Wetsvoorstellen
Hieronder vindt u de tekst van de bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstellen. Aanhangige wetsvoorstellen zijn voorstellen voor nieuwe wetten, ingediend door regering of een Tweede Kamerlid, die mogelijk behandeld worden door de Tweede Kamer.
Wilt u meer weten over welke stappen er nodig zijn om een wet te maken en welke rol de Tweede Kamer daarbij speelt? Dan kunt u hier meer lezen.
Dit initiatiefwetsvoorstel van de leden Buitenweg en Segers wijzigt het Wetboek van Strafrecht. Doel van het voorstel is het invoeren van een strafverhoging voor elk geweldsdelict dat met een discriminatoir oogmerk wordt gepleegd. Met een discriminatoir oogmerk bedoelen de initiatiefnemers de delicten waarbij het tot uitdrukking brengen van haat tegen of gevoelens van minderwaardigheid van een groep mensen een motief is geweest om het delict te plegen of dat indringender te plegen.
De voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 maakt het mogelijk dat de asielvergunning voor bepaalde tijd voortaan in eerste instantie voor drie jaar wordt verleend en niet langer voor vijf jaar. Nederland gaat met het invoeren van deze maatregel volgens de toelichting meer in de pas lopen met andere landen in Europa, waar een verblijfsvergunning asiel voor vreemdelingen met een zogenoemde subsidiaire beschermingstatus al een kortere duur kent dan vijf jaar. Met het wetsvoorstel moet daarnaast worden voorkomen dat Nederland in vergelijking met andere lidstaten aantrekkelijker wordt voor asielzoekers.
Dit wetsvoorstel regelt de goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Benelux-politieverdrag). Het wetsvoorstel voorziet daartoe onder meer in bepalingen die zien op uitvoering van artikel 49 van het Benelux-politieverdrag.
Met deze wet wordt een procedure in het leven geroepen om staatloosheid vast te laten stellen door een rechter. Een ieder die daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft, kan daartoe een verzoek indienen. Het voorstel is toegezegd naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken ‘Geen land te bekennen’.
Dit wetsvoorstel wijzigt de begroting van uitgaven en ontvangsten voor het jaar 2021 van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze wijzigingen houden verband met de uitgaven inzake coronamaatregelen.
Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan Verordening 2019/1148/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven. De verordening reguleert het aanbieden, binnenbrengen, bezit en gebruik van precursoren voor explosieven. Precursoren voor explosieven zijn chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor legitieme toepassingen, maar tevens kunnen worden misbruikt voor de vervaardiging van explosieven. Voorbeelden van dergelijke precursoren zijn ammoniumnitraat, waterstofperoxide, aceton en zwavelzuur. Deze precursoren worden onder meer gebruikt in respectievelijk kunstmest, bleekmiddel, nagellakremover en gootsteenontstopper. De verordening vervangt Verordening (EU) Nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PbEU 2013, L 39, 2013/98/EU). De verordening beoogt de beschikbaarheid van precursoren voor explosieven voor particulieren te beperken, en bevordert dat verdachte transacties in de gehele toeleveringsketen adequaat worden gemeld.
Met het wetsvoorstel vaststellingsprocedure staatloosheid wordt een procedure in het leven geroepen om staatloosheid vast te laten stellen door een rechter in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Deze procedure is toegezegd naar aanleiding van het advies “Geen land te bekennen” van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Hierin concludeerde de ACVZ dat Nederland geen goede procedure heeft om staatloosheid vast te stellen. Dit wetsvoorstel beoogt in deze leemte te voorzien en een zorgvuldige procedure te creëren die voldoet aan de relevante internationale normen (onder meer twee VN verdragen over staatloosheid). De nieuwe procedure sluit grotendeels aan bij de procedure tot vaststelling van het Nederlanderschap op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Doel van dit initiatiefwetsvoorstel van het lid Alkaya is om werknemers mee te laten delen in de winst en hun stem binnen vennootschappen te vergroten (Wet eerlijk delen). Aan de ondernemingsraad (OR) van vennootschappen waarin ten minste 100 personen werken, wordt de mogelijkheid gegeven de ondernemer te verzoeken een Stichting administratiekantoor (STAK) op te richten. Door de oprichting van de STAK, die een aandelenbelang beheert dat geleidelijk opbouwt tot ten minste 10 procent van het totaal aan uitstaande aandelen, kunnen werknemers, via de STAK, voortaan invloed uitoefenen binnen de algemene vergadering van aandeelhouders. Ook geven de via de STAK uitgegeven certificaten van aandelen werknemers recht op een deel van de winst.
Dit wetsvoorstel gaat over de bestrijding van betaalfraude en implementeert de Europese Richtlijn 2019/713/EU. We zijn inmiddels gewend aan betaalverzoeken via de smartphone of geld overmaken via een app, in aanvulling op gebruik van de bankpas of contant geld. Dat brengt ook nieuwe vormen van criminaliteit met zich mee, zoals whatsapp fraude of phishing. Daarom wordt het vervalsen, gebruiken, vervaardigen en aanschaffen van elektronische betaalinstrumenten een zelfstandig strafbaar feit. Ook gaan de maximale straffen voor betaalfraude omhoog. Door het implementeren van deze Europese Richtlijn werkt Nederland samen met andere Europese landen om fraude met niet-contante betaalmiddelen aan te kunnen pakken. De implementatietermijn van de richtlijn loopt af op 31 mei 2021.
Dit wetsvoorstel wil tegengaan dat ontvangen donaties bij maatschappelijke organisaties zorgen voor onwenselijke buitenlandse beïnvloeding. De burgemeester, het openbaar ministerie (OM) en andere aangewezen overheidsinstanties krijgen de bevoegdheid om bij een maatschappelijke organisatie gericht navraag te kunnen doen naar buitenlandse giften en als het hoge giften zijn te vragen naar de persoon van de donateur. Het tweede deel van het wetsvoorstel betreft stichtingen en is bedoeld om misbruik van financieel-economische aard, zoals witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Stichtingen zijn nu al verplicht om een balans en staat van baten en lasten op te stellen. Het wetsvoorstel verplicht stichtingen om deze financiële stukken voortaan te deponeren bij het handelsregister. De informatiepositie van diensten met controle-, toezichts- en opsporingstaken wordt zo vergroot.
Dit wetsvoorstel wijzigt de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de invoering van de Europese Richtlijn 2019/789 van 17 april 2019. Deze richtlijn bevat voorschriften voor de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie-en radioprogramma's. De uiterste datum waarop de richtlijn in Nederlands recht moet zijn omgezet, is 7 juni 2021.
Het wetsvoorstel vormt een onderdeel van een breder wetgevingsprogramma, bestaande uit meerdere wetsvoorstellen op bestuursrechtelijk en strafrechtelijk terrein. Die voorstellen hebben met elkaar gemeen dat zij (mede) tot doel hebben de aanpak van ondermijning te versterken. Dit wetsvoorstel richt zich op de versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit. De voorgestelde wijzigingen zijn van uiteenlopende aard.
In een zogenoemd kaderbesluit van de Europese Unie zijn regels opgenomen over het Europees aanhoudingsbevel en over de overlevering van personen tussen de justitiële autoriteiten van de lidstaten. Nederland heeft dat kaderbesluit in 2004 omgezet in de Overleveringswet. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft sindsdien verschillende uitspraken gedaan over dat kaderbesluit en daarbij de verplichtingen van de lidstaten verduidelijkt. De Overleveringswet bleek in een aantal gevallen niet in lijn met de uitleg van het Hof van Justitie.
Het wetvoorstel beoogt vooral de Overleveringswet in overeenstemming te brengen met deze arresten van het Hof van Justitie. Het wetsvoorstel wordt daarom beschouwd als een ‘herimplementatie’ van het Europese kaderbesluit. Het voorstel voorziet daarnaast, naar aanleiding van de inmiddels in de praktijk opgedane ervaring met overlevering, in een aantal andere wijzigingen van de Overleveringswet en de Uitleveringswet.
Dit wetsvoorstel houdt in dat het huidige taakstrafverbod voor geweld- en zedenmisdrijven wordt uitgebreid naar elke vorm van geweld tegen personen in de uitoefening van een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid. Het gaat om politiemensen, medewerkers van de brandweer of ambulance, buitengewoon opsporingsambtenaren en andere personen met een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Helder (PVV), Van Oosten (VVD) en Van Dam (CDA) (Kamerstukken II 2018/19, 35000-VI, nr. 24).
Dit voorstel voor een Kaderwet overige JenV-subsidies beoogt een duidelijk en overzichtelijk regime te scheppen voor alle door een bewindspersoon van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) verstrekte subsidies, met uitzondering van subsidies die worden verstrekt op grond van andere wetten in formele zin.
Een novelle is een wetsvoorstel dat een ander wetsvoorstel dat bij de Eerste Kamer ligt, verbetert of aanvult. In dit geval gaat het om een novelle waarbij het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring (Wtvb) wordt aangepast. Het geeft onder meer de directeur van een inrichting voor vreemdelingenbewaring de bevoegdheid om bij ernstige orde- en veiligheidsproblemen een lock down in te stellen. In het geval van zo’n lock down kunnen vreemdelingen gedurende 23 uur per dag worden opgesloten in hun cel. De lock down kan maximaal zes weken duren.
Dit wetsvoorstel versimpelt en verbetert de mogelijkheden voor het verzamelen van de relevante informatie en bewijsmateriaal in de fase voorafgaand en tijdens de civiele procedure. De rechter kan na de mondelinge behandeling uitspraak doen als alle benodigde informatie over de zaak van partijen zoveel als mogelijk voor de rechter beschikbaar is.
Het wetsvoorstel bevat daartoe de volgende uitgangspunten:
• het zoveel mogelijk door partijen verzamelen van de relevante informatie over hun geschil voordat een procedure bij de rechter wordt aangespannen;
• de mogelijkheid voor de rechter om binnen de grenzen van de rechtsstrijd met partijen de feitelijke grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken;
• er komt één verzoek om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen in plaats van afzonderlijke verzoeken per voorlopige bewijsverrichting (een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht, een voorlopige plaatsopneming of bezichtiging en een vordering tot inzage voorafgaand aan een procedure);
• het inzagerecht (de regeling van de exhibitieplicht) wordt aangepast en zo veel mogelijk gelijkgetrokken met de overige bewijsverrichtingen. Voor alle verzoeken om een voorlopige bewijsverrichting gaan dezelfde toe- en afwijzingscriteria gelden;
• de mogelijkheid om beslag te leggen op bewijsmateriaal in zaken die niet gaan over intellectuele eigendomsrechten wordt vastgelegd in de wet
Het voorstel wil een einde maken aan de contractuele praktijk waarbij de overdracht of verpanding van geldvorderingen op naam die voortkomen uit de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt uitgesloten. Hiermee wil de regering deze handelsvorderingen beschikbaar maken voor financieringsdoeleinden, om met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) de kredietruimte te vergroten.
Initiatiefwetsvoorstel van de PVV om vergoedingen aan asielzoekers vanwege trage procedures af te schaffen. Aanvragers van asiel bij wie de wettelijke beslistermijn niet wordt gehaald, hebben nu wettelijk recht op financiële compensatie. Deze mogelijkheid bestaat op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, die ook voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geldt.
Initiatiefwetsvoorstel van Van der Staaij (SGP) om het opleggen van straffen te verduidelijken en om de vrijwel automatische voorwaardelijke invrijheidstelling af te schaffen. Een vrijheidsstraf wordt nu slechts voor tweederde deel uitgevoerd. Dat is een gevolg van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, die als uitgangspunt heeft dat iedere veroordeelde met een langere tijdelijke gevangenisstraf een strafkorting krijgt. Slechts bij uitzondering is het mogelijk dat een gedetineerde zijn gevangenisstraf volledig uitzit. Voor zowel kortere als langere straffen komt er een eenduidige regeling met mogelijkheden voor een beperkt voorwaardelijk deel van de straf dat specifiek afgestemd is op de omstandigheden van het concrete geval en die het beste past bij de persoon van de verdachte.
Intussen stelt het regeerakkoord dat de bestaande regeling om wijziging vraagt. De regering heeft daartoe een wetsvoorstel (35122) ingediend dat hier uitvoering aan geeft. In afwachting van het verloop van de parlementaire behandeling van het regeringsvoorstel heeft Van der Staaij besloten dit initiatiefwetsvoorstel voorlopig aan te houden.
Initiatiefwetsvoorstel van Asscher (|PvdA) en Van Toorenburg (CDA) om seksuele intimidatie als overtreding strafbaar te stellen. Daarbij is de primaire invalshoek de bescherming van de openbare orde. De desbetreffende seksuele uitingen brengen iemand in een intimiderende, onvrije situatie en beperken daarmee iemand om zichzelf vrij te bewegen in het openbaar. De gewraakte uitingen kunnen daarnaast ook overlast veroorzaken voor anderen. De aanpak van straatintimidatie wordt in sommige steden al op lokaal niveau geregeld, maar de partijen willen een landelijke aanpak van straatintimidatie.
Initiatiefnemer Markuszower (PVV) stelt voor om voor bepaalde gewelds- en zedendelicten hoge minimumstraffen in te voeren en de misdrijven waarbij levenslang kan worden opgelegd uit te breiden.
Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 maart 1978 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime
De initiatiefnemers staan een modernisering van het nationaliteitsrecht voor. Zij constateren dat een overgrote meerderheid van de staten tegenwoordig positief tegenover de mogelijkheid van een meervoudige nationaliteit staat. Dit wetsvoorstel laat de vervalgronden voor verlies van Nederlanderschap bij vrijwillige aanname van een andere nationaliteit vervallen. Wie Nederlander is, blijft dat, tenzij hij of zij er afstand van doet of er een andere reden voor verlies is, zoals bijvoorbeeld het treden in vreemde krijgsdienst van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk. Het niet binnen tien jaar verlengen van het Nederlandse paspoort, terwijl hij of zij ook in bezit is van een andere nationaliteit, is dus geen reden meer tot verlies van de Nederlandse nationaliteit.
Initiatiefwetsvoorstel, waardoor een asielkind of andere minderjarige vreemdeling voortaan een verblijfsvergunning zou moeten krijgen als dat aantoonbaar is in het belang is van dat kind. Nu wordt vaak naar het belang van de ouders gekeken, of zij terug kunnen naar het land van herkomst, en te weinig naar het belang van het kind. Zo kunnen kinderen individuele belangen hebben zoals gezondheid, geestelijke ontwikkeling, het risico op besnijdenis, seksuele geaardheid of verwestering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de bescherming van de ontwikkeling van het kind, zoals die centraal staat in het familierecht, ook wordt geborgd binnen het vreemdelingenrecht.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State hebben de initiatiefnemers het wetsvoorstel grondig herzien. Niet langer is sprake van een algemene vergunningsgrond die van toepassing is op asiel- en reguliere procedures. In plaats daarvan is gekozen voor het toevoegen van de mogelijkheid tot het verstrekken van een reguliere verblijfsvergunning wanneer het belang van het kind ernstig wordt bedreigd. Ook zijn bepalingen aan het wetsvoorstel toegevoegd waarmee wordt geregeld dat kinderen zoveel mogelijk voorrang krijgen in verblijfsrechtelijke procedures.