Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 644 Regels in verband met de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart (Wet op de Nederlandse identiteitskaart)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 4 september 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:
1. In het basisregister reisdocumenten worden met betrekking tot Nederlandse identiteitskaarten
de volgende gegevens opgenomen:
a. gegevens als bedoeld in artikel 3, eerste, vierde, vijfde, en zesde lid;
b. woonplaats en adres van de houder;
c. gegevens die bij de aanvraag zijn overgelegd, met uitzondering van de gezichtsopname,
handtekening en vingerafdrukken van de aanvrager, en gegevens die betrekking hebben
op de status van een identiteitskaart, alsmede de autoriteit die de gegevens heeft
verstrekt en de datum waarop de gegevens zijn verstrekt;
d. gegevens met betrekking tot de status van de identiteitskaart als publiek identificatiemiddel.
B
In artikel 30, derde lid, wordt na «door hem» ingevoegd «, de op grond van artikel 50b,
tweede lid, van de Paspoortwet tot inhouding bevoegde Gouverneur van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten,».
C
In artikel 38 wordt «bij de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten,» vervangen
door «bij de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, of, voor zover het personen
betreft die in de bevolkingsadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn
opgenomen, de door de Gouverneur na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten,»
en wordt «bevoegd is» vervangen door «bevoegd zijn».
D
Artikel 45 komt te luiden:
Artikel 45
De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2° door een puntkomma wordt
aan artikel 10, eerste lid, onderdeel b, een onderdeel toegevoegd, luidende:
3° gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart.
2. In artikel 27b, eerste lid, wordt «de in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1°
tot en met 5°, 7°, 8° en 10°, onderdeel b, onder 1 en onderdeel c, bedoelde gegevens»
vervangen door «de in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 5°,
7°, 8° en 10°, onderdeel b, onder 1 en 3, en onderdeel c, bedoelde gegevens ».
E
Artikel 46 komt te luiden:
Artikel 46
De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 12° door een puntkomma
wordt in het eerste lid, onderdeel a, een onderdeel toegevoegd, luidende:
13° gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart.
b. In het derde lid wordt «de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen
11° en 12°» vervangen door «de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen
11°, 12° en 13°».
c. In het vierde lid, wordt «de algemene gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a,
onderdelen 11° en 12°» vervangen door «de algemene gegevens, bedoeld in het eerste
lid, onder a, onderdelen 11°, 12° en 13°».
2. In artikel 2.36 wordt «de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a,
onderdelen 11° en 12°» vervangen door «de gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste
lid, onder a, onderdelen 11°, 12° en 13°».
F
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid vervalt de tweede zin.
b. In het vijfde lid vervalt de tweede zin.
2. Het achtste lid komt te luiden:
8. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid vervalt.
b. In het derde lid wordt «als bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door
«als bedoeld in het eerste lid».
3. Het tiende lid komt te luiden:
10. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c, vervalt het derde lid,
onderdeel b.
b. In het derde lid wordt «, f of g» vervangen door «of f».
4. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. de houder op de krachtens artikel 7 bepaalde wijze heeft verklaard dat de identiteitskaart
is vermist of mogelijk voorwerp is van fraude.
b. Het eerste lid, onderdeel h, vervalt.
c. In het tweede lid wordt «, g of h» vervangen door «of g».
Toelichting
Onderdeel A
De wijziging in onderdeel A betreft een correctie. Artikel 5, eerste lid, onderdelen
e en f, en het zinsdeel «de voortgang van de aanvraag voor een identiteitskaart» in
onderdeel c van dat artikellid waren in de consultatieversie van het wetsvoorstel
opgenomen die voortbouwde op het voorstel van rijkswet centrale voorziening. Naar
aanleiding van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens is alsnog uitgegaan van
de huidig geldende Paspoortwet.1 De genoemde onderdelen vervallen dus alsnog, waardoor artikel 5 van het wetsvoorstel
weer aansluit bij artikel 4d van de Paspoortwet.
Onderdeel B
De wijziging in onderdeel B betreft een aanvulling op artikel 30, derde lid, van het
wetsvoorstel en is noodzakelijk om de huidige praktijk in stand te houden als de regels
over uitgifte van de NIK worden ondergebracht in de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
In artikel 30 van het wetsvoorstel worden regels gesteld over de vermelding van personen
in het register paspoortsignaleringen (hierna: RPS) in situaties waarin hun NIK van
rechtswege is vervallen. De vermelding in het RPS en verwijdering daaruit hangen in
deze gevallen samen met de inleverplicht die wordt geregeld in artikel 56 van de Paspoortwet
en artikel 38 van dit wetsvoorstel. Op grond van dat laatstgenoemde artikel zal de
Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, net als thans onder de Paspoortwet,
één van de op grond van artikel 50b van de Paspoortwet (zie de wijziging daartoe in
artikel I, onderdeel CC, van het parallelle voorstel van rijkswet) tot inhouding bevoegde
autoriteiten zijn waar de houder met een inleverplicht het document kan inleveren.
In lijn daarmee is het noodzakelijk gebleken om de huidige situatie van artikel 47,
derde lid, van de Paspoortwet voort te zetten door in dat artikellid expliciet te
bepalen dat de Gouverneur die een NIK in ontvangst heeft genomen of ingehouden daarvan
onverwijld kennisgeeft aan Onze Minister, opdat Onze Minister de vermelding in het
RPS kan verwijderen. Daartoe is een nota van wijziging gemaakt bij het parallelle
voorstel van rijkswet. In aansluiting daarop wordt voorgesteld om in artikel 30, derde
lid, van het onderhavige wetsvoorstel te verwerken dat ook die kennisgeving van de
Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten dus leidt tot verwijdering uit het RPS.
Onderdeel C
In artikel 38 van het wetsvoorstel is onder andere geregeld dat de houder van een
NIK aan zijn in dat artikel geregelde inleverplicht kan voldoen bij de Gouverneur
van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, aangezien die autoriteit tot inhouding bevoegd
is op grond van artikel 50b, tweede lid, van de Paspoortwet. Op grond van dat artikel,
in samenhang met artikel 26, eerste lid, onderdeel b, van de Paspoortwet, is echter
niet alleen de Gouverneur daartoe bevoegd, maar ook, voor zover het personen betreft
die in de bevolkingsadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn opgenomen,
de door de Gouverneur na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten.
Deze laatste autoriteiten zijn daarom nu ook toegevoegd als autoriteiten waar de NIK
kan worden ingeleverd voor personen die in de bevolkingsadministratie van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten zijn opgenomen.
Onderdeel D
De voorgestelde wijziging van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de Wet basisadministraties
persoonsgegevens BES was al opgenomen in het wetsvoorstel. Het betreft de aanvulling
van de in onderdeel b genoemde bijzondere gegevens die in de basisadministratie over
de ingeschrevene worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de
Paspoortwet (onder 1°) met de bijzondere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering
van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart (onder 3°). Deze aanvulling is nodig
om de huidige situatie in stand te houden als de regelgeving over de NIK van de Paspoortwet
overgaat naar de nieuwe Wet op de Nederlandse identiteitskaart. Verzuimd was om de
verwijzing naar artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, in artikel 27, eerste
lid, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES ook uit te breiden met een
verwijzing naar artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onder 3°. Dat verzuim wordt nu
hersteld.
Onderdeel E
De voorgestelde wijziging van artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet basisregistratie
personen was al opgenomen in het wetsvoorstel. Het betreft de aanvulling van de in
onderdeel a genoemde algemene gegevens die in de basisregistratie over de ingeschrevene
worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Paspoortwet (onder 12°)
met de bijzondere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Wet op
de Nederlandse identiteitskaart (onder 13°). Deze aanvulling is nodig om de huidige
situatie in stand te houden als de regelgeving over de NIK van de Paspoortwet overgaat
naar de nieuwe Wet op de Nederlandse identiteitskaart. Verzuimd was om de verwijzing
naar artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, in artikel 2.7, derde en vierde lid, en
artikel 2.36 ook uit te breiden met een verwijzing naar het nieuwe artikel 2.7, eerste
lid, onderdeel a, onder 13°. Dat verzuim wordt nu hersteld.
Onderdeel F
De wijzigingen in onderdeel F hebben enkel te maken met een technische aanpassing
van de opsomming in enkele artikelleden van cijfers naar letters. In de aanpassing
in het tiende lid (wijziging artikel 27) is tevens gecorrigeerd dat per abuis de «f»
in «of f» was vervallen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. van Marum
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.