Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen over de periode januari - april 2025 (20e VGR) (Kamerstuk 36708-41)
36 708 Toeslagen
Nr. 45
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 september 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Financiën over de brief van 4 juli 2025 inzake de voortgangsrapportage hersteloperatie
toeslagen over de periode januari – april 2025 (20e VGR) (Kamerstuk 36 708, nr. 41).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 september 2025.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Nr
Vraag
Antwoord
1
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of een gezin behoort tot de groep van
2.000–3.000 gezinnen die de regie kwijt is?
In navolging van de aanbeveling van de Commissie Van Dam worden geen harde criteria
gesteld aan de casussen. De professionals van maatschappelijk partners (zoals oudernetwerken
en lotgenotencontact als gemeenten en uitvoerders in de hersteloperatie) kunnen gezinnen
aandragen. Op de triage-tafel waar betrokken partijen aan deelnemen vindt nadere beoordeling
plaats.
2
Hoeveel gezinnen uit deze doelgroep zijn inmiddels in beeld gebracht en hoeveel van
hen ontvangen al integrale begeleiding?
De commissie Van Dam heeft een ruwe inschatting van de doelgroep gemaakt. De totale
omvang van de doelgroep moet blijken na een langere periode van het ondersteunen van
gezinnen die door de verschillende maatschappelijke partners worden aangereikt. Er
zijn tot nu toe 40 casussen aangedragen, 9 zijn er afgevallen vanwege dubbeling en
31 besproken op de tafel. Tot nu toe zijn er 6 opgelost en is de rest in behandeling.
3
Welke knelpunten zijn in de eerste 40 casusbesprekingen naar voren gekomen en welke
oplossingsrichtingen zijn sindsdien geïmplementeerd?
Uit de eerste casussen valt op het volgende op:
1. veel betrokken partijen (in sommige gevallen meer dan 30) kan leiden tot verlies
van regie. Het aanstellen van een regisseur in overleg met de ouder is dan de oplossing.
2. gedupeerden en betrokken partijen wachten op duidelijkheid uit aanvullende schade
om gerichte hulp in te zetten. Voorrang voor deze groep in de schaderoutes kan een
oplossing zijn.
3. bij sommige gezinnen speelt aanhoudende meerjarige multi-problematiek. Een vertrouwenspersoon
in combinatie met hulp vanuit het reguliere domein kan hier een oplossing zijn.
4. huisvesting als landelijk probleem heeft ook zijn impact op deze groep.
4
Op welke wijze wordt de opschaling van de aanpak voor deze gezinnen vormgegeven en
op welke termijn verwacht het kabinet dat de volledige doelgroep is bereikt?
Op dit moment worden de lessen uit de eerste fase in de aanpak verwerkt. In de aankomende
periode wordt deze aanpak opgeschaald. Daarbij wordt lerend te werk gegaan, d.w.z.
de mogelijkheid om de aanpak telkens aan te passen aan de casuïstiek die wordt aangeleverd.
De verwachting is om in Q2 2026 30 casussen per week op te pakken. Het streven is
dat voor het einde van 2027 alle gezinnen in elk geval een geaccordeerd én opgestart
plan van aanpak hebben met een realistisch perspectief op het terug kunnen nemen van
de eigen regie en/of een zachte landing in het reguliere sociaal domein.
5
De MijnHerstel-route zou in september 2025 live gaan: wordt deze planning gehaald?
In de aanbiedingsbrief bij de VGR van juli 2025 stond dat het kabinet zich zou inspannen
in september live te gaan met MijnHerstel. Zoals u heeft kunnen lezen in de Kamerbrief
van 10 september jl. (kenmerk 36708–44) wordt de livegang van MijnHerstel iets later,
omwille van zorgvuldige uitwerking van de route. MijnHerstel gaat daarom nog niet
live in september, maar wel zo snel mogelijk.
6
Is er voorafgaand een pilot uitgevoerd met de MijnHerstel-route en zo ja, wat waren
hiervan de bevindingen?
Het kader van MijnHerstel is gebaseerd op SGH. Er vindt geen pilot plaats, wel een
continue leercirkel.
7
Hoe ziet het tijdspad voor de opschaling van MijnHerstel eruit en op welke wijze wordt
de Kamer hierover geïnformeerd?
In beginsel wordt de Kamer periodiek geïnformeerd over de voortgang van de hersteloperatie
via de Voortgangsrapportages.
8
Hoe wordt geborgd dat ouders met beperkte digitale vaardigheden of laaggeletterdheid
de route daadwerkelijk kunnen gebruiken?
Ouders kunnen indien gewenst contact hebben medewerkers van MijnHerstel. Ook kunnen
advocaten samen met of namens een ouder een schadeverzoek indienen.
9
Hoeveel capaciteit is gereserveerd voor de opschaling van MijnHerstel, zodat eind
2027 alle schadeafhandelingen zijn afgerond en worden hier nog problemen verwacht?
Daarover is op dit moment nog geen uitspraak mogelijk. MijnHerstel moet nog starten.
10
Zal het uniforme schadekader worden gepubliceerd zodat gedupeerden weten tegen welke
normen hun schade wordt gewogen?
Ja, de werking van het uniforme schadekader wordt transparant gemaakt, alsook hoe
dit wordt toegepast.
Hierover zal informatie beschikbaar worden gesteld aan ouders en advocaten.
11
Hoe wordt geborgd dat het nieuwe uniforme schadekader daadwerkelijk leidt tot gelijke
behandeling in SGH en MijnHerstel indien dit kader niet wordt gepubliceerd, zoals
nu lijkt te zijn besloten?
Zie het antwoord op vraag 10.
12
In hoeverre blijft het uitgangspunt van de «meest ruimhartige compensatie» gelden
bij de overgang van de CWS (Commissie Werkelijke Schade) naar de SGH (Stichting (Gelijk)waardig
herstel) en MijnHerstel?
In de memorie van toelichting bij de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) wordt ruimhartige
compensatie genoemd als uitgangspunt van herstel. Dat blijft onveranderd.
De CWS hanteert een eigen wijze van berekening van aanvullende werkelijke schade,
deze berekening kent een meer individueel karakter. Bij SGH en MijnHerstel wordt gebruik
gemaakt van een forfaitair schadekader dat naar de maatstaven van de letselschadepraktijk
als ruimhartig kan worden gezien.
Een forfaitaire benadering betekent dat er collectieve vaste bedragen per schadegebeurtenis
worden gehanteerd die voor iedereen hetzelfde zijn, en een erkenning bieden voor de
geleden schade, maar niet een individuele berekening zijn van daadwerkelijke immateriële
of materiele schade.
13
Op welke punten wijkt het huidige SGH-schadekader af van de eerdere CWS-systematiek?
Het SGH-schadekader kent alleen forfaitaire bedragen. Dat wil zeggen vaste bedragen
voor vaste gebeurtenissen. De CWS hanteert ook forfaitaire bedragen, maar berekent
voor verscheidene materiële schadeposten het concrete schadebedrag.
14
Is er zicht op de omvang van de groep ouders die door een hoger inkomen buiten de
toeslagregelingen viel, maar aantoonbaar onder bijstandsniveau leefde en daardoor
geen compensatie ontvangt?
Het kan voorkomen dat een ouder een terechte terugvordering heeft ontvangen, omdat
het inkomen te hoog was om recht te hebben op toeslagen. Of een ouder hierdoor onder
het bijstandsniveau terechtkwam wordt niet geregistreerd. Wel wordt rekening gehouden
met de beslagvrijevoet en ouders konden een persoonlijke betalingsregeling aanvragen.
Mocht deze ten onrechte zijn geweigerd dan kan dit grond voor compensatie onder de
herstelregelingen zijn.
15
Is er inzicht in de groep ouders die een lening hebben aangevraagd en deze zelf hebben
afgelost vóórdat de herstelregelingen bestonden en daardoor niet voor compensatie
in aanmerking komen?
De schuldenregeling voor gedupeerde ouders is in het leven geroepen voor het overnemen
van opeisbare betalingsachterstanden op schulden in de periode van 1 januari 2006
tot 1 juni 2021. Er is daarom geen inzicht in de groep ouders die een lening zijn
aangegaan en deze hebben afgelost vóórdat de herstelregelingen bestonden.
De aanleiding voor de totstandkoming van de schuldenregeling was de wens van de Kamer
om te voorkomen dat ouders de ontvangen financiële compensatie direct kwijt zouden
zijn aan het afbetalen van opeisbare betalingsachterstanden. Dat zou onwenselijk zijn.
Als ouders met de ontvangen compensatie zelf opeisbare achterstanden hebben afbetaald
die waren ontstaan in de periode van 1 januari 2006 tot 1 juni 2021, kunnen zij terecht
bij het Loket Private Schulden en Loket Afbetaalde Schulden.
16
Hoe beoordeelt het kabinet het risico dat dit tot nieuwe schrijnende gevallen leidt
en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor overwogen?
Bij (nieuwe) schrijnende situaties kunnen gemeenten, door middel van de brede ondersteuning
op de vijf leefgebieden, gedupeerde ouders ondersteunen. Daarnaast is sinds het jaar
2022 het loket Afbetaalde Schulden bij Sociale Banken Nederland geopend. Gedupeerde
ouders kunnen bij dit loket terecht als zij met de ontvangen compensatiebedragen schulden
hebben betaald die binnen de regels van de private schuldenaanpak zouden worden overgenomen.
17
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een aanvullende schadeafhandeling en hoe verhoudt
dit zich tot de doelstelling om eind 2027 alle zaken afgerond te hebben?
De gemiddelde doorlooptijd van een aanvullende schadeafhandeling verschilt per route.
Voor MijnHerstel is de doorlooptijd nog niet bekend.
Voor SGH bedraagt de doorlooptijd tussen de 7 en 8 maanden, van kennismaken met luisterend
schrijver tot en met afronding.
Omdat we nog niet weten hoeveel ouders zich uiteindelijk zullen melden is het niet
mogelijk aan te geven hoe dergelijke doorlooptijden zich precies verhouden tot de
doelstelling om in 2027 alles afgerond te hebben. De capaciteitsscenario’s voor beide
routes zijn erop gericht op wachtrijen zo veel mogelijk te voorkomen en te zorgen
dat uiterlijk eind 2027 alle gedupeerden hun aanvullende schade gecompenseerd hebben
gekregen.
Voor de regieroute-VSO is de doorlooptijd gemiddeld 16 weken (van kennismakingsgesprek
tot het tekenen van de VSO) en bij CWS gemiddeld ruim 25 maanden (van registratie
van dossier tot afgeven van advies).
18
Hoe wordt de rol en het mandaat van de nieuw aan te stellen bestuurlijk regisseur
ingevuld en welke bevoegdheden krijgt deze om de opschaling daadwerkelijk te versnellen?
De bestuurlijk regisseur heeft in ieder geval op drie opdrachten:
1. Het begeleiden van een verantwoorde en breed gedragen transitie van de gemeentelijke
hersteltaken naar het regulier sociaal domein.
2. Het regisseren van het proces om te komen tot nadere kaderstelling en harmonisatie
van de brede ondersteuning, met inachtneming van het belang van maatwerk en voortbouwend
op het proces dat is gestart richting beleidsregels voor de brede ondersteuning.
3. Het bevorderen van een effectievere uitvoering van de integrale ondersteuning door
middel van het verkrijgen van meer inzicht in de voortgang hiervan, gevolgd door voorstellen
voor het oplossen van gesignaleerde knelpunten.
De bestuurlijk regisseur deelt zijn voorgenomen stappen, bevindingen, oordelen, adviezen
rechtstreeks aan de Staatssecretaris HT van het Ministerie van Financiën. De Staatssecretaris
HT is en blijft namens het kabinet eindverantwoordelijk voor de hersteloperatie. De
gemeenten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de gemeentelijke taken,
maar zowel de gemeenten, als de betrokken departementen hebben aangegeven dat op dit
deel van de hersteloperatie een opdracht ligt voor meer regie. Daarom gaat de bestuurlijk
regisseur samen met deze partijen de uitvoering van de integrale ondersteuning bevorderen.
19
Hoe wordt de samenwerking tussen de Ministeries van SZW, VWS en Financiën geborgd
bij de opschaling van de multi-probleemaanpak?
De ministeries worden aangesloten om samen de verdere ontwikkeling en opschaling uit
te werken. In samenspraak met de bestuurlijk regisseur wordt de uitvoering van de
aanpak geborgd bij de verschillende departementen en gemeenten.
20
Is het opschuiven van de uiterste aanvraagdatum van 1 januari 2026 naar een latere
datum een reëel scenario?
De uiterste aanmeldtermijn voor aanvullende schade voor ouders is een wettelijk geregelde
termijn en kan per wetswijziging worden verlengd. Het kabinet ziet vooralsnog geen
aanleiding om deze datum verder te verlengen dan na 1 januari 2026.
21
Wat is de stand van zaken van het voldoen van de randvoorwaarden om het herstel eind
2027 afgerond te hebben?
De belangrijkste randvoorwaarde is het vaststellen van een schadekader dat uniform
van toepassing zal zijn in de forfaitaire schaderoutes. Dit schadekader is gebaseerd
op het SGH schadekader en is nagenoeg voltooid. In antwoord 10 is aangegeven hoe ouders
(en advocaten) hier kennis van kunnen gaan nemen.
Daarnaast is ook een tijdige en voldoende opschaling van beide schaderoutes een randvoorwaarde.
22
Welke afspraken zijn er gemaakt met de SGH over de deelnemersvoorwaarden?
In eerste instantie konden alleen ouders met een IB gelijk of hoger dan € 30.000 zich
aanmelden bij SGH. Met SGH zijn nu afspraken gemaakt over de ouders met een IB-beschikking
lager dan € 30.000. Zij krijgen nu ook toegang tot de schaderoute.
Dit geldt ook voor ouders die kiezen voor MijnHerstel.
23
Welke benodigde voorbereidingen worden er getroffen om vanaf september stapsgewijs
qua volume te kunnen opschalen?
Processen, werkinstructies en IT-systemen worden aangepast zodat de nieuwe werkwijze
(controle achteraf en deelname van gedupeerden met een IB van minder dan € 30.000)
ten uitvoer kan worden gebracht. Ook worden de benodigde werkafspraken nader uitgewerkt
en geoperationaliseerd.
Bovendien is de realisatie van het aanmeldportaal noodzakelijk om grotere volumes
te kunnen verwerken en omissies in processen te voorkomen (bijvoorbeeld 2 keer aanmelden).
24
Naar welke aantallen wordt er dan opgeschaald?
SGH heeft aangegeven op te kunnen schalen naar 150 schadestaten per week.
25
Waar is de keuze op gebaseerd om een andere werkwijze ten aanzien van de kwaliteitsborging
in de SGH-route te gebruiken?
Conform het advies van de commissie Van Dam wil het ministerie een terugtrekkende
beweging maken t.a.v. de controle van de individuele schadestaten. De kwaliteit van
het proces van de SGH-route is al enige tijd op niveau, waarbij kwaliteit staat voor
kwaliteit van het proces, correcte toepassing van het schademodel en borging van de
rechtmatigheid. Onder het uitgangspunt dat het kwaliteitsniveau blijft gehandhaafd,
biedt dit ruimte om de kwaliteitsborging in de SGH-route anders in te richten.
De nieuwe werkwijze, waarbij de kwaliteitscontrole achteraf plaatsvindt, is een invulling
daarvan. De winst qua doorlooptijd van het proces is beperkt (enkele dagen), maar
voor de ouderbeleving is dit een belangrijke stap.
26
Welke versnelling wordt er verwacht?
Zie antwoord vraag 24.
27
Hoeveel bezwaarzaken zijn het waarin het gaat om mensen die geen kinderen hebben en
waarbij ook geen kinderopvangtoeslag aan de orde is?
Het gaat om 279 ingediende zaken. Daarvan zijn er inmiddels 183 afgerond.
28
Kan er een uitgebreidere uitleg gegeven worden over waar de conclusie op gebaseerd
is dat het in breder verband opvolging verdient?
Binnen de hersteloperatie toeslagen hebben veel meer ouders zich gemeld dan waar in
het begin rekening mee werd gehouden en bleek de problematiek vaak complexer dan gedacht.
Bovendien zijn bij de vormgeving van de hersteloperatie toeslagen ook verscheidene
deelprocessen ingericht waar een ouder mee te maken kan krijgen, met elk hun eigen
beschikking. Dit alles heeft ertoe geleid dat op aanvragen, maar ook op bezwaarschriften,
vaak niet binnen de wettelijke beslistermijn wordt beslist, wat vervolgens kon leiden
tot ingebrekestellingen, beroepen niet tijdig beslissen en het verbeurden van bestuurlijke
en rechterlijke dwangsommen. Vooral de beroepen niet tijdig beslissen blijken op onderdelen
van de hersteloperatie te zorgen voor een dynamiek die de uitvoeringscapaciteit overstijgt
en leveren grote druk op de rechtspraak. Ook leggen deze beroepen door de daaruit
voortvloeiende dwangsommen een fors beslag op de financiële middelen. Het kabinet
heeft daarom ook aangegeven het eens te zijn met de constatering van de commissie
Van Dam dat de dwangsommen bij het overschrijden van de wettelijke beslistermijnen
binnen de hersteloperatie hun doel voorbij schieten.
De problematiek rondom het niet-tijdig kunnen beslissen, is complex en speelt niet
alleen bij de hersteloperatie. Er zijn meer overheidsorganisaties die hiermee te maken
hebben. Het ligt daarom in de rede om in breder verband te zoeken naar oplossingen.
Het buiten werking stellen van de dwangsomregeling in het kader van de hersteloperatie
zal het eigenlijke probleem – het niet tijdig kunnen beslissen – niet oplossen en
de ouders ook niet direct verder helpen. Bovendien is het maar zeer de vraag of dit
juridisch mogelijk is en als dit al zo zou zijn, is hiervoor een wetswijziging nodig.
Daarmee zal de nodige tijd gemoeid zijn. De inschatting van het kabinet is dat de
wetswijziging pas gereed zou kunnen zijn als het overgrote deel van de aanvragen en
bezwaren reeds zijn ingediend. Dit maakt dat een dergelijke oplossing alleen al om
die reden niet zinvol is.
29
Van wie is het wel de taak om verder te verkennen of het mogelijk is om dwangsommen
af te schaffen?
Zie het antwoord op vraag 28. Zoals gezegd, is de problematiek rondom het niet-tijdig
kunnen beslissen en de daarmee verband houdende oplopende dwangsommen complex en speelt
dit bovendien breder binnen de overheid. Om die reden ligt het voor de hand om binnen
het kabinet naar deze problematiek te kijken en oplossingen te zoeken.
30
Wat zijn de rechtsgronden van de verklaringen van de bezwaren?
UHT houdt nog geen totaaloverzicht bij van de ingediende bezwaargronden. Doorgaans
worden in bezwaar tegen de integrale beoordeling meerdere bezwaargronden aangevoerd.
Veel voorkomende bezwaargronden zijn het ontbreken van het dossier, een onduidelijke
toelichting of motivering, een onjuiste berekening of het ten onrechte afwijzen van
een berekeningsjaar. UHT ontvangt relatief veel pro forma bezwaren. In veel gevallen
worden de gronden op een later moment aangevuld.
31
Wat is het vervolg van het generieke schikkingsvoorstel?
Er zijn per eind augustus 2025 2.455 bezwaren afgerond door middel van een getekende
vaststellingsovereenkomst. De komende tijd worden naar verwachting nog enkele tientallen
zaken op deze wijze afgerond.
32
Wat zijn de eerste resultaten van de evaluatie van de pilot?
Het team hybride bezwaarbehandeling heeft nog onvoldoende dossiers afgerond om tot
betrouwbare resultaten te komen. De pilot wordt verlengd en de evaluatie wordt opgeschoven.
33
Wat is de stand van zaken van het proces dat de UHT (Uitvoeringsorganisatie Herstel
Toeslagen) heeft ontwikkeld?
De werkwijze is getest in een beperkt aantal dossiers met enkele advocaten en wordt
op korte termijn geëvalueerd. De eerste ervaringen vanuit UHT zijn positief.
34
Wat is de stand van zaken van het herzien van het stelsel voor compensatie voor de
werkelijke schade voor ex-partners?
Ex-toeslagpartners die daarvoor in aanmerking komen krijgen € 10.000 en hulp op het
terrein van schulden, rechtsbijstand en brede ondersteuning door gemeenten.
De regeling voor de compensatie van aanvullende schade, voor zover die boven de inmiddels
ontvangen € 10.000 uitkomt, is voor ex-toeslagpartners nog niet ingevoerd. Op dit
moment wordt het stelsel voor aanvullende compensatie voor gedupeerde ouders heringericht.
Nadat het stelsel is aangepast en in uitvoering is gebracht zal ook worden gekeken
naar de beste manier om de aanvullende schade voor de ex-partners te compenseren,
in samenhang met de gezinssituatie.
35
Wat is de stand van zaken van het onafhankelijke onderzoek naar aanleiding van meldingen
bij de hersteloperatie?
Dit onderzoek loopt momenteel nog. In verband met de rijksbreed toegepaste zorgvuldigheid
rondom dergelijke onderzoeken wordt uw Kamer geïnformeerd na de afronding hiervan.
Vraag uit de technische briefing van 10 sept.
Zijn er contacten met bewindvoerders over hoe om te gaan met gedupeerde ouders?
Er is contact met bewindvoerders over het afhandelen van de schulden van gedupeerde
ouders. Zij ontvangen een afschrift van de brieven hierover die door UHT aan ouders
worden verzonden. Bewindvoerders hebben voor het oplossen van schulden van ouders
in een Wsnp-traject contact met het loket Wsnp/Msnp. Schuldhulpverleners hebben soms
ook contact met het loket Wsnp/Msnp, namelijk wanneer een ouder in een Msnp-traject
zit dat voor 5 november 2022 is gestart. Zij ontvangen een afschrift van de brieven
aan ouders over de kwijtschelding van schulden door publieke instanties en informatie
over het indienen van schulden bij SBN.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier