Amendement : Amendement van het lid Sneller over nadere voorschriften inzake het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding
35 112 Voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo)
Nr. 21 AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER
Ontvangen 14 januari 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel Wa, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het voorgestelde artikel 7.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De artikelen 13, 16 en 19 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige
toepassing.
2. In het voorgestelde artikel 7.2, vierde lid, wordt «klachten» vervangen door «bij
het college ingediende klachten».
3. Het voorgestelde artikel 7.3, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Indien de klacht mede betrekking heeft op een besluit op grond van deze wet waartegen
bezwaar open staat, wordt de termijn voor het indienen van bezwaar, bedoeld in artikel 6:7
van de Algemene wet bestuursrecht, opgeschort tot het college advies heeft uitgebracht,
dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden
uitgebracht. De opschorting van de bezwaartermijn vangt aan met ingang van de dag
nadat de klager de klacht aan het college heeft gezonden.
3. Indien de klager bezwaar maakt tegen het besluit, bedoeld in het tweede lid, beslist
het bestuursorgaan in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht binnen twee weken nadat het college advies heeft uitgebracht, dan wel
aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden uitgebracht.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze
waarop klachten worden ingediend en het college tussen het bestuursorgaan en de klager
bemiddelt als bedoeld in het eerste lid.
Toelichting
In de tweede termijn van de plenaire behandeling is de vraag aan de orde gesteld of
er niet een delegatiebepaling moet worden opgenomen voor procedurele voorschriften
inzake het college. Zo is denkbaar dat de bemiddeling geschiedt door één van de leden,
of dat de behandeling aan een termijn wordt gebonden, of dat regels worden gesteld
voor de gevallen waarin leden van het college zich verschonen bij mogelijke belangenverstrengeling.
Dit amendement strekt tot beantwoording van die vraag. Daarbij zijn enkele aspecten
geregeld die niet bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden geregeld.
In het voorgestelde artikel 7.1 wordt in het vierde lid, drie artikelen van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat zij een
onderwerp regelen dat niet door de Kaderwet adviescolleges wordt bestreken. Het betreft
de artikelen 13, 16 en 19 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. De onderwerpen
van de overige artikelen van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet aan
de orde of worden adequaat geregeld in de Kaderwet adviesorganen. Artikel 13 van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bevat een bepaling die belangenverstrengeling
tegen gaat en de openbaarmaking van nevenfuncties voorschrijft. Deze bepaling is van
toepassing verklaard, omdat de Kaderwet Adviescolleges een dergelijke regeling niet
heeft en deze bij het college een extra waarborg geeft. Artikel 16 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen regelt dat het personeel van een zelfstandig bestuursorgaan
werkzaam is onder verantwoordelijkheid van dat orgaan en alleen aan dat orgaan verantwoording
verschuldigd is. De Kaderwet adviescolleges kent een dergelijke bepaling alleen ten
aanzien van de secretaris. Met de taakuitbreiding is aannemelijk dat aan het college
meer ondersteuning wordt beschikbaar gesteld dat een secretaris, in welk geval toepassing
van artikel 16 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen nuttig is. Tot slot bevat
artikel 19 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen een algemene bepaling die
een zelfstandig bestuursorgaan oproept tot zorgvuldigheid bij de uitoefening van taken.
Ook deze bepaling ontbreekt in de Kaderwet adviescolleges, maar heeft in het geval
van het college toegevoegde waarde.
Artikel 7.3, tweede lid, regelt de samenloop met de bezwaarprocedure. Met de voorgestelde
tekst wordt voorkomen dat een bestuursorgaan wel profiteert van de opschorting van
de beslistermijn op bezwaar, maar verder niet meewerkt aan de bemiddeling. Door mee
te werken aan de bemiddeling breidt het bestuursorgaan de beslissing op bezwaar voor.
Ook als de bemiddeling niet tot overeenstemming leidt, zal het bestuursorgaan al een
afweging hebben gemaakt en een aanloop tot besluitvorming hebben gemaakt. Daarmee
heeft een bestuursorgaan na afloop van de bemiddeling niet meer de volle termijn nodig
om een beslissing op bezwaar te nemen. Die termijn kan dus worden verkort. Het maakt
daarbij niet uit of de klager gebruik maakt van de opschorting, of dat hij gelijktijdig
of voor het indienen van de klacht al een bezwaarschrift indient. Een bestuursorgaan
dat niet meewerkt aan de bemiddeling snijdt zich dan in de vingers als hij nadat het
advies wordt uitgebracht binnen die kortere tijd alsnog op het bezwaarschrift moet
beslissen. De voorgestelde amvb kan deze voorziening niet regelen, omdat hierbij van
de Algemene wet bestuursrecht wordt afgeweken.
In het derde lid volgt dan de bepaling op grond waarvan bij amvb regels kunnen worden
gesteld over de wijze van indienen van de klachten en de inrichting van de bemiddeling.
Sneller
Indieners
-
Indiener
Joost Sneller, Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |