Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Dringend gezocht: nieuwe medicijnen’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Dringend gezocht: nieuwe medicijnen» (ingezonden 5 juli 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 12 augustus 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3480.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Dringend gezocht: nieuwe antibiotica»?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het bericht en het rapport van de United Nations Interagency Coordination
Group (IACG). Uit het rapport blijkt dat een integrale «One Health» benadering waarbij
maatregelen worden genomen in alle relevante domeinen (veterinaire sector, gezondheidszorg,
voeding, milieu, innovatie, internationaal) noodzakelijk is. Deze aanpak ligt ook
ten grondslag aan het Nederlandse antibioticaresistentie programma (Programma ABR).
Vraag 2
Deelt u de mening van de Verenigde Naties (VN) die spreekt van «alarmerende niveaus
van resistentie in zowel arme als rijke landen, met als gevolg dat veelvoorkomende
ziektes onbehandelbaar aan het worden zijn, en het gevaarlijker is om medische procedures
uit te voeren die levens redden»? Deelt u daarnaast de mening van de UN Interagency
Coordination Group (IACG) dat er geen tijd te verliezen is omdat «tenzij de wereld
snel in actie komt, antimicrobiële resistentie binnen een generatie rampzalige gevolgen
zal hebben»?
Antwoord 2
Het IACG heeft in april dit jaar het rapport «No Time to Wait: Securing the future
from drug-resistant infections» opgeleverd. Dit rapport is tot stand gekomen naar
aanleiding van de politieke verklaring over antibioticaresistentie die is opgesteld
door de Algemene Vergadering van de VN in 2016. Nederland heeft een actieve rol gespeeld
bij het opstellen van deze verklaring en heeft ook op verschillende momenten input
geleverd voor de consultaties van IACG die geleid hebben tot de aanbevelingen die
nu voorliggen.
Ik deel de zorgen van de IACG en daarom werk ik (net als mijn voorganger) samen met
mijn collega-minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan de uitvoering
van een actieve internationale agenda om het probleem van antibioticaresistentie aan
te pakken. Er is de afgelopen jaren veel in gang gezet, maar de IACG concludeert dat
er nog veel meer gedaan moet worden. Die conclusie deel ik ook. Dit is onder meer
de reden dat ik samen met Minister van LNV en de World Health Organisation (WHO),
The Food and Agriculture Organisation (FAO) en World Organisation for Animal Health
(OIE) recentelijk een tweede internationale ministeriele conferentie heb georganiseerd
om antibioticaresistentie tegen te gaan.
Op 19 en 20 juni jl. kwamen ruim 40 landen in Noordwijk bijeen om te bespreken hoe
op nationaal niveau antibioticaresistentiebeleid geïntensiveerd kan worden.
Belangrijke conclusie van deze conferentie is dat we door «twinning» samenwerking
tussen landen moeten gaan versterken. Zo gaat Nederland dit de komende jaren met Indonesië
doen. Ook is er tijdens de conferentie een internationaal fonds gelanceerd om lage-
en middeninkomenslanden te ondersteunen bij het ontwikkelen van effectief beleid.
Ik heb tijdens de conferentie aangekondigd dat Nederland bereid is een bedrag van
4,5 miljoen euro in dit fonds te steken.
Verder heb ik samen met de groep collega-ministers van gezondheid een brief aan de
Secretaris-Generaal van de VN gestuurd om te werken aan de implementatie van het IACG-rapport.
Het is van groot belang om in VN-verband verder te werken aan de implementatie van
het IACG-rapport omdat de aanbevelingen zowel binnen de verantwoordelijkheden van
de lidstaten als van de verschillende internationale (VN-)organisaties liggen.
Vraag 3
Zijn de potjes die u heeft aangekondigd voldoende om antibioticaresistentie te bestrijden?2
Antwoord 3
Ik heb dus naast de 4,5 miljoen euro voor het internationale fonds (zie mijn antwoord
op vraag3 ook aangekondigd 5 miljoen euro bij te dragen aan het door meerdere landen en de
WHO gesteunde Global Antibiotics Research and Development Partnership (GARDP). Binnen
dit internationale verband werken publieke en private partijen samen aan de ontwikkeling
van nieuwe antibiotica die op de lijst prioriteitspathogenen van de WHO4 staan.
Het gaat om relatief bescheiden bedragen als men kijkt wat nodig is om een nieuw medicijn
te ontwikkelen en om tegemoet te komen aan de noden van lage- en middeninkomenslanden.
Daarom is het zo belangrijk dat meerdere landen zich gezamenlijk moeten inspannen
om het mondiale probleem aan te pakken. Hetzelfde geldt voor het bedrijfsleven. Vooral
op het terrein van het ontwikkelen van nieuwe antibiotica ben ik van mening dat de
farmaceutische industrie een grote verantwoordelijkheid heeft.
Vraag 4
Hoe staat het met eerdere initiatieven van de industrie om antibioticaresistentie
te bestrijden?
Antwoord 4
Ik verwijs u naar het rapport dat begin 2018 is gepubliceerd door het Access to Medicine
Foundation: «Antimicrobial Resistance Benchmark 20185». De benchmark «scoort» de activiteiten om antibioticaresistentie tegen te gaan van
30 (farmaceutische) bedrijven. Dit zet de bedrijven verder aan om nieuwe strategieën
op te stellen en met elkaar en andere stakeholders in gesprek te gaan. Begin volgend
jaar wordt er een nieuw rapport uitgebracht. Ik geef samen met andere landen en organisaties
financieel steun aan deze benchmark.
Vraag 5, 6
Wat is uw reactie op de stelling van Jeremy Knox, beleidsadviseur van de Britse liefdadigheidsorganisatie
Wellcome Trust, dat er duidelijk sprake is van marktfalen als het over antibiotica
gaat? Bent u het met de heer Knox eens dat er meer prikkels moeten komen voor farmaceutische
bedrijven om nieuwe antibiotica te
ontwikkelen?
Wat is uw antwoord op de in het artikel gestelde vraag «hoe krijg je farmaceutische
bedrijven zover om commercieel onaantrekkelijke geneesmiddelen te ontwikkelen»? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5, 6
Ik zie dat er in zekere mate sprake is van marktfalen. Voor de industrie is het lastig
producten te ontwikkelen, waarvan de bedoeling is dat ze niet ingezet worden. In diverse
internationale gremia wordt over deze problematiek gesproken en gezocht naar oplossingen.
Maar dat is een heel grote en complexe opgave.
De vraag is welke prikkels mogelijk zijn om de industrie te bewegen te investeren
in de ontwikkeling van nieuwe antibiotica. Dat is een vraag waar nog geen antwoord
is op gevonden. Nieuwe prikkels voor de industrie moeten niet per definitie gezocht
worden in meer bescherming (in termen van intellectueel eigendomsrecht). Het kan ook
liggen in meer marktzekerheid door alternatieve financieringsmodellen. Vorig jaar
is het rapport6 van het Europese publiek-private consortium DRIVE-AB7 gepubliceerd waarin is onderzocht welke stimuleringsmaatregelen het meest effectief
zijn om nieuwe antibiotica op de markt te krijgen en te behouden. Een van de workpackages
van JAMRAI8 richt zich op het ontwikkelen van een strategie voor de implementatie van stimuleringsmaatregelen
in meerdere Europese landen. Onderzoeksresultaten van onder andere DRIVE-AB en AMR
Review van het VK9 zullen als basis worden gebruikt. De discussie zal zich dus nog verder ontwikkelen,
ook door het vergelijkbare werk van de Global AMR R&D Hub10.
Voorts merk ik op dat landen wel initiatieven nemen om naar alternatieve financieringsmodellen
te kijken, bijvoorbeeld het VK en Zweden. Ik volg dit op de voet en ook in het BeneluxA
Initiative is erover gesproken. Ondertussen zie ik ook een rol van publieke investeringen
in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe antibiotica en alternatieve behandeltherapieën.
Daarom investeer ik op nationaal gebied in het Netherlands Antibiotic Development
Platform (NADP), het project Novel Antibacterial Compounds and Therapies Antagonizing
Resistance (NACTAR) en op internationaal gebied in het GARDP.
Vraag 7
Bent u bereid de industrie te verplichten een gedeelte van haar marketingbudget af
te dragen aan dit onderzoek dat in belang is van de volksgezondheid, eventueel in
samenwerking met andere (Europese) landen?
Antwoord 7
Nee, er zijn voldoende (Europese) initiatieven op het gebied van antibioticaresistentie-onderzoek.
Ik verwijs u naar mijn Kamerbrief voortgang aanpak antibioticaresistentie van 26 april
2018.11 Onlangs heeft de Europese Unie 18 miljoen euro toegewezen aan een internationaal
consortium van onderzoeksgroepen. Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) neemt
de lead in het onderzoek voor de ontwikkeling van een nieuw antibioticum tegen tuberculose.
Vraag 8
Beseft u dat antibioticaresistentie een urgent probleem is en dat als nieuwe antibiotica
uitblijven we afstevenen op een ernstige crisis? Bent u bereid gehoor te geven aan
de oproep van het IACG om meer te investeren en innoveren in nieuwe antibiotica?
Antwoord 8
Het onderwerp staat hoog op mijn agenda en ik heb dat ook op verschillende internationale
bijeenkomsten onder de aandacht gebracht bij mijn ambtsgenoten.
Samen met de Duitse Minister van gezondheid, Jens Spahn, heb ik recentelijk andere
landen opgeroepen om ook een financiële bijdrage te leveren aan GARDP.
Vraag 9
Kunt u inzicht geven in de grootte van het probleem antibioticaresistentie in Nederland?
Wat vindt u ervan dat ook in Nederland de resistentie toeneemt? Welke acties onderneemt
u dan wel gaat u aanvullend ondernemen om deze mogelijke crisis het hoofd te bieden?
Antwoord 9
In Nederland worden gegevens over antibioticagebruik en -resistentie jaarlijks gepubliceerd
in het NethMap/MARAN rapport. Recentelijk zijn de cijfers over 201812 beschikbaar gekomen. Resistentie neemt wereldwijd toe. In vergelijking met veel andere
landen zijn de resistentieniveaus in Nederland laag. Over het algemeen is de situatie
in Nederland redelijk stabiel hoewel bij sommige bacteriesoorten, zoals de Klebsiella
pneumoniae, de resistentie langzaam toeneemt. Dit is een zorgelijke ontwikkeling.
Met het in 2015 gestarte Programma ABR heeft het vorige kabinet goede stappen gezet
tegen antibioticaresistentie. Het doel van het Programma ABR is om resistentie te
voorkomen en de gevolgen van resistentie zoveel mogelijk terug te dringen. Dat maakt
een integrale aanpak «One Health» noodzakelijk. Van de voortgang bent u periodiek
op de hoogte gesteld, laatstelijk in eerdergenoemde Kamerbrief van 26 april 2018.
Het Programma ABR loopt tot eind dit jaar en wordt thans geëvalueerd. Na de evaluatie
zal een vervolgaanpak worden opgesteld. Ik zal u begin 2020 hierover informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.