Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda met inzet voor de Jaarvergadering van de Wereldbank 2025 (Kamerstuk 26234-309)
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 312 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 oktober 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over
de brief van 26 augustus 2025 over de Geannoteerde agenda met inzet voor de Jaarvergadering
van de Wereldbank 2025 (Kamerstuk 26 234, nr. 309) en over de brief van 13 juni 2025 over het Verslag voorjaarsvergadering Wereldbank
(april 2025) en uitkomsten 21ste middelenaanvulling «International Development Association»
(IDA21) (Kamerstuk 26 234, nr. 308).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 oktober 2025 aan de Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 14 oktober 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
Inhoudsopgave
blz.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
2
–
Inbreng PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
2
–
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
0
–
Inbreng VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
0
–
Inbreng NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
0
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie willen vooropstellen dat alle vormen van ontwikkelingshulp
(ODA) moeten worden geschrapt, inclusief de bijdragen aan de Wereldbank en de International Development Association (IDA). De leden van de PVV-fractie vinden dat Nederlands belastinggeld niet naar
dit soort instellingen moet vloeien, maar juist moet worden ingezet voor het Nederlandse
belang: het stoppen van immigratie naar Nederland, het vergroten van de buitenlandse
handel en economische groei, en het versterken van de nationale veiligheid.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de
inzet voor de jaarvergadering van de Wereldbank en het IMF, evenals van het verslag
van de voorjaarsvergadering en de resultaten van de 21e middelenaanvulling van IDA.
De leden van de PVV-fractie constateren dat Nederland met € 935 miljoen een forse
bijdrage levert aan IDA21, een stijging ten opzichte van eerdere rondes. De leden
van de PVV-fractie vinden dit onverantwoord in een periode waarin Nederlanders te
maken hebben met hoge lasten, woningtekorten en druk op de zorg. De leden van de PVV-fractie
vragen waarom het kabinet opnieuw de Nederlandse belastingbetaler laat opdraaien voor
hogere internationale bijdragen, terwijl er in eigen land dringend behoefte is aan
investeringen. De leden van de PVV-fractie willen dat de bijdrage wordt afgebouwd,
zeker nu andere grote donoren zoals de Verenigde Staten juist een stap terug doen.
1. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet bezuinigt op ontwikkelingshulp en kiest ervoor om vast te houden aan de
meest effectieve kanalen. Zo worden schaarse publieke middelen doelmatig ingezet,
in het belang van Nederland én van internationale stabiliteit.
IDA is één van de meest efficiënte vormen van ontwikkelingssamenwerking: elke Nederlandse
euro levert gemiddeld vier euro aan financieringsruimte op voor investeringen in stabiliteit,
werk, en voedsel- en waterzekerheid in de armste landen. Dat zorgt voor economische
groei, neemt grondoorzaken voor migratie weg en draagt bij aan een stabielere wereldeconomie.
Nederland profiteert daar als open handelsland direct van. Daarnaast creëert IDA kansen
voor het Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen, die actief zijn op thema’s waar
IDA zich op richt, zoals de watersector, voedselzekerheid en gezondheidszorg.
Het Nederlandse aandeel in IDA21 is vrijwel gelijk aan dat in IDA20. De nominale stijging
tot EUR 935 miljoen is hoofdzakelijk een correctie voor inflatie. Nederland heeft
zijn aandeel bewust gelijk gehouden, om onze invloed binnen de Wereldbank te behouden
en middelen zo effectief mogelijk in te zetten.
De leden van de PVV-fractie lezen dat IDA werkt met conditionaliteit en hervormingsvoorwaarden.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe wordt gecontroleerd dat landen zich hieraan
daadwerkelijk houden, met name op het terrein van corruptiebestrijding en belastinginning.
2. Antwoord van het kabinet:
IDA koppelt steun aan concrete, meetbare hervormingsvoorwaarden. Voor iedere lening
of bijdrage stelt de Wereldbank vooraf voorwaarden aan het ontvangende land, zoals
verhoging van belastinginkomsten als percentage van het Bruto Binnenlands Product
(BBP), invoering van anti-corruptiemaatregelen of publicatie van overheidsuitgaven.
De naleving van die voorwaarden wordt periodiek beoordeeld via onafhankelijke evaluaties,
audits en landenbezoeken. Elk project kent bovendien tussentijdse beoordelingen, waarbij
vervolgfinanciering afhangt van bereikte resultaten. De Independent Evaluation Group (IEG) van de Wereldbank rapporteert hierover rechtstreeks aan aandeelhouders. Wanneer
ontvangende landen onvoldoende voortgang boeken of hervormingen uitblijven, wordt
financiering opgeschort of stopgezet.
Binnen IDA21 heeft Nederland met succes gepleit voor aanscherping van anti-corruptie-eisen,
onder meer op het gebied van goed bestuur, belastinginning en schuldtransparantie.
Hierdoor zijn de voorwaarden op deze terreinen strikter dan in eerdere IDA rondes.
De leden van de PVV-fractie willen weten welke landen herhaaldelijk IDA-steun ontvingen
maar nog altijd kampen met structurele corruptie en slecht bestuur. De leden van de
PVV-fractie vinden het onaanvaardbaar dat Nederland belastinggeld blijft sturen naar
landen die hun afspraken niet nakomen.
3. Antwoord van het kabinet:
Sinds de oprichting van IDA in 1960 zijn 35 landen in staat geweest om met hulp van
IDA hun Bruto Nationaal Product (BNP) naar een hoger niveau te tillen en niet langer
afhankelijk te zijn van IDA steun. Enkelen daarvan zijn zelfs IDA donor land geworden.
Momenteel ontvangen 78 landen IDA steun en een deel daarvan kampt met uitdagingen
op het terrein van corruptie en goed bestuur. Daarom kent IDA uitgebreide controlemechanismen
en is steun voorwaardelijk: financiering is altijd gekoppeld aan hervormingen, transparantie
en meetbare resultaten, ook ten aanzien van corruptie, goed bestuur en versterking
van instituties. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, wordt hierop strikt
toegezien en is verdere aanscherping van anti-corruptie eisen één van de Nederlandse
prioriteiten.
De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat aanzienlijke middelen worden ingezet voor
klimaatprojecten en migratieprogramma’s. De leden van de PVV-fractie vragen waarom
Nederlands belastinggeld moet worden besteed aan klimaatadaptatie en opvang in de
regio, terwijl Nederlandse boeren en ondernemers gebukt gaan onder klimaatmaatregelen
en de asielinstroom ons land al zwaar belast. De leden van de PVV-fractie zijn hier
fel op tegen en vinden dat dit geld beter in Nederland besteed kan worden.
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet kiest ervoor om publieke middelen doelmatig in te zetten, juist daar waar
ze zowel internationale stabiliteit als Nederlandse belangen dienen. Klimaatadaptatie
en opvang in de regio zijn daar bij uitstek voorbeelden van. Investeren in waterbeheer
en voedselzekerheid wapent landen beter tegen droogte, overstromingen en conflicten.
De Wereldbank zet hierbij geregeld innovaties, kennis en kunde van Nederlandse bedrijven
en (kennis)instellingen in. Door te investeren in regionale opvang en economische
kansen voor vluchtelingen, neemt de kans toe dat ze in de regio blijven. Daarmee levert
deze inzet een belangrijke bijdrage aan stabiliteit, veiligheid, handel en voorspelbaarheid,
ook voor Nederlandse boeren, ondernemers en huishoudens, en is daarmee evident in
het Nederlandse belang.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris spreekt over kansen
voor Nederlandse bedrijven bij Wereldbankprojecten. De leden van de PVV-fractie vragen
concreet hoeveel opdrachten Nederlandse bedrijven in de afgelopen jaren via deze weg
hebben verworven en of de opbrengsten ook maar enigszins in verhouding staan tot de
omvangrijke bijdragen die Nederland betaalt.
5. Antwoord van het kabinet:
Nederland behoort binnen de Wereldbankgroep al jarenlang tot de top tien van aanbestedingswinnaars.
Het succespercentage van Nederlandse bedrijven bij Wereldbanktenders ligt boven de
60 procent. Zo hebben Nederlandse bedrijven in de periode 2020–2024 voor circa USD 201 miljoen
aan opdrachten via IDA verworven. Daarmee staat Nederland op de zevende plaats van
niet-ontvangende landen. Een ander recent voorbeeld is Philips, dat in 2024 een belangrijk
deel van een Wereldbank contract ter waarde van USD 2 miljard won voor een gezondheidszorgproject
in Indonesië.
De baten voor Nederland reiken verder dan deze directe opdrachten. IDA-investeringen
verbeteren infrastructuur, economische stabiliteit en handelsstromen in groeimarkten,
wat ook de Nederlandse exportpositie versterkt. Voor een open handelseconomie als
Nederland zijn zulke indirecte effecten op handel, stabiliteit en welvaart minstens
zo belangrijk als de directe opdrachten. Tegelijk helpen IDA-investeringen toekomstperspectief
creëren in kwetsbare regio’s, wat migratiedruk in herkomstlanden vermindert en bijdraagt
aan een stabielere internationale omgeving.
Tot slot constateren de leden van de PVV-fractie dat het kabinet stelt dat hoge bijdragen
noodzakelijk zijn om invloed te behouden binnen multilaterale instellingen. De leden
van de PVV-fractie vragen waarom Nederland telkens meer geld moet betalen om invloed
te «kopen» in instellingen die vooral een globalistische agenda uitrollen die indruist
tegen de belangen van Nederlandse burgers. De leden van de PVV-fractie vinden dat
Nederland geen verplichting heeft om deze hoge bedragen te blijven betalen en dat
er politieke ruimte is om de bijdrage substantieel af te bouwen of volledig stop te
zetten.
6. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de analyse niet dat Nederland betaalt om invloed te «kopen». Nederland
zorgt er samen met anderen landen voor dat instrumenten, zoals IDA, hun financiële
slagkracht behouden en kunnen blijven bijdragen aan meer economische stabiliteit,
handel en veiligheid, terreinen die rechtstreeks bijdragen aan onze eigen veiligheid
en welvaart.
Zoals al is toegelicht in het antwoord op vraag 5, is de Nederlandse economie in belangrijke
mate afhankelijk van internationale handel. Wanneer IDA investeert in havens, energie,
infrastructuur en financiële systemen in groeimarkten, versterkt dat onze exportpositie
en handelskansen. Voor Rotterdam, Schiphol en duizenden exporterende bedrijven zijn
stabiele handelspartners een voorwaarde voor groei en werkgelegenheid. Daarnaast draagt
IDA-financiering bij aan stabiliteit in fragiele regio’s en vermindert daarmee migratiedruk
aan de bron.
Mocht de bijdrage niet worden gereduceerd, dan willen de leden van de PVV-fractie
de Staatssecretaris vragen om toe te zeggen dat Nederland in de volgende ronde (IDA22)
géén nieuwe verplichtingen aangaat, zodat de Nederlandse belastingbetaler wordt ontzien.
En mocht de Staatssecretaris de verplichting wel willen aangaan, vragen de leden van
de PVV-fractie om deze keuze toe te lichten.
7. Antwoord van het kabinet:
De volgende middelenaanvulling (IDA22) gaat over drie jaar van start. Het is aan het
volgend kabinet om hierover een besluit te nemen.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het meer dan ooit, om het
wankelende vertrouwen van landen in het Mondiale Zuiden te behouden, belangrijk is
om in te zetten op intensieve samenwerking met het mondiale Zuiden en het wegnemen
van grondoorzaken van armoede en conflict. Deze leden wijzen erop dat het zeker ook
in het belang van Nederland is om hierop in te zetten. De leden van de GroenLinks-PvdA
fractie hebben daarom met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet richting
de vergadering van het Development Committee van de Wereldbank, en hebben hierover enkele opmerkingen en vragen.
Klimaat en milieu
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat multilaterale ontwikkelingsbanken
(MDB’s) zoals de Wereldbank een steeds grotere rol spelen in het leveren van klimaatfinanciering.
Terecht benadrukt het kabinet het belang dat 45 procent van de door de Bank gefinancierde
projecten klimaatrelevant is, maar deze leden vragen hoe de Staatssecretaris waarborgt
dat deze middelen daadwerkelijk leiden tot meetbare en transparante klimaatresultaten.
In onderzoek van onder meer CARE (2021) en Oxfam (2022) lezen deze leden immers dat
MDB’s hun klimaatbijdragen gemiddeld met circa 40 procent overschatten. Deelt de Staatssecretaris
de zorg dat dit de geloofwaardigheid van internationale klimaatfinanciering ondermijnt?
En hoe zet Nederland zich in om binnen de Wereldbank voor meer transparantie en onafhankelijke
controle te zorgen?
8. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet erkent de onmisbare rol van multilaterale ontwikkelingsbanken bij het
leveren van internationale klimaatfinanciering en onderschrijft het belang van meetbare
en transparante resultaten. Daarom zet Nederland zich, ook binnen de Wereldbank, actief
in voor een nauwkeurige en verifieerbare meting van klimaatfinanciering.
De Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken (MDB’s) hanteren gezamenlijke,
publiek toegankelijke, principes voor zowel mitigatie als adaptatie, zodat duidelijk
is welke financiering als klimaat-gerelateerd kan worden aangemerkt en controle mogelijk
is. Nederland pleit voor een verdere aanscherping van de gehanteerde methodologie,
met name bij projecten met netto CO2-emissies en door onderscheid te maken tussen klimaatwinst in nieuwe en bestaande
activiteiten. De Independent Evaluation Group (IEG) voert regelmatig evaluaties uit en rapporteert rechtstreeks aan aandeelhouders
over naleving, ook op dit terrein. Nederland gebruikt deze evaluaties om zijn inzet
binnen de Bank te versterken en de geloofwaardigheid van internationale klimaatfinanciering
te waarborgen.
Daarnaast merken de leden op dat volgens het Bretton Woods Project de Wereldbank tussen
2018 en 2023 zeventig procent van haar energiesectorhervormingen heeft aangemerkt
als klimaatrelevant, terwijl deze hervormingen vooral marktliberalisering en buitenlandse
investeringen bevorderen.1 De leden wijzen erop dat dit financiële risico’s bij ontwikkelingslanden legt en
vaak tot hogere energietarieven leidt in deze landen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris
deze aanpak? En deelt zij de analyse dat dit model publieke belangen en duurzame energiezekerheid
in het mondiale Zuiden kan ondermijnen?
9. Antwoord van het kabinet:
Voor veel ontwikkelingslanden is het aantrekken van private investeringen van groot
belang om economisch te kunnen groeien. Dit geldt bij uitstek in de energiesector,
waar de publieke sector onvoldoende financiële draagkracht heeft om te investeren
op de schaal die nodig is voor de energietransitie. Tegelijk moeten publieke belangen
geborgd blijven om duurzame energiezekerheid te garanderen. Nederland steunt daarom
de aanpak van de Wereldbank om private investeringen te mobiliseren, gecombineerd
met het versterken van publieke randvoorwaarden zoals duidelijke en voorspelbare regelgeving,
onafhankelijke toezichthouders en transparante tarieven.
Tot slot op dit punt constateren de leden dat veel ontwikkelingslanden onvoldoende
middelen hebben om biodiversiteitsverlies aan te pakken, mede door hoge schulden en
door afhankelijkheid van natuurbelastende industrieën – zoals soja in Argentinië of
mijnbouw in de Democratische Republiek Congo. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de
spanning tussen schuldenlast, exportafhankelijkheid en verdragsrechtelijke duurzaamheidsverplichtingen?
Ziet het kabinet mogelijkheden om bij de vergadering van de Wereldbank ervoor te pleiten
dat landen worden ondersteund bij het beschermen van biodiversiteit?
10. Antwoord van het kabinet:
Nederland erkent dat er spanning kan zijn en zet zich via de Wereldbank in om landen
te helpen hieraan te voldoen, onder meer door concessionele financiering en programma’s
die economische weerbaarheid en duurzaam landgebruik versterken. De Wereldbank financiert
daarnaast initiatieven op het gebied van natuur en biodiversiteit, waaraan Nederland
bijdraagt via multilaterale trustfondsen zoals het Climate Investment Funds (CIF) en het Global Environment Facility (GEF). Het kabinet ondersteunt de oproep om dergelijke financiering sterker te verankeren
in de strategieën van de Bank, zodat biodiversiteit beter wordt geïntegreerd in ontwikkelings-
en schuldstrategieën. Daarbij steunt het kabinet de afstemming van de mate van concessionaliteit
op het schuldhoudbaarheidsniveau van het betreffende land, zodat steun de schuldpositie
niet verder onder druk zet.
Schuldenlast en eerlijke vertegenwoordiging
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de toenemende
en onhoudbare schuldenlast in veel landen, met name in Afrika. Zij constateren dat
meerdere Afrikaanse landen inmiddels meer dan de helft van hun inkomsten besteden
aan schuldenaflossing, en dat wereldwijd circa vijftig landen in het mondiale Zuiden
meer uitgeven aan rente en aflossing dan aan gezondheid en onderwijs. Dit achten de
leden zorgwekkend, omdat het structurele ontwikkeling belemmert en vooral meisjes
en jonge vrouwen raakt: zij nemen, bij gebrek aan publieke voorzieningen, steeds vaker
zorgtaken op zich, waardoor hun kansen op onderwijs en werk afnemen. De leden vragen
of de Staatssecretaris deze zorg deelt. Hoe zet Nederland zich in voor versterking
van het Common Framework om tot rechtvaardige en effectieve schuldherstructurering te komen?
11. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich actief in om schuldkwetsbaarheden te voorkomen en voor de versterking
van het Common Framework om tot rechtvaardige en effectieve schuldherstructurering te komen voor landen met
een onhoudbare schuldenlast. Om onzekerheid voor schuldenlanden te verminderen pleit
Nederland in dit kader voor het verduidelijken van het herstructureringsproces door
gestandaardiseerde tijdlijnen in te stellen. De invoering van duidelijke stappen met
vaste termijnen bevordert de voorspelbaarheid van schuldherstructurering. Ook dienen
publieke schuldeisers interne procedures voor de goedkeuring van afspraken te versnellen
en stroomlijnen.
Daarnaast zet Nederland zich in voor meer transparantie van publieke schuldeisers
over de voortgang van onderhandelingen en andere niet-vertrouwelijke informatie en
stimuleert Nederland particuliere schuldeisers om gezamenlijke crediteurencommissies
te vormen, wat de coördinatie van schuldherstructurering ten goede komt.
Hoe beoordeelt het kabinet de oproep van landen uit het mondiale Zuiden voor een VN-verdrag
inzake soevereine schuld? En indien het kabinet dit voorstel niet steunt, welke alternatieve
route ziet het dan om tot een eerlijk, transparant en inclusief mechanisme voor schuldherstructurering
te komen?
12. Antwoord van het kabinet:
Nederland en vrijwel alle EU landen stemden in 2015 tegen de VN-resolutie over soevereine
schuldsanering, omdat zij vonden dat de VN niet het juiste forum was om regels voor
schuldherstructuring te maken, maar met name ook omdat Nederland nog steeds van mening
is dat de bestaande institutionele structuur voor de schuldenproblematiek volstaat
en is daarom ook geen voorstander van een verdrag.
Landen met een onhoudbare schuldenlast kunnen een verzoek indienen voor schuldherstructurering
via het Common Framework, een initiatief dat is opgezet door de G20 en de Club van Parijs. Het IMF en de Wereldbank
spelen een belangrijke rol doordat zij schuldhoudbaarheidsanalyses opstellen, schuldentransparantie
inzichtelijk maken en technisch advies verlenen bij herstructureringen. Het kabinet
ondersteunt dit initiatief en zet zich actief in voor de versterking ervan.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de opkomst van het mondiale
Zuiden nog altijd onvoldoende wordt weerspiegeld in de governance van de internationale
financiële instellingen (IFI’s), die vaak nog de naoorlogse wereldorde weerspiegelen,
terwijl deze zeer sterk veranderd is. Dit zet de legitimiteit van instellingen onder
druk. De leden verwelkomen daarom dat het einddocument van de FfD4 in Sevilla de noodzaak
onderstreept om de stem en vertegenwoordiging van lage- en middeninkomenslanden in
de besluitvorming van IFI’s te versterken en te verbreden. De leden constateren echter
dat het kabinet in de geannoteerde agenda niet ingaat op dit zeer wezenlijke punt.
De leden vragen het kabinet welke concrete voorstellen Nederland zal doen tijdens
de komende Jaarvergadering om hieraan uitvoering te geven?
13. Antwoord van het kabinet:
Nederland onderschrijft de oproep uit het FfD4-einddocument om de stem en vertegenwoordiging
van lage- en middeninkomenslanden in internationale financiële instellingen te versterken.
Binnen de Wereldbankgroep loopt momenteel een periodieke herziening van de stemverhoudingen,
waarin dit onderwerp centraal staat. Nederland pleit hierbij voor hervormingen die
de effectiviteit, legitimiteit en financiële soliditeit van de Wereldbank versterken.
Een herziening van de stemverdeling is echter niet eenvoudig. Zo zou een aanpassing
op basis van de bestaande formules voor het bepalen van stemgewicht leiden tot een
groter aandeel voor grote middeninkomenslanden, zoals China, ten koste van het stemrecht
van de kleinste en armste landen. Dat is onwenselijk. Nederland pleit daarom voor
een zorgvuldige, op principes gebaseerde benadering die bijdraagt aan een meer evenwichtige
representatie en resultaatgericht bestuur, zonder de stabiliteit van het systeem te
ondermijnen.
En hoe is het kabinet voornemens uitvoering te geven aan de motie-Hirsch2, die oproept tot positieve samenwerking met landen uit het mondiale Zuiden die initiatieven
nemen om multilaterale instellingen eerlijker en gelijkwaardiger te maken? De leden
wijzen op landen als Barbados die initiatieven als het Bridgetown Initiative nemen.
14. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet wil constructief samenwerken met landen uit het mondiale zuiden die zich
inzetten voor eerlijkere en gelijkwaardigere multilaterale instellingen. Nederland
ziet initiatieven als Bridgetown als waardevolle bijdragen aan het debat over de toekomst van het internationale financiële
systeem.
Bij de Wereldbank en het IMF, waar hervormingsagenda’s op het gebied van financiering,
schuldverlichting en governance momenteel worden uitgewerkt, zet Nederland in op hervormingen die de effectiviteit,
legitimiteit en representativiteit van deze instellingen versterken, onder meer door
de stem van de armste landen te vergroten.
Het kabinet benadrukt daarbij dat het «mondiale zuiden» geen homogene groep vormt:
landen verschillen sterk in omvang, ontwikkelingsniveau en belangen. Nederland onderhoudt
daarom een brede dialoog met uiteenlopende partners, waaronder kleine eilandstaten,
om gezamenlijk te werken aan een slagvaardig en rechtvaardig financieel systeem.
Werkgelegenheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat miljoenen mensen, vooral jongeren,
in ontwikkelingslanden en opkomende economieën op zoek zijn naar werk en inkomen.
De leden achten het daarom terecht dat de president van de Wereldbank jongerenwerkgelegenheid
tot speerpunt van zijn beleid heeft gemaakt. Des te zorgelijker vinden zij het dat
het kabinet-Wilders/ Yesilgöz juist heeft bezuinigd op programma’s die gericht zijn
op jongerenwerkgelegenheid in Afrika. De leden vragen, als het kabinet de prioriteit
van de Wereldbankpresident lijkt te delen, hoe Nederland dan concreet bijdraagt aan
het vergroten van werkgelegenheidsperspectieven voor jongeren in Afrika.
15. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet blijft inzetten op duurzame economische ontwikkeling in voor Nederland
relevante handelssectoren en het creëren van werkgelegenheid in partnerlanden waar
een groot deel van de beroepsbevolking jonger dan 35 jaar is. Dit gebeurt bijvoorbeeld
met bijdragen aan versterking en opschaling van het lokaal MKB en (jong) ondernemerschap,
onder andere via het Orange Corners-programma en het Dutch Good Growth Fund (beide lopen tot 2030). Daarnaast blijven we samenwerken met internationale partners
en multilaterale organisaties aan innovatieve en geïntegreerde programma’s, die jongeren
perspectief bieden en tegelijkertijd bijdragen aan wederzijds economisch voordeel
en duurzame handelsrelaties.
Wat is volgens het kabinet de rationale achter het besluit om niet langer te investeren
in programma’s gericht op technische en beroepsvaardigheden, die juist de aansluiting
van jongeren op de arbeidsmarkt verbeteren?
16. Antwoord van het kabinet:
In vervolg op de programma’s op beroeps- en hoger onderwijs wordt als gevolg van de
heroriëntatie van het ontwikkelingsbeleid momenteel een specifieker instrument ontwikkeld,
gericht op het belang voor handel en economie uit de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp3. Dit instrument versterkt de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven
in vijf landen waar Nederland hulp en handel combineert (Egypte, Indonesië, Marokko,
Nigeria en Zuid-Afrika) door vakgerichte kennis en vaardigheden in het buitenland
te ontwikkelen, afgestemd op de behoeften van de bedrijven. De focus ligt op sectoren
waarin Nederland wereldwijd uitblinkt: waterbeheer, voedselproductie en gezondheid.
En acht het kabinet het wenselijk of realistisch te veronderstellen dat uitsluitend
de private sector – met name buitenlandse investeerders – de jongerenwerkloosheid
in Afrika kan oplossen? Welke risico’s of beperkingen erkent het kabinet daarbij?
17. Antwoord van het kabinet:
De private sector is overduidelijk de belangrijkste banenmotor en is in ontwikkelingslanden
verantwoordelijk voor circa 90 procent van de werkgelegenheid.
Duurzame werkgelegenheid vraagt naast private investeringen om randvoorwaarden zoals
goed bestuur, toegang tot financiering voor lokale ondernemers, onderwijs en infrastructuur.
Nederland zet daarom in op het versterken van het lokale ondernemingsklimaat, het
ontwikkelen van regionale waardeketens en het bevorderen van publieke-private partnerschappen,
zodat zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven bijdragen aan inclusieve groei
en fatsoenlijk werk, ook voor jongeren. Dit gebeurt onder meer via FMO, Invest International
en in samenwerking met multilaterale ontwikkelingsbanken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de Wereldbank bijdraagt aan de
ontwikkeling van lokale en regionale markten en aan ondersteuning van de informele
sector, waar het grootste deel van de banen in ontwikkelingslanden zich bevindt. Hoe
voorkomt de Bank dat handelsliberalisatie dit soort lokale economische activiteiten
verdringt?
18. Antwoord van het kabinet:
De Wereldbank ondersteunt de ontwikkeling van lokale en regionale markten onder meer
via programma’s voor infrastructuur, grensoverschrijdende handel en toegang tot financiering
voor kleine en middelgrote ondernemingen, inclusief de informele sector. Deze inzet
versterkt lokale economische activiteit, doordat zij markten beter laat functioneren
en de aansluiting van lokale producenten op regionale waardeketens bevordert.
De leden benadrukken dat niet alleen het aantal, maar ook de kwaliteit van banen moet
verbeteren. Deelt de Staatssecretaris deze visie? Hoe zet zij zich in om bij de Wereldbank
voorwaarden te bevorderen voor fatsoenlijk werk, eerlijk loon, arbeidsrechten en het
tegengaan van kinderarbeid en moderne slavernij?
19. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal tijdens de Jaarvergadering richting het management van de Wereldbank
en andere aandeelhouders het belang van fatsoenlijke, duurzame banen benadrukken,
conform de ILO-definitie van decent work. Binnen de Raad van Bewindvoerders pleit Nederland ervoor dat de Bank in alle relevante
projecten de naleving van arbeidsrechten, veilige werkomstandigheden en eerlijke beloning
bevordert, onder meer via milieu- en sociale kaders (ESF) en de IFC-Performance Standards. Ook ondersteunt Nederland initiatieven binnen de Bank die gericht zijn op het tegengaan
van kinderarbeid en moderne slavernij, op de versterking van arbeidsinspectie en op
vergroting van werkgelegenheidskansen voor vrouwen en jongeren.
Verenigde Staten
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie merken op dat de tarieven van Trump ontwikkelingslanden
die de afgelopen decennia, mede in samenwerking met de Wereldbank, gekozen hebben
voor een exportgeoriënteerde maak- en grondstoffenindustrie bovenmatig hard treffen.
Hoe gaat het kabinet samen met Europese partners tijdens de Jaarvergadering met deze
ontwikkelingslanden engageren? Hoe gaat het de indruk bij deze landen wegnemen dat,
nu Europa buigt voor de druk van Trump en een deal heeft gesloten, het hiermee de
illegale handelsmaatregelen van Trump legitimeert?
20. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Jaarvergadering zal het kabinet de Wereldbank aansporen om handelssamenwerking
en regionale connectiviteit tussen landen te versterken, vanuit de gedachte dat dit
bijdraagt aan duurzame economische groei en werkgelegenheid. Nederland zet zich structureel
in om ontwikkelingslanden meer te laten integreren in het mondiale handelssysteem
en om het exportpotentieel van deze landen te vergroten. Dit doet Nederland veelal
in samenwerking met ontwikkelingslanden: bilateraal, in EU-verband en door internationale
initiatieven en organisaties te steunen. Een voorbeeld van een internationaal initiatief
dat Nederland steunt en dat specifiek gericht is op het vergroten van het exportpotentieel
van ontwikkelingslanden is de Standards and Trade Development Facility (STDF). Vanuit die structurele beleidsinzet zal het kabinet ook tijdens de Jaarvergadering
met ontwikkelingslanden engageren.
Daarnaast blijft de inzet van het kabinet erop gericht om internationale handelsregels
te handhaven en te versterken. Deze regels liggen aan de basis van de voorspelbaarheid
en de stabiliteit van het huidige handelssysteem en zijn daarmee profijtelijk voor
alle landen. De overeenkomst tussen de EU en de VS over importheffingen is geen volledig
handelsakkoord en is ook niet juridisch bindend.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie maken zich zorgen over de wederopbouw in Oekraïne.
De leden lezen dat financieringsnoden in 2025 zijn gedekt, maar in de jaren daarna
onzekerheid volgt en aanvullende donaties benodigd zijn. Wat is volgens de Staatssecretaris
het vooruitzicht, met het oog op de verminderde betrokkenheid bij Oekraïne vanuit
de Verenigde Staten?
21. Antwoord van het kabinet:
Het is duidelijk dat Oekraïne komende jaren afhankelijk blijft van externe financiering
en dat Europa hierin haar aandeel zal moeten leveren. Over de financieringsnoden en
aanvullende steun wordt op dit moment gesproken, onder meer in EU-verband en binnen
het G7+ Ukraine Donor Platform, waar Nederland actief aan deelneemt. Daarnaast zal het kabinet bij de ministeriële
rondetafel Oekraïne tijdens de Jaarvergadering aandacht vragen voor de financieringsnoden
van Oekraïne.
Het kabinet onderstreept daarbij het belang van voldoende en voorspelbare begrotingssteun
om Oekraïne maatschappelijk en economisch overeind te houden. De EU zal hierin een
centrale rol moeten spelen. In dit licht bekijkt het kabinet het initiatief van de
Commissie om reparatieleningen te verstrekken op basis van de bevroren Russische Centrale
Banktegoeden met open houding. Het is belangrijk dat hier een juridisch houdbaar construct
op tafel komt, dat de lasten en risico’s door alle EU-lidstaten worden gedragen en
dat G7-partners betrokken zijn.
Daarnaast verwelkomt het kabinet het door de Europese Commissie in het kader van het
Meerjarig Financieel Kader 2028–2034 voorgestelde steunpakket voor Oekraïne van maximaal
EUR 100 miljard en kijkt het uit naar de verdere uitwerking hiervan. Van dit pakket
zal naar verwachting een aanzienlijk deel voor begrotingssteun worden ingezet.
Inbreng leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Jaarvergadering van de Wereldbank en hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet op een grotere rol voor
de private sector en zijn verheugd over de recente hervormingen van het aanbestedingsraamwerk
van de Bank. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe er concreet op wordt toegezien
dat deze hervormingen in de praktijk daadwerkelijk leiden tot meer gegunde contracten
voor het Nederlandse bedrijfsleven? Wordt de Nederlandse succesratio bij aanbestedingen
gemonitord en vergeleken met die van andere landen?
22. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet steunt de hervormingen van de Wereldbank (de Bank) op het gebied van aanbestedingen,
zoals een zwaardere kwaliteitsweging bij internationale, hoog-risico projecten en
het voorzien van meer advies en steun aan nationale inkoopautoriteiten. Deze eisen
komen de relatieve positie van Nederlandse bedrijven ten goede. Nederland ziet toe
op de implementatie van deze hervormingen en monitort (middels een database van de
Bank) de succesratio van Nederlandse bedrijven. Daarnaast ondersteunt de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland, onder meer via voorlichting en matchmaking, de kansen
van Nederlandse bedrijven bij internationale aanbestedingen van de Bank.
In het verlengde hiervan maken deze leden zich, net als het kabinet, zorgen over een
gelijk speelveld, met name door de rol van Chinese staatsbedrijven. Welke concrete
instrumenten zet de Bank in om oneerlijke concurrentie tegen te gaan en welke acties
onderneemt het kabinet om dit thema hoog op de agenda te houden?
23. Antwoord van het kabinet:
De recente hervorming van het aanbestedingsraamwerk van de Bank is gericht op het
verbeteren van de kwaliteit, transparantie en duurzaamheid van aanbestedingen. De
invoering van rated criteria (waarbij kwaliteit verplicht wordt meegewogen in de beoordeling), het toepassen van
vroegtijdige marktconsultaties bij grote contracten, en nieuwe eisen voor lokale arbeidsinzet
zorgen ervoor dat de selectie van opdrachtnemers niet uitsluitend op prijs plaatsvindt.
Hoewel deze maatregelen primair bedoeld zijn om de kwaliteit en effectiviteit van
projecten te vergroten, dragen zij er ook aan bij dat alle bedrijven, inclusief Chinese
staatsbedrijven, onder gelijke voorwaarden deelnemen aan aanbestedingen. Daarnaast
kent de Bank een bepaling voor abnormally low bids, die voorkomt dat partijen opdrachten binnenhalen met onrealistisch lage biedingen,
die de uitvoering of marktwerking verstoren.
Het kabinet blijft hierover actief in gesprek met het Wereldbankmanagement en gelijkgezinde
aandeelhouders, zodat een gelijk speelveld en eerlijke markttoegang structureel aandacht
blijven houden.
Tot slot, wat betreft de 3.0-strategie van de International Finance Corporation (IFC 3.0), die zich richt op marktcreatie, stelt het kabinet dat de uitvoering sneller
moet. Welke concrete voorstellen doet het kabinet binnen de Bank om deze uitvoering
te versnellen, met name in fragiele staten, zonder daarbij de hoge milieu- en sociale
standaarden uit het oog te verliezen?
24. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet steunt de ambitie van IFC 3.0 om markten te creëren en private investeringen
te versnellen, met bijzondere aandacht voor fragiele staten. Nederland zet binnen
de Raad van Bewindvoerders in op snellere uitvoering door vroege, gezamenlijke WBG-inzet
bij projectvoorbereiding. Zo kunnen publieke en private investeringen beter op elkaar
worden afgestemd, bijvoorbeeld via Country Private Sector Diagnostics (CPSD). Daarnaast bevordert Nederland de mobilisatie van privaat kapitaal en zet
het kabinet in op het vergroten van lokale-valutafinanciering, om de financiële duurzaamheid
van projecten in fragiele staten te versterken.
Versnelling mag daarbij overigens niet ten koste gaan van de milieu- en sociale standaarden
van de Bank: de IFC Performance Standards blijven leidend, met aandacht voor proportionele due diligence, capaciteitsopbouw en onafhankelijk toezicht in fragiele contexten.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de analyse van het kabinet dat het Common Framework voor schuldenherstructurering te traag en onaantrekkelijk is. Welke specifieke en
concrete voorstellen doet Nederland in de gesprekken bij de Wereldbank om de doorlooptijden
te versnellen en de deelname van de private sector en nieuwe crediteuren zoals China
te vergroten?
25. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorg over de toenemende en onhoudbare schuldenlast in veel landen
en zet zich daarom actief in voor de versterking van het Common Framework om tot rechtvaardige en effectieve schuldherstructurering te komen. Om onzekerheid
voor schuldenlanden te verminderen pleit Nederland in dit kader voor het verduidelijken
van het herstructureringsproces door gestandaardiseerde tijdlijnen in te stellen.
Daarbij dienen publieke schuldeisers interne procedures voor de goedkeuring van afspraken
te versnellen en stroomlijnen. Daarnaast zet Nederland zich in voor meer transparantie
van publieke schuldeisers over de voortgang van onderhandelingen en andere niet-vertrouwelijke
informatie en stimuleert Nederland particuliere schuldeisers om gezamenlijke crediteurencommissies
te vormen, wat de coördinatie van schuldherstructurering ten goede komt.
Ten aanzien van de private sector en nieuwe crediteuren zoals China, blijft het kabinet
oproepen tot schuldentransparantie en benadrukt daarbij dat samenwerking onmisbaar
is om aanpak van schuld-herstructurering te versnellen en een gelijk speelveld te
creëren voor alle crediteuren. De Club van Parijs en het G20 Common Framework zijn hiervoor de geëigende kanalen.
Daarnaast steunen deze leden het belang van het versterken van belastinginning in
klantlanden. Hoe wordt echter gewaarborgd dat hogere belastinginkomsten daadwerkelijk
leiden tot duurzame economische zelfredzaamheid en niet weglekken door corruptie of
enkel leiden tot ineffectieve overheidsuitgaven? Wordt hierop toegezien door middel
van conditionaliteit in de programma's van de Bank?
26. Antwoord van het kabinet:
De Bank koppelt ondersteuning voor belastinginning en financieel beheer aan concrete
hervormingsmijlpalen. In IDA-landen gebeurt dit via het Sustainable Development Finance Policy-kader (SDFP), waarin landen verplicht worden stappen te zetten op het gebied van
schuldtransparantie, belastingdiensten en goed financieel bestuur. Indien landen onvoldoende
voortgang boeken, ontvangen ze minder financiering.
Daarnaast ondersteunt de Bank, vaak samen met het IMF, Ministeries van Financiën en
belastingdiensten bij het verbeteren van begrotingsdiscipline, transparante rapportage
en bestrijding van corruptie. Nederland ziet via de Raad van Bewindvoerders toe op
de uitvoering van deze voorwaarden en op onafhankelijke evaluaties. Zo wordt gewaarborgd
dat hogere belastinginkomsten daadwerkelijk bijdragen aan duurzame economische zelfredzaamheid,
in plaats van aan inefficiënte of niet-transparante uitgaven.
De agenda benadrukt tevens het belang van een duurzame energievoorziening, waarbij
45% van de projecten klimaatrelevant moet zijn. Hoe weegt het kabinet het behalen
van dit klimaatdoel af tegen het belang van economische groei en een betrouwbaar investeringsklimaat,
conform de Nederlandse inzet op een Klimaat- en Groeiwet? Wordt er gemonitord of deze
klimaatdoelstellingen de economische haalbaarheid van projecten niet ondermijnen?
27. Antwoord van het kabinet:
De Bank zet in op het vergroten van toegang tot betrouwbare, duurzame en betaalbare
energie in ontwikkelingslanden. Energietoegang is een belangrijke randvoorwaarde voor
economische groei en een aantrekkelijk investeringsklimaat. Zonne- en windparken hebben
doorgaans een solide businesscase en leveren veelal lagere operationele kosten op
dan fossiele alternatieven. De nadruk op duurzame energie sluit daarmee aan bij de
Nederlandse inzet op een Klimaat- en Groeiagenda, waarin economische ontwikkeling
en klimaatbeleid als wederzijds versterkend gezien worden, niet als tegengesteld.
De Bank hanteert een klimaatdoelstelling waarbij 45 percent van de financiering klimaatrelevant
moet zijn, en toetst elk project op economische haalbaarheid, financiële levensvatbaarheid
en impact op werkgelegenheid, alvorens financiering wordt verstrekt. De Bank monitort
haar inzet via de Corporate Scorecard en landenrapportages (Country Climate and Development Reports), waarin economische en klimaatdoelen gezamenlijk worden beoordeeld. Nederland steunt
deze aanpak en blijft erop toezien dat klimaatambitie hand in hand gaat met groei,
banen en investeringszekerheid.
De energiestrategie van de Bank wordt momenteel herzien; het Climate Change Action Plan 2021–2025 loopt in 2026 af. Nederland blijft inzetten op de doelstelling dat 45 procent van
alle financiering klimaatrelevant is, zodat klimaatmitigatie en -adaptatie structureel
zijn verankerd in de portefeuille. Daarnaast ziet Nederland ruimte voor de Bank om
haar mandaat te verbreden, zodat onder voorwaarden specifieke kernenergieprojecten,
zoals levensduurverlenging van bestaande centrales, aangegaan kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet op de wederopbouw van Oekraïne en de
rol die de private sector daarin kan spelen. Welke concrete stappen worden er, naast
de genoemde workshops, in Wereldbank-verband gezet om te verzekeren dat Nederlandse
bedrijven met hun expertise een eerlijke kans krijgen bij de aanbesteding van wederopbouwprojecten?
Anti-corruptie is hierbij een cruciale voorwaarde.
28. Antwoord van het kabinet:
Voor de wederopbouw van Oekraïne ondersteunt Nederland bedrijven die willen deelnemen
aan Wereldbank-projecten op verschillende manieren. Naast de workshops over aanbestedingsprocedures
en kansen die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) organiseert, stimuleert
Nederland vroegtijdige marktconsultaties en samenwerking tussen Nederlandse en Oekraïense
partners om kennisoverdracht en lokale inbedding te versterken.
Ook blijft Nederland aanjager van de hervorming van de aanbestedingsregels van de
Bank. Een belangrijke stap in dit kader is het vorig jaar ingevoerde vernieuwde inkoopraamwerk
van de Bank, waarmee het aandeel van kwaliteitsweging in internationale aanbestedingen
is gestegen van 38 procent naar 56 procent. Een significante verschuiving van laagste
prijs naar value for money, met meer nadruk op transparantie, efficiëntie en de werkgelegenheidsagenda van de
Bank. Deze veranderingen bevorderen de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven.
Corruptiebestrijding blijft bij dit alles een harde randvoorwaarde. De Bank voert
ook in Oekraïne een streng integriteitsbeleid, met onafhankelijke controles en sancties
bij overtreding. Nederland dringt aan op consequente handhaving, zodat publieke middelen
goed worden besteed en aanbestedingen eerlijk verlopen.
Welke specifieke en robuuste mechanismen heeft de Wereldbank geïmplementeerd om de
besteding van fondsen in Oekraïne te controleren, en wat is de Nederlandse «rode lijn»
indien corruptie de effectiviteit van de hulp dreigt te ondermijnen?
29. Antwoord van het kabinet:
De Bank vereist onder meer dat van projecten in Oekraïne doelstellingen, jaarplannen
en beschrijvende en financiële verslagen worden opgeleverd. Daarnaast helpt de Bank
Oekraïne om haar eigen systemen te versterken tegen corruptie, door EU-hervormingen
aan te jagen en trainingen te geven over financieel beheer en governance. Tenslotte organiseert de Bank op periodieke basis veldbezoeken in Oekraïne, die
de voortgang van projecten ter plaatse monitoren. Bij misbruik of wanbestuur wordt
financiering opgeschort of teruggevorderd.
Breder kijkend naar de geopolitieke context, hoe zet het kabinet zijn positie in de
Wereldbank in om de Bank als een strategisch en aantrekkelijk alternatief voor Chinese
ontwikkelingsfinanciering te positioneren, in lijn met de Nederlandse belangen op
het gebied van handel, veiligheid en liberale waarden?
30. Antwoord van het kabinet:
Nederland is een strategische partner van de Bank bij het versterken van een open,
op regels gebaseerde wereldeconomie, in lijn met de Nederlandse belangen op het gebied
van handel, veiligheid en brede welvaart. Via de Bank zet Nederland zich in voor transparante,
verantwoord gefinancierde ontwikkeling, die duurzame economische groei stimuleert,
markten versterkt en landen minder afhankelijk maakt van niet-duurzame vormen van
kredietverlening.
De Bank onderscheidt zich door governance- en schuldnormen, gunstige leenvoorwaarden en kennisoverdracht, die landen helpen
hun economie op eigen kracht te ontwikkelen. Daarmee biedt de Bank wat Nederland betreft
een superieur alternatief voor ontwikkelingsfinanciering met minder transparante voorwaarden,
zoals die van China.
Inbreng leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Jaarvergadering van de Wereldbank en de verslagen van de voorjaarsvergadering en IDA21-onderhandelingen.
Naar aanleiding hiervan hebben zij de volgende vragen.
De Jaarvergadering staat wederom in het teken van werkgelegenheid als hefboom voor
stabiliteit, veiligheid en het verminderen van migratiedruk. De leden van de NSC-fractie
vragen hoe het kabinet ervoor zorgt dat de banenagenda zich vertaalt in concrete en
meetbare resultaatdoelen (bijvoorbeeld banen per geïnvesteerde dollar, banen voor
jongeren/vrouwen, lokale skills-opbouw) en hoe de Kamer hierover periodiek inzicht
krijgt. Kan het kabinet een indicatorenset en rapportagekalender toezeggen, inclusief
baseline, targets en onafhankelijke validatie?
31. Antwoord van het kabinet:
Voor de resultatenrapportage houdt de Wereldbank (de Bank) de voortgang op 22 kernindicatoren
online bij via de Bank brede Scorecard, die publiek toegankelijk is.4 Dit omvat onder andere de voortgang op toegang tot gezondheidszorg, elektriciteit,
voedsel, water en transport, evenals verbeteringen in gezondheidszorg-, onderwijs-
en sociale beschermingssystemen. Deze biedt de Kamer een volledig overzicht van de
gevraagde informatie, met de mogelijkheid deze per indicator, regio, land en demografische
groep uit te splitsen. Het kabinet ziet geen meerwaarde in het dupliceren van deze
informatie in een separate rapportage aan de Kamer.
De leden van de NSC-fractie onderschrijven de nadruk op domestic resource mobilisation en schuldhoudbaarheid. Hoe borgt het kabinet dat ondersteuning voor belastingdiensten,
schuldtransparantie en publiek financieel beheer voorwaardelijk wordt gekoppeld aan
daadwerkelijke hervormingen, zonder dat landen in acute problemen komen?
32. Antwoord van het kabinet:
De Bank bevordert hervormingen op het gebied van belastingdiensten, schuldtransparantie
en financieel beheer via een combinatie van concessionele financiering, beleidsdialoog
en technische assistentie. Binnen IDA worden (zachte) leningen gekoppeld aan aantoonbare
voortgang op hervormingen, zodat landen worden gestimuleerd om hun eigen inkomstenbasis
en begrotingsbeheer te versterken. Daarbij biedt de Bank via haar kennis en technische
assistentie ondersteuning bij beleidsontwikkeling, dataverzameling en uitvoering.
Nederland steunt deze aanpak en ziet in de Raad van Bewindvoerders toe op een evenwichtige
toepassing van conditionaliteit, waarbij landen de tijd en ondersteuning krijgen om
hervormingen door te voeren, zonder dat de financiële stabiliteit in gevaar komt.
De Bank werkt daarbij nauw samen met het IMF bij de beoordeling van schuldhoudbaarheid
en begrotingsrisico’s.
Kan het kabinet aangeven hoe zij binnen de Wereldbank en IDA snellere en voorspelbare
schuldherstructurering bepleit (inclusief betrokkenheid van private crediteuren en
nieuwe officiële crediteuren) en welke tijdspaden/doelmatigheidsnormen zij daar hanteert?
33. Antwoord van het kabinet:
De Bank, inclusief het IDA-loket voor de armste landen, speelt een centrale rol bij
het voorkomen en aanpakken van schuldencrises in lage-inkomenslanden. Zij combineert
beleidsdialoog, concessionele financiering en technische assistentie om landen te
helpen hun schulden duurzaam te beheren. Binnen deze aanpak bevordert de Bank hervormingen
gericht op binnenlandse inkomstenmobilisatie, transparant schuldbeheer en versterking
van publiek financieel bestuur.
Wanneer schulden onhoudbaar blijken, pleit Nederland binnen de Bank, het IMF en de
G20 voor snelle en voorspelbare schuldherstructurering. Het Common Framework, waarin
de Club van Parijs samenwerkt met nieuwe officiële crediteuren zoals China en India,
vormt hiertoe het centrale platform. Nederland dringt aan op kortere doorlooptijden,
duidelijke tijdpaden voor besluitvorming en gelijke behandeling van private en publieke
schuldeisers.
De Bank en het IMF ondersteunen dit proces met schuldhoudbaarheidsanalyses en beleidsadvies.
Nederland gebruikt deze analyses om de effectiviteit van herstructureringen te toetsen:
de uitkomsten moeten leiden tot houdbare schuldniveaus binnen realistische economische
aannames en in samenhang met structurele hervormingen. Zo draagt Nederland bij aan
een sneller, transparanter en eerlijker schuldraamwerk dat financiële stabiliteit
bevordert.
Nederland levert een substantiële bijdrage aan IDA21. De leden van de NSC-fractie
vragen om bevestiging dat de Nederlandse inzet gericht blijft op harde conditionaliteit
(SDFP-hervormingsmijlpalen) en op transparantie over landenallocaties en special windows. Kan het kabinet voor de Kamer een halverwegevaluatie-moment (najaar 2026) met meetbare
uitkomsten toezeggen en daarbij ook ingaan op burden sharing tussen donoren en de gevolgen van eventuele bijstellingsrisico’s bij andere donoren?
34. Antwoord van het kabinet:
Nederland blijft zich, ook tijdens de uitvoeringsperiode van IDA21, inzetten voor
een raamwerk waarin de allocatie van middelen conditioneel is. De hierbij horende
voorwaarden zijn vastgelegd in het Sustainable Development Finance Policy (SDFP), dat de toewijzing van IDA-middelen koppelt aan voortgang op hervormingen in schuldbeheer,
belastinginning en financieel bestuur. Landen die onvoldoende voortgang boeken, ontvangen
minder financiering.
Transparantie over landenallocaties en de werking van speciale fondsen blijft een
vaste Nederlandse prioriteit. In het halverwege-evaluatiemoment in 2026 zal een onafhankelijke
beoordeling plaatsvinden van het landenallocatiesysteem, inclusief de werking van
het SDFP en de prestatie-gebaseerde toewijzingen. Nederland heeft zich in de IDA21-onderhandelingen
sterk gemaakt voor deze evaluatie, die is vastgelegd in het IDA21 Replenishment Report.5
De uitkomsten van de IDA21-evaluatie vormen tevens input voor de onderhandelingen
over IDA22, waarin ook de bijdrageverdeling tussen donoren en de gevolgen van eventuele
bijstellingen van bijdragen voor het leenvolume van IDA21 aan de orde komen. De Kamer
zal via de geannoteerde agenda voor de vergaderingen van de Wereldbank worden geïnformeerd
over deze halverwege-evaluatie.
Tevens vragen de leden hoe wordt voorkomen dat verschuiving van giften naar leningen
schuldposities verergert bij kwetsbare landen, en welke exitcriteria gelden wanneer
resultaten achterblijven.
35. Antwoord van het kabinet:
De Bank voert voor alle IDA-landen schuldhoudbaarheidsanalyses uit, in nauwe samenwerking
met het IMF. Op basis van deze analyses wordt het risico op onhoudbare schulden ingedeeld
in risicocategorieën, die bepalend zijn voor de financieringsvorm: landen met een
hoog schuldrisico ontvangen uitsluitend sterk concessionele leningen. Zo wordt voorkomen
dat de verschuiving van giften naar leningen de schuldpositie van kwetsbare landen
verergert.
Wanneer hervormingen of resultaten structureel achterblijven, kan IDA de financiering
beperken of hervormen – bijvoorbeeld via het Sustainable Development Finance Policy (SDFP), dat landen tijdelijk minder middelen toekent bij onvoldoende voortgang.
De leden van de NSC-fractie steunen het borgen van hoge klimaatambitie, maar vragen
hoe het kabinet in de herziening van de energiestrategie van de Bank beleidsconsistentie
en voorspelbaarheid garandeert voor partnerlanden (transitiekosten, energietoegang,
tariefschokken). Is het kabinet bereid te pleiten voor heldere sector-roadmaps (energie-toegang,
netstabiliteit, opslag) en voor impactmeting die klimaatdoelen koppelt aan werkgelegenheid
en productiviteit?
36. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ondersteunt de klimaatambitie binnen de Bank, maar benadrukt dat de energietransitie
in ontwikkelingslanden voorspelbaar en sociaal verantwoord moet verlopen. Nederland
pleit daarom in de Raad van Bewindvoerders voor beleidsconsistentie in de nieuwe energiestrategie,
met aandacht voor transitiekosten, energietoegang en het voorkomen van tariefschokken.
Inzet op fossiele energie dient verder afgebouwd te worden, ten gunste van duurzame
alternatieven. Daarbij kan de Bank onderzoeken of het mandaat verbreed kan worden,
zodat ruimte ontstaat om ook specifieke kernenergieprojecten, zoals levensduurverlenging
van bestaande centrales, aan te gaan.
De Bank baseert haar klimaatinvesteringen mede op de Nationally Determined Contributions (NDC's) van partnerlanden, uitgewerkt in Country Climate and Development Reports. Nederland bepleit dat deze nationale plannen worden vertaald in sectorspecifieke
roadmaps voor energie-toegang, netstabiliteit en opslag, zodat investeringen aansluiten
bij lokale prioriteiten. Daarnaast zet Nederland zich in om klimaatdoelen beter te
verbinden met werkgelegenheid en productiviteit, zodat de economische baten van de
energietransitie zichtbaar worden. Om transitiekosten beheersbaar te houden, pleit
Nederland voor concessionele financiering en technische assistentie bij tarief- en
subsidiehervorming. Zo werkt Nederland aan een energietransitie die ambitieus, uitvoerbaar
en sociaal rechtvaardig is.
Hoe wordt voorkomen dat klimaatvoorwaarden in praktijk leiden tot uitstel van basisinfrastructuur?
37. Antwoord van het kabinet:
Klimaatvoorwaarden zijn niet of nauwelijks een vertragende factor voor investeringen
in basisinfrastructuur. Het toekomstbestendig of klimaatadaptief maken van deze infrastructuur
is niet doorslaggevend in de besluiten over de doorgang of tijdlijn van dergelijke
projecten en leidt vrijwel nooit tot uitstel.
De leden van de NSC-fractie zien kansen in marktcreatie en mobilisatie van privaat
kapitaal. Hoe borgt de regering dat IFC 3.0 daadwerkelijk versnelt richting fragiele
staten en IDA-landen (ambitie versus realisatie) en dat hoge milieu- en sociale standaarden
behouden blijven?
38. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de ambitie dat IFC 3.0 meer private investeringen moet mobiliseren
in fragiele staten en IDA-landen. Nederland zet zich daar actief voor in binnen de
Raad van Bewindvoerders van de Wereldbankgroep, door het management aan te spreken
op voortgang, strategie en naleving van hoge milieu- en sociale standaarden. Concrete
instrumenten zijn onder meer het IDA Private Sector Window, dat risico’s afschermt voor investeringen in fragiele markten, en garantieprogramma’s
die private investeerders beschermen tegen verlies. De voortgang wordt gemonitord
door de Independent Evaluation Group, die rechtstreeks rapporteert aan de Raad van Bewindvoerders.
Dit jaar vindt de vijfjaarlijkse evaluatie van het Environmental and Social Framework plaats, waarbij Nederland specifiek zal toetsen of de standaarden ook in fragiele
contexten effectief worden toegepast. Zo borgt het kabinet dat de ambitie van IFC 3.0
zich vertaalt in concrete resultaten, zonder concessies te doen aan de kwaliteit en
integriteit van de uitvoering.
De leden vragen tevens hoe het kabinet, gegeven de recente hervormingen van het inkoopraamwerk,
eerlijke toegang voor Nederlandse en lokale bedrijven bevordert zonder de ontwikkelingsrelevantie
te ondermijnen. Kan het kabinet inzicht geven in toegangsdrempels voor MKB, de werking
van vroegtijdige marktconsultaties en de effectiviteit van workshops voor Nederlandse
bedrijven, inclusief follow-up en resultaten?
39. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 5 en 28, scoren Nederlandse bedrijven goed
in aanbestedingen van de Wereldbankgroep en verwelkomt het kabinet de hervorming van
het inkoopraamwerk. Desondanks ervaart het MKB toegangsdrempels. Ook vergen de kwaliteitseisen
een minimale jaaromzet en relevante ervaring en kennis van markten in ontwikkelingslanden,
wat voor veel MKB-bedrijven een uitdaging kan vormen. Tenders van multilaterale banken
zijn vaak omvangrijk en technisch complex, omdat de Bank transparant wil aanbesteden
en partijen goed met elkaar wil kunen vergelijken. Nederland benadrukt dit richting
bedrijven en stimuleert deelname via partnerschappen, consortia of onderaannemerschap,
waar kleinere ondernemingen hun expertise kunnen inbrengen, zonder de volledige contractrisico’s
te dragen. Samen met de Bank en brancheorganisaties organiseert Nederland workshops
en marktverkenningen die bedrijven informeren over procedures en aankomende tenders.
Deze activiteiten vergroten de kennis en zichtbaarheid van Nederlandse bedrijven en
dragen zo bij aan eerlijke toegang, zonder afbreuk te doen aan de ontwikkelingsrelevantie
van Wereldbankprojecten.
De leden van de NSC-fractie steunen het blijvende commitment aan Oekraïne. Zij vragen
hoe het kabinet in de ministeriële rondetafel inzet op scenario’s voor post-conflict-reconstructie
met duideljke mijlpalen en risicobeheersing (o.a. governance, aanbestedingsintegriteit,
lokaal eigenaarschap). Hoe wordt de onafhankelijkheid en continuïteit van anti-corruptie-instituties
als voorwaarde verankerd bij financiering via de Bank?
40. Antwoord van het kabinet:
De Bank monitort doorlopend de ontwikkelingen in Oekraïne en voert uitgebreide risicoanalyses
uit. Onafhankelijkheid en continuïteit van anti-corruptie instituties maakt hiervan
een belangrijk onderdeel uit. Daarnaast ondersteunt de Bank Oekraïne in het tegengaan
van corruptie door technische assistentie en advies te verlenen en actief betrokken
te zijn bij het opstellen en implementeren van anti-corruptieprogramma’s. Nederland
steunt deze inzet.
Ook werkt de Bank in nauwe afstemming met Oekraïne en andere internationale partners
aan scenario’s voor post-conflict-reconstructie, waarin ook aandacht uitgaat naar
goed bestuur, integriteit en lokaal eigenaarschap. Tijdens de ministeriële rondetafel
zal het kabinet het belang hiervan opnieuw benadrukken.
Kan het kabinet tevens toelichten hoe private investeringen (IFC, garanties) worden
aangejaagd zonder verdringing van lokale bedrijven en met level playing field?
41. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet acht het van belang dat de Wereldbankgroep – de IFC in het bijzonder –
private investeringen aanjaagt op een manier die markten versterkt en lokale ondernemingen
kansen biedt. De IFC investeert rechtstreeks in bedrijven en via lokale financiële
instellingen en fondsen, zodat ook binnenlandse bedrijven toegang krijgen tot financiering,
kennis en internationale standaarden.
Om verdringing te voorkomen hanteert IFC het principe van additionaliteit: investeringen
worden alleen gedaan wanneer commerciële financiering ontbreekt of onvoldoende risico
kan dragen. Projecten worden vooraf getoetst op markteffecten en hun bijdrage aan
lokale werkgelegenheid en productiviteit. Nederland ziet er in de Raad van Bewindvoerders
op toe dat dit zorgvuldig blijft gebeuren en dat IFC investeringen stimuleert die
de lokale private sector versterken.
De leden van de NSC-fractie vragen om maximale openbaarheid en controleerbaarheid.
Is het kabinet bereid om, naast de gebruikelijke brieven, een gestandaardiseerd dashboard
te delen met de Kamer (per kwartaal/halfjaar) met onder andere: landenallocaties,
special windows, hefboomwerking, klimaatco-benefits, schuldenindicatoren, voortgang
IFC 3.0 in FCS/IDA, en concrete banenoutput?
42. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht aan transparantie en controleerbaarheid van de activiteiten van
de Wereldbankgroep. Daarom publiceert het kabinet jaarlijkse Beleids- en Resultatenrapportages
over multilaterale ontwikkelingsbanken, aangevuld met halfjaarlijkse Kamerbrieven
over de voorjaars- en jaarvergaderingen.
Daarnaast maakt de Bank haar voortgang op 22 kernindicatoren online publiek inzichtelijk
via de Corporate Scorecard. Het kabinet ziet daarom geen meerwaarde in het delen van een afzonderlijk Nederlands
dashboard. Zie ook het antwoord op vraag 31.
Hoe zet Nederland in op governance hervormingen binnen de Bank die effectiviteit vergroten
en stemverhoudingen evenwichtiger maken, met behoud van de Nederlandse invloed en
resultaatsturing?
43. Antwoord van het kabinet:
Nederland zet in op hervormingen van governance die de effectiviteit, legitimiteit en financiële soliditeit van de Bank versterken.
De Bank blijft in de kern een financiële instelling: een sterke balans, een AAA-rating
en verantwoord aandeelhouderschap zijn randvoorwaarden voor haar ontwikkelingsrol.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 13 steunt Nederland versterking van
de stem en vertegenwoordiging van lage- en middeninkomenslanden in internationale
financiële instellingen. Bij de vijfjaarlijkse stemrechtherzieningen in de Bank, pleit
Nederland daarom voor een zorgvuldige, op principes gebaseerde benadering. Hervormingen
moeten bijdragen aan evenwichtige representatie en resultaatgericht bestuur, zonder
de stabiliteit van het systeem te ondermijnen. Omdat het ingelegde kapitaal de basis
vormt voor de kredietverlening, vindt Nederland dat aandeelhouders die substantieel
kapitaal inleggen een navenant stemgewicht behouden. Tegelijk zet Nederland zich ervoor
in dat de belangen van de kleinste en armste landen beschermd blijven en hun bestuurlijke
capaciteit wordt versterkt.
Nederland brengt deze inzet in via de Raad van Bewindvoerders, werkt samen met Europese
en middelgrote open economieën, en onderhoudt de dialoog met klantlanden over gedeelde
belangen. Zo blijft Nederland een constructieve stem voor een slagvaardige, financieel
gezonde en evenwichtig bestuurde Bank.
De leden van de NSC-fractie vragen tot slot een korte terugblik: welke besluiten/afspraken
uit 2024 zijn gerealiseerd, welke vertraging trad op en welke herprioritering is in
2025 doorgevoerd (o.a. energiestrategie, hybride kapitaal, One World Bank-aanpak)?
Kan het kabinet dit overzichtelijk per thema afvinken, met duiding van oorzaken en
vervolgacties?
44. Antwoord van het kabinet:
In 2024 is de IDA21-middelenaanvulling afgerond: 59 donoren zegden in totaal USD 23,7 miljard
toe, waaronder EUR 935 miljoen van Nederland. De implementatie van IDA21 in 2025 richt
zich op thema’s als private-sectorontwikkeling en banen, schuldbeheer en belastinginning,
water en voedselzekerheid, en stabiliteit. Nederland ziet in de Raad van Bewindvoerders
toe op tijdige uitvoering en resultaatgericht gebruik van middelen.
Met de balansoptimalisatie heeft de Bank in 2024 circa USD 120 miljard aan extra financieringscapaciteit
vrijgemaakt via een lagere equity-to-loan ratio (van 20 naar 18 procent) en de inzet van hybride kapitaal en portfoliogaranties.
De Nederlandse hybride-kapitaalbijdrage van EUR 68 miljoen in 2024 maakt hier deel
van uit. Nederland blijft pleiten voor verdere balansoptimalisatie met behoud van
de AAA-rating.
Onder de «One World Bank»-aanpak is in 2024 een nieuwe, groeps-brede Scorecard ingevoerd, die voortgang meet over alle onderdelen van de Bank. In 2025 worden accountability-mechanismen
en landenstrategieën verder geharmoniseerd. Nederland bewaakt hierbij dat hoge milieu-
en sociale standaarden behouden blijven.
De energiestrategie van de Bank wordt momenteel herzien; het Climate Change Action Plan 2021–2025 loopt in 2026 af. Nederland blijft inzetten op de doelstelling dat 45 procent van
alle financiering klimaatrelevant is, zodat klimaatmitigatie en -adaptatie structureel
zijn verankerd in de portefeuille. Daarnaast ziet Nederland ruimte voor de Bank om
haar mandaat te verbreden, zodat onder voorwaarden specifieke kernenergieprojecten,
zoals levensduurverlenging van bestaande centrales, aangegaan kunnen worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier