking of opleiding. Ik wil de toegankelijkheid
stimuleren met een programma cultuurparticipatie. Dit programma heeft als doel de
cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende groepen te bevorderen. Het rijk
wil hiervoor in de periode 2021–2024 samenwerken met de andere overheden, op basis
van matching. Vooruitlopend op de nieuwe periode neem ik de volgende maatregelen:
• In 2019, 2020 en 2021 investeer ik in de toegankelijkheid van cultuur voor kinderen
en jongeren uit gezinnen met armoede via het Jeugdfonds Sport & Cultuur. De Tweede
Kamer heeft hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Het gaat om een bedrag van € 350.000
per jaar.
• Ik investeer ook extra in de Brede Regeling Combinatiefuncties. Het gaat om een bedrag
van € 1.000.000 per jaar. Hiermee kunnen 50 extra cultuurcoaches in het hele land
worden ingezet. Zij stimuleren (talent)ontwikkeling van jongeren op en rond scholen,
cultuurdeelname in de wijk en leggen lokaal verbindingen tussen cultuur en onderwijs,
sport, welzijn en zorg. Hun inzet is vooral gericht op mensen die belemmeringen ervaren.
Ook amateurverenigingen behoren tot hun doelgroep.
• Ik investeer in de verbinding tussen cultuur en het sociale domein. Het gaat om een
bedrag van € 1.000.000 per jaar. Dit bedrag is voor een deel bestemd voor het vergroten
van de toegankelijkheid van cultuur in het kader van het VN-verdrag inzake rechten
van personen met een handicap dat Nederland heeft geratificeerd. Ook hiervoor heeft
de Tweede Kamer aandacht gevraagd. Op 12 november overleg ik met vertegenwoordigers
uit het culturele veld, gehandicaptenorganisaties en ervaringsdeskundigen over de
uitwerking van de plannen voor cultuur in het programma Onbeperkt meedoen van de Minister van VWS.3
• Ook via de cultuurfondsen investeer ik in goede voorbeelden om de toegankelijkheid
te vergroten. Het gaat om een bedrag van € 500.000 per jaar.
• Vanaf 2021 wil ik in samenwerking met de andere overheden een breed programma participatie
starten.
Historisch democratisch bewustzijn
Het kabinet wil het historisch democratisch bewustzijn vergroten.4 Er is daarbij aandacht voor het gedeeld cultureel erfgoed, het slavernijverleden
en het koloniale verleden en de toegankelijkheid van historische plaatsen. Historische
plaatsen vertellen het verhaal van onze geschiedenis. Het zo goed mogelijk toegankelijk
maken van deze plaatsen voor verschillende groepen in de samenleving wil ik de komende
jaren dan ook stimuleren. Het debat over het vergroten van het historisch democratisch
bewustzijn leeft in het culturele veld. Zo heeft het Nationaal Museum van Wereldculturen
een publicatie uitgebracht over het woordgebruik in de museumwereld. Het stelt terecht
dat musea niet enkel plaatsen voor schoonheid en verwondering zijn, maar een maatschappelijke
positie innemen. «Musea hebben namelijk een rol te spelen in het publieke domein, in het vormen van hoe wij de wereld
zien en in het interpreteren wat er om ons heen gebeurt».5
Na het verschijnen van de cultuurbrief heb ik de volgende stappen gezet:
• Alle scholen in het primair onderwijs ontvangen dit schooljaar extra middelen voor
het museumbezoek. Ze zijn over de mogelijkheden van het museumbezoek geïnformeerd.
• Met ingang van het schooljaar 2019–2020 kunnen alle scholieren in het voortgezet onderwijs
het parlement bezoeken.6
• Voor de herijking van de Canon van Nederland is gestart met een evaluatie van de huidige canon, die sinds 2006 bestaat. De evaluatie
staat stil bij de ervaringen in het onderwijs en in musea. In 2019 komt er een onafhankelijke
commissie voor de herijking van de canon.
• Via het CJP is een groep jongeren gevraagd advies te geven over de uitreiking van
de canon en de vormgeving ervan. Zo kunnen deze aansluiten op de belevingswereld van
de doelgroep. Dit advies is in november gereed. De canon wordt vanaf 2019 uitgereikt.
• Ik vind het belangrijk dat er aandacht is voor het slavernijverleden. Daarom voer
ik gesprekken met de gemeente Amsterdam om te kijken hoe rijk en gemeente samen kunnen
werken bij een nationale voorziening voor het slavernijverleden.
• Momenteel wordt in kaart gebracht waar in de sector behoeften en kansen liggen om
de toegankelijkheid en zichtbaarheid van historische plaatsen te vergroten. De canon
is hierbij leidend. Er is aandacht voor verschillende vormen van toegankelijkheid:
de fysieke en digitale toegankelijkheid van de plek en de toegankelijkheid van de
getoonde informatie. Ook wordt stilgestaan bij de vraag of en hoe verschillende groepen
zich welkom voelen op een bepaalde plek. Maatregelen worden afgestemd op de behoeften
van de doelgroep en het type historische plaats.
Cultuuronderwijs
Het programma Cultuureducatie met kwaliteit is cultuurbreed. Kinderen en jong eren leren inzichten en vaardigheden vanuit meerdere
disciplines: beeldende kunst, dans, film, muziek, schrijven en theater. De tijdelijke
Impuls Muziekonderwijs en de aandacht die de Tweede Kamer heeft gevraagd voor film en beeldcultuur onderstreept
dat het cultuuronderwijs een brede toegang tot verschillende cultuuruitingen en -ervaringen
mogelijk maakt. Ook de ontwikkeling van het nieuwe curriculum gaat uit van deze brede
benadering.
Méér muziek in de klas
In 2015 begonnen 15 scholen dankzij de Impuls muziekonderwijs van het Fonds voor Cultuurparticipatie te investeren in meer en beter muziekonderwijs.
Bijvoorbeeld door meer en betere muzieklessen, door leerkrachten of muziekdocenten
op te leiden of door samen te werken met muziekscholen, muziekgezelschappen of poppodia.
Intussen kent de regeling van het fonds ruim 1659 deelnemende scholen en zijn ruim
350.000 leerlingen bereikt. In de laatste aanvraagronde in 2018 ontvingen 641 scholen
uit heel Nederland subsidie voor de komende drie jaar. De regeling is een onderdeel
van het programma Méér muziek in de klas. Met het geld uit de regeling kunnen scholen drie jaar lang werken aan beter muziekonderwijs.
In mijn cultuurbrief heb ik aangekondigd het budget voor de laatste aanvraagronde
van de impuls te verdubbelen, zodat nog meer scholen kunnen werken aan goed muziekonderwijs.
Dit extra budget van € 5 miljoen is inmiddels volledig besteed.
Ook de regio’s werken onder de noemer Méér muziek in de klas hard aan meer en beter muziekonderwijs. Onderwijs, bedrijfsleven, regionale overheden
en het culturele veld maken hierbij afspraken over muziekonderwijs in de regio. Deze
initiatieven spreiden zich steeds meer uit over het land. Er zijn intussen vier samenwerkingsconvenanten
getekend: in Friesland, Gelderland, Groningen en Friesland.7
Muziekinstrumenten
De Kamerleden Ouwehand en Kwint verzochten «het lenen of kopen van muziekinstrumenten
voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens te vergemakkelijken».8 Vanaf 2019 ontvangt het Jeugdfonds Sport & Cultuur, dat eerder enkel subsidie ontving
van VWS en SZW, ook steun van OCW. Het Jeugdfonds kan met deze subsidie de komende
vier jaar de toegankelijkheid van sport én cultuur voor kinderen en jongeren die opgroeien
in armoede vergroten. Dat vraagt soms om een onconventionele aanpak en bemiddelaars
die goed zicht hebben op lokale kansen. Ik vraag het fonds erop te letten de procedures
zo eenvoudig mogelijk te houden. Ook initiatieven vanuit de regio die zijn ontstaan
door het programma Méér muziek in de klas dragen bij aan het doel dat de Kamer in deze motie noemt. Een mooi voorbeeld is het
Limburgse initiatief Geef je muziekinstrument door! Hierdoor is er in de provincie een instrumentendepot gekomen voor kinderen en scholen.
Het Masterplan Muziekonderwijs Limburg, de muziekinstrumentenwinkel Adams Muziekcentrale
en Philharmonie Zuid-Nederland werken hierbij samen. Ook NPO Radio 4 organiseert elk
jaar de actie Klassiek geeft.
Filmonderwijs
In het overleg van 30 mei heb ik op verzoek van het Kamerlid Bergkamp toegezegd de
Kamer te informeren over «de mogelijke vormgeving van filmeducatie» en «de relatie
tussen btw en film».9 In mijn brief van 2 juli 2018 heb ik maatregelen aangekondigd om filmeducatie te
stimuleren (Kamerstuk 32 820, nr. 249). Ik investeer in 2019 € 0,9 miljoen euro voor een pilot om de regionale infrastructuur
te versterken. Met een deel van dit geld versterk ik de educatieactiviteiten van het
Eye Filmmuseum. Het Netwerk Filmeducatie kan zo uitbreiden met meer regionale partners.
Ook investeer ik in Eye om filmprofessionals en docenten betere handvatten te bieden,
zodat zij gebruik kunnen maken van een goede digitale leeromgeving, een goede aansluiting
op het onderwijs en trainingen. Het grootste deel van het budget investeer ik in de
regionale infrastructuur. Dit doe ik via een regeling voor filmeducatiehubs die het
Filmfonds uitvoert. De hubs krijgen een coördinerende rol in een regio. Hun aanbod
moet zijn afgestemd op de vraag van scholen. Vanaf 2020 ben ik van plan naast de bestaande
middelen voor filmeducatie structureel € 2,9 miljoen te investeren. Dit bedrag is
bestemd voor regionale hubs en versterking van de landelijke coördinatie.
Het Kamerlid Bergkamp vroeg in het algemeen overleg van 30 mei 2018 of de vrijstelling
van btw «ook voor het filmonderwijs kan gelden».10 Ik kan u laten weten dat binnenschools filmonderwijs door erkende onderwijsinstellingen
in de regel is vrijgesteld van btw. Toegang verlenen tot bioscopen (inclusief filmtheaters)
valt onder het verlaagde btw-tarief. Voor educatieve activiteiten van bioscopen, filmtheaters,
filmfestivals of andere aanbieders geldt dat per geval moet worden beoordeeld in hoeverre
het gaat om de verlening van zelfstandig, vrijgesteld onderwijs zoals hierboven genoemd,
om vertoningen waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt, of om andersoortige prestaties
die onder het algemene btw-tarief vallen. Indien nodig of gewenst kan een belastingplichtige
zich wenden tot zijn inspecteur voor vooroverleg.
Bibliotheken
Op 3 oktober heb ik met uitgevers, auteurs, vertalers, beeldmakers en bibliotheken
een convenant afgesloten over het uitlenen van e-books door openbare bibliotheken.
Door dit convenant komen meer e-books – waaronder meer actuele titels en titels voor
de jeugd – beschikbaar voor uitlening aan leden van de openbare bibliotheek. Via de
digitale bibliotheek kunnen doelgroepen worden bereikt waarvoor lezen niet vanzelfsprekend
is. Ook regelt het convenant dat rechthebbenden een uitleenvergoeding ontvangen die
op 50/50-basis wordt verdeeld tussen de uitgevers en de makers. Het convenant draagt
zo bij aan een betere positie van makers. Voor de uitvoering van het convenant is
een bedrag beschikbaar dat oploopt naar € 3 miljoen in 2021, waarvan € 2 miljoen afkomstig
is uit het extra cultuurbudget.
Het Kamerlid Asscher heeft in een motie verzocht om een plan voor het behoud van bibliotheken
in kleine gemeenten.11 Voor de uitvoering van deze motie komt voor de periode 2019–2021 jaarlijks een bedrag
van € 1 miljoen beschikbaar. In overleg met gemeenten en provincies onderzoek ik in
welke regio’s of gemeenten ondersteuning nodig en kansrijk is. Ik bespreek dit in
november met belanghebbenden in een bestuurlijk overleg. Eind dit jaar verschijnt
de Bibliotheekmonitor 2017. De Tweede Kamer ontvangt dan meer informatie.
De niet-bezoeker van cultuur
Het Kamerlid Bergkamp verzocht «middels een onderzoek ook de «niet-bezoeker» in beeld
te krijgen».12 Ik heb dit onderzoek laten uitvoeren. U ontvangt het onderzoek als bijlage bij deze
brief. De onderzoekers komen tot de volgende inzichten:
• Uit onderzoek blijkt dat het cultuurbereik in Nederland boven de 90% van de Nederlandse
bevolking ligt. Als je een beperkt cultuurbegrip hanteert – enkel canonieke cultuur
(moderne dans, ballet, theater, klassieke muziek of opera) dan gaat het om circa 40%.
Met die cijfers behoort Nederland tot de Europese top.
• Er zijn volgens de onderzoekers vier groepen cultuurbezoekers: (regelmatige en incidentele)
bezoekers, geïnteresseerde niet-bezoekers en niet-geïnteresseerde niet-bezoekers.
Voor het verhogen van bezoek onder niet-bezoekers zijn er twee aanknopingspunten:
het vergroten van interesse en het wegnemen van praktische drempels. Die praktische
drempels zijn voor specifieke groepen verschillend. Het gaat dan bijvoorbeeld om fysieke
drempels voor gehandicapten of financiële drempels voor gezinnen met een laag inkomen.
Het vergroten van interesse kan door cultuuronderwijs, aanbod voor specifieke groepen
of marketing.
• Op basis van de huidige kennis over de «niet-bezoekers» lijken er geen quick wins te behalen. Daarvoor is de mate van cultuurparticipatie in Nederland in het algemeen
te hoog. Als het om het achterblijven van bezoek aan gecanoniseerde cultuur gaat,
leveren maatregelen gericht op het wegnemen van drempels en het vergroten van de interesse
slechts een bescheiden resultaat op.
De onderzoekers wijzen ook op de huidige besteding van middelen van rijk, gemeenten
en provincies. Een groot deel van de subsidies van het rijk is bestemd voor canonieke
cultuur en rijksmusea. Mijn standpunt hierover heb ik verwoord in mijn cultuurbrief:
«Door aandacht voor andere kunstvormen en nieuwe generaties wil het kabinet ook die
groepen bereiken die zich misschien minder aangesproken voelen door de verhalen die
nu in schouwburgen, concertzalen en musea verteld worden.»13 Daarom zet ik nu stevig in op nieuwe vormen en nieuwe makers om nieuwe doelgroepen
te bereiken. Dit zal ook mijn insteek zijn in de voorbereiding van de periode 2021–2024.
De onderzoekers wijzen nog op een ander gegeven dat een grote rol speelt in de discussie
over de niet-bezoeker: de manier waarop we het begrip «cultuur» invullen. Het begrip
«cultuur» wordt vaak ingekleurd als «hoge cultuur», waardoor veel mensen zich buitengesloten
voelen. De invulling sterkt hen in de overtuiging dat «cultuur» niets voor hen is
– terwijl zij culturele activiteiten ondernemen. Dit zijn inzichten die ook voor gemeenten
en provincies waardevol zijn.
Het gehele culturele veld – of het nu om musea of podiumkunsten, om de film of beeldende
kunst gaat – moet in beweging blijven om de tijdgeest aan te voelen en te weten welke
verhalen het publiek verleiden en verrassen. Hoewel we ons in Nederland kunnen beroepen
op een sterke uitgangspositie – de cultuurdeelname ligt hoog en in het cultuurbeleid
is toegankelijkheid een grote waarde – kunnen we ons stilstand niet veroorloven. Het
is nodig om het cultuurbeleid bij te tijd te houden – en dat betekent dat we ruimte
moeten bieden aan nieuwe makers en nieuwe cultuurvormen.
Ruimte voor nieuwe cultuur en makers
In 2017 vonden er ruim 28.000 voorstellingen en concerten plaats op podia die zijn
aangesloten bij de VSCD. Het aanbod op de podia neemt licht toe ten opzichte van vorig
jaar. Op de podia spelen amateurs en professionals, gesubsidieerde gezelschappen en
vrije producenten. Het aanbod van amateurgezelschappen ligt al jaren rond de 10%.
Van het professionele aanbod is in 2017 17% rijksgesubsidieerd. Dit aandeel is licht
gestegen ten opzichte van eerdere jaren.14 De poppodia programmeerden in 2017 ruim 15.000 activiteiten, zoals concerten en clubavonden.
Dit blijkt uit cijfers van de branchevereniging VNPF. Het aantal bezoeken aan poppodia
neemt de laatste jaren toe.15
In mijn cultuurbrief heb ik benadrukt dat cultuur van en voor iedereen is. Onze samenleving
wordt de komende jaren steeds diverser, ook in de culturele achtergrond van bewoners,
makers, cultuurbeoefenaars en liefhebbers. Om meer inzicht te krijgen in de diversiteit
van het culturele veld heb ik onderzoek laten doen. U vindt dit onderzoek als bijlage
bij deze brief.
Het Onderzoek diversiteit cultuursector richt zich op herkomst, sekse en leeftijd van personeel. Uit het onderzoek blijkt
dat culturele instellingen sinds 2011 meer belang hechten aan de diversiteit van hun
personeel.16 Ruim drie kwart wil de diversiteit van het personeel vergroten. In 2011 vond 60%
van de ondervraagde instellingen dat diversiteit van bestuur en personeel niet moest
worden bevorderd door bij het vervullen van vacatures de voorkeur te geven aan vrouwen
of personen met een migratieachtergrond. Het onderzoek uit 2018 laat een ander beeld
zien: 90% vindt dat bij het vervullen van vacatures rekening gehouden moet worden
met diversiteit. Het aantal medewerkers en bestuursleden met een westerse migratieachtergrond
neemt toe. Ook de genderdiversiteit laat een positieve ontwikkeling zien. Uit het
onderzoek blijkt echter ook dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond nog
sterk ondervertegenwoordigd zijn onder het personeel en in het bestuur van culturele
instellingen. De diversiteit op het gebied van gender en leeftijd van besturen is
nog geen afspiegeling van de beroepsbevolking. Een kwart van de instellingen neemt
de code culturele diversiteit niet actief mee in beleid en besluitvorming.
De cultuurfondsen van het rijk en adviesraden werken actiever aan personele diversiteit
dan culturele instellingen.17 In 2016 had gemiddeld 12% van de leden van adviescommissies een niet-westerse migratieachtergrond.
In 2017 is dit 14%. In deze jaren had ongeveer 9–10% van de Nederlandse beroepsbevolking
een niet-westerse migratieachtergrond. Als het gaat om het aandeel vrouwelijke adviseurs,
dan zijn adviescommissies een afspiegeling van de Nederlandse beroepsbevolking (46%
t.o.v. 48%). De Raad voor Cultuur neemt de uitkomsten van het onderzoek mee in zijn
advisering.
Ik vind het belangrijk de diversiteit van het culturele veld te stimuleren. Dit doe
ik door aandacht voor andere kunstvormen en nieuwe generaties makers. Zo bereiken
we nieuwe groepen. Ook stimuleer ik door talentontwikkeling en vernieuwing makers
die nu nog onvoldoende ruimte krijgen zich verder te ontplooien, zodat zij zich kunnen
vestigen op een positie waarin zij ook anderen kansen kunnen geven.
Talentontwikkeling en vernieuwing bij de cultuurfondsen
Bij de cultuurfondsen komt meer ruimte voor talentontwikkeling en vernieuwing. Ik
heb de fondsen uitgenodigd hiervoor een programma te ontwikkelen. Samen zetten de
fondsen zich in voor de versterking en ondersteuning van eigentijds aanbod, talentvolle
makers en nieuwe vormen van presentatie, zowel in Nederland als internationaal. Het
programma biedt ruimte aan werkbeurzen en residentieplekken die nieuwe en gevestigde
makers de mogelijkheid geeft om in een vrije omgeving te werken, experimenteren en
te onderzoeken. De fondsen stimuleren nieuwe en andere cultuuruitingen. Ze bieden
ruimte aan cross-overs, waarbij ontwerp, digitale cultuur en film bij elkaar komen.
Het programma onderstreept het belang van vernieuwing en van cultureel aanbod dat
een gezicht en stem geeft aan de diversiteit van Nederland. Dit gebeurt door mogelijkheden
te bieden aan verdere professionalisering van makers en kunstvormen binnen de urban arts, zoals spoken word, hiphop en streetart. Hiervoor is in 2019 € 10 miljoen beschikbaar en in de jaren erna € 5 miljoen.
Tickethandel
De Kamerleden Kwint, Rog, Bergkamp, Dik-Faber, Asscher en Ellemeet verzochten «op
korte termijn met een voorstel te komen om secundaire tickethandel aan banden te leggen».18 Ik ben met de sector in gesprek gegaan om uitvoering te geven aan deze motie. Uit
deze gesprekken is gebleken dat een verbod op doorverkoop geen oplossing is, onder
andere omdat de doorverkoop van tickets zich dan naar het buitenland verplaatst. Daarnaast
zijn fraude en internetoplichting bij de (door)verkoop van tickets al strafbaar voor
de Nederlandse wet en is misleiding van de consument verboden. Er bestaat wel behoefte
om de consument beter voor te lichten over het veilig kopen van een evenementenkaartje
en de bewustwording over doorverkoop te vergroten. Daarom start ik binnenkort samen
met partijen uit het veld een voorlichtings- en bewustwordingscampagne.
Investeringsfonds popmuziek
In Cultuur in een open samenleving heb ik aangekondigd te investeren in een nieuwe generatie kunstenaars. Er komen twee
investeringsregelingen voor de carrièreontwikkeling van artiesten die al enige tijd
werkzaam zijn in de popmuziek. Het Fonds Podiumkunsten en het Stimuleringsfonds Creatieve
Industrie voeren deze uit. Nederland heeft een relatief kleine thuismarkt voor popmuziek.
Het is daarom lastig voor sommige artiesten een redelijk inkomen te verdienen. Ook
is er weinig ruimte om te investeren in bijvoorbeeld het opnemen van nieuw materiaal
of het ontwikkelen van een goede live-act. De regelingen vergroten deze investeringsruimte,
waardoor de artiest een impuls kan geven aan zijn carrière. Doel is een structurele
verbetering van het verdienmodel van de artiest. Dit haakt aan op de Fair Practice Code. Ik reserveer hiervoor € 600.000 per jaar in de periode 2019–2021.De Stichting ter
Exploitatie van Naburige Rechten (SENA) draagt € 300.000 per jaar bij. Zo is er sprake
van een goede publiek-private samenwerking. In januari tijdens Eurosonic Noorderslag
worden de twee regelingen gepresenteerd aan de muziekwereld en staan dan open voor
aanvragen.
Coproducties
Het Kamerlid Geluk-Poortvliet verzocht «mogelijkheden te scheppen voor podia en festivals
om coproducties tot stand te brengen met meerjarig door het rijk gesubsidieerde instellingen».19 Gezelschappen hebben doorgaans vaste afspraken met podia in het hele land. Zo staat
het Nederlands Kamerkoor op podia in onder meer Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Leeuwarden
Utrecht en Vlissingen. In al deze plaatsen geeft het Nederlands Kamerkoor bij een
aantal concerten ook workshops aan lokale amateurkoren, die dan vervolgens in het
voorprogramma van het Nederlands Kamerkoor optreden.20 Een ander voorbeeld is de voorstelling Woiski vs. Woiski, een samenwerking tussen
het theatergezelschap Orkater en het Bijlmer Parktheater. Deze voorstelling over een
van de eerste Surinamers in Nederland vindt nu zijn weg naar podia door het hele land.
In de podiumkunsten is een groeiend bewustzijn dat de samenleving en dus ook het publiek
verandert. Om dit publiek te bereiken is samenwerking met podia vereist – zoals de
voorbeelden hierboven illustreren. Ik heb het Fonds Podiumkunsten de opdracht gegeven
deze motie uit te voeren. Podia en festivals die gebruik maken van de programmeringsregelingen
van het fonds komen in aanmerking voor een extra financiële bijdrage waarmee zij een
coproductie kunnen maken met een door het rijk gesubsidieerde instelling. De samenwerking
moet inspelen op het lokale publiek, in première gaan op het aanvragende podium en
daarna zijn weg door het land vervolgen. Hiervoor komen dans, muziek en (muziek)theater,
inclusief aanbod voor de jeugd, in aanmerking.
Een leefomgeving met karakter
In september bezochten ruim een miljoen mensen de Open Monumentendag. 5.000 monumenten
door het hele land stelden hun deuren open.21 In 2017 trokken musea ongeveer 34 miljoen bezoeken. Dit is kleine stijging ten opzichte
van 2016 die past binnen een langere trend. Ook het aantal tentoonstellingen neemt
toe. Musea stellen hun collectie niet alleen via tentoonstellingen beschikbaar aan
het publiek, ook werken ze aan de digitale toegankelijkheid van hun collectie. Op
dit moment hebben musea ruim 70 procent van hun collectie gedigitaliseerd. 40 procent
van de gehele collectie is voor het brede publiek toegankelijk via het internet. Dit
aandeel is bijna verdubbeld ten opzichte van 2015.22
Hieronder ga ik in op moties die de Tweede Kamer heeft aangenomen en enkele toezeggingen
bij het overleg over Erfgoed telt.
Delen rijkscollectie met regionale musea en depot in Rijswijk
Het Kamerlid Laan-Geselschap verzocht om «in gesprek te gaan met de RCE om het delen
van de Rijkscollectie met regionale musea te bevorderen en te vereenvoudigen» en verzocht
«te onderzoeken of het depot in Rijswijk opengesteld kan worden voor publiek».23 De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stimuleert bruiklenen uit de rijkscollectie.
Via de rijksdienst draag ik onder meer bij aan de restauratiekosten bij bruiklenen,
waardoor collectiemobiliteit voor alle musea wordt vergemakkelijkt. Bij de zichtbaarheid
van collecties is niet alleen de hoeveelheid objecten van belang. Als je kunstvoorwerpen
en verhalen betekenis wilt geven, is een kwalitatief waardevolle presentatie net zo
belangrijk. Het depot in Rijswijk bevindt zich nu in een overgangsfase vanwege de
ontwikkeling van het Collectiecentrum Nederland. Ik onderzoek of het depot in Rijswijk
kan aansluiten bij open dagen, zoals de Open Monumentendagen of de Nationale Museumweek.
Afstotingsplan rijkscollectie
Het Kamerlid Laan-Geselschap verzocht «een afstotingsplan volgens de Erfgoedwet te
maken voor de rijkscollectie».24 Rijksmusea hebben het zorgvuldig behoud, beheer en toegankelijk maken van de rijkscollectie
als taak. Daar hoort zowel verwerving als afstoting van voorwerpen bij. De Erfgoedwet
– onder meer artikel 2.10 – bepaalt hiervoor de kaders. Musea geven binnen deze kaders
zelf invulling aan het afstoten van voorwerpen en hebben hiervoor zelf de Leidraad Afstoting Museale Objecten opgesteld. De rijksmusea hebben dus een belangrijke eigen verantwoordelijkheid. Zij
geven hier naar mijn mening goed invulling aan. De Erfgoedinspectie ziet hier ook
op toe. Ik zie geen aanleiding om te treden in de eigen verantwoordelijkheid van musea,
zeker niet als zij zelf duidelijk invulling geven aan de kaders die de overheid heeft
opgesteld.
Stad- en streekmusea
De Kamerleden Bergkamp en Geluk-Poortvliet verzochten om «in overleg met de sector
te onderzoeken op welke wijze collectiemobiliteit kan worden bevorderd op een manier
die ook ten goede komt aan stad- en streekmusea in de regio».25 Op 11 juni heb ik samen met IPO en VNG de nieuwe Code bruikleenverkeer bekrachtigd.
Deze is samen met musea opgesteld om bruiklenen en mobiliteit van collecties te bevorderen.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stimuleert bruikleenverkeer voor alle musea;
ook stad- en streekmusea in de regio. Daarnaast zal ik de collectiemobiliteit en samenwerking
tussen musea blijven stimuleren via het Mondriaan Fonds. Dankzij die steun kunnen
de komende jaren vijf regionale musea met kunstschatten uit het Rijksmuseum Amsterdam
reizende tentoonstellingen voor de regio samenstellen. Het gaat om het Stedelijk Museum
in Zutphen, het Markiezenhof in Bergen op Zoom, het Westfries Museum in Hoorn, het
Hannemahuis in Harlingen en Museum Gouda. Met eigen werken en schilderijen uit het
Rijksmuseum hebben zij een reizende tentoonstelling over de Nederlandse identiteit
samengesteld, in vier afleveringen: Lage Landen, Koele Wateren, Hoge Luchten en Hete Vuren. Ook particuliere fondsen, zoals de Vereniging Rembrandt en de Bankgiroloterij, zetten
zich in voor stad- en streekmusea in de regio.
Collectiemobiliteit met digitalisering
De Kamerleden Bergkamp en Laan-Geselschap verzochten om «bij de uitwerking van de
plannen voor digitale toegankelijkheid specifiek in te gaan op het bevorderen van
collectiemobiliteit».26 Ik stel de rijksmusea en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in staat om aan
te sluiten op collectienederland.nl, dat al meer dan zes miljoen kunstwerken, monumenten en objecten digitaal toegankelijk
heeft gemaakt. Ook andere eigenaren en beheerders van collecties kunnen aansluiten
op dit systeem. Daarnaast stel ik middelen beschikbaar voor de verdere ontwikkeling
van collectienederland.nl. Ook stel ik het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) in staat om voor alle erfgoedinstellingen
landelijke voorzieningen en diensten te ontwikkelen. In overleg met dit netwerk en
de cultuurfondsen besluit ik over de verdere inzet van de extra middelen voor digitalisering.
Monumenten en OZB
De Kamerleden Bisschop en Laan-Geselschap verzochten «te verkennen welke mogelijkheden
er zijn om een vrijstelling van ozb-heffing voor monumenten te regelen».27 Bij de VNG, de Federatie Instandhouding Monumenten, de Commissie Kerkelijke gebouwen
en het Grote Kerkenoverleg heb ik navraag gedaan. De VNG hecht belang aan de OZB als
objectieve, uniforme heffing. Gemeenten streven naar zo min mogelijk vrijstellingen
en willen een zo breed mogelijke grondslag hanteren. Als monumenten moeilijk te exploiteren
zijn, komt dat tot uitdrukking in een lagere WOZ-waarde en een lagere OZB-aanslag.
Gemeenten stellen over het algemeen de WOZ-waarde voor monumentale gebouwen, kerken
en molens vast op een symbolisch bedrag van € 1. De Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties en ik zien op dit moment dan ook geen aanleiding om een OZB-vrijstelling
voor monumentenpanden te overwegen.
Verduurzaming monumenten
De Kamerleden Bergkamp, Dik-Faber, Ellemeet en Laan-Geselschap verzochten om «te onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn om op korte termijn verduurzaming onderdeel te maken van
plannen voor restauratie of herbestemming en de Kamer hierover te informeren.»28 Ik betrek hierbij een andere motie die de Kamerleden Bisschop en Laan-Geselschap
hebben ingediend bij het VAO cultuur van 13 juni jl.29 Hierin verzocht de Kamer «in samenwerking met gemeenten te werken aan een actieplan
voor energiebesparing in monumenten en in dit kader te onderzoeken of de huidige regelgeving
hieraan voldoende dienstbaar is.» Beide moties gaan over wet- en regelgeving voor
monumenten in relatie tot gewenste verduurzamingsmaatregelen. In de Routekaart verduurzaming monumenten, die het veld heeft opgesteld in het kader van het Klimaatakkoord, is dit reeds als
actie opgenomen. Ik voer beide moties uit door de verzoeken van de Kamer op te nemen
in het programma Duurzaam erfgoed van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Erfgoed en archeologie uit de Tweede Wereldoorlog
De Kamerleden Beckerman, Nijboer en Geluk-Poortvliet verzochten «met een samenhangende
visie en actieplan te komen voor het beheer, behoud, onderzoeken en aan een breed
publiek tonen van erfgoed en archeologie uit de Tweede Wereldoorlog.»30 Op de uitvoering van deze motie kom ik voor 1 oktober 2019 terug. Ik wacht eerst
de afronding af van de verkenningen naar herinneringserfgoed, archeologie en militair
erfgoed die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op dit moment verricht. Deze
gebruik ik, net als de inbreng van het culturele veld zelf, om mijn maatregelen te
bepalen. Hierna ontvangt de Tweede Kamer de samenhangende visie en het actieplan.
Publieksfonds archeologie
De Kamerleden Beckermann, Nijboer en Bisschop verzochten «samen met archeologen en
vrijwilligers te onderzoeken hoe (...) een breder publiek te betrekken bij de archeologie
en voorts te onderzoeken of de oprichting van een publieksfonds daarbij wenselijk
is.»31 Ik heb in de brief Erfgoed
telt al een aantal maatregelen aangekondigd om een breder publiek bij archeologie te betrekken:
een stimuleringsmaatregel voor grootschalige publiekspresentaties via het Mondriaan
Fonds, een onderzoeksprogramma via NWO en een impuls via het Fonds voor Cultuurparticipatie
voor publieksparticipatie.32 Deze laatste moet nog nader worden vormgegeven. Ik doe dit in overleg met het veld.
Gezien de al beschikbare instrumenten kies ik niet voor nog een apart fonds.
Bekendheid gerestaureerd erfgoed
De Kamerleden Laan-Geselschap en Bisschop verzochten «meer bekendheid te geven aan
gerestaureerd erfgoed en de Pieter van Vollenhovenprijs te continueren».33 Ik voer de motie uit via het Nationaal Restauratiefonds.
Initiatief van de ANWB
De ANWB gaf ter gelegenheid van zijn 125-jarig bestaan 24 verwijsborden cadeau die
onder meer UNESCO-werelderfgoed aanduiden. De Kamerleden Laan-Geselschap en Bergkamp
verzochten om «te onderzoeken of dit initiatief van de ANWB verder kan worden uitgerold».34 Ik voer deze motie uit via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Rijksdienst
zal dit in samenwerking met de ANWB, de Federatie Instandhouding Monumenten en IPO
en VNG op zich nemen.
FARO-verdrag: stand van zaken ratificatie
In het overleg met de Tweede Kamer van 30 mei heb ik toegezegd u te informeren over
de stand van zaken rond de ratificatie met het FARO-verdrag (Kamerstuk 32 820, nr. 247). Samen met de Raad van Europa bereid ik met internationale experts, gemeenten en
het culturele veld een Faro Convention meeting voor. Deze zal in het voorjaar 2019 plaatsvinden. Het doel is het Faro-verdrag in
Nederland meer bekendheid te geven. Ook vindt een inventarisatie van projecten in
Nederland plaats en kijk ik hoe andere Europese landen het verdrag uitgevoerd hebben.
Binnenkort start een interactief onderzoek naar de wijze waarop Nederland het verdrag
kan ratificeren.
Toezeggingen overleg Erfgoed telt
In het overleg over Erfgoed telt met de Tweede Kamer van 11 september heb ik een aantal
toezeggingen gedaan (Handelingen II 2017/18, nr. 107, item 21). Ik informeer de Kamer hieronder over deze toezeggingen.
• De planologische aspecten van de nominatie van de Koloniën van Weldadigheid: de regio
werkt onder leiding van de provincie Drenthe aan het nominatiedossier. De planologische
aspecten maken hier onderdeel van uit. Het Ministerie van OCW is bij dit proces betrokken.
Ik zal uw Kamer informeren zodra er meer nieuws is over de behandeling van de nominatie
door het Werelderfgoedcomité.
• Gesprek met de Unesco over betwist erfgoed. Het gesprek hierover is gaande. Betwist
erfgoed is een thema dat Unesco al een tijd op de agenda heeft staan. Naar aanleiding
van een recente bijeenkomst in het kader van het Europees Erfgoedjaar in september,
hebben het Ministerie van OCW, de Nederlandse Unesco Commissie, de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed, het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland en het Sociaal
Cultureel Planbureau afgesproken verdere activiteiten te ontwikkelen.
• Evaluatie Subsidieregeling instandhouding monumenten in 2020. Ik doe dit door het
gebruik van de Subsidieregeling instandhouding monumenten en de nieuwe woonhuisregeling
te monitoren. Eind 2020 zal ik u informeren over de uitkomsten hiervan.
• Rapportage over de kwaliteit van de archeologie en de deskundigheid van gemeenten
in de Erfgoedmonitor. In de Erfgoedbalans 2017 heb ik al aangekondigd dat ik de kwaliteit
van het archeologisch onderzoek nauwgezet zal volgen (Kamerstuk 31 482, nr. 102). Samen met het Convent van Gemeentelijk Archeologen trek ik lessen uit een aantal
specifieke casussen.
• Informatie voor eigenaren van woonhuismonumenten over de nieuwe regeling. Bij de bekendmaking
van de nieuwe regeling laat ik hiervoor een communicatieplan opstellen.
• Bespreking van de resultaten van de verkenning herinneringserfgoed met de Tweede Kamer.
Ik zal de resultaten van de verkenning herinneringserfgoed betrekken bij de door samenhangende
visie op Tweede Wereldoorlog-erfgoed en archeologie waar de Kamer om heeft verzocht.
• Vervolg van gesprekken met onder ander de Kustwacht over de bescherming van maritiem
erfgoed tegen vernietiging. Ik stuur de Tweede Kamer in het voorjaar van 2019 een
brief over maritiem erfgoed waarin ik ook de voortgang zal schetsen van de ratificatie
van het Unesco 2001 verdrag over de bescherming van cultureel erfgoed onder water.
Verdwenen schepen in de Javazee
In mijn brief van 3 juli 2018 heb ik toegezegd het geactualiseerde Interdepartementaal beleidskader voor scheepsvondsten en scheepsvindplaatsen in den
vreemde voor 1 november 2018 aan uw Kamer toe te zenden (Kamerstuk 32 156, nr. 95). Hiervoor is meer overleg tussen de vier betrokken departementen nodig. Ik zal het
beleidskader voor 1 januari 2019 naar de Tweede Kamer sturen. De Tweede Kamer ontvangt
dan ook de toegezegde inventarisatie van scheepswrakken die Nederlands eigendom zijn
in het buitenland.
Groningen
Er is extra geld beschikbaar voor monumenten in Groningen. De provincie Groningen,
de Nationaal Coördinator Groningen en het Ministerie van OCW zijn een pilot gestart
met onderhoudssubsidie voor rijksmonumenten in het aardbevingsgebied. De bedoeling
is dat met laagdrempelige regelingen eigenaren gestimuleerd worden hun monument goed
te onderhouden, zodat zij beter bestand zijn tegen aardbevingsschade en er minder
ingrijpende versterkingsmaatregelen nodig zijn. Van deze regelingen wordt al goed
gebruik gemaakt: al meer dan 200 eigenaren profiteren van deze mogelijkheid. Deze
pilot past in de gezamenlijke aanpak voor erfgoed in het aardbevingsgebied in het
Erfgoedprogramma 2017–2021.35 Daarbij wordt gezocht naar een optimale balans tussen veiligheid en erfgoedwaarden.
Ook de komende jaren blijft het kabinet zich inzetten voor een goede toekomst van
dit gebied in het Nationaal Programma Groningen. Het Erfgoedprogramma wordt hierin
meegenomen.
Cultuur is grenzeloos
Internationale culturele samenwerking draagt bij aan het beeld van Nederland als een
innovatief land met een vernieuwend aanbod van kunst en een rijk cultureel erfgoed.
Nederland heeft beeldend kunstenaars, musici, ontwerpers en schrijvers die tot de
internationale top behoren. We verrijken onze cultuur en onze samenleving door over
grenzen heen te kijken.
Het kabinet werkt in het kader van het internationaal cultuurbeleid en topsectorenbeleid
aan het versterken van de creatieve industrie. De expertise van ontwerpers zoals architecten
en vormgevers kan veel betekenen voor opgaven die wereldwijd spelen, zoals verstedelijking,
klimaatverandering en energietransitie.
In 2016 heeft de Minister van OCW toegezegd dat de Tweede Kamer jaarlijks een rapportage
van de Ministeries van OCW en Buitenlandse Zaken over de uitvoering van het internationaal
cultuurbeleid ontvangt. De rapportage over het jaar 2017 ontvangt u in oktober.
Een sterke culturele sector
In 2017 zijn er ruim 114.000 banen in de culturele sector. Dit blijkt uit cijfers
van het CBS. Na een jarenlange daling van het aantal banen in de sector, is er in
2017 voor het eerst weer sprake van een toename (4%). In de creatief zakelijke dienstverlening
is de toename met 7% groter dan gemiddeld. Het aantal zelfstandigen in de sector neemt
ook toe. In 2016 werken er ruim 124.000 zelfstandigen in de culturele sector. Het
aantal zelfstandigen is nog steeds groeiende. De groei is het sterkste in de kunsten
en in het erfgoed.
Een derde van de Nederlandse bevolking steunt cultuur via vrijwilligerswerk, lidmaatschap
van een vriendenvereniging of een donatie. Ten opzichte van vorige jaren is dit aandeel
stabiel. Tussen generaties zijn er wel verschillen. Zo neemt het aandeel
65-plussers dat doneert of lid is van een vriendenvereniging toe, terwijl dit bij
jongeren juist afneemt.36 Bij de rijksgesubsidieerde podiumkunstinstellingen nemen de bijdragen uit private
middelen (giften en bijdragen van particulieren, bedrijven en loterijen) toe. Het
aandeel van deze inkomsten in de totale inkomsten blijft wel beperkt (4%). Het aandeel
van alle eigen inkomsten is substantieel hoger: 36%.
In mijn brief Cultuur in een open samenleving heb ik aangekondigd de professionalisering van de sector te stimuleren, in aanloop
naar de nieuwe periode 2021–2024 (Kamerstuk 32 820, nr. 221). Ik heb daarbij aangekondigd vooral aandacht te besteden aan scholing en de verdere
ontwikkeling van honoreringsrichtlijnen. Ook zal ik de verdere uitwerking van de Arbeidsmarktagenda culturele en creatieve sector ondersteunen. In het overleg met de Kamer van 30 mei heb ik toegezegd in deze brief
in te gaan «op stimulering van een collectief overleg arbeidsvoorwaarden en op ondersteuning
van de regiegroep.» (Kamerstuk 32 820, nr. 247).
Regiegroep arbeidsmarktagenda
In mei 2018 heeft de regiegroep van de arbeidsmarktagenda voorstellen gedaan om de
arbeidsmarkt de komende jaren te versterken. Hiervoor heeft de regiegroep om aanvullende
financiering verzocht. Met de Fair Practice Code en de verschillende trajecten van de Arbeidsmarktagenda willen de partners een cultuurverandering
realiseren: redelijke arbeidsvoorwaarden moeten de norm zijn. Ik spreek mijn waardering
uit voor de energie waarmee de sector gezamenlijk een agenda opstelt voor dit complexe
thema. De vertegenwoordiging van de sector heeft het proces goed voor ogen en heeft
oog voor wat realistisch is.
In mijn cultuurbegroting voor 2019 en 2020 stel ik, mede gebaseerd op het verzoek
van de regiegroep, middelen beschikbaar voor verschillende trajecten in de aanloop
naar de nieuwe subsidieperiode. In die jaren zal ik de voortgang van de arbeidsmarktagenda
met de regiegroep bespreken. De arbeidsvoorwaarden in de sector vanaf 2021 zijn daarbij
een belangrijk aandachtspunt. In 2018 ken ik de loon- en prijsbijstelling voor de
basisinfrastructuur en de fondsen toe, zodat de sector beter in staat is om loon naar
werk te bieden. Dit is 2,5% erbij.
Het volgende schema vat de besteding van de middelen voor de arbeidsmarkt samen.
Doel
Bijdrage in 2019 en 2020
Honoreringsrichtlijnen en arbeidsmarktknelpunten via cultuurfondsen
€ 1,95 miljoen per jaar voor
• continuering honoreringsregeling voor tentoonstellingen zonder verkoopoogmerk via
het Mondriaan Fonds
• verdere uitwerking honoreringsregeling voor middelgrote ensembles via Fonds Podiumkunsten
• pilots rond specifieke arbeidsmarktknelpunten via overige cultuurfondsen
Voorzetting arbeidsmarktagenda
€ 500.000 per jaar voor
• verdere uitwerking en beheer van Fair Practice Code
• totstandkoming van sectorbreed sociaal arrangement met algemeen geldende arbeidsvoorwaarden
• ondersteuning regiegroep
Duurzame inzetbaarheid
€ 200.000 per jaar voor
• kennisontwikkeling en professionalisering van HRM-functie bij instellingen
• pilots rond beoogd scholingsinstrument1
Vergroten verdienvermogen
€ 1,5 miljoen in 2019 (eenmalig) voor
• programma naar voorbeeld van Designing demand
• kennisontwikkeling op gebied van auteursrecht, marktstimulering en eigen inkomsten
X Noot
1
De regiegroep van de arbeidsmarktagenda heeft gevraagd om een eenmalige bijdrage in
2020 voor een scholingsinstrument. In 2019 werkt de regiegroep een voorstel uit dat
ik in overweging zal nemen bij de begrotingsvoorbereiding 2020.
Fair Practice
De Kamerleden Asscher, Ellemeet en Bergkamp verzochten «voorafgaand aan het ingaan
van de nieuwe subsidieperiode concrete stappen te zetten in het realiseren van fatsoenlijke
beloning voor makers».37 In 2021 start de nieuwe subsidieperiode. Om dan eerlijke tarieven en lonen te realiseren
onderzoek ik met andere overheden hoe we als overheden met de Fair Practice Code om willen gaan. Hierover overleg ik met mijn medebestuurders. Ik houd de Kamer hierover
op de hoogte. In januari zal een website gereed zijn met praktische handvatten en
informatie om de code zo toegankelijk en praktisch mogelijk te maken.
Collectief onderhandelen
De Kamerleden Asscher en Ellemeet verzochten «om in overleg met de sector op korte
termijn en in lijn met het advies Passie gewaardeerd van de SER en de Raad voor Cultuur,
experimenteerruimte te creëren opdat zzp'ers werkzaam in de culturele en creatieve
sector collectief kunnen onderhandelen».38 Ik heb de mogelijkheden verkend om de ruimte te vergroten. Op dit moment ben ik bezig
de verschillende opties te onderzoeken. Uiterlijk dit voorjaar informeer ik de Tweede
Kamer over de zienswijze van het veld. Ik overleg hierover met de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat, de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Voorbereiding periode 2021–202
Stimuleringsregelingen gericht op betere samenwerking
De Kamerleden Ellemeet en Laan-Geselschap verzochten om «voor het einde van dit jaar
(...) een brede verkenning te doen naar passende stimuleringsregelingen ten behoeve
van een betere samenwerking gericht op oplossingen van de door de Raad voor Cultuur
gesignaleerde knelpunten» en «deze verkenning mee te nemen in haar adviesaanvraag
aan de Raad voor Cultuur.»39
De Raad voor Cultuur heeft inmiddels zeven sectoradviezen uitgebracht en zal uiterlijk
in november van dit jaar de adviezen over beeldende kunst en opera en muziektheater
publiceren. Op verzoek van de Tweede Kamer heb ik voor de zomer, mede namens de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, een eerste reactie gegeven op het film-/AV-advies.40 In de sectoradviezen gaat de Raad voor Cultuur in op knelpunten en kansen voor de
sectoren. De Raad adviseert hierbij ook hoe je de samenwerking tussen het rijk en
de andere overheden kunt versterken. Samen met mijn medebestuurders en de cultuurfondsen
bestudeer ik deze aanbevelingen en bezie ik hoe wij onze samenwerking kunnen versterken.
In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur ga ik hier verder op in. De adviesaanvraag
verschijnt in december.
Dit voorjaar ben ik met wethouders en gedeputeerden cultuur begonnen aan het project
van de stedelijke en regionale profielen. Ook hierin gaat het om het verbeteren van
de samenwerking tussen rijk, stad en regio om zo de culturele sector en het publiek
beter te bedienen. De stedelijke regio’s zijn op dit moment, in samenspraak met makers
en instellingen, bezig met het opstellen van hun profiel. Deze profielen vormen een
bron voor mijn adviesaanvraag en het advies van de Raad voor Cultuur over de periode
2021–2024.
De profielen bevatten bovendien voorstellen voor proeftuinen: projecten waarin het
Rijk, gemeenten en provincies gezamenlijk werken aan het oplossen van knelpunten en
kunnen experimenteren met nieuwe manieren van samenwerking. Ik stel hiervoor in 2019
en 2020 € 2 miljoen beschikbaar. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn dat de proeftuinen,
voor zowel rijk als een stedelijke regio, van toegevoegde waarde zijn en dat we hierin
als overheden gezamenlijk investeren.
Decentralisatie-uitkering beeldende kunst & vormgeving
De Minister van OCW heeft in 2015 de Tweede Kamer toegezegd in 2018 de Decentralisatie-uitkering
beeldende kunst & vormgeving te evalueren, met oog op de voorbereiding van de periode
2021–2024.41 Dit onderzoek is in september 2018 afgerond en is als bijlage opgenomen. In 2016
is een vergelijkbare inventarisatie aan de Tweede Kamer toegezonden.42 Uit het onderzoek van Berenschot blijkt het volgende:
• De 36 ondervraagde gemeenten hebben in 2016 gezamenlijk € 121 miljoen besteed aan
beeldende kunst en vormgeving. Gemiddeld hebben zij in dat jaar dus negen keer zo
veel besteed als het totaalbedrag dat zij voor dit doel van het rijk hebben ontvangen
vanuit de decentralisatie-uitkering (€ 13,5 miljoen).
• Gemeenten waarderen de ruimte die de huidige doelstellingen biedt voor instrumenten
die passen bij de gemeentelijke context.
• Drie kleine gemeenten van de 36 ondervraagde gemeenten geven aan niet aan de matchingsvoorwaarde
te kunnen voldoen.
De ondervraagde gemeenten vinden de decentralisatie-uitkering een effectief instrument.
De gevraagde matching stimuleert gemeentelijke investeringen en stimuleert vernieuwing
van de beeldende kunst en vormgeving.
Tot slot
In december ontvangt de Kamer de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur, die ik samen
met de andere overheden opstel. Ik zie uit naar de verdere samenwerking met de Tweede
Kamer, het culturele veld en de andere overheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap