Amendement : Amendement van het lid Ergin over een toelating kunnen weigeren, schorsen of intrekken wegens veroordeling voor arbeidsmarktdiscriminatie of verboden onderscheid
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 41
AMENDEMENT VAN HET LID ERGIN
Ontvangen 11 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, onder b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «Twee onderdelen» vervangen door «Drie onderdelen».
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. arbeidsmarktdiscriminatie: verboden onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid,
burgerlijke staat, handicap, chronische ziekte of leeftijd als bepaald bij en krachtens
de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap
of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid
of de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen.
II
Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het voorgestelde artikel 12j wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. De verlening van een voorlopige toelating kan worden geweigerd indien de aanvrager
is veroordeeld voor arbeidsmarktdiscriminatie, is veroordeeld op grond van artikel
429quater van het Wetboek van Strafrecht of indien het College, bedoeld in artikel
1 van de Wet College voor de rechten van de mens, heeft geoordeeld dat door de aanvrager
verboden onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 10 van die wet.
2. In het voorgestelde artikel 12k wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. De verlening van een toelating kan worden geweigerd indien de aanvrager is veroordeeld
voor arbeidsmarktdiscriminatie, is veroordeeld op grond van artikel 429quater van
het Wetboek van Strafrecht of indien het College, bedoeld in artikel 1 van de Wet
College voor de rechten van de mens, heeft geoordeeld dat door de aanvrager verboden
onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 10 van die wet.
3. In het voorgestelde artikel 12l wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. Een toelating of een voorlopige toelating kan worden geschorst indien de aanvrager
is veroordeeld voor arbeidsmarktdiscriminatie, is veroordeeld op grond van artikel
429quater van het Wetboek van Strafrecht of indien het College, bedoeld in artikel
1 van de Wet College voor de rechten van de mens, heeft geoordeeld dat door de aanvrager
verboden onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 10 van die wet.
4. In het voorgestelde artikel 12m wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a. Een toelating of een voorlopige toelating kan worden ingetrokken indien de aanvrager
is veroordeeld voor arbeidsmarktdiscriminatie, is veroordeeld op grond van artikel
429quater van het Wetboek van Strafrecht of indien het College, bedoeld in artikel
1 van de Wet College voor de rechten van de mens, heeft geoordeeld dat door de aanvrager
verboden onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 10 van die wet.
Toelichting
De indiener ziet discriminatie ook als een misstand in de arbeidsmarkt, en de feiten
liegen er niet om. In 2011 bleek uit twee onderzoeken dat een meerderheid van de uitzendbureaus
inging op discriminerende verzoeken om te selecteren op basis van etniciteit1. Uit een vervolgonderzoek in 2015 bleek dat 63% van de respondenten (uitzendbureaus)
verzoeken had ontvangen van opdrachtgevers met betrekking tot leeftijd, geslacht,
etniciteit of geloof2. In 2017 volgde een ervaringsonderzoek door Doetank Peer, waarbij bij 30 uitzendbureaus
in de regio Amsterdam en Limburg discriminerende verzoeken werden ingediend. Uit dit
onderzoek bleek dat 70% van de betreffende uitzendbureaus bereid was medewerking te
verlenen3.
Uit een soortgelijk onderzoek in opdracht van de gemeente Eindhoven in 2023 bleek
dat slechts 23% van de uitzendbureaus aangaf dat een dergelijk verzoek verboden is
en daarom niet ingewilligd kan worden. Daarnaast gaf 32% van de uitzendbureaus aan
dat het discriminerende verzoek bespreekbaar was, terwijl in de overige 36% van de
gevallen werd gevraagd om een nadere onderbouwing van het verzoek4.
Het bovenstaande is geen limitatieve opsomming van onderzoeken, maar de conclusie
is dat het inwilligen van discriminerende verzoeken door met name uitzendbureaus nog
te vaak voorkomt. Daarom is de indiener van mening dat deze uitdaging moet worden
aangepakt door in het voorgenomen toelatingsstelsel te voorzien in effectieve maatregelen
tegen discriminatie. De indiener stel daarom voor om aan de schorsings-, intrekkings-
en toelatingsgronden toe te voegen dat de Minister op basis van een veroordeling voor
discriminatie of een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over kan
gaan tot het schorsen of intrekken van een toelating.
Indiener stelt voor om voor de toepassing van deze wet een definitie van arbeidsmarktdiscriminatie
te formuleren waarbij wordt uitgegaan van een gerechtelijke uitspraak die ziet op
het maken van verboden onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke
gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid, burgerlijke
staat, handicap, chronische ziekte of leeftijd als bepaald bij en krachtens de Algemene
wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische
ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid of de Wet gelijke
behandeling mannen en vrouwen. Dit vormt dan de grond voor de Minister voor intrekking,
weigering of schorsing. Voorts stelt indiener voor om ook een rechterlijke veroordeling
van aanvrager op grond van artikel 429quater van het Wetboek van Strafrecht, waarin
het gaat om iemand die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf personen
discrimineert, als grond op te nemen voor de Minister. Ten slotte stelt indiener voor
om in gevallen dat het College voor de rechten van de mens heeft geoordeeld dat door
de aanvrager verboden onderscheid is gemaakt, dit als grond voor de Minister vast
te stellen.
Ergin
Indieners
-
Indiener
Doğukan Ergin, Kamerlid