Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Energieraad (formeel) 20 oktober 2025 (Kamerstuk 21501-33-1161)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1162
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 oktober 2025
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de brief van 6 oktober
2025 over de geannoteerde Agenda Energieraad (formeel) 20 oktober 2025 (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1161).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 oktober 2025 aan de Minister van Klimaat en Groene
Groei voorgelegd. Bij brief van 20 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie, Teske
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
3
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda van de formele Energieraad op 20 oktober. Deze leden hebben hierover
nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vooral enkele vragen over de Actieagenda
Elektrificatie Industrie. Kan de Minister toelichten welke concrete acties er in deze
actieagenda staan? Betekent de pijler «consistent beleid» dat er vanuit de Europese
Unie (EU) meer regie zal komen op de elektrificatie van de industrie? Wat betekent
dit concreet? Wat betekent de verkenning van Contracts for Difference (CfD’s)? Is er een mogelijkheid dat CfD’s in de toekomst ook door de Europese Commissie worden
opengesteld? Of is dit een verkenning waarbij de Europese Commissie onderzoekt hoe
lidstaten deze vorm van subsidie kunnen opzetten? Hoe verhoudt deze verkenning zich
tot het Nederlandse traject om CfD’s per 2027 open te stellen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het belangrijk dat de industrie wordt
geholpen met elektrificatie en dat gelijktijdig fossiele voordelen voor de industrie
worden afgebouwd. Onderschrijft de Minister dat deze twee zaken met elkaar verbonden
zijn? Wat is de samenhang tussen de plannen voor de elektrificatie van de industrie
en het gelijktijdig afbouwen van de fossiele industrie en fossiele subsidies? Als
deze trajecten nu niet met elkaar verbonden zijn, kan de Minister er dan voor zorgen
dat dit wel gaat gebeuren? Kan de Minister toezeggen dat zij in de Brussel gaat inbrengen
dat trajecten voor elektrificatie van de industrie moeten samengaan met een Europees
afbouwpad voor fossiele subsidies?
Vragen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de Energieraad van aanstaande 20 oktober en hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie hebben heuglijk kennisgenomen van het akkoord van de
lidstaten over de REPowerEU-verordening. Hoewel deze leden voorstander zijn van het
opvoeren van de druk op Poetin via de gerichte aanval op de energiesector, zien zij
ook dat zowel Nederland (5%) als de rest van de EU (13% totaal) een afgebouwde, maar
nog significante afhankelijkheid van Russisch gas kennen. Momenteel is Oekraïne druk
bezig met de ontwikkeling van de Flamingo-raket en de eventuele levering van Tomahawk-raketten
door de Verenigde Staten, die op zowel militaire als energiedoelwitten ingezet zullen
worden.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het nieuwsbericht dat de Verenigde
Staten Oekraïne met intelligence ondersteunen om de Russische energie-infrastructuur
te raken, en daarmee de Russische economie aan banden te leggen. Hoe duidt de Minister
beide ontwikkelingen in verband met de Europese gasimport vanuit Rusland, die tot
zeker 1 januari 2028 zal bestaan? En zet de Minister stappen om ervoor te zorgen de
Nederlandse en Europese economie zo min mogelijk worden getroffen door de diplomatieke
en militaire aanval op de Russische energiesector?
De leden van de Volt-fractie merken op dat Rusland ook de aanvallen op de energiesector
en -infrastructuur van Oekraïne heeft geïntensiveerd. Hierdoor zal Oekraïne meer gas
moeten importeren vanuit Europa, waardoor de prijzen van Europees gas zullen stijgen.
Deze leden vragen hoe het kabinet de Nederlandse burger zal beschermen tegen de toekomstig
verhoogde gasprijzen, en tegelijkertijd de behoeften van Oekraïne en zijn burgers
tegemoet kan komen.
II Antwoord / Reactie van de Minister
1
Kan de Minister toelichten welke concrete acties er in de Actieagenda Elektrificatie
Industrie staan? Betekent de pijler «consistent beleid» dat er vanuit de Europese
Unie (EU) meer regie zal komen op de elektrificatie van de industrie? Wat betekent
dit concreet?
Antwoord
Voor de concrete acties verwijs ik naar de Actieagenda Elektrificatie Industrie1, waarin diverse maatregelen zijn opgenomen om elektrificatie te versnellen. Denk
hierbij aan het aantrekkelijker maken van elektrificatie via instrumenten als de SDE++,
het ontwikkelen van gerichte elektrificatiestrategieën voor sectoren met veel laag-
en middentemperatuurwarmte (zoals de voedingsmiddelen- en papierindustrie), en het
bevorderen van innovatie en kennisdeling.
De pijler «consistent beleid» verwijst naar de noodzaak van langdurige en voorspelbare
overheidskeuzes die investeringszekerheid bieden. Elektrificatie wordt daarbij expliciet
gepositioneerd als voorkeursroute voor laag- en middentemperatuurprocessen. Dit wordt
meegenomen in de herijking van het Nationaal Plan Energiesysteem (2026) en is al zichtbaar
in nationale beleidsinstrumenten.
Wat betreft Europese regie: er zijn op dit moment meerdere EU-beleidstrajecten in
ontwikkeling die elektrificatie aanjagen, zoals de Clean Industrial Deal (CID), het
Action Plan for Affordable Energy (AEAP), het tijdelijke Clean Industrial State Aid
Framework (CISAF) en het in 2026 verwachte Electrification Action Plan (EAP). Het
kabinet zet zich ervoor in dat Nederlandse belangen actief worden ingebracht en dat
nationale beleidsmaatregelen coherent aansluiten bij deze Europese kaders.
2
Wat betekent de verkenning van Contracts for Difference (CfD’s)? Is er een mogelijkheid
dat CfD’s in de toekomst ook door de Europese Commissie worden opengesteld? Of is
dit een verkenning waarbij de Europese Commissie onderzoekt hoe lidstaten deze vorm
van subsidie kunnen opzetten? Hoe verhoudt deze verkenning zich tot het Nederlandse
traject om CfD’s per 2027 open te stellen?
Antwoord
Het kabinet heeft in 2025 een onderzoek laten uitvoeren door E-bridge en Guidehouse
naar de potentie voor verschillende vormen van Contracts for Difference (CfD's) aan
de vraagzijde, specifiek gericht op industrieel elektriciteitsverbruik. De resultaten
zijn opgeleverd in het derde kwartaal van 20252 en bieden inzicht in de mogelijke effecten van CfD’s op prijszekerheid, investeringsbereidheid
en de businesscase voor industriële elektrificatie.
CfD’s kunnen – afhankelijk van de vormgeving – een instrument zijn om financiële risico’s
te beperken en de operationele kosten (OPEX) voorspelbaarder te maken. Op basis van
de onderzoeksresultaten volgt er begin volgend jaar een beleidsmatige appreciatie,
inclusief een mogelijke schets voor mogelijke vervolgstappen. Daarbij wordt getoetst
of een dergelijk vraagzijde-instrument past binnen het CEEAG (de richtsnoeren staatsteun
ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie) en het nieuwe Europese CISAF-staatssteunkader,
dat door de Europese Commissie eind juni 2025 is gepubliceerd. Dit kader biedt mogelijk
ruimte om CfD’s aan de vraagzijde in te zetten ter ondersteuning van industriële elektrificatie.
Tot slot loopt parallel een separaat Nederlands traject ter ontwikkeling van CfD’s
aan de aanbodzijde dat gericht is op het verbeteren van de investeringszekerheid voor
wind op zee (WOZ) en waarbij tevens de overgang voor zon-pv en wind op land van de
SDE++ naar CfD’s wordt voorbereid. Dit staat los van de verkenning voor industriële
elektrificatie, maar beide trajecten worden inhoudelijk op elkaar afgestemd waar nodig.
3
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het belangrijk dat de industrie wordt
geholpen met elektrificatie en dat gelijktijdig fossiele voordelen voor de industrie
worden afgebouwd. Onderschrijft de Minister dat deze twee zaken met elkaar verbonden
zijn?
Antwoord
Ja, industriële elektrificatie en afbouw fossiele voordelen zijn indirect met elkaar
verbonden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
4
Wat is de samenhang tussen de plannen voor de elektrificatie van de industrie en het
gelijktijdig afbouwen van de fossiele industrie en fossiele subsidies? Als deze trajecten
nu niet met elkaar verbonden zijn, kan de Minister er dan voor zorgen dat dit wel
gaat gebeuren? Kan de Minister toezeggen dat zij in de Brussel gaat inbrengen dat
trajecten voor elektrificatie van de industrie moeten samengaan met een Europees afbouwpad
voor fossiele subsidies?
Antwoord
Het kabinet is van mening dat fossiele voordelen in Europees verband het meest effectief
kunnen worden afgebouwd, en pleit hier binnen de EU actief voor. Er bestaat al veel
samenhang tussen deze inzet en de inzet op de elektrificatie van de industrie. Door
het verbeteren van randvoorwaarden voor elektrificatie en het stimuleren van duurzame
investeringen neemt de vraag naar hernieuwbare elektriciteit toe. Dit draagt bij aan
de versnelde uitrol van wind op zee en een vergroting van het aandeel duurzame elektriciteit
in de energiemix, wat op termijn leidt tot verdringing van fossiele energiebronnen.
Deze transitie zorgt er ook voor dat bestaande fossiele ondersteuningsmaatregelen
op termijn overbodig worden. Tegelijkertijd is een versnelde afbouw van fossiele voordelen
zonder voldoende alternatieven niet wenselijk, omdat dit het gelijke speelveld binnen
Europa onder druk kan zetten en het risico op koolstoflekkage vergroot.
Het tempo van afbouw moet daarom in samenhang worden afgestemd op de mate waarin de
randvoorwaarden voor elektrificatie op orde zijn. Relevante factoren zijn een effectieve
aanpak van netcongestie, hoge energiekosten en beschikbare steuninstrumenten, zodat
bedrijven een reëel handelingsperspectief houden en risico’s beheersbaar blijven.
Het kabinet wil het gebruik van fossiele koolstofdragers, zoals aardgas en aardolie,
minimaliseren richting 2050 en verkent wat nodig is om een fossielvrije samenleving
te bereiken. Ondanks een afname van de totale koolstofvraag door overstap op koolstofvrije
energiedragers zoals hernieuwbare elektriciteit, zal in 2050 nog steeds een substantiële
koolstofvraag bestaan doordat er geen of zeer beperkt alternatieven beschikbaar zijn
in bepaalde sectoren. Dit geldt bijvoorbeeld voor brandstoffen in de lucht- en scheepvaart
en voor grondstoffen voor de productie van koolstofhoudende producten, zoals plastics,
verf en coatings en materialen voor gebruik in onder andere energie- gezondheids-
en defensietoepassingen. Voor fossiele grondstoffen zijn de alternatieven voorlopig
nog onvoldoende aanwezig. Het kabinet werkt aan een visie op de brandstoffen en chemiegrondstoffenproductie
en een visie op duurzaam koolstofgebruik in de chemische industrie, om richting te
geven aan transitie van fossiele naar duurzame grondstoffen in deze sectoren. Deze
transitie zal op termijn gepaard gaan met afbouw van fossiele grondstoffen en de ombouw
naar en opbouw van duurzame grondstoffen in deze voor Nederland belangrijke industrie.
5
Hoe duidt de Minister de recente ontwikkelingen van de steun van de VS aan Oekraïne
om de economie van Rusland aan banden te leggen in het licht van de bestaande Europese
afhankelijkheid van gasimporten uit Rusland nog tot ten minste 1 januari 2028? Zet
de Minister stappen om ervoor te zorgen de Nederlandse en Europese economie zo min
mogelijk worden getroffen door de diplomatieke en militaire aanval op de Russische
energiesector?
Antwoord
Het kabinet verwelkomt de recente steun van de VS aan Oekraïne om de economie van
Rusland aan banden te leggen. De Europese afhankelijkheid van Russisch gas (pijplijn
en LNG) is in de afgelopen jaren al drastisch afgebouwd. Het is de bedoeling van REPowerEU
om nu te komen tot een volledig en permanent verbod op de import van Russisch gas
en daarmee ook de nog resterende importen uit te bannen. Het thans voorliggende REPowerEU
voorstel houdt in dat nieuwe import uit Rusland per 1 januari 2026 wordt verboden,
import onder contracten met een looptijd van maximaal een jaar per 17 juni 2026 en
import onder lopende lange termijn contracten per 1 januari 2028. Voor deze laatste
datum is gekozen om huidige importeurs de tijd te geven om elders gas te contracteren
ter vervanging van het Russische gas. Dit is iets dat vooral speelt bij door land
ingesloten lidstaten die niet direct toegang hebben tot LNG importterminals, iets
waarvoor mogelijk ook nog aanpassingen moeten worden gedaan in de transportinfrastructuur.
De REPowerEU verordening moet de bedrijven die nu nog Russisch gas importeren hiervoor
de juiste juridische instrumenten aanreiken opdat zij hun contracten kunnen beëindigen
zonder te worden geconfronteerd met Russische schadeclaims. Deze juridische instrumenten
zijn er thans niet. Daarnaast verwelkomt het kabinet ook het door de Europese Commissie
voorgestelde 19e sanctiepakket dat de import van LNG uit Rusland per 1 januari 2027 in de EU verbiedt.
Voor het Nederlandse kabinet is het van belang dat de ambitie, coherentie en effectiviteit
van de verschillende pakketten maatregelen die voorzien in de uitfasering van Russische
energie uit de EU in onderlinge samenhang overeind blijven.
Door de afbouw van de afhankelijkheid van Russisch gas onder REPowerEU en de sancties
wordt ook er ook voor gezorgd dat de Nederlandse en Europese economie zo min mogelijk
worden getroffen door Oekraïnse aanvallen op de Russische energiesector.
6
Hoe zal het kabinet de Nederlandse burger beschermen tegen de naar verwachting stijgende
gasprijzen als gevolg van de door Rusland geïntensiveerde aanvallen op de Oekraïense
energie-infrastructuur, terwijl het tegelijkertijd tegemoetkomt aan de energiebehoeften
van Oekraïne en zijn burgers?
Antwoord
De mogelijke effecten van de aanvallen op de Oekraïnse energie-infrastructuur op Europa,
inclusief Nederland, zijn moeilijk in te schatten maar het is de verwachting dat deze
niet of nauwelijks de gasprijs zullen beïnvloeden. Weliswaar zagen we vorige week
(7 oktober) een lichte stijging van de prijs van EUR 31,475 per MWh naar EUR 33,246
per MWh maar dat was in reactie op berichten over technische GPS-problemen rond Qatar
waardoor de export van LNG vanuit Qatar voor een korte tijd werd stilgelegd. Inmiddels
is deze export weer op gang gekomen en is de prijsstijging ongedaan gemaakt. De geïntensiveerde
aanvallen van de Russische Federatie op de gasinfrastructuur van Oekraïne en in het
bijzonder de gasproductielocaties hebben dus vooralsnog geen effect op de prijs gehad.
Wel zal Oekraïne de komende maanden meer gas moeten importeren om te compenseren voor
de weggevallen productie, maar afgezet tegen het totale Europese gasverbruik van 450
bcm zal het om een zeer beperkte hoeveelheid gaan.
Het aantal routes waarmee dit gas naar Oekraïne kan worden getransporteerd is echter
beperkt, want de routes vanaf Polen en Hongarije worden al maximaal benut waarmee
alleen de routes via Slowakije en vanuit Griekenland via onder andere Moldavië overblijven.
Daarnaast is het de vraag of zwaar beschadigde gasinfrastructuur in Oekraïne op korte
termijn kan worden hersteld zodat het gas alsnog eindgebruikers kan bereiken.
Rusland poogt met de recente aanvallen doelbewust de gas- en elektriciteitsvoorziening
van Oekraïense burgers af te snijden. Zo’n 12 miljoen mensen in Oekraïne kunnen binnenkort
in de kou en het donker komen te zitten. Vanuit Nederland is tot nu toe in totaal
EUR 366 miljoen bijgedragen aan energiesteun aan Oekraïne waaronder steun voor in kind leveringen. Inzet is om dit jaar voor EUR 5 miljoen aan gas/energiemateriaal via
verschillende marktpartijen te leveren aan Oekraïne. Voor 2026 heeft Nederland EUR
58 miljoen aan energiesteun gecommitteerd. In EU-verband zal Nederland ook andere
landen aansporen om meer energiesteun aan Oekraïne vrij te maken, zoals tijdens de
komende Energieraad en Raad Buitenlandse Zaken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
C.M. Teske, adjunct-griffier