Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lahlah over het aankomend verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het aankomend verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties (ingezonden 13 mei 2025).
Antwoord van Minister Rijkaart (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 29 september 2025).
Vraag 1
Klopt het dat de Wet openbare manifestaties (Wom) wordt aangepast zodat er een verbod
komt op het dragen van gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties, zoals u aangaf
in WNL Op Zondag op 11 mei 2025?1
Antwoord 1
Ja, het klopt dat er gewerkt wordt aan een dergelijke aanpassing van de Wet openbare
manifestaties (Wom). Op 23 september 2024 heeft de Kamer de motie Eerdmans en Stoffer
aanvaard.2 Deze motie verzoekt de regering te komen met een wetswijziging om demonstreren met
gezichtsbedekkende kleding te verbieden. Zoals in de kamerbrief van 15 april 2025
is aangegeven, is mijn ambtsvoorganger samen met de toenmalige Minister van JenV gestart
met het voorbereiden van wetgeving die dit verbod bevat.3 De Minister van JenV en ik zetten ons ervoor in om nog dit jaar een wetsvoorstel
aan te bieden voor internetconsultatie. Ik zal uw Kamer hierover actief informeren.
Vraag 2
Wordt een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding meegenomen in het WODC-onderzoek
over het demonstratierecht? Kunt u toelichten waarom u kiest voor deze timing, terwijl
het WODC-onderzoek nog loopt?
Antwoord 2
Nee, een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding is niet expliciet opgenomen
in het WODC-onderzoek. Het WODC-onderzoek was namelijk al aangevraagd toen de motie
Eerdmans-Stoffer werd aangenomen en is inmiddels in de afrondende fase.
Vraag 3
Acht u het juridisch haalbaar dat een algemeen verbod op gezichtsbedekking bij demonstraties
standhoudt voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, gelet op artikel 10
en 11 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? Waarom wel of niet?
Antwoord 3
Zoals ambtsvoorgangers van de Minister van JenV en mijzelf hebben geschreven in de
brief van 15 april jl., is er nog geen jurisprudentie van het Hof over een wettelijk
verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties. Mede ingegeven door het feit
dat de burgemeester op grond van het huidige wettelijk kader al de bevoegdheid heeft
om een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij een demonstratie op te leggen voorafgaand
of tijdens een demonstratie, concluderen wij dat een wettelijk verbod in beginsel
mogelijk is.
Vraag 4
Hoe verhoudt het verbod zich volgens u tot de uitspraak van de rechtbank in Den Haag,
die onlangs oordeelde dat de burgemeester te veel eisen had opgelegd aan een demonstratie
van Kick Out Zwarte Piet en dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding alleen mag
als dit noodzakelijk is om wanordelijkheden te voorkomen?4
Antwoord 4
In deze zaak ging het over een verbod op gezichtsbedekkende kleding dat door de burgemeester
van Den Haag was opgelegd als beperking bij een demonstratie op grond van bestaande
wetgeving. Dat is een andere situatie dan wanneer er een algemeen wettelijk verbod
zou worden ingevoerd. De rechter krijgt dan te maken met een ander toetsingskader.
Vraag 5
Deelt u de lezing van de Wom dat burgemeesters met de huidige wet al voldoende mogelijkheden
hebben om wanordelijkheden tijdens demonstraties aan te pakken? Zo nee, waarom niet
en waar schiet de Wom wat u betreft momenteel tekort?
Antwoord 5
Het klopt dat het huidige wettelijk kader, zoals neergelegd in de Wom, burgemeesters
verschillende mogelijkheden biedt om ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden
in te grijpen ten aanzien van een demonstratie. Waar het gezichtsbedekkende kleding
betreft, vindt het kabinet het echter wenselijk om een algemene verbodsnorm te stellen.
Op deze manier kan naar de mening van het kabinet beter worden opgetreden tegen demonstranten
die gezichtsbedekkende kleding dragen om doelbewust herkenning bij opsporing of handhaving
van de openbare orde te voorkomen. Een dergelijk verbod moet wel effectief en uitvoerbaar
zijn, en ruimte laten voor situaties waarin het dragen van gezichtsbedekkende kleding
een legitiem doel dient. Over de invulling van deze voorwaarden vinden op ambtelijk
niveau momenteel gesprekken plaats. Hierbij worden ook leden van lokale driehoeken
betrokken.
Vraag 6, 7, 8 en 9
Deelt u de mening dat ingrijpen bij demonstraties alleen mag wanneer dat strikt noodzakelijk
is, bijvoorbeeld wanneer strafbare feiten plaatsvinden? Zo ja, hoe past een algemeen
verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding daar volgens u in?
Hoe schat u een mogelijk «chilling effect» van een verbod op gezichtsbedekkende kleding
in op de bereidheid om te demonstreren?
Deelt u de zorgen over de veiligheid van demonstranten die risico lopen wanneer zij
herkenbaar demonstreren, bijvoorbeeld bij demonstraties tegen autoritaire regimes?
Erkent u dat zij belang hebben bij anonimiteit of gezichtsbedekking? Hoe weegt u dit
belang ten opzichte van het voorgestelde verbod?
Deelt u de inschatting dat een verbod op gezichtsbedekking vooral demonstranten treft
die bescherming zoeken tegen buitenlandse repressie, en dat dit hun bereidheid om
te demonstreren ernstig kan inperken? Acht u een discretionaire bevoegdheid voor burgemeesters
tot ontheffing toereikend om dit effect te ondervangen? Kunt u toelichten waarom wel
of niet?
Antwoord 6, 7, 8 en 9
Het demonstratierecht vormt een essentieel onderdeel van onze democratische rechtsstaat.
Het biedt burgers de mogelijkheid om zich collectief uit te spreken en dat is een
groot goed waar het kabinet pal voor staat. Van de overheid mag daarom worden verwacht
dat zij het demonstratierecht van burgers faciliteert en dat overheidsoptreden burgers
niet ontmoedigt om gebruik te maken van hun grondrecht. Tegelijkertijd heeft de overheid
ook als taak om, binnen de grenzen van de Grondwet en het internationale recht, ervoor
te zorgen dat demonstraties op een veilige en verantwoorde manier plaatsvinden. Volgens
het kabinet kan een wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding met al deze uitgangspunten
in overeenstemming worden gebracht. Het deelt daarbij de zorgen van het lid Lahlah
over de veiligheid van demonstranten die een veiligheidsrisico lopen wanneer zij herkenbaar
demonstreren.
Vraag 10
Kunt u garanderen dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding niet leidt tot meer
politie-inzet, doordat zij hier in de toekomst op moeten handhaven, ook bij demonstranten
die vreedzaam demonstreren? Deelt u de mening dat dit niet bij de de-escalerende rol
van de politie tijdens demonstraties past?
Antwoord 10
Zoals aangegeven in de brief van 15 april jl., worden de bezwaren en zorgen van de
politie meegenomen in de uitwerking van een wetsvoorstel en zal er kritisch worden
gekeken naar de uitvoerbaarheid van een wettelijk verbod. In het algemeen geldt dat
de politie bij demonstraties primair een de-escalerende rol vervult, gericht op het
mogelijk maken van demonstraties binnen de geldende wettelijke kaders.
Vraag 11
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Antwoord 11
Gelet op de onderlinge samenhang in de beantwoording van de vragen heb ik ervoor gekozen
om sommige vragen gezamenlijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.