Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen.
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Financiën over de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen (ingezonden 27 augustus 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Financiën), en de Staatssecretaris van Financiën
(ontvangen 19 september 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel in De Telegraaf van 25 augustus 20251 over de mogelijke gevolgen als de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen per
1 januari 2026 zou worden beëindigd?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Hoe beoordeelt u de verwachting dat het vervallen van de tijdelijke accijnsverlaging
per 1 januari 2026 op termijn kan leiden tot sluiting van een aanzienlijk aantal laad-
en tankvoorzieningen?
Bent u ermee bekend dat naar schatting 30 tot 40 procent van de laad- en tankvoorzieningen
gevestigd is in grensregio’s langs de circa 1.000 kilometer lange landsgrens? Welke
effecten verwacht u daar specifiek?
Hoe weegt u de mogelijke impact van het beëindigen van de tijdelijke accijnsverlaging
op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en op de betaalbaarheid voor werkenden
die afhankelijk zijn van de auto?
Antwoord 2, 3 en 4
In het kader van betaalbare mobiliteit wordt in het Belastingplan 2026 voorgesteld
de tijdelijke verlaging van de accijnstarieven met een jaar te verlengen. Daarmee
worden de negatieve effecten in 2026 voorkomen.
Het is aannemelijk dat het aflopen van de tijdelijke accijnsverlaging op brandstoffen
zou leiden tot hogere pompprijzen, hetgeen de concurrentiepositie van Nederlandse
tankstations, met name in de grensregio’s, kan verslechteren. Analyses2 naar de brandstofaccijns laten zien dat prijsverschillen met de buurlanden in deze
gebieden tot grenseffecten leiden. Daarbij gaat het om de verplaatsing van aankopen
(zoals tanken) naar het buitenland wanneer consumenten daar voordeel zien. Uit een
recent gepubliceerd onderzoek3 volgt dat een kleine groep huishoudens in de grensregio zeer gevoelig is voor de
relatieve brandstofprijs. Een groot deel van de huishoudens in de grensregio past
daarentegen hun tankgedrag niet aan relatieve prijsveranderingen.
Binnen een straal van 20 kilometer van de landsgrens bevindt zich naar schatting 21%
van de totale benzineafzet, 32% van de dieselafzet en 28% van de LPG-afzet.4 In deze regio’s kunnen hogere brandstofprijzen ten opzichte van België en Duitsland
leiden tot meer verschuiving van de vraag naar het buitenland. Dit zou, afhankelijk
van de duur en omvang van de verschillen, de concurrentiepositie van een deel van
deze tankstations onder druk kunnen zetten.
Tegelijkertijd horen aankopen over de grens bij een interne markt waarin vrij verkeer
van goederen plaatsvindt. Consumenten zijn binnen Europa vrij om te kiezen waar zij
hun boodschappen doen, inclusief tanken. Ook worden pompprijzen niet alleen bepaald
door de hoogte van de accijns, maar ook door ontwikkelingen op de oliemarkt en de
ligging van het tankstation.
Vraag 5 en 6
Welke beleidsopties ziet u, indien u deze zorgen deelt, om in het kader van de Miljoenennota
en Rijksbegroting de gevolgen van het beëindigen van de tijdelijke accijnsverlaging
te beperken of terug te draaien?
Indien u deze zorgen niet deelt, op welke gegevens en analyses baseert u die afweging?
Antwoord 5 en 6
Zoals in het Belastingplan 2026 opgenomen, stelt het kabinet voor om de tijdelijke
verlaging nog met een jaar te verlengen. Daarmee worden de zorgen zoals genoemd voor
2026 geadresseerd. Voor de periode daarna moeten beleidsopties worden afgewogen, daarbij
rekening houdend met zowel betaalbaarheid en grenseffecten als de houdbaarheid van
de overheidsfinanciën, doelmatigheid van de maatregel en de effecten op het milieu.
Vraag 7 en 8
Hoe beoordeelt u de oproepen van verschillende maatschappelijke organisaties, zoals
branche- en consumentenorganisaties, om af te zien van automatische indexering van
accijnzen?
Indien u aanleiding ziet om dergelijke oproepen te volgen, wat betekent dit dan voor
het huidige accijnsbeleid?
Antwoord 7 en 8
Ik ben bekend met de oproepen van branche- en consumentenorganisaties om af te zien
van automatische indexering en zie inderdaad ook dat indexering de verschillen met
de buurlanden vergroot. In het Belastingplan 2026 is opgenomen om de huidige lagere
accijnstarieven met een jaar te verlengen. Daarmee wordt ook de indexatie in 2026
niet doorgevoerd.
Deze maatregel heeft wel een budgettaire impact. Zoals ook toegelicht in de recente
contourenbrief «De auto rijdt door»5 is stabiele opbrengst uit autobelastingen cruciaal om de overheidsfinanciën houdbaar
te houden. Brandstofaccijnzen maken onderdeel uit van een belastingmix die in 2025
naar verwachting circa € 17,5 miljard oplevert. Het tijdelijk afzien van indexatie
(en het niet inhalen van indexatie van de afgelopen jaren) betekent aanzienlijk minder
inkomsten, wat moet worden afgewogen tegen dekkingsopties elders in de begroting.
Daarnaast is indexatie nodig om te voorkomen dat de belastingdruk door inflatie afneemt.
Nederland zet zich er op Europees niveau ook voor in indexatie van accijns gebruikelijk
en normaal te maken. Het gelijk houden van het belastingtarief in reële termen zorgt
er ook voor dat externe kosten over een langere periode niet steeds minder worden
beprijsd.
Vraag 9
Indien u geen aanleiding ziet deze oproepen te volgen, welke overwegingen liggen daaraan
ten grondslag?
Antwoord 9
Ik kom deels aan deze oproep tegemoet zoals toegelicht in de antwoorden op vragen
7 en 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.H.J. Heijnen, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.