Schriftelijke vragen : Het niet- publiceren van een kritisch onderzoek naar corruptiebestrijding
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het niet-publiceren van een kritisch onderzoek naar corruptiebestrijding (ingezonden 22 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money (FTM) «Ministerie hield kritisch
rapport over corruptie onder de pet»?1
Vraag 2
Hoe verklaart u dat het ministerie de kwaliteit van het rapport «Is de Nederlandse
overheid bestand tegen corruptie?' als ondermaats beoordeelde en het daarom niet publiceerde,
terwijl meerdere onafhankelijke experts, waaronder tegenlezers zoals de Rijksrecherche,
het juist als gedegen bestempelden?
Vraag 3
Hoe valt het te verklaren dat de methodologie van het rapport nu bekritiseerd wordt,
terwijl de directoraat-generaal (DG) Ondermijning zelf om het verkennend onderzoek
heeft gevraagd en vóór openbaarmaking (na het Wet open overheid-verzoek van FTM) nooit
kritiek op de gehanteerde methodologie heeft geuit richting de auteurs?
Vraag 4
De auteurs zelf noemen het een eindverslag van een verkennend onderzoek, waarom wordt
er vanuit het ministerie de suggestie gewekt dat het een wetenschappelijke rapportage
zou zijn?
Vraag 5
Het ministerie stelt dat het rapport feitelijke onjuistheden bevatte; kunt u concreet
aangeven om welke onjuistheden het gaat? Ook wordt gesteld dat informatie ontbreekt
in het rapport; kunt u toelichten welke informatie dit betreft?
Vraag 6
Waarom stelt het ministerie dat in het rapport te veel de mening van de auteurs doorklinkt,
terwijl de aanbevelingen en conclusies grotendeels aansluiten bij die van internationale
instituties?
Vraag 7
Waarom is in het rapport één van slotconclusies «Bestuurlijke verantwoordelijkheid
is onvoldoende en leiderschap schiet tekort» bij openbaarmaking weggelakt?
Vraag 8
Herkent u zich in het beeld dat de auteur van het rapport schetst, namelijk dat niemand
van het DG Ondermijning contact heeft opgenomen met hem, bijvoorbeeld met klachten
over de kwaliteit?
Vraag 9
Gezien het feit dat in het rapport aandacht wordt besteed aan de Nota Corruptiepreventie
uit 2005, welke was gebaseerd op het WODC-onderzoek van Huberts en Nelen uit datzelfde
jaar en in die nota talrijke actiepunten zijngeformuleerd over samenwerking tussen
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, onder meer op het gebied van voorlichting over de aangifteplicht
van ambtenaren en de klokkenluidersregeling; wat vindt u van de constatering dat een
groot deel van die actiepunten en problemen uit die nota uit 2005 nog steeds actueel
en niet opgelost zijn? Wat gaat u daaraan doen?
Vraag 10
Klopt het dat het Platform Corruptiebestrijding nog steeds bestaat, maar niet gebruikt
wordt en dat diverse instanties binnen de overheid niet eens op de hoogte zijn van
het bestaan? Hoe kan dit?
Vraag 11
Deelt u de analyse dat de dalende positie van Nederland op de Corruption Perceptions
Index, samen met kritiek van organisaties als GRECO en de Open State Foundation, wijst
op een groeiend corruptierisico? Bent u bereid om werk te maken van een overheidsbreed
anti-corruptiebeleid, bijvoorbeeld via een onafhankelijke anti-corruptieautoriteit?
Vraag 12
Bent u bereid het pleidooi van de Rijksrecherche en het Openbaar Ministerie om «handel
in invloed» strafbaar te stellen opnieuw te overwegen en dit in wetgeving op te nemen?
Vraag 13
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat studies – met mogelijk relevante conclusies
voor de Kamer – in het vervolg openbaar worden gemaakt en niet worden achtergehouden
of beïnvloed door politiek-bestuurlijke overwegingen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid