Amendement : Amendement van de leden De Groot en Dik-Faber over natuurdoelstellingen in de wet
34 985 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)
Nr. 16 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DE GROOT EN DIK-FABER
Ontvangen 25 juni 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel Aa wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ab
In artikel 2.15, eerste lid, wordt na «milieu» ingevoegd «, de natuurbescherming»
en wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een komma
een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de gunstige staat van instandhouding van de van nature in Nederland in het wild levende
dier- en plantensoorten en de in Nederland voorkomende typen natuurlijke habitats
en habitats van soorten, ter uitvoering van de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn,
het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn.
Toelichting
Een omgevingswaarde «bindt alleen de overheid en heeft geen directe juridische betekenis
voor het nemen van beslissingen of het verrichten van activiteiten» en is in feite
«een codificatie van de doelstelling» (Nota van Toelichting bij het Besluit kwaliteit
leefomgeving, §2.3.1). Artikel 2.15 van de Omgevingswet waarborgt dat voor een aantal
internationaal- en Europeesrechtelijk verplichte doelstellingen door het Rijk bij
algemene maatregel van bestuur (het Besluit kwaliteit leefomgeving) omgevingswaarden
worden vastgelegd. Het gaat daarbij onder meer om kwaliteitseisen voor water en lucht
en veiligheidswaarden voor waterkeringen. Dit amendement beoogt voor internationaal
en Europees voorgeschreven doelstellingen voor natuur eenzelfde waarborg in de Omgevingswet
op te nemen.
Gekozen is voor het verankeren van de gunstige staat van instandhouding van soorten
en habitattypen als omgevingswaarden. Zoals in de toelichting bij de consultatieversie
van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet (§4.2.3, p. 9) is aangegeven, is Nederland
namelijk verplicht tot «het nemen van maatregelen om de natuurlijke habitats en de
wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding
te behouden of te herstellen.» Daarmee betreft het amendement een beleidsneutrale
explicitering van een belangrijke al geldende internationaal- en Europeesrechtelijke
verplichting. Het amendement beoogt ook de helderheid en consistentie van de Omgevingswet
te vergroten door eenzelfde aanpak te hanteren voor de Europees verplichte doelen
op het gebied van water, lucht en natuur.
Aansluiting bij het begrip gunstige staat van instandhouding sluit voorts goed aan
bij het vereiste van artikel 2.9 van de Omgevingswet dat «een omgevingswaarde wordt
uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of anderszins in objectieve termen».
Vergelijkbaar met bijvoorbeeld de ecologische kwaliteitseisen die op grond van de
kaderrichtlijn water1 als omgevingswaarden uitgewerkt moeten worden, kan ook de gunstige staat van instandhouding
worden uitgewerkt op basis van de definities van gunstige staat van instandhouding
van habitats en soorten zoals die in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming
zijn opgenomen en de vier hiervoor in EU beleidsdocumenten genoemde componenten (verspreidingsgebied,
omvang populatie, kwaliteit habitats en toekomstperspectief).
Het amendement brengt geen wijzigingen aan in de onder de Wet natuurbescherming bestaande
en onder de Omgevingswet gecontinueerde bevoegdhedenverdeling tussen Rijk en provincies.
Conform de gemaakte afspraken hebben de provincies de verantwoordelijkheid om de hen
ter beschikking staande instrumenten te gebruiken om gezamenlijk Europees en internationaal
beschermde soorten en rode lijstsoorten in een gunstige staat van instandhouding te
brengen, maar het blijft een resultaatsverplichting van het Rijk. Passend bij het
vereiste van artikel 2.10 van de Omgevingswet om de aard van de verplichting te expliciteren,
kan dus bij het vastleggen van de gunstige staat van instandhouding als omgevingswaarden
worden aangegeven dat het een resultaatsverplichting voor het Rijk betreft. De vogelrichtlijn,
habitatrichtlijn en de Verdragen van Bonn en Bern zijn al in de Omgevingswet gedefinieerd
(bijlage bij artikel 1.1, onderdeel B).
De Groot
Dik-Faber
Indieners
-
Indiener
T.C. de Groot, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
R.K. Dik-Faber, Tweede Kamerlid