Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Beleidsagenda Buitenlandse Handel ‘Nederland: welvarend en weerbaar (Kamerstuk 36180-164)
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 179
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 3 november 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de brief van
28 mei 2025 inzake de Beleidsagenda Buitenlandse Handel «Nederland: welvarend en weerbaar»
(Kamerstuk 36 180, nr. 164).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 november 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
De griffier van de commissie, Meijers
Vragen en antwoorden
1
Kan worden aangegeven of er goud en/of gom afkomstig uit Sudan naar Nederland wordt
geïmporteerd?
In 2024 importeerde Nederland voor USD 284.196 (33.642 kg) aan gom uit Soedan.1 Dit betrof ongeveer 1,8% van de totale Nederlandse gomimport. In 2024 importeerde
Nederland geen goud uit Soedan.2 Dit betreft goederenstromen die de Nederlandse grens over komen, een deel is bestemd
voor doorvoer. Daarnaast is het mogelijk dat er grondstoffen als goud en gom verwerkt
in producten naar Nederland geïmporteerd worden. Gezien de complexiteit van waardeketens
is niet uit internationale handelsdata te achterhalen wat het aandeel hiervan is.
2
Kan worden aangegeven of er kobalt afkomstig uit de Democratische Republiek Congo,
eventueel via Rwanda, naar Nederland wordt geïmporteerd?
Nederland importeert grondstoffen veelal indirect, in verwerkte vorm of verwerkt in
halffabricaten of eindproducten. In 2024 importeerde Nederland geen kobalt uit de
Democratische Republiek Congo of Rwanda. In totaal importeerde Nederland in 2.024
USD 60.759.767 aan verwerkte vormen van kobalt3, het overgrote deel uit China (63,4%), Duitsland (6,8%) en het Verenigd Koninkrijk
(5,5%). In 2024 importeerde Nederland USD 190.000 aan kobaltertsen, uit het Verenigd
Koninkrijk.4 Het is mogelijk dat kobalt afkomstig uit de Democratische Republiek Congo verwerkt
in halffabricaten en eindproducten naar Nederland wordt geïmporteerd, maar gezien
de complexiteit van waardeketens is uit internationale handelsdata niet te achterhalen
wat het aandeel hiervan is.
3
Hoeveel handelsverdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend
noemen?
Nederland en Israël hebben in 1996 een bilateraal verdrag ten behoeve van wederzijdse
bijstand in douanezaken gesloten. Dit betreft het Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de
Staat Israël inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (Trb. 1996, 155). Er bestaan verder geen (bilaterale) handelsverdragen dan wel investeringsbeschermingsovereenkomsten
tussen Nederland en Israël. Desalniettemin zijn er wel multilaterale (handels)verdragen
met handelsbepalingen waar zowel Nederland als Israël partij bij zijn. Voorbeelden
hiervan zijn de Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen
de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds (Trb. 1996, 92), beter bekend als de EU-Israël Associatieovereenkomst, en de multilaterale akkoorden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen
is te vinden in de Verdragenbank.5
4
Hoeveel fiscale verdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend
noemen?
Nederland en Israël hebben twee bilaterale, nog in werking zijnde, belastingverdragen.
Het betreft de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden
van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1974, nr. 39), alsmede de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden
van dubbele belasting met betrekking tot belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen
krachtens erfrecht (Trb. 1974, nr. 222). Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen
is te vinden in de Verdragenbank.6
5
Hoeveel financiële verdragen bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze uitputtend
noemen?
Er zijn geen bilaterale, financiële verdragen van toepassing tussen Nederland en Israël.
6
Hoeveel sectorale overeenkomsten bestaan er tussen Nederland en Israël? Kunt u ze
uitputtend noemen?
Nederland en Israël hebben enkele sectorale, bilaterale verdragen gesloten, op het
gebied van cultuur, sociale zekerheid, visa, internationaal wegvervoer en radiozendamateurs.
Het betreft de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël (Trb. 1976, nr. 12), het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat
Israël (Trb. 1984, nr. 65) met bijbehorende wijzigingsverdragen uit 2001 (Trb. 2001, nr. 141) en 2018 (Trb. 2018, nr. 8), de Notawisseling tussen de Nederlandse en de Israëlische regering inzake kosteloze verlening
van visa (Trb. 1955, nr. 148), de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël betreffende
het internationale wegvervoer (Trb. 1975, nr. 146) en de Notawisseling tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering
van de Staat Israël houdende een overeenkomst inzake het verlenen van vergunningen
aan zendamateurs (Trb. 1982, nr. 98).
Ook zijn Nederland en Israël partij bij enkele sectorale overeenkomsten, waaronder
op het gebied van luchtvaart. Zie in dat verband de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (Trb. 2013, nr. 102).
Een uitputtend overzicht van alle tussen Nederland en Israël gesloten verdragen is
te vinden in de Verdragenbank.7
7
Wat voor handelsbevorderende diensten biedt Nederland aan om handel te drijven met
Israël? Kunt u een uitputtende lijst geven?
Nederland biedt generieke diensten aan voor bevordering van handel met de meeste landen
in de wereld en specifieke diensten voor een beperkt aantal prioriteitslanden. Israël
behoort niet tot deze prioriteitslanden en er is binnen het handelsinstrumentarium
geen proactieve inzet op Israël. Tijdens het Commissiedebat over de uitkomsten van
de informele Raad Buitenlandse Zaken van 10 september jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3253) is toegezegd om de bestaande handelsbevorderende instrumenten van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken jegens Israël te inventariseren. Er zal aan deze toezegging
worden voldaan middels een Kamerbrief welke uw Kamer op 17 oktober is toegekomen (Kamerstuk
23 432, nr. 615).
8
Kunt u inzicht geven in de belangrijkste handelsstromen van Nederland met Israël?
In 2024 bedroeg de Nederlandse export van goederen en diensten EUR 4,96 miljard, waarvan
EUR 4,07 miljard aan goederen. De totale import van goederen en diensten bedroeg EUR
3,36 miljard in datzelfde jaar, waarvan EUR 2,42 aan goederen. De belangrijkste categorieën
voor export waren: machines en transportmiddelen (EUR 2,28 miljard), chemische producten
(EUR 713 miljoen), diverse fabricaten (EUR 480 miljoen) en levensmiddelen en dieren
(EUR 360 miljoen). De belangrijkste importcategorieën waren: machines en transportmiddelen
(EUR 761 miljoen), chemische producten (EUR 526 miljoen), minerale brandstoffen (EUR 333 miljoen)
en diverse fabricaten (EUR 332 miljoen). Handel in diensten is minder belangrijk in
de bilaterale handel van Nederland met Israël. In 2024 exporteerde Nederland in totaal
voor EUR 892 miljoen aan diensten naar Israël en importeerde het voor EUR 938 miljoen
aan diensten. Bij zowel importen als exporten gaat het voornamelijk over zakelijke
dienstverlening, kosten voor intellectueel eigendom en IT-dienstverlening.
9
Kunt u inzicht geven in de belangrijkste handelsstromen, incl. dienstverlening, aan
niet in de EU-gevestigde wapenindustrie?
De defensie-industrie is geen afgebakende sector waarvan statistische gegevens worden
bijgehouden. Bovendien zijn bedrijven in de defensie-industrie regelmatig ook actief
in andere sectoren van de maakindustrie. Het is daardoor niet mogelijk een inzicht
te geven in de handelsstromen met niet in de EU-gevestigde defensie-industrie. Wel is er inzicht in de uitvoer van militaire goederen en
goederen voor tweeërlei gebruik. Het CBS heeft onlangs in «Nederland Handelsland 2025»
cijfers gepubliceerd over de uitvoer van deze goederen. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken publiceert regelmatig overzichten van verleende exportvergunningen van strategische
goederen. De jaarlijkse rapportage over het Nederlandse exportcontrolebeleid is op
27 juni jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 22 054, nr. 459) en is eveneens te vinden op de website van de Rijksoverheid.8
10
Is het «ontmoedigingsbeleid» met betrekking tot de illegaal bezette Palestijnse gebieden
al aangescherpt? Zo ja, hoe en blijft het hierbij?
Het kabinet heeft besloten om over te gaan tot het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid
ten aanzien van economische activiteiten van Nederlandse bedrijven in nederzettingen.
Sinds 15 juli 2025 wordt het ontmoedigingsbeleid uitgedragen op de websites van de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de ambassade in Tel Aviv. Ook dragen
de ambassade Tel Aviv en de RVO het ontmoedigingsbeleid actief uit richting het Nederlands
bedrijfsleven zoals tijdens voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast wordt verkend of
de toepassing van het ontmoedigingsbeleid kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar
Nederlandse pensioenfondsen.
11
Hoe vaak ontvingen Nederlandse bedrijven financiële of diplomatieke steun van de Nederlandse
overheid in 2023 en 2024 voor het doen van zaken met Israëlische bedrijven die op
de VN lijst staan? Kunt u delen welke bedrijven, en zo niet, in ieder geval uit welke
sectoren deze bedrijven kwamen?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele
bedrijven, organisaties of personen.
12
Zijn er Nederlandse bedrijven in Nederland, bijvoorbeeld zoals «Datenna», die OSINT-
en AI-diensten leveren aan Israël? Weet u of dit soort bedrijven zich ook bezighouden
met militair-strategische informatieverstrekking?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele
bedrijven, organisaties of personen.
13
Heeft de regering gesprekken gevoerd met economische samenwerkingsverbanden in Nederland,
zoals Brainport Eindhoven, over handel met Israël? Zo ja waar zijn ze op gewezen?
Zo nee, is de regering van plan dit soort gesprekken te gaan voeren met dergelijke
organisaties in Nederland?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele
bedrijven, organisaties of personen.
14
Kunt u inzicht geven in de totale invoer die in Nederland geconsumeerd of verwerkt
wordt, in producten en diensten; de totale uitvoer die in Nederland zelf geproduceerd
wordt, in producten en diensten; de totale doorvoer via Nederland, in producten en
diensten, zoals transport en dataverkeer; en de totale handel via in Nederland gevestigde
brievenbusfirma’s?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» van het CBS geeft statistieken over de
Nederlandse export van goederen en diensten.
In 2023 bedroeg de totale goedereninvoer naar EUR Nederland 591,8 miljard, gemeten
volgens de methode van eigendomsoverdracht. De totale dienstenimport kwam dat jaar
uit op EUR 234,1 miljard. De tabel hieronder laat de bestemmingsverdeling van de invoer
zien.
Bestemmingsverdeling van de goederen- en diensteninvoer (in EUR miljard)
Goederinvoer
Diensteninvoer
Intermediaire invoer verwerkt voor binnenlandse bestedingen
73,2
62,0
Intermediaire invoer verwerkt voor de uitvoer
154,7
104,7
Directe invoer voor binnenlandse bestedingen
87,2
34,3
Invoer voor wederuitvoer
276,7
33,2
Totaal
591,8
234,1
In 2023 bedroeg de export van goederen en diensten uit Nederland EUR 945,2 miljard.
De totale goederenuitvoer, gemeten volgens de methode van eigendomsoverdracht, was
EUR 676,9 miljard, waarvan EUR 324,5 miljard Nederlandse makelij betrof en EUR 352,5
miljard wederuitvoer9. De dienstenuitvoer kwam datzelfde jaar uit op EUR 268,3 miljard.
In 2023 was EUR 276,7 miljard van de goederenimport bestemd voor wederuitvoer10. In datzelfde jaar was EUR 33,2 miljard van de dienstenimport bestemd voor wederuitvoer.
Data met betrekking tot de totale handel via in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s
is niet beschikbaar.
15
Welke landen zijn onze belangrijkste handelspartners? Kunt u een top 10 geven?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» van het CBS geeft statistieken over de
Nederlandse export van goederen en diensten. In 2024 werd een top 10 gegeven van handelspartners
met de hoogste export- en importwaarde.
Top 10 handelspartners voor goederen (fysieke grensoverschrijding)
Goederenexport
Goederenimport
1
Duitsland
1
Duitsland
2
België
2
VS
3
Frankrijk
3
België
4
VK
4
China
5
VS
5
VK
6
Italië
6
Frankrijk
7
Spanje
7
Italië
8
China
8
Noorwegen
9
Polen
9
Ierland
10
Zweden
10
Polen
Top 10 handelspartners voor diensten
Dienstenexport
Dienstenimport
1
Duitsland
1
VS
2
VS
2
VK
3
VK
3
Duitsland
4
Ierland
4
Ierland
5
Zwitserland
5
Frankrijk
6
Frankrijk
6
België
7
België
7
Spanje
8
Italië
8
Italië
9
Spanje
9
Polen
10
Zweden
10
India
16
Wat zijn de belangrijkste doorvoer-sectoren, inclusief bulkproducten voor de landbouw
en fossiele energiedragers, en consumentenproducten van de Chinese platform-economie?
Kunt u een percentage geven per sector wat hun aandeel is in de totale doorvoer via
Nederland?
Als het gaat over goederen die bestemd zijn voor gebruik of verbruik buiten Nederland,
die het land in vrijwel onbewerkte staat weer verlaten, spreken we over wederuitvoer.
De onderstaande tabel toont aan hoe groot het aandeel wederuitvoer is binnen de export
van verschillende goederencategorieën. Telefoons, modems en routers is een voorbeeld
van een categorie waarin het overgrote deel van de export wederuitvoer betreft. Hetzelfde
geldt voor ruwe aardolie. Het is op basis van internationale handelsdata niet te achterhalen
welke goederen door Chinese platformbedrijven zijn geleverd.
Belangrijkste goederen voor export, 2024 (CBS)
NL makelij
Wederuitvoer
Geraffineerde aardolieproducten
78%
22%
Gespecialiseerde machines en -onderdelen
94%
6%
Telefoons, modems en routers
11%
89%
Geneesmiddelen
25%
75%
Farmaceutische producten
31%
69%
Ruwe aardolie
1%
99%
Computers, laptops en tablets
23%
77%
Bloemen en planten
83%
17%
Medische instrumenten en apparaten
19%
81%
Overige chemische producten
42%
58%
Andere fabricaten
17%
83%
Bereide voedingsmiddelen
70%
30%
Groenten (en wortels)
71%
29%
Fruit en noten
16%
84%
Meet- en controle-instrumenten
39%
61%
17
Welk percentage van de Nederlandse werkgelegenheid, inclusief werkgelegenheid in de
dienstensector, financiële sector en transportsector, is afhankelijk van handelsstromen?
Welke van deze sectoren bieden in absolute getallen de meeste handelsafhankelijke
werkgelegenheid?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export, inclusief de werkgelegenheid die samenhangt
met de export.
De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen
(vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4%
van de totale werkgelegenheid. In de tabel hieronder wordt een uitsplitsing per bedrijfstak
weergegeven. Er zijn geen data beschikbaar voor opsplitsing binnen de zakelijke dienstverlening.
Werkgelegenheid
Bedrijfstak
Direct
Indirect
Zakelijke dienstverlening
273
486,3
Industrie
380,1
129,5
Handel
141,4
309,7
Vervoer en opslag
111,8
127,2
Informatie en communicatie
99,7
87,5
Landbouw, bosbouw en visserij
68,5
58,4
18
Welke rol speelt de financiële sector in de handelseconomie van Nederland, zowel als
financier als verzekeraar, als adviseur en algemene dienstverlening?
De financiële sector speelt in Nederland een centrale rol in de handelseconomie en
ondersteunt vrijwel alle schakels van de internationale handel. Zo treedt de financiële
sector op als financier van activiteiten gerelateerd aan handel (verschaffen van werkkapitaal
bijvoorbeeld) en wordt handel (in risicovolle markten) tevens ondersteund via exportkredietverzekeringen.
Daarnaast zijn instellingen in de financiële sector ook actief als adviseur, bijvoorbeeld
doordat zij marktanalyses doen en daarover rapporteren. Onder algemene dienstverlening
kan o.a. gedacht worden aan veilige betaalsystemen (zoals iDEAL en SWIFT), die cruciaal
zijn voor internationale handel en internationaal ondernemen.
19
Kan worden aangegeven wat het handelsinstrumentarium van de Nederlandse overheid is,
zowel in termen van subsidies en kwijtschelding van belastingen als in termen van
niet-financiële overheidssteun? Kunt u dat doen voor zowel export als import en doorvoer?
Het handelsinstrumentarium van de Nederlandse overheid wordt uitgevoerd door verschillende
organisaties met verschillende soorten instrumenten, waaronder subsidies, leningen,
en niet-financiële steun zoals expertise en informatie. Samen versterken deze instrumenten
internationale slagkracht van Nederlandse bedrijven voor zowel de handel in goederen
als diensten en investeringen en dragen ze bij aan duurzame economische groei en wereldwijde
impact.
RVO stimuleert ondernemers met subsidies en ondersteuning via programma’s zoals SIB
(voor marktentree en coaching), DHI (voor demonstratieprojecten en haalbaarheidsstudies)
en PIB (voor publiek-private samenwerking), waarmee zij internationaal succes kunnen
realiseren. Jaarlijks wordt in de BZ-begroting een budget beschikbaar gesteld van
EUR 97 mln. voor het handelsinstrumentarium dat wordt uitgevoerd door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO).
Invest International financiert innovatieve en impactvolle projecten met instrumenten
zoals DRIVE (voor publieke infrastructuur), DGGF (voor ontwikkelingsgerichte handel
en investeringen), DTIF (voor leningen en garanties) en Kernkapitaal (voor investeringsprojecten
met positieve impact). Bovendien financiert Invest International ook projectontwikkeling
via de Development Accelerator en de Impact Accelerator. Atradius DSB biedt cruciale
exportkredietverzekeringen, zoals de Exporteurspolis, Garantiedekking en Groendekking,
waarmee exporteurs worden beschermd tegen risico’s en toegang krijgen tot financiering.
Begrotingen voor Invest International en Atradius staan beschreven in het antwoord
op vraag 129.
20
Kunt u de analyses delen waarin een vergelijking wordt gemaakt van de handelsondersteuning
in Nederland en in andere landen?
Nee, helaas zijn dergelijke analyses niet voorhanden. In het verleden is getracht
een overzicht te krijgen van wat buurlanden als België, Duitsland, Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk doen aan handelsbevordering. Het bleek te veel versnipperd te
zijn over verschillende ministeries en agentschappen op verschillende niveaus (federaal,
staat, provincie e.d.) dat het niet goed mogelijk was een vergelijking te maken.
21
Kunt u aangeven hoe internationale afspraken zoals het Klimaatakkoord van Parijs,
het Genocideverdrag en Internationale Mensenrechtenverdrag in uw handelsbeleid zijn
verwerkt?
In verschillende handelsinstrumenten wordt verwezen naar internationale en multilaterale
afspraken zoals de Overeenkomst van Parijs. Duidelijke voorbeelden daarvan zijn EU
handelsakkoorden en het EU Algemeen Preferentieel Stelsel (APS).
In moderne handelsakkoorden wordt een uitgebreid hoofdstuk opgenomen over handel en
duurzame ontwikkeling, met een daaraan gekoppeld geschillenbeslechtingsmechanisme.
In dit hoofdstuk worden verplichtingen bevestigd of aangegaan die betrekking hebben
tot internationale afspraken. Voorbeelden van aangehaalde instrumenten zijn de essentiële
conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), de Overeenkomst van Parijs
en verschillende VN-convenanten. Via speciale geschillenbeslechting kan een panel
uitspraak doen wanneer een van de verdragspartijen zich niet aan de duurzaamheidsafspraken
houdt. De inzet van de EU is dat in nieuwe handelsakkoorden de Overeenkomst van Parijs
opgenomen wordt als essentieel element en dat het nemen van handelssancties in de
context van geschillenbeslechting voor duurzame ontwikkeling mogelijk wordt.11 Omdat handelsakkoorden resultaat zijn van lange onderhandelingen met handelspartners,
is het niet mogelijk te garanderen dat deze inzet in het eindresultaat terugkomt.
Middels het APS biedt de EU unilaterale tariefpreferenties aan ontwikkelingslanden.
Dit gebeurt via drie verschillende categorieën. Voor alle sporen kunnen ernstige en
systemische schendingen van bepaalde internationale akkoorden leiden tot de tijdelijke
intrekking van de tariefpreferenties. Daarnaast zijn de aangeboden tariefpreferenties
in het APS+ spoor voorwaardelijk aan het ratificeren en effectief implementeren van
een aantal van deze instrumenten.
22
Wat zijn de prioritaire markten voor handelsbevordering (beslisnota p. 2) op dit moment?
Welke andere markten neemt u in overweging?
Er zijn momenteel 25 priomarkten:
• Nabije landen: Duitsland België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Ierland Italië Spanje
Polen Zweden Zwitserland Turkije.
• Westelijk halfrond: Verenigde Staten Canada Mexico Brazilië.
• Golfregio: Saoedi-Arabië Verenigde Arabische Emiraten (VAE).
• Azië: China India Japan Indonesië Zuid-Korea Taiwan Vietnam Singapore.
Daarnaast twee strategische regio’s:
• De ASEAN-5-regio: Indonesië, Vietnam, Singapore, Maleisië en Thailand
• De Golfregio: Saoedi-Arabië, VAE, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman.
En 14 combinatielanden voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking:
• Afrika: Egypte, Ghana, Marokko, Nigeria, Senegal, Ivoorkust, Kenia, Zuid-Afrika.
• Overig: Bangladesh, India, Indonesië, Vietnam, Colombia, Oekraïne,
Hiernaast zijn er nog landen waar Nederland vanuit waterstof of grondstoffenperspectief
op inzet. De huidige inzet betreft veel markten en mijn wens is om hierin meer focus
aan te brengen zodat we slagvaardiger kunnen opkomen voor het Nederlands belang. Tegelijkertijd
zal er ruimte blijven voor flexibiliteit en maatwerk.
23
Wat is de stand van zaken van de toezegging om met het ILT in gesprek te gaan over
de mogelijkheden om de verslaglegging conflictmineralen openbaar te maken, zoals de
conflictmineralenverordening vraagt, en de Kamer hierover voor de zomer schriftelijk
te informeren (TZ202503-107)?
In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 2 juli12, gaat het kabinet uitgebreid in op deze toezegging. Uiteraard acht het kabinet transparantie
en de naleving van de verslagleggingsverplichting van bedrijven belangrijk voor de
implementatie van de verordening. Om die reden zijn er gesprekken met het ILT geweest
om de naleving van artikel 7 lid 3 door bedrijven sterker te verankeren in het toezicht,
onder meer door bedrijven te attenderen op dit element van de verordening. Daarnaast
is het kabinet in gesprek getreden met het ILT over de openbaarmaking van de verslaglegging
inzake het toezicht op de conflictmineralenverordening. In deze gesprekken gaf het
ILT de jaarverslagen openbaar te gaan maken vanaf het jaar 2024. Het jaarverslag 2024
is reeds gepubliceerd.13
24
Welk exact percentage, welke bron en welk meetjaar hanteert u voor de uitspraak dat
«we een derde van ons gezamenlijke inkomen» met handel verdienen, en wat is de trend
sinds 2015?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 werd 35,2% van het Nederlandse
bruto binnenlands product (BBP) verdiend door export van goederen en diensten.
De uitspraak dat een derde van ons bbp wordt verdiend met export is gebaseerd op de
meest recente cijfers van het CBS, in dit geval uit 2023.
Jaar
NL verdiensten aan export (% van het bbp)
2023
35,2
2022
35,7
2021
32,6
2020
31,8
2019
33,3
2018
33,7
2017
33,9
2016
33,1
2015
34,4
Tussen 2020–2021 zagen we een lichte daling tot 31,8%, wat deels te verklaren is door
de uitbraak van de coronapandemie, waardoor de handelsactiviteiten afnamen.
25
Welke HS-goederencodes zijn voor Nederland het meest risicovol, en wat is de raming
van de directe Nederlandse exportderving per code in 2025–2026, gezien uw verwijzing
naar de «onlangs aangekondigde hoge invoerheffingen van de VS» en mogelijke tegenreacties?
Het CBS heeft in een recente Internationaliseringsmonitor14 een overzicht gepubliceerd van de tien belangrijkste Nederlandse uitvoerproducten
naar de VS in 2024. Dit betreft onder andere aardolieproducten, machines en toestellen,
geneesmiddelen en farmaceutische producten. Of goederen risico lopen op exportderving
als gevolg van hogere invoerheffingen van de VS is afhankelijk van verschillende factoren
naast invoerheffingen, zoals substitueerbaarheid, wisselkoerseffecten, inflatie en
verlegging van handelsstromen. Dit inzicht is niet per HS-goederencode beschikbaar.
Het CPB heeft eerder een rapport gepubliceerd over de verwachte effecten voor de Nederlandse
economie van de importheffingen van de VS15. Dit rapport laat zien dat de Nederlandse uitvoergroei over het geheel op de korte
termijn maar beperkt daalt (– 0,2% en – 0,6% in respectievelijk 2025 en 2026). Dit
is onder andere omdat slechts 5,9% van de getroffen goederenexport de VS als bestemming
heeft. Sectoren die naar verwachting negatieve effecten ervaren op de lange termijn,
zijn onder andere de farmacie, machinebouw en elektronicasector. Amerikaanse bedrijven
die zich bezighouden met de productie van deze goederen kunnen door de heffingen hun
binnenlandse concurrentiepositie verbeteren. Het rapport laat ook zien dat de effecten
op de werkgelegenheid beperkt zijn, met een mogelijk groei in werkloze beroepsbevolking
van 0,1% in 2026. Dat de effecten op de Nederlandse uitvoer nog niet zeker zijn, blijkt
ook uit een recente publicatie van het CBS over de handel tussen Nederland en de VS16. Hieruit blijkt dat de Nederlandse uitvoer naar de VS is gegroeid in het eerste half
jaar van 2025.
26
Hoeveel van de gesprekken die u de afgelopen maand met Nederlandse ondernemers hebt
gevoerd gingen over de situatie in de bezette Palestijnse gebieden?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele
bedrijven, organisaties of personen.
27
Kunt u specificeren hoeveel procent van de 1/3e van het Nederlandse BNP dat wordt verdiend in het buitenland, wordt verdiend door
handel met Lage en Middeninkomenslanden, en welke landen / regio’s dit dan daadwerkelijk
betreft?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 werd 35,2% van het Nederlandse
bruto binnenlands product (BBP) verdiend door export van
goederen en diensten. Dergelijke uitspraken worden altijd gedaan op basis van het
BBP en niet BNP.
Helaas is er geen data beschikbaar om de vraag te beantwoorden hoeveel van deze handel
wordt verdiend met Lage en Middeninkomenslanden. Ook is er geen specificering op regio
niveau.
28
Welke sectoren zullen geraakt worden door een escalerend handelsconflict met de VS
en waarom? Wat is het effect op de werkgelegenheid?
Zie antwoord vraag 25
29
Kunt u specificeren welke concrete resultaten de gevoerde dialogen met de Amerikaanse
Minister van Industrie en Handel Lutnick en handelsgezant Greer tot nu toe hebben
opgeleverd met betrekking tot de aangekondigde invoerheffingen?
Dit waren open en constructieve gesprekken, waarin aan de ene kant de Nederlandse
en Europese zorgen over het Amerikaanse beleid zijn overgebracht en aan de andere
kant is benadrukt dat we graag de samenwerking aangaan om tot uitkomsten te komen
waar we allebei beter van worden.
Het belangrijkste onderdeel van de uiteindelijke gezamenlijke EU-VS verklaring inzake
handel17, waarover uw Kamer op 26 augustus jl. is geïnformeerd18, is de basisheffing van 15% inclusief «Most Favoured Nation (MFN)»-tarief die nu voor de meeste Europese goederen gaat gelden.
Met steun van uw Kamer heeft het kabinet, ook in bilaterale gesprekken met de VS,
ingezet op een onderhandelde uitkomst tussen de EU en de VS over de ontstane handelspolitieke
situatie. Waar het positief is dat de onderhandelingen tot een resultaat hebben geleid,
dient onder ogen te worden gezien dat de voorwaarden van deze afspraken voor een aanmerkelijke
verhoging van Amerikaanse importheffingen voor Europese producten gaan zorgen en asymmetrisch
van aard zijn. Daarmee is het geen evenwichtig onderhandelingsresultaat. Maar deze
verklaring waarin de tarieven aan VS zijde geplafonneerd zijn is wel het best mogelijke
resultaat gezien de omstandigheden. Met het tarief van 15% (inclusief MFN) behoort
de EU tot de groep landen waarvoor de laagste Amerikaanse importheffingen gelden.
Het alternatief, escalatie en wellicht een handelsoorlog, zou in niemands voordeel
zijn. Daarnaast bieden de afspraken ook een basis voor verdere onderhandelingen.
Het tariefplafond van 15% dat kan volgen uit 232-onderzoeken op enkele sectoren, zoals
semicon, hout en algemene farmaceutica, kan gezien worden als een concreet resultaat
van gesprekken met de VS over gedeelde belangen op strategische sectoren. Ook in de
toekomst zullen er binnen onze handelsrelatie met de VS sectoren zijn die voor zowel
EU als VS belangrijk zijn. In die sectoren is het logisch om samen te werken, en dat
wordt ook door de Amerikaanse Minister van Industrie en Handel Lutnick en handelsgezant
Greer erkend.
30
Hoeveel voltijdbanen (FTE) zijn direct/indirect verbonden aan goederen- versus dienstenexport,
per sector?
De publicatie Nederland Handelsland 2025 – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export, inclusief de werkgelegenheid die samenhangt
met de export.
De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen
(vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4%
van de totale werkgelegenheid.
Uitgesplitst naar bedrijfstak:
Werkgelegenheid
Bedrijfstak
Direct
Indirect
Industrie
380,1
129,5
Handel
141,4
309,7
Vervoer en opslag
111,8
127,2
Informatie en communicatie
99,7
87,5
Landbouw, bosbouw en visserij
68,5
58,4
31
Welke modellen/ramingen gebruikt u precies voor uw statement dat de economische analyses
«laten zien dat de NL-economie blijft groeien, zij het minder hard» (CPB/DNB/OECD),
en wat zijn de groeicijfers per scenario?
De uitspraak dat «de Nederlandse economie blijft groeien, zij het minder hard» is
gebaseerd op de bronnen die genoemd worden in het hoofdstuk «Analyse» van de beleidsagenda.
Namelijk de 1 mei raming van het CPB, de decemberraming van DNB en de scenarioanalyse
van de Rabobank. Zie ook de voetnoten in de beleidsagenda voor verwijzingen naar deze
analyses. Zoals het hoofdstuk analyse ook vermeldt, daalt de economische groei in
de doorrekening van het CPB met 0,6 procentpunt ten opzichte van het basispad in 2026.
Volgens de DNB raming valt de groei met 1 procentpunt terug naar 0,4% in 2026.
32
Welke concrete monitoringsindicatoren gebruikt u bij het «permanent de vinger aan
de pols houden» bij het bedrijfsleven (sector-/bedrijfsaantallen, frequentie, drempelwaarden)?
Zie antwoord vraag 37
33
Kan worden toegelicht of de verplichte toets «effecten op gendergelijkheid» als onderdeel
van het beleidskompas is uitgevoerd, en op welke manier de uitkomsten ervan zijn meegenomen
in deze beleidsagenda?
De Beleidsagenda beschrijft de politieke koers van het kabinet op buitenlandse handel.
Het beleidskompas is daarbij niet gebruikt.
34
Wat exporteert ASML naar Israël?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over gesprekken met individuele
bedrijven, organisaties of personen.
35
Klopt het dat ASML twee locaties in Israël heeft, waaronder een locatie op 21km afstand
van de Gazastrook?
Volgens de website van ASML19 hebben zij twee locaties in Israël, waaronder een locatie niet ver van de Gazastrook
in Kiryat-Gat.
36
Kunnen ASML-apparatuur en -diensten in Israël gebruikt worden om chips te vervaardigen
die militair kunnen worden ingezet?
Chips worden in fabrieken met verschillende machines (van verschillende leveranciers)
geproduceerd en kunnen voor uiteenlopende doeleinden en producten worden (her)gebruikt.
Indien sprake is van export vanuit Nederland van dual-use apparatuur dienen bedrijven een vergunning aan te vragen.
Het Nederlandse exportcontrolebeleid is, ook ten aanzien van geavanceerde halfgeleiderapparatuur,
landenneutraal en ziet op het adresseren van nationale veiligheidsrisico’s die kunnen
ontstaan bij de ongecontroleerde uitvoer van hoogwaardige technologie.
In algemene zin kan gesteld worden dat bij de beoordeling van een exportvergunningaanvraag
per geval een specifieke afweging wordt gemaakt, waarbij gekeken wordt naar het risico
van ongewenst eindgebruik. De overheid maakt deze risicoanalyse in het kader van de
(inter)nationale veiligheid op basis van de daarvoor geldende criteria, zoals de eigenschappen
van het te exporteren product, de toepasbaarheid van het product, de eindgebruiker
en het land van bestemming. Dit kan ertoe leiden dat export wordt toegestaan, afgewezen
of een eerdere afweging wordt herzien. Dit geldt ook ten aanzien van export naar Israël.
37
Hoe vaak voerde het ministerie de afgelopen tijd gesprekken over de handelsoorlog
met werknemersorganisaties of vakbonden? En hoe vaak met het bedrijfsleven?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken overlegt op reguliere basis over handelskwesties
met vakbonden, brancheorganisaties en andere maatschappelijke organisaties in het
Breed Handelsberaad.20 Sinds het begin van dit jaar zijn er vijf vergaderingen van het Breed Handelsberaad
geweest. Het Breed Handelsberaad is het reguliere overlegmoment dat georganiseerd
wordt door het ministerie met werknemersorganisaties, vakbonden en het bedrijfsleven
ter voorbereiding op de (informele) Raad Buitenlandse Zaken handel. Aangezien de EU-VS
relatie het afgelopen jaar bij elke Raad Buitenlandse Zaken handel op de agenda heeft
gestaan, is dit thema bij elk overleg aan de orde geweest.
Daarnaast zijn er geregeld bilaterale gesprekken over lopende handelskwesties tussen
het ministerie met zowel vakbonden en werknemersorganisaties als bedrijven en brancheorganisaties.
In algemene zin vinden deze afspraken plaats op verzoek van de externe partij. Een
precies getal voor het aantal afspraken in 2025 is niet beschikbaar, maar een schatting
ligt rond de tweehonderd gesprekken.
Tot slot heeft VNO-NCW, sinds het aantreden van president Trump in de Verenigde Staten
in januari 2025, een task force opgericht om het Nederlandse bedrijfsleven te informeren over ontwikkelingen in het
Amerikaanse handelsbeleid. Om de paar weken sluit het ministerie aan bij het overleg
van deze task force. Deze overleggen vinden normaalgesproken online plaats.
38
Klopt het dat onrust op wereldmarkten ook kan leiden tot kansen voor bepaalde economische
actoren, en dat bepaalde bedrijven het nu op de aandelenbeurzen goed doen? Kan inzicht
worden gegeven in de economische actoren die belang bij de onrust hebben?
In algemene zin zorgt onrust voor onzekerheid, en dat is slecht voor de economie en
internationale handel. Nederland verdient meer dan 1/3 van het BBP met internationale
handel. Daarom is Nederland gebaat bij een open en op regels gebaseerd handelssysteem.
Dit vergroot onze welvaart en weerbaarheid. Desalniettemin kan onrust, veroorzaakt
door bepaalde actoren, er ook voor zorgen dat andere economieën dichter naar Europa
of Nederland toe bewegen, waardoor weer economische kansen ontstaan voor Nederlandse
bedrijven om met innovatie oplossingen bij te dragen aan wereldwijde uitdagingen.
Daarnaast zijn er in de afgelopen tijd steeds meer kansen ontstaan in de Nederlandse
defensie-industrie, door een toename van de defensiebudgetten wereldwijd. Het valt
voorts ook niet uit te sluiten dat er financiële instellingen zijn die profiteren
van volatiliteit op de beurzen.
39
Kunt u uw stelling dat 70% van de export goederen betreft en machines/apparaten de
grootste categorie vormen uitsplitsen (2015–2024) naar categorie, waarde en toegevoegde
waarde in Nederland?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 exporteerde Nederland voor
EUR 945,2 miljard aan goederen en diensten. De totale uitvoer van goederen bedroeg
EUR 676,9 miljard in 2023, wat 72% van de totale export betreft.
Helaas is er geen dataset beschikbaar die de uitsplitsing van categorie, waarde en
toegevoegde waarde binnen de bedrijfstak industrie weergeeft.
40
Hoe groot is het aandeel van de wederuitvoer in de totale goederenexport naar landen
als Duitsland, Frankrijk en België en welk deel daarvan is afkomstig van buitenlandse
bedrijven?
Hoe dichterbij het land van bestemming bij zich Nederland bevindt, hoe vaker er sprake
is van wederuitvoer. Buurlanden als Duitsland (60%) en België (55%) en Frankrijk (62%)
ontvangen een groter aandeel dan andere belangrijke handelspartners. Ongeveer 75%
van de bedrijven die aan wederuitvoer doen hebben een Nederlandse eigenaar, 25% is
in buitenlandse handen. Daarentegen is 6% van alle exporteurs in buitenlandse handen.
41
Hoeveel van de Nederlandse goederenexport bestaat uit wederuitvoer, en wat is het
werkelijke toegevoegde verdienvermogen (in waardecreatie en werkgelegenheid) daarvan
ten opzichte van export van in Nederland geproduceerde goederen?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023 bedroeg de Nederlandse export
van goederen en diensten in totaal EUR 945,2 miljard. De goederenexport was EUR 676,9
miljard, waarvan EUR 352,4 miljard (52%) wederuitvoer en EUR 324,5 miljard (48%) uitvoer
van Nederlandse makelij. Per euro bruto export werd bij Nederlandse makelij gemiddeld
51,1 eurocent verdiend, bij wederuitvoer 11,9 eurocent.
De export van goederen en diensten was in 2023 goed voor 2,6 miljoen voltijdbanen
(vte), waarvan 1,2 miljoen direct en 1,4 miljoen indirect. Dit komt overeen met 31,4%
van de totale werkgelegenheid.
Werkgelegenheid
Goederen Nederlandse makelij
Wederuitvoer
Dienstenexport
Direct
451.000 vte
60.000 vte
721.000 vte
Indirect
628.000 vte
230.000 vte
523.000 vte
42
Wat is de gemiddelde opbrengst per euro dienstenexport t.o.v. goederenexport en hoe
ontwikkelt dit zich 2015–2024?
De publicatie «Nederland Handelsland 2025» – Hoofdstuk 6 van het CBS geeft statistieken
over de Nederlandse verdiensten aan de export. In 2023, meest recente cijfers, waren
de exportverdiensten per euro bruto export voor Nederlandse makelij, wederuitvoer
en diensten, respectievelijk 51, 12 en 63 cent per euro export. De tabel hieronder
geeft de ontwikkeling van 2015 tot 2023 weer. Eerder zijn er geen berekeningen op
dit thema gedaan.
Toegevoegde waarde per euro export (in euro)
Jaar
NL makelij
Wederuitvoer
Dienstenexport
2023
0,51
0,12
0,63
2022
0,48
0,11
0,61
2021
0,51
0,13
0,59
2020
0,56
0,14
0,63
2019
0,54
0,14
0,61
2018
0,51
0,14
0,62
2017
0,52
0,14
0,64
2016
0,53
0,14
0,65
2015
0,53
0,14
0,64
43
Kunt u specificeren hoeveel euro van de 4.000 miljard aan Nederlandse investeringen
in het buitenland geïnvesteerd wordt in Lage en Middeninkomenslanden, en welke land
en regio’s dit betreft, en binnen welke sectoren?
Van de Nederlandse directe investeringen in 2023 ging 11% naar lage- en middeninkomenslanden
(LMIC’s). De regionale verdeling van de directe investeringen naar lage- en middeninkomenslanden
is als volgt: naar Zuid- en Midden-Amerika gaan 44% van de directe investeringen (Argentinië,
Brazilië, Colombia, Costa-Rica, México, Panama, Peru, Uruguay en Venezuela). Binnen
Zuid- en Midden Amerika zijn 92% van de investeringen bestemd voor de dienstensector
en 8% voor de industrie. Vervolgens is 41% van de directe investeringen bestemd voor
Azië (China, Filipijnen, India, Indonesië, Jordanië, Koeweit, Maleisië, Rusland, Saoedi-Arabië,
Thailand, Turkije en Vietnam). Binnen Azië zijn 79% van de investeringen bestemd voor
de dienstensector en 21% voor de industriële sector. Van de directe investeringen
is 14% bestemd voor Afrika. Voor Afrika is geen sectorale verdeling beschikbaar.
44
Kunt u voor de 17.000 buitenlandse ondernemingen actief in Nederland en hun bijdrage
aan Vpb-opbrengsten een top-10 van herkomstlanden en hun netto-fiscale bijdrage over
2020–2024 geven?
Alleen van de multinationale ondernemingen met een wereldwijde jaaromzet van meer
dan EUR 750 miljoen is bij de Rijksoverheid bekend wat het uiteindelijke moederland
is. Dit weten we op basis van de gegevens van de sinds 2016 geldende gestandaardiseerde
documentatieverplichting Country by Country Reporting.21
Deze buitenlandse multinationals zijn samen verantwoordelijk voor ruim een kwart
van de jaarlijkse opbrengsten uit de vennootschapsbelasting (Vpb). Onderstaande tabel
toont de top-10 van uiteindelijke moederlanden van deze buitenlandse multinationals
op basis van de in Nederland betaalde vennootschapsbelasting in de jaren 2020 t/m
2022. Voor de jaren 2023 en 2024 zijn de gegevens nog niet voldoende compleet. Daardoor
ontbreken deze beide jaren.
Land
In Nederland betaalde vennootschapsbelasting door multinationals uit dit land, opgeteld
voor 2020 t/m 2022 (in miljoenen euro’s)
Aandeel in de totale Nederlandse opbrengst uit de vennootschaps-belasting in 2020
t/m 2022
1.
Verenigde Staten
9.221
8,9%
2.
Verenigd Koninkrijk
3.533
3,4%
3.
Duitsland
3.043
2,9%
4.
Frankrijk
2.294
2,2%
5.
Japan
1.784
1,7%
6.
Luxemburg
761
0,7%
7.
België
715
0,7%
8.
Brazilië
696
0,7%
9.
Zweden
666
0,6%
10.
Zwitserland
606
0,6%
45
Wat is de sectorale uitsplitsing (industrie, agro, maritiem, high-tech) van de – 0,4%
groei (2025) en – 0,6% (2026) die het CPB becijfert en wat zijn de aannames die hieraan
ten grondslag liggen?
Het CPB heeft een raming uitgevoerd om de economische effecten van de invoerheffingen
van de VS in kaart te brengen.22 Het uitgangspunt is dat voor de hele wereld een heffing geldt van 10%. Voor goederen
uit de Europese Unie komt daar 10% bovenop, voor goederen uit China 44% en voor diverse
andere Aziatische landen ligt het tarief ook hoger. Invoer uit Canada en Mexico wordt
tegen 25% belast, maar goederen die onder het vrijhandelsakkoord USMCA vallen zijn
uitgezonderd, waardoor het effectieve heffing ongeveer 14% is
Het CPB hanteert vervolgens twee scenario’s. Het eerste scenario bevat alleen de invoerheffingen
door de VS, in het tweede scenario reageren alle andere landen met eenzelfde heffing
op producten uit de VS.
Uit de analyse blijkt dat, o.b.v. scenario 1 en 2, de BBP-groei 0,4 en 0,6% lager
uitvalt dan het basispad (zonder invoerheffingen).
Op de lange termijn neemt de goederenuitvoer naar de VS af door de heffingen, in beide
scenario’s. In algemene zin geldt dat de Nederlandse maakindustrie hierdoor geraakt
wordt en de dienstensector profiteert. In scenario 1 hebben de heffingen vooral voor
de farmacie (circa 8% en circa 6%), machinebouw (8%) en elektronicasector (7%) negatieve
gevolgen voor de productie op de lange termijn. Bedrijfstakken waar grensoverschrijdende
dienstenhandel belangrijk is, zoals de telecom (circa 4%) en luchtvaart (4%), profiteren
juist.
In scenario 2 worden wederom farmacie (5,5%), machinebouw (circa 5%) en de elektronicasector
(circa 4%) flink geraakt, maar profiteren luchtvaart (2%), de transportmiddelenindustrie
(circa 2%) en de mijnbouw (5%).
46
Op welke wijze en met welke frequentie zal het kabinet de Kamer informeren over de
monitoring door de Europese Commissie betreffende de verlegging van handelsstromen
uit China en de VS, en de eventuele maatregelen die hieruit voortvloeien?
Sinds april dit jaar hanteert de Europese Commissie een maandelijkse handelsmonitor
om eventuele handelsverleggingen als gevolg van protectionistische handelsmaatregelen
van niet-EU landen tijdig te detecteren.23 Naast de resultaten van de handelsmonitor, maakt de Commissie ook gebruik van gegevens
van douanetoezichtsystemen en informatie vanuit de EU industrie en lidstaten om handelsstromen
te monitoren. Indien de Commissie het op basis van deze informatie noodzakelijk en
gerechtvaardigd acht, kan de Commissie voorstellen om handelsdefensieve maatregelen
te nemen, in de vorm van antidumping-, antisubsidie en vrijwaringsmaatregelen.
Voor wat betreft de VS zal de Commissie de implementatie van de EU-VS handelsovereenkomst
gaan monitoren. Hierbij zal de focus liggen op de economische impact van alle maatregelen
binnen het Joint Statement, waaronder ook over het verleggen van handelsstromen, en
problemen met de implementatie van de deal aan de VS-zijde.
Het kabinet houdt de Kamer via de reguliere kanalen op de hoogte van ontwikkelingen
op dit gebied. Zoals recent in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van
15 mei 202524 waarin uitvoering wordt gegeven aan de Motie Teunissen c.s. over economische beschermingsmaatregelen
tegen dumping van Chinese goederen25 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 7 april 2025.26
47
Welke gevolgen van de fragmentatie van de wereldhandel becijfert u specifiek voor
het Nederlandse MKB (kosten, levertijden, marges) in 2025–2027?
In algemene zin werkt fragmentatie kostenverhogend, voor zowel groot- als kleinbedrijf.
Nederland verdient meer dan 1/3 van het BBP met internationale handel en is daarom
gebaat bij een open en op regels gebaseerd handelssysteem. Dit werkt welvaarts- en
weerbaarheid verhogend.
Wat de gevolgen zijn van fragmentatie van de wereldhandel voor de kosten, levertijden
en marges van het MKB wordt niet specifiek onderzocht.
48
Kan worden bevestigd of de «waarden» waar in de beleidsagenda naar verwezen wordt,
gedefinieerd worden als de waarden «democratie, mensenrechten en rechtsstatelijkheid»
uit het 3W-kader van het rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde» van
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (p.13)?
De beleidsagenda haalt inspiratie uit het door de WRR gepresenteerde 3W-kader en verwijst
hier ook naar in het hoofdstuk «Visie».
49
Op welke manieren wordt het «onderschrijven» van de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen in beleid uitgedragen?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij
de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in de kern in dat bedrijven volgens het proces
van «gepaste zorgvuldigheid» risico’s voor mens en milieu moeten identificeren en
waar nodig tegengaan. De OESO-richtlijnen vormen ook de basis van het Nederlandse
IMVO-beleid.27 Voorbeelden zijn het MVO-steunpunt bij RVO, waar bedrijven terecht kunnen met een
hulpvraag, en sectorale samenwerkingsovereenkomsten. Voor deelname aan het BHO bedrijfsleveninstrumentarium
is onderschrijving van de OESO-richtlijnen een voorwaarde. Dit geldt ook voor de Rijksinkoop,
waar dit verplicht wordt uitgevraagd aan leveranciers in acht risicocategorieën bij
contracten boven de EU-aanbestedingsdrempel. Een recente ontwikkeling is de openstelling
van het nieuwe Subsidieprogramma verantwoord ondernemen MKB op 1 oktober jl.28 Hiermee wordt het MKB gesteund bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid conform
OESO-richtlijnen.
50
Kunt u aangeven hoe de keuze van weerbaarheid en welvaart als prioritaire focus een
verandering betekent binnen het handelsinstrumentarium dat waarden als milieu- en
mensenrechtenstandaarden beschermt? Wordt dat instrumentarium afgebouwd?
De keuze voor weerbaarheid en welvaart als prioritaire focus betekent geen verandering
binnen het handelsinstrumentarium zoals de SIB, PIB en deelname aan handelsmissies.
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord
ondernemen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights
vormen onverminderd de basis van onze handelsbevordering
51
Kunt u de analyses delen waarop de uitspraak dat Nederlandse bedrijven zich ten opzichte
van internationale concurrenten onderscheiden op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen gebaseerd is?
Het kabinet verwacht al enkele decennia van Nederlandse bedrijven die internationaal
opereren dat zij de OESO-richtlijnen toepassen. Met behulp van verschillende instrumenten
werken Nederlandse ondernemers actief aan de verbetering van hun IMVO-beleid. Zo hebben
bedrijven sinds 2014 deelgenomen aan IMVO-convenanten, die momenteel worden opgevolgd
door het programma Sectorale Samenwerking. Deze vorm van samenwerking tussen bedrijven,
NGOs en vakbonden is uniek en heeft al 13 sectoren geholpen om stappen te zetten op
IMVO. Geen enkel ander OESO-lid heeft in een dusdanig breed scala aan terreinen convenanten
bevorderd.29 Daarnaast zijn Nederlandse multinationals koplopers op het gebied van duurzaamheidsrapportage.30 Binnen organisaties als MVO Nederland, een van de grootste duurzame bedrijvennetwerken
van Europa, werken onze bedrijven aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bovenstaande,
gekoppeld aan de inzet van de Nederlandse overheid, maakt het waarschijnlijk dat zij
over het algemeen verder zijn met verantwoord ondernemen dan internationale concurrenten.
52
Welke waarden worden uitgedragen met onze handelsbevordering? Hoe verhouden deze waarden
zich tot het mensenrechtenbeleid?
Zie ook het antwoord op vraag 50. De waarden gerelateerd aan handelsbevordering staan
nog steeds. Wat betreft mensenrechten geldt dat dit een dwarsdoorsnijdend thema is
van het gehele buitenlands beleid (inclusief handel). Dat betekent dat de actuele
mensenrechtensituatie een rol speelt bij de vaststelling van de prioritaire markten
en bij de organisatie van handelsactiviteiten. Mensenrechten en handel sluiten elkaar
niet uit. Integendeel. Een sterke rechtsstaat komt handel en de economie ten goede.
53
Heeft de NCP onderzocht of Nederlandse bedrijven zich houden aan de OESO-richtlijnen
met betrekking tot handel en economische bedrijvigheid in de bezette Palestijnse gebieden?
Nee. Het NCP werkt op basis van een mandaat dat is vastgelegd in de OESO-richtlijnen
en in het NCP Instellingsbesluit 2014. Het NCP geeft voorlichting, behandelt meldingen
over vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door ondernemingen en kan op verzoek
van het kabinet bedrijfsoverstijgend onderzoek uitvoeren. Tot op heden zijn er bij
het Nederlandse NCP geen meldingen geweest in relatie tot de Palestijnse Gebieden.
54
Heeft het enige concrete invloed op het Nederlandse handelsbeleid ten aanzien van
Israël dat de OESO in het «National Contact Point for Responsible Business Conduct
Peer Reviews: Israel 2025» stelt dat «Israel has not developed a National Action Plan
on Business and Human Rights (NAP), and is not in the process of doing so»?
Het kabinet hecht waarde aan Nationale Actieplannen omtrent Bedrijfsleven en Mensenrechten
(NAP), omdat dit onderdeel is van de verantwoordelijkheid van staten om de betreffende
VN-principes te implementeren en laat zien hoe zij hier invulling aan geven. Het hebben
van een NAP is niet rechtstreeks van invloed op ons handelsbeleid ten aanzien van
andere landen. Wel rapporteren landen die een peer review hebben ondergaan in OESO
verband terug over wat zij met de aanbevelingen hebben gedaan wat aanleiding kan aangeven
tot aanvullende vragen en aanbevelingen van het OESO-secretariaat en/of de andere
deelnemende landen.
55
Houdt Israël zich aan de OESO-richtlijnen, in het bijzonder aan de eerbiediging van
mensenrechten?
De OESO-richtlijnen zijn aanbevelingen die van toepassing zijn op ondernemingen, niet
op staten. Israël heeft de OESO-richtlijnen onderschreven en daarmee aangegeven achter
de inhoud van de Richtlijnen te staan. Het land dient op basis hiervan bedrijven te
stimuleren om verantwoord te ondernemen, met respect voor mensenrechten.
56
Gaat de handelsmissie naar Saudi-Arabië in december door?
Ja.
57
Kunt u een overzicht van de kosten (Rijk, RVO), deelnemers, verwachte contractwaarde,
en effectmeting 12 maanden na missie geven voor de handelsmissie naar Saudi-Arabië?
Na afloop van iedere handelsmissie met bewindspersoon wordt het overzicht van de deelnemers
gepubliceerd op de website van de RVO. De kosten, effectmeting en verwachte contractwaarde
zijn vier maanden na afloop van de missie bekend. De effectmeting en verwachte contractwaarde
worden gedeeld middels de jaarlijkse kamerbrief rapportage economische missies in
het tweede kwartaal van 2026.
58
Welke Nederlandse bedrijven gaan mee op de handelsmissie naar Saudi-Arabië in december?
Zie antwoord op vraag 57.
59
Wordt het maatschappelijk middenveld geconsulteerd voorafgaand en tijdens de handelsmissie
naar Saoedi-Arabië?
Voorafgaand aan handelsmissies wordt voorlichting gegeven aan bedrijven over de lokale
context, waaronder voorkomende IMVO-risico’s, dus dat zal ook hier plaatsvinden. Daarbij
worden de eerder ontvangen signalen uit alle geledingen ook meegenomen.
60
Op welke manier wordt er aandacht besteedt aan IMVO tijdens de handelsmissie naar
Saoedi-Arabië?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft bij handelsmissies altijd voorlichting
aan bedrijven over de lokale context, waaronder voorkomende IMVO-risico’s. Bovendien
verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat
zij de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles toepassen. Het kabinet uit deze
verwachting onder andere in de vorm van het stellen van IMVO-voorwaarden die bedrijven
moeten ondertekenen wanneer zij gebruik willen maken van het BHO-instrumentarium,
zoals handelsmissies.
61
Welke inzet op mensenrechten bent u voornemens te plegen tijdens of voorafgaand aan
de geplande handelsmissie naar Saudi-Arabië in december?
Nederland onderhoudt een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië. Juist
de brede relatie die Nederland met Saoedi-Arabië heeft, biedt de mogelijkheid voor
het voeren van een dialoog over dergelijke onderwerpen. Ook zal er aandacht worden
besteed aan mensenrechten voor en tijdens de handelsmissie. Bedrijven die onderdeel
uitmaken van de missie worden via informatiesessies voorafgaand aan een missie, via
de RVO-website en bij contact met de Nederlandse ambassade geïnformeerd over IMVO.
Daarnaast moeten alle bedrijven die ondersteuning aanvragen bij het zakendoen in het
buitenland de IMVO-voorwaarden onderschrijven, met de OESO-richtlijnen als basis.
62
Hoe voorkomt u dat Nederlandse bedrijven (onbedoeld) betrokken raken bij mensenrechtenschendingen
in Saudi-Arabië?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal zaken doen dat zij
de OESO-richtlijnen toepassen. Dit houdt in de kern in dat bedrijven volgens het proces
van «gepaste zorgvuldigheid» risico’s voor mens en milieu moeten identificeren en
waar nodig tegengaan. Het kabinet uit deze verwachting onder andere in de vorm van
het stellen van IMVO-voorwaarden voor deelname aan het handelsinstrumentarium. Daarnaast
informeert de Nederlandse overheid bedrijven via verschillende manieren over het belang
hiervan en biedt dienstverlening om bedrijven te ondersteunen. Dit gebeurt onder meer
via het MVO-steunpunt, het faciliteren van Sectorale Samenwerking en het op 17 september jl.
gepubliceerde Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen MKB (belegd bij RVO).
63
Hoe groot acht u het risico dat Nederlandse bedrijven in Saudi-Arabië (onbedoeld)
betrokken raken bij mensenrechtenschendingen?
Het risico op mensenrechtenschendingen hangt van verschillende factoren af, waaronder
de sector en waardeketens waarin een bedrijf actief is. Gepaste zorgvuldigheid helpt
bedrijven om schendingen zoveel mogelijk te voorkomen en waar nodig aan te pakken.
Het bedrijfsleven dient hier, ook in relatie tot Saudi-Arabië, serieuze aandacht aan
te besteden en zelf een afweging in te maken. Bedrijven kunnen ter ondersteuning bijvoorbeeld
gebruik maken van het MVO-steunpunt, de MVO risicochecker van MVO Nederland en/of
de ambassade.31
64
Staat een bezoek aan NEOM op het programma tijdens de handelsmissie naar Saoedi-Arabië?
Ja. De grootste groene waterstoffabriek ter wereld is in aanbouw in/nabij NEOM en
richt zich volledig op de export van groene waterstof naar Europa. De handelsmissie
beoogt waterstofbedrijven goed te positioneren in de waterstofwaardeketen van Saoedi-Arabië,
alsook de toelevering van groene waterstof naar Europa via Nederlandse havens veilig
te stellen. Een bezoek aan NEOM Green Hydrogen Plant en Oxagon staan derhalve op het
programma.
65
Welke thema’s zijn onder de aandacht gebracht door de mensenrechtenambassadeur in
Saudi-Arabië? Kan hierin worden aangegeven welk thema op welk niveau is besproken?
Wat is het effect geweest van deze dialoog?
De mensenrechtenambassadeur heeft in Saudi-Arabië tijdens consultaties met de president
van de Saoedische mensenrechtencommissie verschillende mensenrechtenthema’s besproken,
zoals bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, de doodstraf en de positie van vrouwen.
Ook thematiek rondom IMVO is besproken. Door versterkte samenwerking middels dialoog
kan Nederland samenwerkingen aangaan ter bevordering van de mensenrechten in landen
als Saoedi-Arabië.
66
Hoe beoordeelt het kabinet de risico’s van een handelsmissie naar Saudi-Arabië in
het licht van de mensenrechtensituatie en hoe is dit afgewogen tegen het strategische
belang voor energievoorziening?
Saoedi-Arabië is een strategische partner voor onze energievoorziening, onze energietransitie
en onze energiezekerheid. De brede relatie en sterke economische banden die Nederland
met Saoedi-Arabië heeft bieden mogelijkheden om ook onze zorgen op het gebied van
mensenrechten te bespreken. De risico’s van een handelsmissie naar Saoedi-Arabië worden
binnen dit kader zorgvuldig afgewogen en geadresseerd.
67
Kunt u toelichten hoe de stelling dat «waarden zullen minder zwaar wegen» zich in
de praktijk verhoudt tot de deelname van de mensenrechtenambassadeur aan de missie
naar Saudi-Arabië en welke concrete afweging hier is gemaakt?
Nederland onderhoudt een structurele mensenrechtendialoog met Saoedi-Arabië, zie ook
antwoord op vraag 65. De mensenrechtenambassadeur gaat niet mee met de handelsmissie
naar Saoedi-Arabië.
68
Geldt de uitspraak «Hiermee zorgen ze in opkomende economieën voor win-win situaties.
Daarbij kunnen Nederlandse investeringen de lokale economie duurzaam versterken» voor
alle Nederlandse economische activiteit in het buitenland? Zo nee, voor welke niet?
De zin «Hiermee zorgen ze in opkomende economieën voor win-win situaties. Daarbij
kunnen Nederlandse investeringen de lokale economie duurzaam versterken» refereert
aan de voorgaande zinnen «Bovendien dragen we met onze handelsbevordering ook onze
waarden uit. Nederlandse ondernemers leveren hoogwaardige producten en brengen waardevolle
kennis en kunde mee.». Wanneer dit het geval is ontstaat een win-win, waarbij we onze
welvaart verhogen en onze waarden uitdragen. Vanzelfsprekend geldt deze win-win niet
voor economische activiteiten die onze welvaart niet verhogen, of waarmee we onze
waarden niet uitdragen.
69
Hoe vertaalt de keuze voor «welvaart en weerbaarheid» boven «waarden» zich juridisch
in prioritering bij handelsbevordering (selectiecriteria, wegingen, dossiervorming)?
Zie het antwoord op vraag 50.
70
Wat is de ex-ante lastenreductie (uren/€) van het Omnibus I-voorstel voor Nederlandse
bedrijven (MKB/grootbedrijf) en per ESRS-standaard?
Bij de presentatie van het Omnibus I voorstel heeft de Commissie in het begeleidende
staff working documents per wet toegelicht wat de verwachte regeldrukbesparingen zijn. Van het Omnibus I-voorstel
als geheel (CSRD, CSDDD, CBAM en Taxonomie) verwacht de Commissie een totale lastenreductie
van ongeveer EUR 6 miljard. De lastenreductie is niet per ESRS-standaard in kaart
gebracht. Aangezien het Omnibus I voorstel nog in onderhandeling is en kan wijzigen,
heeft het kabinet geen bedrijfseffectentoets laten uitvoeren voor specifiek de Nederlandse
bedrijven. Een bedrijfseffectentoets wordt uitgevoerd bij omzetting naar nationale
wetgeving, niet op een Commissievoorstel dat nog in onderhandeling is.
71
Is de uitspraak dat het kabinet het recente Omnibus I-voorstel verwelkomt in lijn
met het kabinetsstandpunt dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen worden onderschreven?
Ja, dat is in lijn. Het kabinet verwelkomt de inspanningen van de Commissie, zoals
via het Omnibus I-voorstel, om regeldruk voor bedrijven te verminderen. Het kabinet
onderschrijft ook de OESO-richtlijnen en verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij
in overeenstemming daarmee ondernemen. Het Omnibus I voorstel bevat ook nog steeds
verplichtingen op elk van de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid van de OESO-richtlijnen.
Het toepassen van de OESO-richtlijnen kan bedrijven helpen om zich voor te bereiden
op wetgeving. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad daarom ingezet
op enkele aanpassingen, bijvoorbeeld om een meer risicogerichte benadering terug te
brengen. Dat waarborgt coherentie met de OESO-richtlijnen die bedrijven al toepassen.
72
Op basis van welke analyses wordt de uitspraak dat Europa en Nederland zich onderscheiden
door een betrouwbare handelspartner te zijn gedaan?
Nederland en de EU kenmerken zich door hun inzet voor een op regels gebaseerd handelssysteem
en door het maken van duidelijke afspraken met handelspartners over moderne en duurzame
handelsbetrekkingen. Deze inzet zorgt er ook voor dat het kabinet een betrouwbare
partner is voor het bedrijfsleven.
Uit de Worldwide Governance Indicators van de Wereldbank32 blijkt ook dat de EU en Nederland zich onderscheiden door goed bestuur. Dit heeft
een positief effect op economische ontwikkeling en bevordering van handel.
Nederland en de EU onderscheiden zich hiermee van grote machtsblokken die handel en
economische afhankelijkheden steeds vaker gebruiken als manier om invloed uit te oefenen
en zijn daarmee een veilige haven voor internationale ondernemers en investeerders.
73
Welke kenmerken zijn onderscheidend ten opzichte van andere landen en regio’s voor
Nederland en de EU als «veilige haven»? Op basis van welke analyses wordt de uitspraak
dat Nederland en de EU een «veilige haven» zijn gedaan?
Zie antwoord vraag 72
74
Kunt u toelichten welke specifieke wet- en regelgeving bedoeld wordt met «goedbedoelde
maar onuitvoerbare regels en rapportage-lasten», op basis waarvan uitvoerbaarheid
en rapportagelasten getoetst worden, en of uitkomsten van de verplichte toets «effecten
op gendergelijkheid» van het beleidskompas hierbij ook meegenomen worden?
Een overzicht van de vorderingen op de aanpak van regeldruk voor ondernemers is te
vinden de recente kamerbrief van het Ministerie van Economische Zaken «Kamerbrief over ondernemingsklimaat w.o. nieuwe aanpak regeldruk voor ondernemers»
van 5 september 2025. Hierin wordt ook het toetsingskader toegelicht op welke manier de huidige aanpak
wordt versterkt. Bij de ontwikkeling en aanpassing van regelgeving, waar het betrekking
heeft op gendergelijkheid, kan de toets «effecten op gendergelijkheid» van het beleidskompas
worden toegepast.
75
Wat betekent de uitspraak «Het is belangrijk dat onze ondernemers de ruimte krijgen
om te ondernemen en niet onnodig gehinderd worden door goedbedoelde maar onuitvoerbare
regels en onnodige rapportage-lasten» voor de toepassing van de OESO-richtlijnen?
Hoe verhoudt dit zich tot het uitdragen van het belang van de OESO-richtlijnen?
Anders dan wetgeving hebben de OESO-richtlijnen een vrijwillig karakter en leggen
zij geen regels of rapportagelasten op. De OESO-richtlijnen blijven het uitgangspunt
van het Nederlandse IMVO-beleid. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat
zij ondernemen in overeenstemming met die standaarden. Dat maakt het voor hen ook
gemakkelijker om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen onder de CSDDD en andere
IMVO-wetgeving. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad over het
Omnibus I-voorstel daarom ook ingezet op een aantal aanpassingen die coherentie met
de OESO-richtlijnen waarborgen.
76
Wat zegt de OESO over regeldruk in Nederland ten opzichte van bijvoorbeeld in Amerika?
Welke analyses hanteert u om te onderbouwen dat regelgeving in Nederland belemmerend
werkt? Kunt de analyses delen waarin de Nederlandse regelgeving wordt vergeleken met
andere landen?
Omdat er geen allesomvattende internationale vergelijkingen voor regeldruk zijn, is
internationaal vergelijken lastig. De OESO hanteert voor regeldruk de Product Market Regulation (PMR) Index. Deze PMR geeft per land een algemeen beeld van de regeldruk. Uit de laatste publicatie
van de PMR Index blijkt dat de regeldruk in de VS per saldo hoger ligt dan in Nederland.33 Zo staan de VS op plek 34 (onder het OESO-gemiddelde), terwijl Nederland op plek
6 staat. Verder laat het rapport zien dat waar de PMR-score van de VS onveranderd
is sinds 2018, Nederland in 2024 een daling laat zien van de PMR-score ten opzichte
van 2018. Tegelijkertijd zijn er terreinen waar EU-landen zwaardere lasten kennen
dan de VS, zoals uitgebreide duurzaamheidsrapportages, de REACH-verordening in de
chemie en de regels voor medische hulpmiddelen. Ook ondervinden ondernemingen in de
EU extra lasten door fragmentatie van de regels tussen lidstaten.
77
Kunt u een voorbeeld noemen van wat «minder zwaar wegen» betekent in de praktijk,
gezien uw uitspraak dat «Welvaart en weerbaarheid zijn leidend en waarden zullen minder
zwaar wegen bij onze handelsbevordering en ons handelspolitieke beleid»?
Het kabinet ziet het belang van zowel welvaart, weerbaarheid als waarden voor ons
buitenlandbeleid. De geopolitieke omstandigheden betekenen echter steeds vaker dat
we niet al onze wensen kunnen realiseren. Wanneer het kabinet keuzes moet maken op
het gebied van buitenlandse handel zal het kabinet in de eerste plaats kijken naar
de baten op het gebied van welvaart en weerbaarheid. Dit is een afweging die bij elke
casus opnieuw wordt gemaakt. Zo kijkt het kabinet bij wetgeving, bijvoorbeeld tijdens
de Omnibusonderhandelingen, nog nadrukkelijker naar de regeldrukeffecten en de impact
op het vestigingsklimaat. Op het gebied van waarden vormen de OESO-richtlijnen en
de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onverminderd de basis van het
handelsbeleid.
78
Waarop baseert u de stelling «Tegelijkertijd blijven de doelen van deze wetgeving
grotendeels intact»? Klopt het dat met de nieuwe reikwijdte de CSDDD nu voor nog maar
80 Nederlandse bedrijven zal gelden? Hoe verhoudt dat zich tot de originele reikwijdte?
Klopt het dat niet langer de gehele handelsketen onderdeel van de wetgeving is, zoals
Nederland in de Raad heeft bepleit? Hoe verhoudt dat zich tot de vaststelling dat
de doelen van de CSDDD grotendeels intact blijven?
Het omnibusvoorstel past de huidige CSDDD slechts op een beperkt aantal punten aan.
Zo blijven de kernverplichtingen van het gepaste zorgvuldigheidsproces grotendeels
intact. De Commissie heeft geen wijzigingen voorgesteld aan de reikwijdte. Het kabinet
heeft zich in de Raad ingespannen voor behoud van de reikwijdte van het Commissievoorstel.
Hier bleek uiteindelijk onvoldoende draagvlak voor in de Raad. Hoeveel bedrijven er
uiteindelijk onder de richtlijn zullen vallen, hangt af van het politiek akkoord dat
uit de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie komt.
De Commissie heeft voorgesteld om de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen in principe
te beperken tot directe zakenrelaties (tier-1). Deze beperking is echter niet absoluut
in het Commissievoorstel en ook niet in de Raadspositie: bedrijven moeten ook hun
indirecte zakenpartners in kaart brengen als zij informatie hebben over mogelijke
risico’s of misstanden verderop in de keten. Het kabinet heeft zich in de Raad ingezet
voor een volledig risicogerichte benadering in plaats van een tier-1 beperking, maar
hier bleek onvoldoende draagvlak voor in de Raad. Op 13 oktober jl. heeft het Europees
Parlement (EP) in het JURI-comité een positie ingenomen over het Omnibus I-voorstel,
waarin de risicogebaseerde benadering sterker is verankerd. 13 november wordt plenair
gestemd over de EP-positie, waarna de trilogen zullen starten.
79
Nu u ervoor kiest om waarden minder zwaar te laten wegen bij de handelsbevordering
en het handelspolitieke beleid, hoe gaat u er concreet voor zorgen dat bedrijven en
handelspartners alsnog de OESO-richtlijnen en ILO-verdragen naleven?
Wat betreft handelspartners en handelsakkoorden, is de inzet op het gebied van handel
en duurzame ontwikkeling stabiel. In de aanpak van de EU, die het kabinet steunt,
wordt ingezet op het opnemen van verplichtingen omtrent zowel de OESO-richtlijnen
als de fundamentele ILO-verdragen. Wanneer verdragspartijen zich niet aan deze afspraken
houden, kunnen zij middels consultatie en vervolgens via geschillenbeslechting aangesproken
worden op deze schendingen. Zie de beantwoording van vraag 49 voor een toelichting
op het op het Nederlandse bedrijfsleven gerichte IMVO-beleid.
80
Welke concrete stappen onderneemt het kabinet in Brussel om te voorkomen dat er in
nieuwe EU-wetgeving «nationale koppen» worden toegevoegd die de concurrentiepositie
van Nederlandse ondernemers kunnen schaden?
Het demissionaire kabinet zet zich actief in om het ontstaan van nationale koppen
te voorkomen en hanteert daarvoor de volgende aanpak:
• In het regeerprogramma van het demissionaire kabinet is vastgelegd dat nieuwe nationale
koppen zoveel mogelijk moeten worden vermeden en dat bestaande nationale koppen worden
heroverwogen.
• Nationale koppen vloeien niet voort uit Europese wetgeving, maar ontstaan wanneer
Nederland bij de implementatie van EU-richtlijnen – over dezelfde materie – strengere
regels invoert dan verplicht is. Er is daarom geen actie richting de EU voorzien in
het kader van dit beleid.
• Bij de implementatie van EU-richtlijnen geldt al sinds 2013 het uitgangspunt van lastenluwe
implementatie: er wordt gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt
aan bedrijven, tenzij zwaarwegende redenen een afwijking rechtvaardigen. Dit beleid
is aangekondigd in de regeldrukbrief uit september 2013 en vastgelegd in artikel 9.5
van de Aanwijzingen voor de regelgeving.34
• Om naleving van dit uitgangspunt te borgen, is de Bedrijfseffectentoets (BET) aangepast.
• Daarnaast heeft KPMG recent onderzoek gedaan naar gevallen waarin regelgeving niet
lastenluw is geïmplementeerd. Daarbij bleek dat er in het overgrote deel van implementatieregelingen
geen sprake is van nationale koppen. Deze inventarisatie vormt wel de basis voor een
heroverweging van bestaande, strengere regels.
81
Kunt aangeven welke specifieke voorstellen Nederland in EU-verband heeft gedaan of
zal doen om de rapportagelasten voortkomend uit de CSRD en CSDDD voor het MKB te verminderen?
Het mkb valt niet onder de CSDDD. Het mkb kan wel indirect te maken krijgen met de
CSDDD, omdat zij zakenpartner kunnen zijn van grote bedrijven die wel onder de richtlijn
vallen. De CSDDD bevat al waarborgen om het mkb te beschermen. Deze worden niet gewijzigd
in het omnibusvoorstel. Zo moeten bedrijven al gericht het mkb ondersteuning bieden
indien zij directe zakenpartner zijn. Dit kan bijvoorbeeld financiële ondersteuning
of capaciteitsopbouw zijn. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen in de Raad
aanpassingen voorgesteld die het risico op afwenteling van risico’s op het mkb beperken.
Het kabinet heeft in dat kader ingezet op een meer risicogerichte benadering bij het
identificeren en adresseren van risico’s. Dit kan ongerichte informatie-uitvragen
aan het mkb voorkomen. Het kabinet heeft ook voorgesteld om de verplichting voor ondernemingen
om contractuele garanties te vragen van directe zakenpartners te schrappen bij het
identificeren van risico’s. In de Raadspositie is dit optioneel geworden en moeten
ondernemingen ondersteuning bieden indien zij dit wel vragen. Daarnaast heeft het
kabinet aanpassingen voorgesteld die waarborgen dat ondernemingen terughoudend zijn
met informatie-uitvragen aan zakenpartners. In de Raadspositie is nu opgenomen dat
ondernemingen deze uitvragen zoveel mogelijk beperken bij zakenpartners met minder
dan 1000 werknemers. In het BNC-fiche voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) is ook de
kabinetspositie opgenomen over de aanpassingen aan de Corporate Sustainability Reporting
Directive (CSRD).35 Over de uitkomsten van de onderhandelingen van de CSRD is uw Kamer separaat geïnformeerd
door de Minister van Financiën.36 De CSRD valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid.
82
Welke nationale koppen schrapt u concreet in 2025–2026 binnen BHO-domein?
Bij de omzetting van Europese richtlijnen of verordeningen zijn geen Nederlandse verplichtingen
voor ondernemingen toegevoegd aan de Europese verplichtingen. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken hanteert al jaren het principe van zuivere implementatie, hetgeen betekent invoering
van het minimum aan Europese verplichtingen. Dit principe van zuivere en lastenluwe
implementatie is ook van toepassing op regelgeving die nog moet worden geïmplementeerd.
Ook wordt bij de uitwerking van subsidieprogramma’s op nationaal niveau gestreefd
naar zo laag mogelijke administratieve lasten.
83
Welke economische analyse ligt ten grondslag aan het niet-veranderen van de lijst
met prioritaire markten, en is overwogen om strategische markten als Sub-Sahara Afrika
of Zuid-Amerika meer gewicht te geven in het licht van globalisering buiten China
en de VS?
De lijst wordt vooralsnog niet veranderd, maar zoals benoemd onderzoek ik momenteel
in hoeverre de marktenlijst kan worden ingekort om zo meer focus te krijgen en tegelijkertijd
ruimte te hebben voor flexibiliteit. Markten in Sub-Sahara Afrika krijgen vanuit Buitenlandse
Zaken extra aandacht in het kader van de Afrika strategie en het combinatielandenbeleid.
In Zuid-Amerika heeft in het algemeen Brazilië een handelsfocus en voor sommige andere
landen bestaat er een sectorfocus vanuit waterstof of grondstoffen.
84
Hoeveel handelsmissies zijn er sinds 2021 naar het Verenigd Koninkrijk gegaan? Kunt
u een overzicht geven van de deelnemers, kosten en gerealiseerde deals/banen in Nederland?
Sinds 2021 zijn er 3 economische missies o.l.v. een bewindspersoon (kosten EUR 442.604),
2 handelsmissies zonder bewindspersoon (kosten EUR 79.114) en 3 startup-missies (kosten
EUR 304.214) naar het Verenigd Koninkrijk gegaan.
De verwachte contractwaarde van 2 van de 3 economische missies o.l.v. een bewindspersoon
is EUR 6.092.000 (dit cijfer is voor de missie in 2022 door een omissie niet bekend).
De verwachte contractwaarde van 2 van de 3 startup-missies is EUR 8.280.000 (dit cijfer
is voor de laatste startup-missie, in 2025, nog niet bekend).
De deelnemers van de economische missies o.l.v. een bewindspersoon zijn opgenomen
in de missieboekjes beschikbaar op de website van RVO.37
Er is geen informatie beschikbaar over de gerealiseerde deals/banen in Nederland.
85
Wat is de stand van zaken rondom het tot stand komen van een Mutual Recognition Agreement
(MRA) tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, en op welke wijze zet het kabinet zich
in om een dergelijke overeenkomst te realiseren?
Binnen de Handels-en Samenwerkingsovereenkomst tussen het VK en de EU bestaat de mogelijkheid
om op terreinen een Mutual Recognition Agreement (MRA) af te sluiten via een conformiteitsbeoordeling van beroepskwalificaties. De
Europese Commissie voert hierover namens de lidstaten de gesprekken. De afgelopen
jaren heeft het kabinet zich constructief opgesteld ten aanzien van een eventueel
MRA met het VK op specifieke terreinen, conform de motie van het lid Bouali.38 Daarbij is het kabinet het met de Europese Commissie eens dat een dergelijke MRA
voldoende onderbouwd moet zijn. Het kabinet zal de Kamer informeren indien zich nieuwe
ontwikkelingen voordoen.
86
Wat is de rol van het MKB in de Nederlandse handelseconomie? Welk percentage van het
Nederlandse MKB is afhankelijk van handelsstromen buiten de EU? Welke sectoren zijn
daarin het belangrijkst?
De meest recente cijfers komen uit 2021. Van de internationaal handelende bedrijven
is 97% MKB. In waarde is het aandeel kleiner. Het MKB is verantwoordelijk voor ca.
15–20% van de goederenuitvoer. En 15% van de totale handelswaarde (invoer en uitvoer)
van diensten komt van het zelfstandige MKB. Het CBS laat zien dat bij de dienstenhandel
slechts 6% van de MKB-importeurs en 11% van de MKB-exporteurs buiten de EU actief is. Er zijn geen gegevens
beschikbaar over welk aandeel van de goederenhandel, afkomstig van het MKB, buiten
de EU plaatsvindt.
87
Welke concrete, nieuwe instrumenten of programma’s, naast het bestaande instrumentarium,
worden ontwikkeld om specifiek het MKB te ondersteunen bij het betreden van de geïdentificeerde
«veelbelovende markten» zoals India, Indonesië en Brazilië?
Vooralsnog worden er geen nieuwe instrumenten of programma’s ontwikkeld om het MKB
te ondersteunen op veelbelovende markten. De bestaande combinatie van generiek en
specifiek handelsinstrumentarium werkt in deze landen goed en verschilt deze inzet
niet wezenlijk van die in gevestigde markten. In verschillende landen worden daarbij
ook instrumenten van private sector ontwikkeling ingezet, de zogenaamde combi-tracks.39 Om goed te kunnen beoordelen of het instrumentarium effectief is of niet voor de
verschillende soorten bedrijven zal het CBS binnenkort starten met een onderzoek hiernaar.
88
Op basis van welke kwantitatieve drempels (demografie, complexiteit, R&D-intensiteit)
kwalificeert een land als veelbelovende markt, en wie besluit daarover?
Momenteel wordt uitgewerkt welke aanpassing van de prioritaire marktenlijst nodig
is. Hierin wordt ook bezien hoe de lijst veelbelovende markten eruit ziet op basis
van een aantal kwantitatieve cijfers en verwachtingen daaromtrent. Deze uitwerking
zal extern worden getoetst bij het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld.
89
Hoeveel MKB’ers hebben daadwerkelijk nieuwe contracten, investeringen of aanbestedingen
binnengehaald als gevolg van handelsmissies sinds 2022, uitgesplitst naar sector en
regio?
Het aantal MKB’ers dat contracten binnenhaalt als gevolg van een missie wordt niet
bijgehouden. Wel wordt ondernemers gevraagd naar de verwachte contractwaarde van de overeenkomsten die ze sluiten tijdens of als direct gevolg van een missie.
Er is geen beschikbare data om een uitsplitsing te maken per sector, maar wel per
regio/werelddeel. De «verwachte contractwaarde» geeft niet per se het succes van een
missie aan. Het succes van een missie kan immers ook zitten in opgedane contacten,
geopende deuren, of een geslaagde innovatiesamenwerking. Daarnaast zien we ook zonder
precieze cijfers dat de verwachte contractwaarde sterk verschilt per sector. De verwachte
contractwaarde wordt uitsluitend gemeten bij missies onder leiding van een bewindspersoon
en bij startup-missies.
a. Bij missies onder leiding van een bewindspersoon is de totale gemiddelde verwachte
contractwaarde EUR 1,367 miljard (cijfers 2022–2024).
b. Daarnaast kunnen we kijken naar de gemiddelde verwachte contractwaarde per continent.
Dit zijn dus de diverse missies naar deze continenten gecombineerd, op basis van cijfers
(2020, 2021, 2023 en 2024. Door een omissie kunnen we de cijfers van 2022 hier niet
meenemen).
− Afrika: EUR 228 miljoen
− Azië: EUR 190 miljoen
− Noord-Amerika: EUR 100 miljoen
− Midden-Oosten: EUR 90 miljoen
− Latijns-Amerika: EUR 72 miljoen
− Europa: EUR 51 miljoen
c. Startup-missies vinden tot nu toe alleen plaats binnen Europa, m.u.v. de CES in Las
Vegas. Wanneer de gemiddelde verwachte contractwaarde over 2023–2024 van Europese
startup-events (50 miljoen euro) wordt vergeleken met de CES (87 miljoen euro) valt
op dat de verwachte contractwaarde van de CES een factor 1,5-2 keer hoger ligt dan
bij Europese beurzen.
90
Kunt u voor sleuteltechnologieën en groeimarkten een matrix van land × technologie/sector
geven, met daarbij de beoogde acties in 2025–2027 en Kritieke Prestatie Indicatoren?
De Kamer ontving op 17 oktober de Kamerbrief over industriebeleid met focus van de
Minister van Economische Zaken.40 In navolging hierop is ook een onderzoek uitgezet door het Ministerie van Economische
Zaken dat zich richt op een matrix van landen x prioritaire technologiesectoren.
91
Welke exportdoelen (waarde, markten) zijn vastgesteld voor de maritieme maakindustrie
en welke instrumenten worden ingezet?
De maritieme maakindustrie, zowel scheepswerven als maritieme toeleveranciers, haalt
voor een groot gedeelte haar omzet uit export. Het belang van deze sector wordt onderschreven
in de beleidsagenda «Nederland weerbaar en welvarend». Het brede handelsinstrumentarium,
waaronder de door deze sector veelvuldig gebruikte exportkredietverzekering, staat
ter beschikking. Voor de maritieme maakindustrie werken wij interdepartementaal, onder
coördinatie van het Rijksregiebureau, aan de actielijnen en doelstellingen van de
sectoragenda Maritieme Maakindustrie (No Guts, No Hollands Glory). Onderdeel hiervan is de uitwerking van de strategische agenda, beginnend met het
formuleren van de exportdoelen, zoals benoemd in de sectoragenda onder actielijn internationaal,
alsmede in de voortgangsrapportage. Ik verwijs u graag naar de voorgangsrapportage
van april jl. en de sectoragenda voor de voortgang van de lopende projecten en ambities
voor ons verdienvermogen en internationale inzet.
92
Welke definitie hanteert u voor de «creatieve industrie»?
Het
Rijk hanteert een brede definitie van creatieve industrie. De brede definitie omvat
creatieve zakelijke diensten, denk aan gaming, architectuur, communicatie, mode en
overige ontwerpdisciplines; media en entertainment, met de boekenbranche, de muziekindustrie,
digitale cultuur en de audiovisuele sector, reclame, de live/evenementenbranche, radio/TV,
persmedia en journalistiek; en tenslotte kunsten: de podiumkunsten, de beeldende kunsten/fotografie
en niet te vergeten de erfgoedsector.41
In haar Satellietrekening cultuur en media meldt het CBS voor de creatieve industrie een aandeel BBP van 3,3% en een aandeel
werkgelegenheid van 4,1% in 2022.42
De brancheorganisatie Federatie Creatieve Industrie hanteert eenzelfde brede definitie.
Dit geldt ook voor de Europese Unie, de lidstaten ervan en het Verenigd Koninkrijk.
Er kunnen soms kleine verschillen tussen definities bestaan om doorgaans praktische
redenen.
93
Kunt u aangeven wat de top-5 strategische afhankelijkheden is waar de Nederlandse
maatschappij kwetsbaar op is? Bestaan er voor die afhankelijkheden ook plannen die
aangeven hoe Nederland zal reageren op het moment dat andere landen die afhankelijkheden
gaan inzetten als geopolitiek instrument? Stuurt u ook op het afnemen van die afhankelijkheden
door het gebruik van specifieke, niet vervangbare producten af te bouwen?
Wederzijdse afhankelijkheden zijn niet per definitie een probleem. Integendeel, zij
vormen de hoeksteen van het mondiale handelssysteem. Deze internationale verwevenheid
levert Nederland ook veel welvaart op en biedt ook in de toekomst volop kansen.
Tegelijkertijd ondervindt Nederland in toenemende mate risico’s voor de nationale
veiligheid in het economische domein. Zo bestaan er risico’s op ongewenste kennis-
en technologieoverdracht, voor de continuïteit van vitale processen en op het gebied
van risicovolle strategische afhankelijkheden. Het kabinet werkt in nationaal en Europees
verband aan EV-maatregelen. Deze maatregelen zijn landenneutraal. Om marktverstoring
te minimaliseren is de inzet om risico’s zo gericht mogelijk te adresseren. Dit doen
we via protect-promote- en partner-beleid, in lijn met EU EV strategie. Het gelijk
speelveldinstrumentarium, het economische veiligheidsinstrumentarium (waaronder inkomende
investeringstoets), handelsbevordering, inzet op een actieve handelsagenda van de
EU en het bredere industrie- en innovatiebeleid dragen bij aan het waarborgen van
Economische Veiligheid. Over de status en voortgang van de kabinetsaanpak economische
uw Kamer op 11 juli 2025 verder geïnformeerd.
Een afhankelijkheid is risicovol en strategisch, als het betreffende product, de dienst
of de technologie cruciaal is voor het borgen van onze publieke belangen, en als het
risico van leveringsonderbrekingen hoog is, waarbij onder andere wordt gekeken naar
de aard van de betrekkingen met het land. Het kabinet heeft aandacht voor deze risico’s
in diverse sectoren, vooral kritieke grondstoffen, energie, (digitale) technologieën,
en medische producten. Vanwege de strategische en vertrouwelijke aard van de analyses,
wordt niet publiekelijk gecommuniceerd over de geïdentificeerde risicovolle strategische
afhankelijkheden. Uw Kamer is op 29 mei 2024 via een vertrouwelijke briefing geïnformeerd
over de aanpak van het kabinet, de uitgevoerde analyses en de voorlopige resultaten
94
Heeft u een overzicht van de kritieke grondstoffen die onder de Conflictmineralen
verordening vallen, gezien het feit dat strategische afhankelijkheden vaak conflictmineralen
zijn? In welke volumes handelt Nederland daarin, zowel als doorvoerland als in termen
van eigen import?
In de Europese Conflictmineralenverordening wordt de term conflictmineralen gebruikt
als verzamelnaam voor de mineralen/metalen wolfraam (Engelse naam: tungsten), tantaal, tin en goud (ook wel 3TG genoemd). Ze worden doorgaans zo genoemd, omdat
de handel erin bij tijd en wijle in verband gebracht kan worden met gewapend conflict
en dwangarbeid. Het is dus niet zo dat deze metalen en mineralen per definitie verband
houden met gewapend conflict.
De Europese Commissie merkt tantaal en wolfraam tevens aan als kritieke grondstof.43 Bedrijven die boven bepaalde drempelwaarden importeren worden door de Europese Conflictmineralenverordening
verplicht risico’s in hun ketens te identificeren en, waar mogelijk, deze tegen te
gaan.
In 2023 werd er circa 2.793 ton wolfraam en 23 kg tantaal geïmporteerd. De import
van tantaal (23 kg) was voor Nederland bestemd, er was geen doorvoer naar andere landen.
Van de totale import van wolfraam was ruim 61% (circa 1.709 ton) bestemd voor gebruik
of (tussen)opslag in Nederland. De overige bijna 39% (circa 1.084 ton) van douaneaangiften
had betrekking op doorvoer.
95
Voor welke kritieke grondstoffen onderzoekt u strategische voorraden (hoeveelheid,
kosten, locatie, tijdspad)?
De Minister van Economische Zaken informeert uw Kamer binnenkort over onder meer de
verkenning naar strategische grondstoffen, via de te verschijnen Kamerbrief «weerbare
ketens»
96
Kunt u een concrete tijdlijn en een overzicht van de beoogde grondstoffen geven voor
de realisatie van deze strategische reserves?
De resultaten van de pilots worden in het eerste kwartaal van 2026 verwacht. Omdat
beide pilots een verkennend karakter hebben en bedoeld zijn om inzicht te verkrijgen,
kan op dit moment nog geen definitieve tijdlijn of uitputtend overzicht van de beoogde
kritieke grondstoffen worden gegeven.
Tegelijkertijd worden in EU- en NAVO-verband de mogelijkheden voor gezamenlijke strategische
voorraden verkend. In EU-verband resulteert dit in een gezamenlijke fysieke pilot,
die naar verwachting eveneens in het eerste kwartaal van 2026 van start zal gaan.
De uiteindelijke vormgeving en financiering van een nationaal of internationaal strategisch
voorraadprogramma voor kritieke grondstoffen, en eventuele gerelateerde halffabricaten
of componenten, zal door een volgend kabinet worden vastgesteld.
97
Hoe verhoudt de voorgenomen bezuiniging op het innovatie-attaché netwerk zich tot
de ambities van de Nationale Technologiestrategie en het streven dat handels- en innovatiebeleid
elkaar daadwerkelijk versterken?
Bezuinigingen leiden noodzakelijkerwijs tot keuzes in de focus voor zowel het handels-
als innovatiebeleid. De Nationale Technologiestrategie is een sturend document bij
het maken van die keuzes. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken
zijn in nauw overleg over de landen en sectoren waar handels-en innovatiebeleid elkaar
het meest versterken, inclusief de inzet van het netwerk van innovatie attaches op
de posten.
98
Welke Nederlandse bedrijven/consortia zijn gepositioneerd in het kader van substitutie-kansen
(bijv. luchtvaart) en wat is de potentiële orderwaarde in de periode 2025–2028?
De mogelijkheden voor bepaalde bedrijven of sectoren om bestaande producten of materialen
te vervangen voor duurzamere of goedkopere alternatieven zijn in theorie eindeloos.
Het is dan ook niet mogelijk een concrete orderwaarde te formuleren voor de periode
2025–2028.
99
Kunt u voor Semicon Board NL een overzicht geven van het mandaat, de samenstelling,
de vergaderfrequentie en de besluiten die direct de BHO-instrumenten raken?
De Board geeft strategisch advies, prioriteert, signaleert obstakels en draagt bij
aan de uitvoering van de acties en resultaten die nodig zijn voor een internationaal
toonaangevende en duurzame kennis- en industriepositie van de sector in 2035. De Board
adresseert, agendeert, prioriteert en oefent invloed uit, maar neem geen bindende
besluiten (die vervolgens raken aan BHO-instrumenten). Een van de gemaakte afspraken
in de Board is het ontwikkelen van een halfgeleider sectoragenda.
De Board bestaat uit vertegenwoordigers van het Rijk (MEZ, MOCW, MDEF en de Staatssecretaris
BHO) en vertegenwoordigers van de sector op C-level (ASML, ASM, VDL-ETG, NXP Nederland,
SmartPhotonics, Nearfield Instruments, Axelera AI, High Tech NL en TKI HTSM).
Er bestaat geen vaste vergaderfrequentie. De Board is voor het eerst bij elkaar gekomen
op 29 januari 2025, vervolgens op 9 juli 2025 en de volgende vergadering staat gepland
voor 6 november 2025.
100
Welke specifieke criteria en drempelwaarden zal het kabinet hanteren om te bepalen
wanneer de-escalatie met de Verenigde Staten niet langer volstaat en de inzet van
tegenheffingen en andere defensieve maatregelen noodzakelijk wordt geacht om de Nederlandse
belangen te verdedigen?
Op 21 augustus jl. hebben de EU en de VS een gemeenschappelijke verklaring met handelsafspraken
gepubliceerd. Momenteel wordt gewerkt aan implementatie van deze verklaring aan beide
kanten van de oceaan. Daarmee zijn Europese handelspolitieke tegenmaatregelen jegens
de VS voorlopig niet aan de orde.44 Wel acht het kabinet het wenselijk dat de EU de mogelijkheid behoudt om de momenteel
opgeschorte rebalancerende maatregelen jegens de VS (gedeeltelijk) in werking te laten
treden of nieuwe tegenmaatregelen te introduceren, indien de VS de gemaakte afspraken
niet naleeft. Het kabinet houdt de situatie daarom nauwlettend in de gaten om de Nederlandse
belangen blijvend te beschermen.
101
Op welke manier wordt de Kamer betrokken bij het monitoren van de markt- en sectorprioritering,
en wanneer wordt de eerste evaluatie verwacht die toetst of met de aangescherpte focus
de juiste keuzes worden gemaakt?
Momenteel wordt uitgewerkt welke aanpassing van de prioritaire marktenlijst nodig
is. Deze uitwerking zal extern worden getoetst bij het bedrijfsleven en maatschappelijk
middenveld. Na deze externe toetsing zal de eindversie met de Kamer gedeeld worden
in het voorjaar van 2026. De evaluatie van de gemaakte keuzes zal in de jaren daarna
plaatsvinden.
102
Met welke goederen/diensten wil Nederland in EU-verband een uitzonderingslijst of
tegenheffingen vormgeven richting de VS? Kunt u hiervoor een concept-lijst en argumentatie
geven?
De inzet van het kabinet blijft om de verhoogde Amerikaanse importheffingen zo veel
als mogelijk via onderhandelingen te verlagen. De gemeenschappelijke verklaring inzake
handel die de EU en de VS op 21 augustus jl. overeen zijn gekomen biedt een belangrijke
basis voor de vervolgonderhandelingen.45 Een algemene verlaging van de huidige Amerikaanse importheffing lijkt echter niet
realistisch. De EU en Nederland zetten daarom in op verdere carve outs voor specifieke sectoren, waarbij het kabinet zich focust op de voor Nederland prioritaire
exportbelangen.
Vanwege de gemeenschappelijke EU-VS handelsverklaring en de lopende implementatie
daarvan is voorlopig geen sprake van Europese handelspolitieke tegenmaatregelen jegens
de VS. De EU heeft inwerkingtreding van de in juli dit jaar aangenomen Europese rebalancerende
maatregelen jegens de VS daarom tot februari 2026 opgeschort.46
Bij de totstandkoming van dat pakket rebalancerende maatregelen heeft het kabinet
speciale aandacht gevraagd voor voldoende substitueerbaarheid van de betreffende Amerikaanse
goederen en zich ervoor ingespannen dat de eventuele negatieve impact op kritieke
publieke sectoren zoals de gezondheidszorg beperkt blijft. Als toekomstige ontwikkelingen
daar aanleiding toe geven, kan de Europese Commissie voorstellen om de inwerkingtreding
van de opgeschorte rebalancerende maatregelen te vervroegen of om nieuwe tegenmaatregelen
te introduceren. Het kabinet zal voorstellen daartoe te zijner tijd op hun eigen merites
beoordelen, waarbij het kabinet o.a. de verwachte effectiviteit van dergelijke
maatregelen en de economische impact daarvan op Nederland en de EU zal beoordelen.
103
Wat is de status van de onderhandelingen voor het handelsverdrag tussen de EU en Indonesië,
wat zijn de resterende twistpunten, en wat is het Nederlandse belang per HS-hoofdstuk
(nikkel, agro, diensten)?
Op 23 september is het onderhandelaarsakkoord van het handelsakkoord tussen de EU
en Indonesië gepresenteerd. Er zijn dus geen resterende twistpunten.
In totaal zijn er 96 HS-hoofdstukken, daarom zal niet op het belang per HS-hoofdstuk
ingegaan worden. Belangrijke Nederlandse belangen bij het akkoord zien toe op zuivel,
melkpoeder, palmolie, verschillende grondstoffen en het algemeen vergemakkelijken
van wederzijdse handel en investeringen.
104
Betekent de uitspraak «Uiteraard worden de zorgen van de Tweede Kamer meegenomen»
dat aangenomen Kamermoties over het EU-Mercosurverdrag worden uitgevoerd?
Het kabinet maakt een zorgvuldige weging van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur
akkoord, met daarbij oog voor de zorgen die ten grondslag liggen aan de Kamermoties
tegen het akkoord. Uw Kamer ontvangt de kabinetsappreciatie dit najaar, voorafgaand
aan besluitvorming in de Raad, en kan daarover uiteraard – desgewenst – over in debat
met het kabinet.
105
Is het standpunt over het EU-Mercosurverdrag zoals verwoord in de motie Teunissen
c.s. (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 36) door de Nederlandse regering geuit in internationale gremia? Zo ja, waar en wanneer?
Het kabinet communiceert het afwijzende standpunt van uw Kamer in Brussel, zoals aangegeven
richting uw Kamer.47 Dit geldt zowel voor interventies in de Raad als in gesprekken met de Europese Commissie
en individuele EU-lidstaten.
106
Welke concrete en meetbare economische en geopolitieke criteria zal het kabinet hanteren
bij de uiteindelijke beoordeling of het EU-Mercosur verdrag «daadwerkelijk goed is
voor Nederland», en hoe worden de belangen van de Nederlandse exportsectoren afgewogen
tegen de belangen van sectoren die concurrentie ondervinden?
In de beoordeling van het EU-Mercosur akkoord worden verschillende belangen meegewogen,
waaronder het bredere geopolitieke belang en de gevolgen voor de Nederlandse economie
en specifiek de landbouwsector. Onderzoeken naar de effecten van het akkoord zijn
van belang om de kabinetsappreciatie te onderbouwen, zoals bijvoorbeeld het onderzoek
uitgevoerd door Wageningen Social & Economic Research48 en SEO Economisch Onderzoek.49
107
Kan worden toegelicht of «maar we kunnen onze waarden niet zomaar opleggen aan andere
landen» ook internationaal juridisch vastgelegde verplichtingen betreft zoals het
Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),
dat ook door Nederland geratificeerd is?
De geciteerde zinsnede verwijst enkel naar de rol van waarden in handelsverdragen
en doet op geen enkele manier afbreuk aan de mogelijkheid en plicht van Nederland
om andere landen aan te spreken wanneer zij internationaal juridisch vastgelegde verplichtingen
schenden, waaronder ook CEDAW.
108
Kunt u toelichten in hoeverre en op welke wijze er aandacht is voor het beschermen
en bevorderen van de rechten van vrouwen en meisjes, in lijn met het VN CEDAW verdrag,
bij het afsluiten van specifieke sectorale overeenkomsten of gerichte afspraken voor
markttoegang en handelsbevordering?
Bij het afsluiten van sectorale overeenkomsten wordt de inzet vaak beperkt tot het
afsluiten van tariefpreferenties en samenwerking in bepaalde sectoren. Thema’s als
duurzame ontwikkeling, en daarmee ook vrouwenrechten, worden beperkt meegenomen.
In handelsakkoorden worden in hoofdstukken omtrent handel en duurzame ontwikkeling
toezeggingen gedaan omtrent bescherming van vrouwenrechten. Zo is een verwijzing naar
CEDAW opgenomen, en is het voor verdragspartijen ook verplicht de fundamentele ILO
conventie over het tegengaan van discriminatie op de werkvloer te implementeren. In
bredere zin, worden partijen van handelsakkoorden opgeroepen ervoor te zorgen dat
voordelen van het akkoord gelijk toekomen aan mannen en vrouwen en vrouwelijk ondernemerschap
te stimuleren.
109
Hoe vaak heeft Nederland dit jaar mensenrechten aangekaart in gesprekken met de VS?
Indien dit is gebeurd, welke onderwerpen zijn aangekaart, op welk niveau?
Op diverse momenten is er met de VS, op verschillende niveaus, gesproken over mensenrechtensituaties
en -schendingen wereldwijd. Daarnaast heeft Nederland tot dit jaar bijgedragen aan
mensenrechtenprojecten van het Amerikaanse State Department. Een voorbeeld is Lifeline,
een project dat mensenrechtenverdedigers in diverse landen steunt.
110
Welke concrete EU-maatregelen heeft Nederland aangevraagd/ondersteund voor pakketpost
uit China die niet voldoet aan EU-regels en wat is de verwachte invoeringsdatum?
Zie het antwoord op vraag 111.
111
Welke maatregelen zijn al genomen door de EU om pakketpost uit China die niet aan
Europese regels voldoet te weren en hoe effectief zijn deze maatregelen volgens de
Nederlandse douane?
Het kabinet deelt de zorgen over de toestroom van producten op de EU markt die niet
aan EU regels voldoen. De Europese Commissie heeft op 5 februari jl. een actieplan
gelanceerd om risico’s van goedkope import via niet-EU-webshops aan te pakken. Het
voorstel omvat douanehervormingen, zoals het afschaffen van de invoervrijstelling
onder de EUR 150, een handling fee voor pakketjes, en een Europese Douane data hub om slimmer te controleren. De kabinetsappreciatie
van het voorstel heeft uw Kamer op 14 maart jl. ontvangen.50
De Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane heeft daarnaast meerder
acties ondernomen om producten die niet aan EU regels voldoen van de EU markt te werken.
Zo heeft Nederland samen met andere landen en de Europese Commissie extra controles
aan de grens uitgevoerd naar zendingen van platforms als Temu. De signalen daaruit
kunnen ook als input dienen voor een onderzoek van de Europese Commissie naar mogelijke
overtredingen van de Digital Services Act. In Europa pleit Nederland bovendien voor
hulpmiddelen die het toezicht makkelijker maken, zoals een digitaal productpaspoort.
Ook wordt het wetgevingskader voor productregels in 2026 herzien. Daarbij zet het
kabinet in op een duidelijkere verantwoordelijkheid voor productveiligheid in de hele
keten, dus ook bij online platforms. Overigens zijn dergelijke maatregelen altijd
landen-neutraal.
112
Welke concrete maatregelen heeft het kabinet op Europees niveau voorgesteld om de
oneerlijke concurrentie tegen te gaan die ontstaat door de invoer van producten via
pakketpost uit China die niet aan de Europese regelgeving voldoen?
Naast zorgen over de productveiligheid, roept de toestroom van de vele pakketjes die
de EU markt opkomen ook zorgen op over oneerlijke concurrentie. Wanneer er sprake
is van oneerlijke concurrentie kan de EU hierop reageren met handelsdefensieve maatregelen
(anti-dumping, anti-subsidiemaatregelen of vrijwaringsmaatregelen). Zie ook het antwoord
op vraag 46.
113
Interne marktbelemmeringen: Kunt u een top-5 geven van de barrières die Nederlandse
bedrijven raken en welke Commissie-dossiers die wegpakken (met tijdpad)?
Het kabinet werkt conform het Regeerprogramma aan de versterking van de interne markt
op grond van de kabinetsbrede actieagenda. Hierin staan concrete acties en prioriteiten
om de interne markt te versterken. De Kamer zal hierover begin 2026 nader worden geïnformeerd.
Het kabinet heeft in december 2024 een tienpuntenplan gepubliceerd met concrete interne-marktbelemmeringen
om aan te pakken.51 Dit ter beïnvloeding van de Europese horizontale interne-marktstrategie, die de Europese
Commissie op 21 mei 2025 heeft gepubliceerd. De Commissie stelt in deze Strategie
58 concrete acties in 2025–2027 voor om de interne markt verder te vereenvoudigen,
versterken en stroomlijnen. De Commissie identificeert de volgens haar tien meest
schadelijke belemmeringen («terrible ten») voor bedrijven en burgers op de interne
markt, die zij met voorrang wil aanpakken. Het kabinet vindt het positief dat het
acht van de eigen tien punten terugziet in deze lijst van belemmeringen. Dit zijn
belemmeringen die zien op territoriale leveringsbeperkingen, e-commerce, normalisatie,
detachering, nettarieven (energiemarkt), afval en etikettering. Commissievoorzitter
Ursula von der Leyen kondigde op 10 september 2025 bovendien aan dat er een Single
Market Roadmap to 2028 zal komen. Dit stappenplan wordt voor het einde van dit jaar
verwacht.
114
Wat zijn de objectieve criteria die het kabinet hanteert bij de beoordeling of een
nieuw handelsverdrag «in het Nederlandse belang» is, zoals vereist in de motie Paternotte-Kamminga
(Kamerstuk 21 501-02, nr. 2970)?
In algemene zin steunt het kabinet een actief en assertief EU-handelsbeleid, met inbegrip
van (handels)akkoorden, vanwege het belang van internationale handel voor Nederland.
Daarbij geldt wel dat het kabinet elk akkoord afzonderlijk beoordeelt. Bij die beoordeling
worden meegenomen de verwachte en (deels) meetbare gevolgen voor de Nederlandse economie,
zoals de exportkansen voor Nederlandse bedrijven en economische sectoren, kosten en
baten voor Nederlandse importeurs, verwerkers en consumenten, en een mogelijke toename
van invoer. Daarnaast worden ook minder meetbare factoren meegewogen, zoals geopolitieke
belangen, het aangaan van strategische allianties, de bilaterale relatie met het betreffende
land (of de regio) en de bijdrage die akkoorden kunnen leveren aan diversificatie
van handelspartners, en daarmee aan de economische weerbaarheid en versterking van
waardeketens. Handelsakkoorden zijn hiernaast een integraal onderdeel van het multilaterale
handelssysteem op basis van WTO-regels. Dit systeem is van belang voor de voorspelbaarheid
en zekerheid voor het Nederlandse bedrijfsleven.
115
Welk deel van de + € 36,5 miljoen structureel voor sanctienaleving gaat naar toezicht/handhaving/OM/ILT
en welke KPI’s (doorlooptijd, opsporing, boetes) gelden hiervoor?
Namens de Minister van Buitenlandse Zaken, coördinerend bewindspersoon voor sancties,
het volgende. In het kader van de voorjaarnota 2025 maakte het kabinet structureel
EUR 36,5 miljoen vrij voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving
in Nederland. Het doel van deze intensivering is om de organisaties die verantwoordelijk
zijn voor sanctienaleving, voldoende toegerust te laten zijn, voor de huidige taken
en voor taken ten gevolge van de Wet internationale sanctiemaatregelen. Op deze manier
kunnen we blijven zorgen dat omzeiling van sancties wordt gedetecteerd, hiertegen
wordt opgetreden en overtreders worden bestraft. In de meeste gevallen gaat het om
meerjarige versterking en opbouw van capaciteit in fte en ICT-systemen. Het bedrag
is verdeeld over departementen, uitvoerders, toezicht en handhavingsinstanties, waaronder
Douane, Kustwacht en FIOD, zie bijgaande tabel.
Als coördinerend Ministerie is Buitenlandse Zaken in nauw contact met de opdrachtgevende
departementen en uitvoerende instanties over de prioritering en besteding van de gelden.
Daarbij geldt wel dat uitvoerders onafhankelijk opereren en daarmee zelfstandig keuzes
maken in welke signalen ze oppakken. In de gesprekken tussen opdrachtgevers en uitvoerders
over de handhaving- en toezicht strategie zullen in voorkomende gevallen resultaatsafspraken
worden gemaakt. In het samenwerkingsverband Kustwacht (o.a. Douane, Politie, KMar
en ILT) wordt in toenemende mate prioriteit gegeven aan handhaving van de sanctiemaatregelen,
binnen de daarvoor beschikbaar middelen. Verder rapporteren uitvoerders bijvoorbeeld
in hun jaarverslagen over hun activiteiten in het kader van sancties.
116
Tot welk verdrag wil Nederland toetreden op het gebied van exportcontrole in het defensie-domein,
wat is het tijdpad en welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse defensie-exporteurs?
Nederland heeft in juli 202352 de wens uitgesproken om toe te treden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het
defensiedomein (ook wel bekend als het Verdrag van Aken) en in juni 2025 van de drie
huidige verdragslanden Duitsland, Frankrijk en Spanje een formele uitnodiging ontvangen
om toe te treden tot dit verdrag. In reactie op deze uitnodiging wordt momenteel gewerkt
aan de parlementaire goedkeuringsstukken. Zie voor een nadere toelichting daarop de
beantwoording op vraag 118.
Het verdrag is gebaseerd op vertrouwen in elkaars exportcontroletoets en regelt in
de kern dat bij gezamenlijke militaire productie de toetsing aan de criteria van het
wapenexportbeleid wordt gedaan door de verdragspartij waar de eindproducent van het
goed is gevestigd. Het verdrag bevordert defensiesamenwerking in Europa en aansluiting
bij het verdrag positioneert de Nederlandse defensiebedrijven als een gelijkwaardige
partner in Europese defensieprojecten. Het verdrag vergroot de voorspelbaarheid van
het regelgevend kader zodat Nederlandse en andere Europese defensiebedrijven een meer
gelijke exportpositie krijgen en de onderlinge concurrentie wordt versterkt.
Het verdrag stimuleert voorts convergentie van het wapenexportbeleid omdat verdragspartijen
met elkaar om tafel zitten om potentiële exportbestemmingen te bespreken en risico-inschattingen
te delen.
117
Wat is de stand van zaken rondom het vergroten van de coördinatie tussen EU-lidstaten
inzake exportcontrole van dual-use goederen? Welke concrete stappen zet het kabinet
op korte termijn om deze coördinatie te verbeteren?
Sinds het witboek exportcontrole van januari 2024 hebben Commissie en lidstaten veel
voortgang gemaakt op uitwerking van voorstellen uit witboek exportcontrole van de
Commissie. Het kabinet heeft een actieve rol gespeeld om de Europese coördinatie concreet
te versterken, bijvoorbeeld door het delen van een non-paper in maart 2024.53 De Europese Commissie heeft recent aangekondigd dat per 9 november voor 24 specifieke
goederen en technologieën EU-brede exportcontroles worden ingesteld (2025 Update of the EU Control List of Dual-Use Items – European Commission). Dit is nog afhankelijk van goedkeuring door de Raad en het Europees Parlement.
Voor Nederland is dit een positieve ontwikkeling. Vrijwel alle items worden in Nederland
en een aantal andere EU-Lidstaten al nationaal gecontroleerd (wetten.nl – Regeling – Regeling aanvullende controlemaatregelen op de Verordening
producten voor tweeërlei gebruik – BWBR0050313; wetten.nl – Regeling – Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders
– BWBR0048439). De stap houdt in dat andere Europese lidstaten deze maatregelen overnemen. Nederland
heeft van meet af aan een voortrekkersrol gespeeld in de aanzet tot meer Europese
coördinatie op exportcontrole van dual-use items, onder meer voor het gelijke speelveld
en bescherming van de interne markt.
118
Welke vervolgstappen zet het kabinet om de toetreding formeel tot het Verdrag van
Aken te realiseren? Wanneer wordt wetsvoorstel inzake toetreding tot het Verdrag van
Aken aan de Kamer aangeboden?
Op dit moment wordt gewerkt aan de parlementaire goedkeuringsstukken. Zodra deze stukken
gereed zijn, zal de ministerraad worden gevraagd om in te stemmen met het starten
van de parlementaire goedkeuringsprocedure, teneinde tot het verdrag toe te kunnen
treden. Na afronding zal het verdrag aanhangig worden gemaakt bij de Raad van State.
Hierna volgt het parlementaire goedkeuringstraject.
119
Klopt het dat er met de uitspraak «Daarom moeten de EU en Nederland zich extra inzetten
om onze verdienkansen te behouden» op (Europese) deregulering wordt gezinspeeld? Zo
ja, welke?
Nee, daar wordt niet aan gerefereerd.
120
Wat bedoelt u met «bescherming van investeerders» zoals deze inzet is van verdragsonderhandelingen
met Nigeria, Ghana en Tanzania?
De verdragsonderhandelingen worden gevoerd op basis van de modeltekst investeringsbeschermingsverdragen,
zoals eerder gedeeld met uw Kamer en publiekelijk beschikbaar.54 De bescherming van investeerders is hierin opgenomen.
121
Wat is de stand van zaken van de Bilaterale Investeringsverdragen met Ghana, Nigeria
en Tanzania? Hoeveel onderhandelingsrondes zijn er geweest? Over welke vorm van bescherming
van investeerders wordt nu gesproken? Is ISDS onderdeel van de gesprekken?
Uw Kamer wordt regulier over de voortgang van de lopende onderhandelingen geïnformeerd
via de voortgangsrapportage handelsakkoorden.55 Met Tanzania zijn de onderhandelingen nog niet gestart. Zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 120 is de modeltekst op basis waarvan deze onderhandelingen gevoerd openbaar
en met uw Kamer gedeeld. De modeltekst bevat mede ISDS bepalingen.
122
Kunt u toelichten in hoeverre er bij de bilaterale onderhandelingen over de bescherming
van investeerders met Nigeria, Ghana en Tanzania ruimte wordt geboden voor betrokkenheid
van maatschappelijke organisaties, inclusief vakbonden en vrouwenorganisaties?
De bilaterale onderhandelingen vinden plaats tussen de betrokken overheidsinstanties.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 120 worden deze onderhandelingen gevoerd
op basis van de modeltekst. Deze modeltekst is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties
met belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en experts. Bij het opstellen van
de nieuwe modeltekst is onder gebruik gemaakt van rapporten en studies van het CPB,
de AIV, de universiteiten Halle en Leiden, UNCTAD, UNCITRAL en de OESO. Een conceptversie
van de modeltekst is besproken tijdens een bijeenkomst van het Breed Handelsberaad.
Tot slot heeft een internetconsultatie plaatsgevonden.
123
Kunt u een aantal voorbeelden geven van zulke dumpings die in Europa plaatsvinden,
maar ook van dumpings die juist dóór Europa plaatsvinden elders in de wereld?
Dumpingpraktijken vinden plaats door verschillende landen, en met uiteenlopende producten.
In totaal zijn nu meer dan 120 antidumpingmaatregelen vanuit de EU in werking. De
EU heeft bijvoorbeeld maatregelen ingesteld op e-bikes vanuit China, nadat dumping
werd geconstateerd. Maar ook onder andere glasvezelgaren uit China, keramische tegels
uit India en Turkije, en bepaalde specifieke chemicaliën zijn aan antidumpingmaatregelen
onderhevig, ingesteld na uitvoerig onderzoek conform WTO-regels door de Europese Commissie.
Een aantal landen heeft maatregelen tegen de EU opgelegd vanwege vermeende dumping.
India heeft bijvoorbeeld heffingen ingesteld op sodium cyanide uit de EU, Thailand
op tinplaten, en Kazakhstan op herbicide.
124
Hoe gaat u borgen dat producten die niet binnen de EU mogen worden geproduceerd, o.a.
omdat deze niet voldoen aan de EU ontbossingsverordening, niet in de EU ingevoerd
kunnen worden?
De EU kan eisen stellen aan de eigenschappen van producten die op de interne markt
gebracht worden. Zogenaamde productstandaarden zien toe op de veiligheid van consumenten
zoals bijvoorbeeld standaarden omtrent voedselveiligheid. De EU houdt middels controles
aan eigen grenzen, door bijvoorbeeld de Douane of de NVWA, en audits in derde landen
sterk toezicht op mogelijke instroom van producten die niet aan de Europese productstandaarden
voldoen en dus niet op de interne markt gebracht mogen worden.
Het is juridisch gezien moeilijk en in veel gevallen ook onwenselijk voor de EU om
eisen te stellen aan de wijze waarop producten buiten de EU geproduceerd moeten worden
om op de interne markt verkocht te kunnen worden. Het opleggen van dergelijke productiestandaarden
aan import, doet afbreuk aan het recht van landen om hun eigen standaarden en wetgeving
te vormen. Productiestandaarden zijn in elk land anders, de verschillen worden verklaard
door verschillen in klimatologische, landbouwkundige, milieukundige, maatschappelijke
en geografische omstandigheden.
In sommige gevallen heeft de EU er toch voor gekozen om eisen ten aanzien van de wijze
van productie te stellen aan producten die hier worden geïmporteerd. De ontbossingsverordening
is daar een voorbeeld van. Voor de producten die onder deze verordening vallen geldt
– zodra de betreffende bepalingen van deze verordening van toepassing worden – dat
zij alleen mogen worden geïmporteerd wanneer de productie ervan niet heeft bijgedragen
aan ontbossing. In Nederland zijn de douane en de NVWA belast met de handhaving van
deze verordening.
125
Welke concrete commitments (investeringen, opleidingen, leveringszekerheid) zijn beoogd
in het kader van het Memorandum of Cooperation met Maleisië en hoe worden risico’s
(SOE-invloed) gemitigeerd?
Het Memorandum of Cooperation (MoC) met Maleisië heeft als doel om de economische
samenwerking te versterken, kansen te ontsluiten voor het Nederlands bedrijfsleven
in de halfgeleidersector en bij te dragen aan weerbare toeleveringsketens van halfgeleiders.
Deze samenwerkingsovereenkomst is niet juridisch bindend. Concrete toezeggingen zijn
dan ook afhankelijk van de nadere uitwerking van activiteiten. Beoogd wordt om informatie
en kennis uit te wisselen, handelsmissies en bezoeken te verkennen en samen te werken
op markttoegang, ecosysteemontwikkeling, talent en R&D. Zo werd in augustus bijvoorbeeld
samen met partners en bedrijven een regionaal talentprogramma voor halfgeleiders georganiseerd
waaraan 52 studenten deelnamen uit zes landen uit de regio.
In het kader van deze samenwerking wordt nauw opgetrokken met publiek-private partners
en het bedrijfsleven. Hierdoor worden eventuele risico’s eerder gesignaleerd en worden
bedrijven gericht voorgelicht zodat zij met gepaste zorgvuldigheid zaken kunnen doen.
126
Kunt u de volledige lijst, met doel, waarde, looptijd en Nederlandse tegenprestaties
geven van de strategische partnerschappen op het terrein van kritieke grondstoffen/semicon?
Nederland heeft partnerschappen in de vorm van een Letter of Intent (LoI), Memorandum of Understanding (MoU) of Memorandum of Cooperation (MoC). Dit zijn niet-bindende overeenkomsten waarin partijen hun intenties om samen
te werken vastleggen, om politieke wil te tonen en een kader te scheppen waarbinnen
later meer concrete afspraken kunnen volgen.
Voor halfgeleiders bestaan er inmiddels meerdere samenwerkingsovereenkomsten, zoals
het MoU met Zuid Korea (samenwerking op talentontwikkeling voor de halfgeleidersector),
het MoU met NY State en Arizona State (samenwerking op gebied van innovatie en talent)
en het MoC met Maleisië (zie vraag 125).
Op gebied van grondstoffen heeft Nederland samenwerkingsovereenkomsten met Vietnam,
Quebec, en Zuid-Korea. Dit betreft onder andere samenwerking tussen de geologische
diensten, het gezamenlijk in kaart brengen van waardeketens en het uitwisselen van
kennis over het monitoren van waardeketens.
127
Wat zijn de belangrijkste elementen in de «bilaterale strategische partnerschappen»?
Investeert Nederland in de ontwikkeling van lokale bedrijvigheid in de landen waarmee
we partnerschappen sluiten? Zijn dergelijke afspraken exclusief of sluiten de strategische
partnerschappen samenwerking met andere landen binnen strategische sectoren niet uit?
De belangrijkste elementen in de bilaterale partnerschappen verschillen per land en
thema. Over het algemeen wordt er bij het aangaan van een partnerschap op grondstoffen
of halfgeleiders onder meer gekeken naar handelskansen voor Nederland, bestaande relaties
met het betreffende land of diversificatiepotentieel.
Deze afspraken zijn niet exclusief, Nederland heeft diverse samenwerkingsverbanden
met verschillende landen op het gebied van halfgeleiders en grondstoffen. Dit komt
omdat de waardeketen niet in één land geconcentreerd zit.
Op het gebied van grondstoffen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de veertien grondstoffenpartnerschappen
van de EU. Een partnerschap kan bestaan uit kennis- of onderzoekssamenwerking, capaciteitsopbouw,
handelsbevordering, het monitoren van waardeketens, samenwerking op duurzaamheid of
een dialoog op hoogambtelijk niveau.
128
Hoe gaat het kabinet de effectiviteit van de strategische partnerschappen op het gebied
van halfgeleiders en kritieke grondstoffen meten en wanneer kan de Kamer een eerste
rapportage over de concrete resultaten van deze partnerschappen verwachten?
Met de strategische partnerschappen bieden de EU en Nederland een kader voor verdere
(publieke en private) samenwerking, waarmee wordt bijgedragen aan de randvoorwaarden
voor diversificatie. De effectiviteit van deze samenwerking zal pas op termijn blijken
en is afhankelijk van de inzet van publieke en private partijen binnen en buiten de
EU. Het opzetten van alternatieve waardeketens zal jaren duren. Uw Kamer is geïnformeerd
over de voortang rondom grondstoffenpartnerschappen per Kamerbrief56 en in antwoord op Kamervragen.57
De Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de internationale samenwerking op het
gebied van halfgeleiders. De laatste actualisatiebrief was van 1 september jl. DGBI-TOP/100834884).
129
Hoeveel publiek geld wordt via Invest International en ADSB direct of indirect aangewend
voor het versterken van het Nederlandse verdienvermogen, uitgesplitst naar sector,
regio en type instrument (garantie, lening, subsidie)?
Invest International (II) zet via verschillende instrumenten publiek geld in dat bijdraagt
aan de Nederlandse economie en aan oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Dit
gaat om de volgende instrumenten en jaarlijkse investeringen:
− Impact Accelerator (IA) en Development Accelerator (DA): circa EUR 14 miljoen.
− Dutch Good Growth Fund (DGGF); EUR 280 miljoen.
− Dutch Trade and Investment Fund (DTIF): EUR 107 miljoen.
− Development Relevant Infrastructure Vehicle (DRIVE): EUR 150 miljoen.
− Develop to Build (D2B): EUR 10 miljoen.
− Ontwikkelingsrelevante Infastructuurontwikkeling (ORIO) – (programma gesloten/in beheer):
20 miljoen.
Deze instrumenten bestaan al meerdere jaren. De bedragen op de balans van II zijn
dan ook een veelvoud van de hierboven genoemde jaarlijkse budgetten.
Daarnaast beschikt Invest International over kernkapitaal om te investeren in de projecten
die bijdragen aan de Nederlandse economie. Voor de periode 2021–2027 heeft het kabinet
hier EUR 833 miljoen voor beschikbaar gesteld. De afgelopen periode is hier nog EUR
350 miljoen extra aan toegevoegd.
Uitgesplitst naar sectoren heeft II als volgt geïnvesteerd: 45,1% in water & infra;
14,3% in agri-food; 10,9% in healthcare; 9,9% in manufacturing; 7,6% in energy & climate;
12,2% in overige sectoren.
Uitgesplitst naar regio’s heeft II als volgt geïnvesteerd: 22,9% in west Afrika; 15,9%
in zuid Afrika; 13,3% in west Europa; 10,9% in Midden-Oosten en noord Afrika; 10,3%
in oost Afrika; 7.1% in zuid oost Azië en Pacific. In overige regio’s gezamenlijk
is 19.6% geïnvesteerd.
Zie het jaarrapport van Invest International voor gedetailleerd overzicht van de investeringen.
Met de exportkredietverzekering (ekv), uitgevoerd door Atradius Dutch State Business
(ADSB), worden geen investeringen gedaan of subsidies verstrekt. Met de ekv worden
enkel betalingsrisico’s gedekt waar ook een premie voor betaald wordt aan de Staat.
De ekv dekt zo’n EUR 18 miljard aan uitstaande risico’s. In 2024 zijn EUR 3,5 miljard
aan nieuwe verplichtingen (polissen en dekkingstoezeggingen (voorlopers van polissen))
aangegaan.
In 2024 zijn de meeste transacties verzekerd in de sectoren «machines en elektronica»
en «scheepsbouw- en onderhoud». Meer dan de helft van de in totaal 139 verstrekte
polissen in dat jaar zijn afgegeven voor transacties afkomstig uit deze sectoren.
Dit is ook illustratief voor de Nederlandse export en voor het soort transacties waarvoor
ekv-ondersteuning nodig is. Het gaat veelal om export van grote kapitaalgoederen die
niet of moeilijk op de private markt te verzekeren zijn. De ekv maakt met name export
naar of investeringen in Azië en het Midden-Oosten mogelijk. Er is ook dekking in
Nederland mogelijk, bijvoorbeeld voor exporteurs die een investering verzekeren waarmee
in de toekomst export wordt gegeneerd. Een verdiepend overzicht van het gebruik van
de ekv, uitgesplitst naar sector en regio staan in de Monitor exportkredietverzekeringen58 en het jaaroverzicht van ADSB.59
130
Hoeveel economische missies onder BHOS-leiding zijn er geweest per jaar sinds 2021,
en wat waren daarvan de kosten, sectorfocus, en gerealiseerde exportwaarde na 12 en
24 maanden?
Onderstaand het overzicht van missies onder leiding van de Staatssecretaris Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) en haar voorgangers.
De gerealiseerde exportwaarde wordt niet gemeten, wel de verwachte contractwaarde
n.a.v. de missie.
− 2021: 4 missies (digitaal en fysiek).
○ Sectoren: Water, Energie, Maritiem, Landbouw, Logistiek, Duurzame Stedelijke Ontwikkeling.
○ Totale kosten: EUR 421.574
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 375.285.417
− 2022: 5 missies (digitaal en fysiek).
○ Sectoren: Circulaire economie/bouw, Mobiliteit, Artificial Intelligence, Life Sciences & Health, Energie.
○ Totale kosten: EUR 1.096.652
○ Totale verwachte contractwaarde: Niet beschikbaar.
− 2023: 6 missies (allen fysiek).
○ Sectoren: Energie, Health, Landbouw, Automobielindustrie, Maritiem/ Havenontwikkeling,
Water, Duurzame Stedelijke Ontwikkeling.
○ Totale kosten: EUR 996.015
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 524.428.425
− 2024: 5 missies (allen fysiek).
○ Sectoren: Maakindustrie, Energie, Logistiek, Life sciences & health, Halfgeleiderindustrie, Fotonica.
○ Totale kosten: EUR 574.687
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 452.870.226
− 2025: 5 missies (tot op heden/allen fysiek).
○ Sectoren: Agrifood, Tuinbouw, Water, Creatieve Industrie, Maritiem, High Tech Systemen
en Materialen, Agrotech, Luchvaart en Floating Offshore Wind.
○ Totale kosten en verwachte contractwaarde kunnen nog niet worden vastgesteld.
Daarnaast zijn er missies, onder hetzelfde BHO-budget, die zijn geleid door de Minister-President,
andere bewindspersonen, DG’s etc. Deze missies zijn hieronder in een separaat overzicht
opgenomen.
− 2021: 2 missies (digitaal en fysiek).
○ Sectoren: Slimme landbouw en logistiek, Health Tech, FinTech.
○ Totale kosten: EUR 155.048
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 39.561.591
− 2022: 3 missies (digitaal en fysiek).
○ Sectoren: Water, Duurzame energie, Circulaire Economie, Agrifood
○ Totale kosten: EUR 252.896
− 2023: 9 missies (allen fysiek).
○ Sectoren: Biotech, Water, Maritiem, Tuinbouw, Sleuteltechnologieën, Energie, Hightech
en digitalisering, Waterstof, Halfgeleiders.
○ Totale kosten: EUR 1.580.773
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 1.680.141.672
− 2024: 1 missie (fysiek).
○ Sectoren: Agrifood, Water, Logistiek
○ Totale kosten: EUR 257.795
○ Totale verwachte contractwaarde: EUR 415.175.136
− 2025: 3 missies (tot op heden).
○ Sectoren: Water, Energie, High Tech en Digitalisering, Maritiem.
○ Totale kosten en verwachte contractwaarde kunnen nog niet worden vastgesteld.
131
Wat is de budgettaire dekking, verwachte hefboom, default-risico en governance-borging
van de voorziene € 100 miljoen kernkapitaal in 2026 voor Invest International?
Er is geen budgettaire dekking nodig voor middelen voor het kernkapitaal van Invest
International, omdat deze niet relevant zijn voor het EMU-saldo en uitgavenkader.
De middelen hebben wel effect op de staatsschuld. Invest International kan momenteel
geen vreemd vermogen aantrekken, dus is er geen sprake van een hefboom en geen default-risico.
Invest International is een deelneming en staat daarmee tot afstand van de staat.
De governance is geborgd door het wettelijk mandaat uit de Machtigingswet oprichting
Invest International en de bevoegdheden van de staat als aandeelhouder.
132
Wat is het huidige portfolio (aantal projecten, bedrag, sector, risico-klasse) en
wat zijn de lessons learned van de Oekraïne-wederopbouw via Invest International/ADSB?
Met de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit van EUR 120 miljoen voor Oekraïne,
uitgevoerd door Atradius Dutch State Business (ADSB), biedt de ekv ondersteuning voor
exporttransacties naar en investeringen in Oekraïne. Onder de faciliteit zijn tot
op heden zes transacties gedaan, waarmee in totaal EUR 17 miljoen is gemoeid. Het
gaat om transacties van verschillende sectoren, waaronder de landbouwsector, de voedingssector
en energie-infrastructuur. De projecten kennen een hoog landenrisico vanwege de oorlogssituatie.
Dekking onder de ekv-faciliteit is toch mogelijk dankzij het derde steunpakket voor
Oekraïne.60
Er lopen verschillende trajecten voor projectfinanciering via Invest International.
Due diligence neemt vanwege de complexe situatie in Oekraïne vaak veel tijd in beslag.
Invest International heeft momenteel vier projecten in Oekraïne waarmee in totaal
EUR 50,8 miljoen is gemoeid. Dit gaat om een project in maakindustrie (S&P Global
risico categorie BB-), bouwsector (S&P Global risico categorie CCC+), zuivelsector
(S&P Global risico categorie CCC+), en landbouwsector (S&P Global risico categorie B-).
Het kabinet heeft voor de zomer verschillende lessen getrokken uit het gebruik van
de Oekraïne-faciliteit, ook door te kijken naar best practices van andere landen, en actueel kabinetsbeleid (bijv. Defensie-industrie). De voorwaarden
zijn zodanig aangepast.61 Zo biedt de ekv-faciliteit naast dekking voor herstel en wederopbouw voortaan ook
dekking voor defensietransacties, in lijn met kabinetsbeleid. Hierdoor komen Nederlandse
producenten van bijvoorbeeld militaire voertuigen, drones en communicatiesystemen
in aanmerking voor dekking onder de faciliteit. Bovendien wordt hiermee het internationaal
speelveld gelijk getrokken. Ook andere Europese exportkredietverzekeraars, waaronder
Denemarken (EIFO), het Verenigd Koninkrijk (UKEF) en Polen (KUKE) dekken defensietransacties.
Daarnaast hebben verschillende financiers aangegeven dat een verhoogd dekkingspercentage
helpt om ekv gedekte financiering voor Oekraïne transacties rond te krijgen. Daarom
heeft het kabinet voor de zomer besloten het maximale dekkingspercentage op commerciële
risico’s voor transacties onder deze faciliteit te verhogen van 95% naar 98%.62
133
Welke meetbare doelen zijn er vastgesteld voor de effectiviteit van handelsinstrumenten
zoals economische missies, subsidies en exportverzekeringen en hoe verhoudt de realisatie
zich tot deze doelen in de afgelopen drie jaar?
Voor de effectmeting van het handelsinstrumentarium gebruiken we onder meer de begrotingsindicator
die meet of het MKB en grootbedrijf die gebruik maakt van RVO dienstverlening een
exporttoename laat zien in de drie jaar daarna. De meest recente berekening laat zien
dat MKB en de niet-MKB ondernemingen (bedrijven met meer dan 250 FTE) samen ca. EUR
1,75 miljard exporttoename hebben verwezenlijkt. Voor elke economische missies vindt
na afloop een enquête plaats die ingaat op tevredenheid en verwachte contracten.
Buitenlandse Zaken start dit jaar een onderzoek om de effectiviteit van het instrumentarium
voor verschillende instrumenten te meten, en indien nodig te optimaliseren.
Vooralsnog worden er vooraf geen meetbare doelen vastgesteld voor de effectiviteit
van het handelsinstrumentarium. Wel onderzoeken we momenteel naar aanleiding van het
onderzoek naar economische diplomatie van de Algemene Rekenkamer (uit mei 2025) welke
indicatoren geschikt zijn als meetbaar doel.
Voor de exportkredietverzekering (ekv) zijn indicatoren vastgesteld waarop de effectiviteit
van de ekv-faciliteit standaard wordt gemeten: het effect van de ekv-faciliteit op
het bbp, export en werkgelegenheid. Het CBS voert jaarlijks een studie uit en rapporteert
over deze indicatoren. De resultaten zijn op de website van het CBS te raadplegen
en Ministerie van Financiën rapporteert er jaarlijks over in de begrotingsstukken.
134
Kunt u inzicht geven bij hoeveel van de Exportkredietverzekeringen in de afgelopen
vijf jaar sprake is geweest van (al dan niet met terugwerkende kracht gecompenseerde)
schade aan mens en milieu?
Afgelopen vijf jaar is bij vier ekv-verzekeringen sprake geweest van schade aan mens
of milieu. In alle gevallen is sprake geweest van compensatie, waardoor de projecten
toch in aanmerking kwamen voor een exportkredietverzekering.
In het algemeen geldt dat slechts heel weinig grote projecten met hoge milieu- en
sociale risico’s volledig voldoen bij hun aanvraag aan de vereisten van internationale
standaarden. De verbeterpunten worden vastgelegd in een Environmental and Social action
plan en aan de leningdocumentie van de financier(s) gekoppeld. Op deze manier worden
er bijna in alle hoog risico projecten wel in meer of mindere mate milieu- en sociale
aspecten gemitigeerd of gecompenseerd. Het doel hiervan is dat mogelijke schade zodanig
wordt gecompenseerd dat er in de eindsituatie een netto positief resultaat overblijft.
Dit is het doel van inzet van internationale standaarden en dat wordt bij de hoogste
risico projecten ook gemonitord. Jaarlijks worden tussen de 10 en 15 hoog risicoprojecten
beoordeeld op milieu- en sociale risico’s.
135
Welke Nederlandse bedrijven wonnen opdrachten (van welke waarde en in welke sector)
in 2022–2024 binnen IFI/VN/EU-aanbestedingen en welke ondersteuning was daarbij doorslaggevend?
Het kabinet beschikt niet over een volledig overzicht van alle opdrachten die Nederlandse
bedrijven in de periode 2022–2024 hebben verworven bij internationale financiële instellingen,
de Verenigde Naties en de Europese Unie. Deze aanbestedingen worden rechtstreeks door
de desbetreffende instellingen georganiseerd en gepubliceerd, hierdoor is er geen
uitputtend overzicht beschikbaar van alle contracten, de precieze waarden en betrokken
bedrijven.
Wel is bekend dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in genoemde periode
opdrachten hebben verworven in onder meer de sectoren water en klimaatadaptatie, duurzame
energie, landbouw, gezondheidszorg en digitale dienstverlening. De contractwaarden
lopen sterk uiteen, variërend van enkele tienduizenden tot enkele miljoenen euro’s.
De overheid ondersteunt Nederlandse bedrijven hierbij op verschillende manieren, onder
meer via:
− RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland): informatievoorziening, positionering
en begeleiding bij inschrijving op IFI/VN/EU-aanbestedingen;
− Postennetwerk (ambassades, permanente vertegenwoordigingen, NBSO): signalering van
kansen en introducties bij relevante organisaties;
− Invest International: advisering en in specifieke gevallen cofinanciering bij grotere
internationale projecten;
136
Welke drempels zijn geconstateerd voor de toegankelijkheid van het instrumentarium
voor het MKB, startups en scale-ups, en welke aanpassingen voert u in 2025–2026 door?
Voor alle instrumenten binnen het handelsinstrumentarium vindt jaarlijks een sensemakingsessie plaats en bezien RVO en Buitenlandse Zaken in samenspraak of het instrumentarium
toereikend is, goed toegankelijk is, de juiste groepen bereikt en of het instrumentarium
aangepast dient te worden.
Het mkb en startups en scale ups weten het instrumentarium en op deze groepen gerichte
instrumenten als Support International Business (SIB-subsidie) en missies gericht
op startups en scale ups goed te vinden. Illustratief daarin is dat subsidies zoals
de SIB-subsidie, zelfs met een ophoging van EUR 1 mln. euro in 2025, ruim voor het
einde van het jaar het subsidieplafond bereiken. Dit lijkt erop te wijzen dat het
instrument bij het MKB goed bekend en toegankelijk is.
137
Kan worden aangegeven welke instrumenten de Nederlandse overheid voorhanden heeft
voor het bewaken van internationale milieu- en mensenrechtenstandaarden? Hoe en door
wie worden die op dit moment gecontroleerd en gehandhaafd? Hebben door de Nederlandse
overheid gesteunde bedrijven – desnoods in geanonimiseerde vorm – consequenties ondervonden
van deze handhaving? In welke sectoren zaten deze bedrijven?
Met betrekking tot handelsbeleid, worden via handelsakkoorden bindende afspraken gemaakt
wat betreft duurzame ontwikkeling. Voor afspraken over mensenrechten, arbeidsrecht
en het klimaat is in de meeste gevallen een aparte geschillenbeslechtingsprocedure
opgezet onder het handelsakkoord, in een aantal gevallen vallen deze afspraken onder
de bredere geschillenbeslechting van het akkoord. Met betrekking tot IMVO behandelt
het Nationaal Contactpunt (NCP) meldingen van partijen die een meningsverschil hebben
over de toepassing van de OESO-richtlijnen door bedrijven. Binnen het BHO handelsinstrumentarium
zijn daarnaast IMVO-voorwaarden van toepassing. Checks hierop zijn proportioneel en
gericht op het verbeteren van de verankering van IMVO en niet op uitsluiting van het
instrumentarium. Daarnaast worden bedrijven via sectorale samenwerking ondersteund
in het doen van gepaste zorgvuldigheid. Op dit moment lopen er samenwerkingsverbanden
in de sectoren hernieuwbare energie, natuursteen, metaal en textiel. Tot slot is er
Europese IMVO-wetgeving van in de maak waarop door een toezichthouder gehandhaafd
zal worden.
138
Wat voor stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat bedrijven die (nieuwe) kansen
zien in het voeren van handel met lage- en middeninkomenslanden voldoen aan de standaarden
die voortkomen uit de Europese regels voor verantwoord ondernemen?
Het kabinet heeft verschillende instrumenten beschikbaar gesteld om het bedrijfsleven
te ondersteunen bij maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Zo ondersteunt het
kabinet middels het subsidieprogramma Sectorale Samenwerking bij het gezamenlijk ontwikkelen
van hun gepaste zorgvuldigheidsproces en het uitvoeren van impactprojecten in hun
waardeketens in lage- en middeninkomenslanden.63 Daarnaast is de MVO risicochecker64 ontwikkeld voor bedrijven om mogelijke risico’s in deze landen te identificeren en
kunnen bedrijven bij het MVO-steunpunt terecht voor informatie, voorlichting en financiële
ondersteuning middels het pas gepubliceerde subsidieprogramma Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen MKB.65
139
Kunt u een lijst delen van welke landen de regering als «hoog risico» met betrekking
tot mensenrechten beschouwt?
Een dergelijke lijst bestaat niet voor de Nederlandse mensenrechteninzet.
140
Welke handelsmissies naar hoge risico landen zijn er in 2025 en 2026 gepland?
Zie het antwoord op vraag 139.
141
Hoeveel FTE is er anno 2025 beschikbaar voor IMVO op diplomatieke posten in hoge risico
landen?
IMVO maakt integraal onderdeel uit van het werk op de post en de voorlichting aan
het bedrijfsleven. Zoals aangegeven in vraag 139 is er geen lijst met hoge risico
landen. Wel zijn er enkele posten waar een medewerker zich (voltijds of deeltijds)
specifiek bezighoudt met IMVO, bijvoorbeeld in China. In de Golfregio en de ASEAN-5
regio zijn twee tijdelijke regionale IMVO-coördinatoren aangesteld om samenwerking,
kennisdeling en projecten te ondersteunen en in te bedden in het netwerk.
142
Wat zijn de criteria, maximale exposure en staatssteun-toets voor de ADSB-pilot kritieke
grondstoffen/brandstoffen en hoe wordt crowding-out van private verzekeraars voorkomen?
Ter ondersteuning van strategische import is begin 2024 een pilot gestart voor het
verzekeren van financieringen voor de winning, verwerking en recycling van kritieke
grondstoffen66 en de productie van duurzame brandstoffen, waaronder biobrandstoffen, synthetische
brandstoffen en groene waterstof.67 Het doel van de pilot is om strategische import te borgen en de Nederlandse industrie
te ondersteunen. Daarom moet er een duidelijke koppeling zijn met het internationale
handelsverkeer van Nederland, bijvoorbeeld via lange termijn afnamecontracten met
Nederlandse bedrijven.
Voor verzekering van financiering voor projecten buiten de EU hanteren we de voorwaarden
die we ook op de financiering van exporttransacties toepassen uit de Arrangement on Officially Supported Export Credits. De maximale dekking is 95% voor commercieel risico en 98% voor politiek risico.
Voor projecten in de EU gelden staatsteunregels, waardoor het maximum gedekt percentage
80% is en er een marktconforme premie gehanteerd wordt. Net als bij de reguliere ekv
wordt crowding out van private verzekeraars voorkomen door het toepassen van de afbakening
verzekeringsactiviteiten van de staat.68 Hierin is vastgesteld welke risico’s door de markt verzekerd kunnen worden.
Er is geen maximumomvang per transactie, maar de pilot valt wel binnen het bestaande
garantieplafond van EUR 10 miljard, het maximum aan verplichtingen die de Staat als
verzekeraar in een jaar kan aangaan. Het kabinet borgt dat de verbrede ekv-inzet op
strategische import niet ten koste gaat van reguliere exportondersteuning, conform
de motie Aukje de Vries/Van der Lee (Kamerstuk 26 485, nr. 446). Binnen het jaarlijkse garantieplafond van EUR 10 miljard is ruimte beschikbaar.
143
Welke OESO-ruimte gebruikt u voor (gedeeltelijk) gebonden hulp binnen DRIVE, welk
aandeel wordt beoogd en wat betekent dit voor Nederlandse bedrijven?
Om Nederlandse bedrijven beter te positioneren voor internationale opdrachten, onderzoekt
het kabinet de mogelijkheid om innovatieve opties toe te voegen aan het DRIVE instrumentarium
voor infrastructuur. De OESO biedt ruimte om ontwikkelingshulp aan middeninkomenslanden
te binden. Een van de mogelijke opties betreft dan ook de introductie van elementen
van binding voor middeninkomenslanden. Dit zou betekenen dat een nader te bepalen
percentage van een infrastructurele opdracht ten goede moet komen aan Nederlandse
«content». Door het DRIVE instrumentarium uit te breiden is maatwerk beter mogelijk,
waardoor beter ingespeeld kan worden op de lokale context en Nederlandse bedrijven
meer kans krijgen om projecten uit te voeren. De Kamer zal eind dit jaar nader worden
geïnformeerd over de modernisering van het DRIVE-instrumentarium.
144
Wat zijn het budget, target-sectoren, beoogde investeringswaarde en screening op veiligheids-/staatsinvloedrisico’s
voor proactieve acquisitie door NFIA?
Het totale budget voor NFIA in 2025 is circa EUR 20 miljoen.
De huidige target-sectoren voor pro-actieve acquisitie door NFIA zijn: Agrifood, Energie,
Chemie, Life Sciences & Health, ICT, High Tech Systems & Materials, Fintech, Maritiem
en Water technologie, Supply Chain Solutions, Creative en NGO’s.
De NFIA werkt niet (meer) met een «beoogde investeringswaarde» als target. De acquisitiestrategie
is gebaseerd op het gericht aantrekken van díe buitenlandse bedrijven die van toegevoegde
waarde zijn voor onze Nederlandse ecosystemen. Niet de kwantiteit (aantal arbeidsplaatsen
of grootte van de investeringswaarde) staat daarbij centraal, maar de toegevoegde
waarde (kwaliteit/«value») van buitenlandse bedrijven voor de Nederlandse economie
en ecosystemen.
Bij de inschatting of een potentiële buitenlandse investering aansluit bij de strategische
prioriteiten van Nederland, betrekt NFIA tevens mogelijke IMVOschendingen en risico’s
voor de nationale veiligheid. Voorafgaand aan actieve ondersteuning voert NFIA daarom
een bedrijfscheck uit. Deze check vindt plaats op basis van internetonderzoek en relevante
informatiebronnen die voor RVOmedewerkers beschikbaar zijn. Indien hieruit aanwijzingen
volgen voor IMVO-schendingen of mogelijke economische veiligheidsrisico’s, treedt
NFIA hierover in overleg met de (beleids)experts binnen de verantwoordelijke Ministeries
van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. Indien nodig worden ook andere overheidsdiensten
betrokken. Als uitvoeringsorganisatie maakt NFIA zelf geen beleid, maar volgt de kaders
en richtlijnen van haar opdrachtgevers.
145
Vindt deze vorm van proactieve acquisitie door NFIA ook plaats in Saoedi-Arabië en
Israel? Welke/hoeveel bedrijven zijn hiermee uit deze landen aangetrokken sinds 2020?
In deze landen (Saoedi-Arabië en Israël) verleent NFIA, in lijn met overheidsbeleid
en de selectieve acquisitiestrategie, uitsluitend actieve dienstverlening aan bedrijven
binnen de focussectoren welke na een bedrijfscheck voor dienstverlening in aanmerking
komen.
In de periode 2020–2025 heeft de NFIA in totaal 1 uitbreidingsproject van een bedrijf
uit Saoedi-Arabië ondersteund. In verband met vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens
verstrekt de NFIA geen bedrijfsnamen.
In de periode 2020–2025 heeft de NFIA in totaal 25 projecten van 24 verschillende
Israëlische bedrijven ondersteund. Van deze 25 projecten betreft het 16 keer een nieuwe
vestiging in Nederland, 8 keer een uitbreiding/toevoeging van een reeds in Nederland
gevestigd bedrijf, en 1 keer een outsourced project (outsourced projecten zijn activiteiten
van buitenlandse bedrijven die niet binnen de eigen Nederlandse vestiging worden uitgevoerd,
maar worden ondergebracht bij een Nederlandse partner of dienstverlener).
146
Kunt u verdere toelichting geven over de aangekondigde internationale aanpak voor
versterking van verdienkansen, duurzame ketens en aanpak strategische afhankelijkheden
in de batterijketen? Kunt u verduidelijken in hoeverre internationale richtlijnen
voor IMVO aan de basis staan van deze aanpak ten behoeve van duurzame ketens?
In de batterijketen spelen grondstoffen een grote rol. Deze grondstoffen komen deels
in ruwe vorm uit hoog-risico landen als DR Congo en worden veelal verwerkt in China.
Dat maakt het voor bedrijven complex om de risico’s in de keten goed te kennen om
deze te kunnen verminderen. De Nederlandse overheid stimuleert bedrijven actief de
internationale richtlijnen voor IMVO toe te passen in hun bedrijfspraktijk. Voor het
MKB is er ook een IMVO-steunpunt ter beschikking om hen daarbij te helpen.
147
Wat is per combinatieland de verdeling tussen hulp en handel (in euro’s en projecten)?
Welke Nederlandse bedrijven doen mee aan deze projecten en wat zijn de verwachte Nederlandse
exporteffecten?
Een overzicht van de lopende combitracks is te vinden op de website van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland: Overzicht Combitracks: ondernemen met impact in opkomende markten | RVO.nl. Per combitrack wordt een variatie aan instrumenten ingezet en zijn verschillende
bedrijven en instellingen betrokken. Het is nog te vroeg om de effecten op export
of andere resultaatsgebieden te concretiseren. Dit zal worden meegenomen in het evalueren
van onze inzet op de combitracks. Overigens geldt voor combilanden, net als voor onze
inzet op andere landen, dat economische effecten zoals gegroeide export nooit volledig
kunnen worden gekoppeld aan de inzet van het instrumentarium.
148
Hoe wordt geborgd dat de inzet van het DRIVE-instrumentarium, inclusief de verkenning
naar «elementen van binding», primair gericht blijft op het Nederlandse verdienvermogen
en de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven niet ondermijnt?
Hoewel DRIVE primair een ontwikkelingsdoelstelling beoogt, komt DRIVE in de huidige
vorm al in belangrijke mate ten goede aan het Nederlandse bedrijfsleven. Met het toevoegen
van de optie om DRIVE in sommige gevallen te binden, kunnen Nederlandse bedrijven
nog beter betrokken worden bij het behalen van de ontwikkelingsdoelstelling van DRIVE.
Zie verder het antwoord op vraag 143.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier