Oppositie kritisch over Van der Steur

7 april 2016, debat - Minister Van der Steur (Veiligheid) doet zijn werk in algemene zin goed, vindt premier Rutte. Maar PVV, SP, GroenLinks, PvdD, 50PLUS, GrBvK en GrKÖ denken daar anders over en steunen een motie van wantrouwen.

De minister klungelt, beschikt niet (tijdig) over de juiste informatie en toont onvoldoende urgentie bij de aanpak van terrorisme. Dit beeld schetst de kritische oppositie in het debat over de aanslagen in Brussel. Wilders (PVV) spreekt over een "ontluisterend beeld" en "aangeschoten wild". De minister gebruikt grote woorden, zegt Buma (CDA), maar kijkt te weinig vooruit en stuurt onvoldoende. Is hij onderdeel van de oplossing of van het probleem?, zo vraagt Roemer (SP) zich af. Deze "minister van uitwegen" kan beter de eer aan zichzelf houden, vindt Thieme (PvdD). Bontes (GrBvK) is het daarmee eens: hij is niet langer de juiste man om de veiligheid te waarborgen.

Oppositie: minister moet leren van fouten

Voor de zoveelste keer moet de minister zijn functioneren goedpraten, constateert Krol (50PLUS). Maar belangrijker is wat we van gemaakte fouten leren, vindt Van der Staaij (SGP). Fouten zijn menselijk, zegt Pechtold (D66), die wel hoopt op "voortschrijdend inzicht" bij de minister. Segers (ChristenUnie) betwijfelt of de minister op het juiste moment de juiste vragen stelt aan zijn ambtenaren. Hij komt pas in actie nadat er politieke ophef ontstaat, denkt Roemer. De minister moet snel bewijzen dat hij de juiste man op de juiste plek is, stelt Kuzu (GrKÖ). Van der Steur belooft er waar nodig "meer bovenop te zitten" en "een stapje extra" te zetten.

Had Nederland meer kunnen doen rond uitzetting El Bakraoui?

Wat ging er mis bij de uitzetting van terrorist El Bakraoui door Turkije op 14 juli 2015 naar Nederland? Buma wijst erop dat er geen duidelijke afspraken waren met Turkije, misschien mede doordat de opgerichte ambtelijke werkgroep niet van de grond kwam. De regering schetst het beeld dat alles volgens de regeltjes en procedures is verlopen en dat de fout bij de Belgen en de Turken ligt, stellen Klaver (GroenLinks) en Pechtold vast, maar Nederland had zelf ook meer actie kunnen ondernemen. Er is passief afgewacht tot andere landen in actie kwamen, concluderen Wilders en Roemer.

Uitzetting roept vragen op over procedures

Nederland ondernam niet direct actie toen El Bakraoui door Turkije werd uitgezet. De open grenzen zijn een gevaar voor onze veiligheid, vindt Wilders, die terugkerende Syriëgangers wil vastzetten. De juridische mogelijkheden daarvoor moeten worden onderzocht, aldus Zijlstra (VVD). Segers pleit voor een betere procedure en registratie van uitzettingen uit risicogebieden. De Schengenregels voor het verkeer van personen moeten worden aangepast, vinden Klaver en Krol, zodat zware criminelen en potentiële terroristen geen vrij spel hebben. Van der Steur zal dit onderwerp op Europees niveau aan de orde stellen.

Gangen El Bakraoui in Nederland niet nagegaan door OM en politie

Wat is er bekend over de contacten van El Bakraoui in Nederland? Pechtold en Wilders vragen Van der Steur of dit is onderzocht. Maar volgens de minister mogen het OM en de politie dat soort onderzoeken alleen uitvoeren bij de verdenking van een strafbaar feit in Nederland. Dit antwoord getuigt niet van de beloofde proactieve en assertieve houding, stellen Roemer, Klaver en Buma vast. België is verantwoordelijk voor het strafonderzoek en heeft geen verzoek tot hulp gedaan, antwoordt de minister. De regels moeten niet te formeel worden uitgelegd, suggereert Van der Staaij. Maar als informatie onrechtmatig wordt verkregen, zo reageert Van der Steur, is die niet bruikbaar in een strafproces.

Internationale uitwisseling informatie belangrijk

Veiligheidsdiensten zouden beter moeten samenwerken om te komen tot een effectieve bestrijding van terrorisme, vinden eigenlijk alle woordvoerders. Binnenlandse en Europese veiligheid vallen samen, zegt Klaver. Daarom moeten er dwingender afspraken worden gemaakt over informatie-uitwisseling, betoogt Samsom (PvdA). Krol vindt dat Nederland daarbij als tijdelijk EU-voorzitter het voortouw moet nemen. De inzet vanuit Nederland is optimaal, verzekert Van der Steur, maar het is lastig om het nakomen van gemaakte afspraken af te dwingen.

De eerste termijn van het debat was op 29 maart. De Kamer stemt aansluitend op het debat over de motie van wantrouwen en op 12 april over de andere moties.

Zie ook:

  • Het overzicht van de laatste debatten in het kort

  • De geredigeerde woordelijke verslagen van Kamervergaderingen (het stenogram). Deze zijn maximaal vier uur na het uitspreken beschikbaar.