Voorstel van wet : Voorstel van rijkswet
36 834 (R2211) Wijziging van de Belastingregeling Nederland Sint Maarten in verband met de implementatie van de uitkomsten van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling alsmede enige overige wijzigingen
ARTIKEL I
ARTIKEL II
Nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van de
Belastingregeling Nederland Sint Maarten te wijzigen ter implementatie van de uitkomsten
van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling en om enkele overige wijzigingen aan te brengen;
Geleid door de wens van Nederland en Sint Maarten hun economische betrekkingen verder
te ontwikkelen en hun samenwerking op belastinggebied te verbeteren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Belastingregeling Nederland Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:
A
De considerans komt te luiden:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regeringen van Nederland en Sint Maarten
het in onderling overleg raadzaam oordelen, dat op het terrein van de belastingen
een nieuwe onderlinge regeling bij rijkswet wordt vastgesteld;
Geleid door de wens van Nederland en Sint Maarten hun economische betrekkingen verder
te ontwikkelen en hun samenwerking op belastinggebied te verbeteren, voornemens om
dubbele belasting te vermijden met betrekking tot de onder deze regeling vallende
belastingen, zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde
heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting
(daaronder begrepen door treaty-shopping-structuren die als doel hebben om inwoners
van derde staten indirect het voordeel te laten genieten van de in deze rijkswet voorziene
tegemoetkomingen) en tot het aanbrengen van enkele overige wijzigingen;
B
Artikel 1, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. een stichting particulier fonds of een trust als bedoeld in Titel 6 van Boek 3 van
het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht, indien en voor zover
haar, onderscheidenlijk zijn, voordelen voortvloeien uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal
of uit een bedrijf hetwelk uitsluitend strekt ter behartiging van een algemeen maatschappelijk
belang, die volgens artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Landsverordening op
de winstbelasting van de winstbelasting is vrijgesteld, tenzij deze volgens artikel
1B van de Landsverordening op de winstbelasting als doelvermogen is aangewezen;.
C
In artikel 2, derde lid, onderdeel a, wordt, onder vervanging van «; en» aan het slot
van het eerste subonderdeel 4° door een puntkomma, een subonderdeel ingevoegd, luidende:
5°. de bronbelasting; en.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid vervalt «, behoudens met betrekking tot de bepalingen van artikel
14, tweede lid,».
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Uitsluitend teneinde vast te stellen:
a. of de duur van 183 dagen, bedoeld in het derde lid, is overschreden,
i. wanneer een onderneming van een land in het andere land werkzaamheden verricht op
een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden
en die werkzaamheden worden verricht gedurende een of meer tijdvakken die in totaal
langer duren dan 30 dagen zonder een termijn van 183 dagen te overschrijden, en
ii. op diezelfde plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden
gedurende verschillende tijdvakken, die elk langer duren dan 30 dagen, daarmee verband
houdende werkzaamheden worden verricht door een of meer ondernemingen die nauw verbonden
zijn met de eerstbedoelde onderneming,
worden die verschillende tijdvakken bij het totale tijdvak gevoegd gedurende welke
de eerstbedoelde onderneming werkzaamheden heeft uitgeoefend op die plaats van uitvoering
van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden;
b. wat de duur van de werkzaamheden buitengaats ingevolge het vijfde lid is, wanneer
een onderneming van een land in het andere land werkzaamheden buitengaats verricht
en daarmee verband houdende werkzaamheden in dat andere land gedurende verschillende
tijdvakken worden verricht door een of meer ondernemingen die nauw verbonden zijn
met de eerstbedoelde onderneming, worden die verschillende tijdvakken bij het totale
tijdvak gevoegd gedurende welke de eerstbedoelde onderneming werkzaamheden buitengaats
heeft verricht in dat andere land.
3. In het achtste lid, onderdeel e, vervalt «die van voorbereidende aard is of het karakter
van hulpwerkzaamheid heeft».
4. Het achtste lid, onderdeel f, wordt vervangen door:
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van
de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden;
mits die werkzaamheid, of, in het geval van onderdeel f, het geheel van de werkzaamheden
van de vaste bedrijfsinrichting, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid
heeft.
5. Onder vernummering van het negende tot en met elfde lid tot tiende tot en met twaalfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
9. Het achtste lid is niet van toepassing op een vaste bedrijfsinrichting die door een
onderneming gebruikt of aangehouden wordt indien dezelfde onderneming of een nauw
daarmee verbonden onderneming op dezelfde plaats of op een andere plaats in hetzelfde
land werkzaamheden uitoefent, en
a. die plaats of die andere plaats voor de onderneming of voor de nauw daarmee verbonden
onderneming een vaste inrichting vormt op grond van de bepalingen van dit artikel;
of
b. het geheel van de werkzaamheden dat resulteert uit de combinatie van de werkzaamheden
die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of
nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen worden uitgeoefend, niet
van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft, mits de bedrijfsactiviteiten
die door de twee ondernemingen op dezelfde plaats, of door dezelfde onderneming of
nauw daarmee verbonden ondernemingen op de twee plaatsen, worden uitgeoefend aanvullende
taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.
6. Het tiende lid (nieuw) komt te luiden:
10. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid, maar
onder voorbehoud van de bepalingen van het elfde lid, indien een persoon namens een
onderneming optreedt in een land en daarbij gewoonlijk overeenkomsten sluit, of gewoonlijk
de voornaamste rol speelt die leidt tot het sluiten van overeenkomsten die stelselmatig
zonder materiële wijziging door de onderneming gesloten worden, en die overeenkomsten
gesloten zijn:
a. in naam van de onderneming;
b. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen
die aan die onderneming toebehoren of ter zake waarvan de onderneming het gebruiksrecht
heeft; of
c. voor het verlenen van diensten door die onderneming;
wordt die onderneming geacht in dat land een vaste inrichting te hebben met betrekking
tot alle werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden
van een dergelijke persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het achtste
lid, die, indien zij worden verricht door middel van een vaste bedrijfsinrichting
(anders dan een vaste bedrijfsinrichting waarop het negende lid van toepassing zou
zijn), deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot
een vaste inrichting zouden maken.
7. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:
11. Het tiende lid is niet van toepassing indien de persoon die in een land optreedt
voor een onderneming van het andere land, in het eerstgenoemde land een bedrijf uitoefent
als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor de onderneming handelt in de normale
uitoefening van dat bedrijf. Wanneer een persoon evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
optreedt voor een of meer ondernemingen waarmee hij nauw verbonden is, wordt die persoon
ten opzichte van elke dergelijke onderneming niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger
te zijn in de zin van dit lid.
8. Onder vernummering van het twaalfde lid (nieuw) tot het dertiende lid (nieuw) wordt
een lid ingevoegd, luidende:
12. Voor de toepassing van dit artikel is een persoon of onderneming nauw verbonden met
een onderneming indien uit alle relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de ene
zeggenschap heeft over de andere of dat beide onder zeggenschap staan van dezelfde
personen of ondernemingen. In elk geval wordt een persoon of onderneming geacht nauw
verbonden te zijn met een onderneming indien de ene middellijk of onmiddellijk meer
dan 50 percent bezit van het uiteindelijk belang in de ander (of, in het geval van
een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde
van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van
het lichaam) of indien een andere persoon of onderneming middellijk of onmiddellijk
meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang (of, in het geval van een lichaam,
meer dan 50 percent bezit van het totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen
van het lichaam of van het uiteindelijke belang in het vermogen van het lichaam) in
de persoon en in de onderneming of in de twee ondernemingen.
E
Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:
1. Rente afkomstig uit een land die wordt verkregen door een inwoner van het andere
land die de uiteindelijk gerechtigde is, is slechts belastbaar in dat andere land.
F
In artikel 20, eerste lid, vervalt «of artikel 33».
G
Artikel 21, tiende lid, vervalt.
H
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
1. Niettegenstaande de overige bepalingen van deze rijkswet, wordt een voordeel uit
hoofde van de rijkswet niet toegekend met betrekking tot een inkomensbestanddeel indien,
alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, redelijkerwijs kan
worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dit voordeel een van de voornaamste redenen
was voor een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft
geleid, tenzij wordt vastgesteld dat toekenning van dit voordeel onder deze omstandigheden
in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van
deze rijkswet.
2. Indien een persoon een voordeel uit hoofde van deze rijkswet wordt geweigerd ingevolge
het eerste lid, dient de bevoegde autoriteit van het land die het voordeel anderszins
zou hebben toegekend deze persoon desalniettemin te behandelen alsof deze recht heeft
op dit voordeel of op andere voordelen ter zake van een specifiek bestanddeel van
het inkomen, indien deze bevoegde autoriteit, op verzoek van deze persoon en na bestudering
van de relevante feiten en omstandigheden, vaststelt dat deze voordelen aan die persoon
zouden zijn verleend bij het ontbreken van de transactie of constructie bedoeld in
het eerste lid.
3. De bevoegde autoriteit van een land raadpleegt de bevoegde autoriteit van het andere
land alvorens een voordeel uit hoofde van het eerste lid te weigeren of een verzoek
uit hoofde van het tweede lid af te wijzen.
I
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt «autoriteit van het land waarvan hij inwoner
is» vervangen door «autoriteit van een van beide landen».
2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «nadat de kwestie is voorgelegd aan de bevoegde
autoriteit van het andere land» vervangen door «na de datum waarop alle informatie
die voor de bevoegde autoriteiten nodig is om de kwestie te kunnen beoordelen aan
beide bevoegde autoriteiten ter beschikking is gesteld».
3. In het vijfde lid wordt «verzoek» vervangen door «schriftelijk verzoek».
4. In het vijfde lid wordt na de eerste zin, een zin ingevoegd, luidende: Deze onopgeloste
kwesties zullen niet voor arbitrage worden voorgelegd indien een rechtelijke instantie
of administratieve rechtbank van een van beide landen reeds over deze kwesties heeft
beslist.
J
De artikelen 30, 33 en 34 vervallen.
ARTIKEL II
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand
volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wordt geplaatst en
de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en belastingtijdvakken die
aanvangen of, in geval van aan de bron geheven belastingen, voor betalingen die zijn
gedaan op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin
deze rijkswet in werking is getreden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad en het Afkondigingsblad van Sint Maarten
zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren
wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.