Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Inge van Dijk over het rapport 'Rechtsbescherming in het geding – Onderzoek informatieverstrekking aan de rechter, deel 2'
Vragen van het lid Inge van Dijk (CDA) aan de Staatssecretarissen van Financiën over het rapport «Rechtsbescherming in het geding – Onderzoek informatieverstrekking aan de rechter, deel 2» (ingezonden 10 september 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Financiën), mede namens Staatssecretaris Palmen
(Financiën) (ontvangen 2 oktober 2025).
Inleiding:
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen,
de beantwoording van de schriftelijke vragen die het lid Inge van Dijk (CDA) op 10 september
2025 heeft gesteld over het rapport van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane
(IBTD) «Rechtsbescherming in het geding: Onderzoek informatieverstrekking aan de rechter
deel 2 (casusonderzoek)» (2025Z16522).
De beantwoording wil ik kort inleiden. Op 2 september 2025 heeft de IBTD het rapport
«Rechtsbescherming in het geding» gepubliceerd.1 Het rapport is het vervolg op een onderzoek van de Inspectie over de informatieverstrekking
van de Belastingdienst aan de rechter.2 Mede naar aanleiding van het eerste rapport zijn een aantal verbeteracties doorgevoerd,
zoals het aanpassen van werkinstructies, bewustwordingssessies over inzagerecht voor
medewerkers en het bestaande programma Informatiehuishouding Op Orde.
In de kabinetsreactie heb ik het belang benadrukt om de bevindingen in het tweede
rapport in context te plaatsen.3 De verbeteracties van de Belastingdienst komen in het rapport van de IBTD niet aan
de orde. Daarnaast is onduidelijk hoe de vijf casussen uit de periode 1 januari 2022
en 20 oktober 2023 zich verhouden tot de jaarlijks zo’n zesduizend (hoger) beroepsprocedures
die tegen besluiten van de Belastingdienst worden ingesteld. De Belastingdienst zal
daarom zelf onderzoek doen naar de meest recente casussen om een actueel beeld te
krijgen van de huidige praktijk en de implementatie van de verbeteracties. Daarover
wordt uw Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst geïnformeerd.
Vraag 1
Hoe duidt u de constatering dat er binnen de Belastingdienst een cultuur heerst waarin
het «winnen van de zaak» prevaleert boven het eerlijk en volledig informeren van rechter
en burger?4
Antwoord 1
Zoals ik ook in de kabinetsreactie op het IBTD-rapport heb aangegeven, vind ik het
belangrijk om de bevindingen van de Inspectie in context te plaatsen. Op basis van
een vijftal casussen constateert de IBTD dat zij een (proces)houding ziet bij medewerkers
van «willen winnen». Echter, zo constateert de IBTD zelf ook, op basis van vijf casussen
kunnen geen generieke uitspraken worden gedaan over de Belastingdienst. Dat onderschrijf
ik.
Daarbij moet worden opgemerkt dat «op de zaak betrekking hebbende stukken», zoals
geformuleerd in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een open norm
is. De wetgever heeft het begrip niet nader ingevuld. De Belastingdienst spant zich
bij iedere (hoger) beroepsprocedure – waarvan er jaarlijks ongeveer zesduizend worden
ingesteld – in om te voldoen aan die open norm en de geldende jurisprudentie. Soms
oordeelt de rechter dat de Belastingdienst in een concreet geval art. 8:42 Awb niet
juist heeft toegepast. Die uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling van het
begrip «op de zaak betrekking hebbende stukken», waardoor incidenten waarbij niet
alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter worden verstrekt, verder
worden voorkomen.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de
informatieverstrekking aan de rechter, waardoor de rechtsbescherming van burgers in
het geding komt?
Antwoord 2
In het eerste deel van haar onderzoek spreekt de Inspectie over incidenten waarbij
stukken ten onrechte niet of niet tijdig aan de rechter worden verstrekt.5 In het tweede deel, dat op 2 september jl. is gepubliceerd, verwijst de IBTD naar
168 rechtszaken6 in de periode tussen 1 januari 2022 en 20 oktober 2023 waarbij de informatieverstrekking
aan de rechter onderdeel was van het geschil. In vergelijking worden er jaarlijks
zo’n zesduizend (hoger) beroepsprocedures ingesteld waarbij de Belastingdienst optreedt
als procespartij. In het merendeel van die procedures is de informatieverstrekking
van de Belastingdienst aan de rechter dan ook geen onderwerp van geschil. In de kabinetsreactie
op het rapport spreek ik de suggestie die uitgaat van de titel van het IBTD-rapport
dat de rechtsbescherming van burgers en bedrijven in het geding zou zijn, dan ook
tegen.
Daarbij bestrijd ik dat de Belastingdienst structureel tekortschiet in de informatieverstrekking
aan de rechter. Het gaat om incidenten waarbij stukken ten onrechte niet of niet tijdig
aan de rechter worden verstrekt. Om deze incidenten te allen tijde te voorkomen heeft
de Belastingdienst mede naar aanleiding van het eerste onderzoek verbetermaatregelen
getroffen. Die heb ik in de kabinetsreactie nader toegelicht. Ook heb ik toegezegd
dat de Belastingdienst zelf onderzoek doet naar de meest recente casussen om een actueel
beeld te krijgen van de huidige praktijk en het effect van de implementatie van de
verbeteracties. Daarover wordt uw Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst
geïnformeerd.
Vraag 3
Wat gaat u doen aan de constatering van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane
dat de informatiehuishouding van de Belastingdienst niet op orde is (meerdere systemen,
conversieproblemen, ontbrekende e-mails), waardoor de informatieverstrekking aan de
rechter en burgers en bedrijven in het geding komt?
Antwoord 3
Het programma Informatie Op Orde (IOO) van de Belastingdienst levert een belangrijke
bijdrage aan de strategische doelstelling om de basis van de Belastingdienst verder
op orde te brengen. De planning is om het programma eind 2026 af te ronden zodat de
randvoorwaarden zijn ingevuld om de basis op orde te hebben. Het op orde houden van
de informatiehuishouding zal voortdurend de aandacht blijven vragen. Daarom heeft
het programma IOO een brede bewustwordingscampagne gelanceerd onder medewerkers.
Verder is op 22 augustus een nieuw systeem in gebruik genomen: het Generieke platform
voor Document- en Archiefbeheer (GDA). Samen met de keten Omzetbelasting is daarmee
de eerste aansluiting op GDA gerealiseerd. De keten Schenk- en Erfbelasting wordt
deze week aangesloten op GDZ. Documenten worden na opmaak en verzending automatisch
gearchiveerd in GDA. Geautoriseerde gebruikers van de keten kunnen zo eenvoudig de
verzonden documenten opzoeken en inzien.
Medewerkers van de Belastingdienst worden met deze nieuwe, centrale voorziening ondersteund
bij het verder op orde brengen van hun informatiehuishouding. Dit systeem helpt om
ontvangen en verzonden documenten automatisch op te slaan en terug te vinden. Medewerkers
kunnen zo gemakkelijk de juiste documenten opzoeken en veilig duurzaam archiveren.
Daarmee wordt een belangrijke stap gezet richting een toekomstbestendige informatievoorziening
die voldoet aan wet- en regelgeving, waaronder de Modernisering Elektronisch Berichtenverkeer,
de Keuzeregeling Elektronisch Berichtenverkeer en de in 2025 aangenomen nieuwe Archiefwet.
Voor het archiveren van e-mails bestaan werkinstructies en de Belastingdienst werkt
aan een centrale voorziening voor e-mailarchivering.
Vraag 4
Welke (directe) gevolgen verbindt u aan de bevindingen dat artikel 8:42 Awb door de
Belastingdienst te beperkt wordt toegepast.
Antwoord 4
Mede naar aanleiding van het eerste rapport van de IBTD heeft de Belastingdienst verbeteracties
doorgevoerd om de informatieverstrekking aan de rechter te verbeteren. De werkinstructie
over het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechter is
aangepast. Er worden sessies georganiseerd, bestaande uit een e-learning en workshops,
die bijdragen aan de bewustwording over inzagerecht en transparantie onder medewerkers.
En binnen het programma IOO lopen diverse initiatieven om de informatiehuishouding
van de Belastingdienst verder te verbeteren.
De IBTD heeft geen onderzoek gedaan naar die verbeteracties, maar vijf casussen onderzocht
die dateren van daarvóór. In de kabinetsreactie heb ik daarom een analyse aangekondigd
naar de verbeteracties die de Belastingdienst heeft doorgevoerd. Deze analyse moet
het gebruik van de werkinstructies, de verschillende sessies en andere hulpmiddelen
voor medewerkers inzichtelijk maken. Over de uitkomsten van die analyse naar de verbeteracties
en daaruit voortvloeiende maatregelen wordt uw Kamer geïnformeerd in een stand-van-zakenbrief
Belastingdienst.
Vraag 5
Herinnert u zich uw antwoord op de motie Inge van Dijk over een onderzoek naar de
meerwaarde van het inrichten van een team monitoring hoger beroep (Kamerstukken II
2024/25, 31 066, nr. 1463, bijlage 2025D09381)?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6 en 7
Herinnert u zich de vraag dat uw onderzoek naar doorprocederen «aan het licht gebracht
dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve informatie heeft over de afwegingen
van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep te gaan»? Kunt u dit onderzoek naar
doorprocederen als bijlage bij uw antwoorden voegen?
Bent u na het rapport van de Inspectie alsnog bereid om het procederen door de fiscus
meer aandacht te geven en waar mogelijk minder tegenover burgers en bedrijven te staan?
Antwoord 6 en 7
De Tweede Kamer heeft in april 2024 de motie Inge van Dijk (CDA) aangenomen. Die motie
verzoekt het kabinet te onderzoeken of het inrichten van een team, vergelijkbaar aan
het Team Monitoring hoger beroep bij de Dienst Toeslagen, ook bij de Belastingdienst
meerwaarde kan bieden bij het kritisch beoordelen wanneer de inspecteur hoger beroep
instelt.7
Uit de ambtelijke verkenning die is verricht ter uitvoering van de motie blijkt dat
er in belastingzaken meerdere waarborgen bestaan om onnodig doorprocederen door de
inspecteur te voorkomen. Op grond van paragraaf 3 van het Besluit Beroep in Belastingzaken
(BBIB) is de inspecteur verplicht zijn voornemen om hoger beroep in te stellen af
te stemmen met de betrokken vaktechnisch coördinatoren. Paragraaf 4 van het BBIB schrijft
verder voor dat als de belanghebbende hoger beroep instelt, de inspecteur nagaat of
niet alsnog aan de grieven van de belanghebbende tegemoet gekomen kan worden.
De beschikbare informatie geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake
is van onnodig doorprocederen. Mede gelet op een eerste inschatting van de benodigde
capaciteit en de bestaande waarborgen, inclusief de vaktechnische infrastructuur en
het bestaande Team Cassatie bij de Belastingdienst, zag mijn ambtsvoorganger daarom
geen meerwaarde van een Team Monitoring hoger beroep bij de Belastingdienst. Deze
verkenning is met de Kamer gedeeld in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst van
6 maart jl.8
De verkenning heeft aan het licht gebracht dat de Belastingdienst geen of weinig kwalitatieve
informatie heeft over de afwegingen van de inspecteur om al dan niet in hoger beroep
te gaan. Het vastleggen van (meer) informatie over procedures wordt opgepakt als onderdeel
van het programma Klant- en Zaakbehandeling (KZB). Op dit moment worden de processen
binnen KZB verder uitgewerkt. Zodra daarover meer bekend is, informeer ik u in een
stand-van-zakenbrief Belastingdienst.
Vraag 8
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de voortgang van verbetermaatregelen
en specifiek te rapporteren over de naleving van artikel 8:42 Awb?
Antwoord 8
In de kabinetsreactie heb ik aangekondigd de Kamer in een stand-van-zakenbrief Belastingdienst
te informeren over de uitkomsten van de analyse naar de verbeteracties en eventuele
aanvullende maatregelen. Als de uitkomsten of de eventuele aanvullende maatregelen
daar aanleiding toe geven, wordt uw Kamer daar aanvullend over geïnformeerd.
Vraag 9 en 10
Kunt u aangeven of dezelfde risico’s (selectieve dossiervorming, niet aanleveren interne
stukken, onvoldoende reflectie) ook spelen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
(UHT)?
Zijn er specifieke waarborgen ingebouwd bij de UHT om te voorkomen dat stukken worden
achtergehouden of selectief aangeleverd aan de rechter?
Antwoord 9 en 10
Dienst Toeslagen heeft monitoring (hoger)beroep ingesteld. Indien er op basis van
uitspraken door rechters gesignaleerd wordt dat er structureel sprake is van het ontbreken
van relevante stukken dan wordt daar op gehandeld. Dat maakt dat deze risico’s kunnen
voorkomen, maar specifiek voor UHT geldt dat er waarborgen zijn ingebouwd om deze
risico’s zoveel mogelijk te ondervangen. Op verzoek kan de ouder het ouderdossier
ontvangen dat alle mogelijke relevante gegevens uit de systemen van de Dienst Toeslagen
bevat die betrekking hebben op de integrale beoordeling. De inhoud van dit dossier
is onder andere met de werkgroep toeslagenadvocaten afgestemd en wordt sinds april
2024 door UHT actief of op verzoek verstrekt. Dit dossier vormt dus de basis, waar
nodig worden gedurende het proces stukken toegevoegd, uit eigen beweging of op verzoek.
Vraag 11
Kunt u garanderen dat interne notities, e-mails en verslagen binnen de UHT in beginsel
conform artikel 8:42 Awb worden verstrekt aan gedupeerden en de rechter, tenzij artikel 8:29
Awb wordt toegepast?
Antwoord 11
In beginsel worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt. Als blijkt
dat er stukken ontbreken, dan worden deze uit eigen beweging of op verzoek in bezwaar
toegevoegd.
Vraag 12
Indien zulke waarborgen ontbreken, bent u bereid die alsnog in te voeren?
Antwoord 12
Bij UHT zijn net als bij Dienst Toeslagen waarborgen ingebouwd met de monitoring van
(hoger)beroep. Daarnaast is er sprake van advisering door specialisten uit de vaktechnische
lijn. Vaktechniek monitort of de juiste type stukken in het ouderdossier zitten. Dat
neemt niet weg dat het altijd kan voorkomen dat stukken in individuele gevallen ontbreken.
Ook worden waar nodig werkinstructies aan medewerkers als waarborg voor de kwaliteit
en samenstelling van de dossiers aangescherpt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.