Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het artikel ‘Zwolle weigert te stoppen met geheim overleg, net als tientallen andere gemeenten: ‘Minister moet ingrijpen’
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Zwolle weigert te stoppen met geheim overleg, net als tientallen andere gemeenten: «Minister moet ingrijpen»» (ingezonden 26 juni 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
29 augustus 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zwolle weigert te stoppen met geheim overleg,
net als tientallen andere gemeenten: «Minister moet ingrijpen»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zienswijze van uw voorganger in de beantwoording van Kamervragen dat alle
niet-incidentele bijeenkomsten die besluitvorming voorbereiden een raadscommissie
zijn en daarmee onder de voorschriften voor openheid in de Gemeentewet vallen?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u bekend met het protocol uit de gemeente Tubbergen waarin expliciet ruimte wordt
gecreëerd voor besloten bijeenkomsten buiten gronden uit de Wet open overheid (Woo)
om? Acht u dit protocol rechtmatig en passend binnen de geest van de Gemeentewet en
Woo?
Antwoord 3
Ik heb kennisgenomen van het genoemde protocol. Daarbij wijs ik erop dat de Wet open
overheid ziet op de openbaarmaking van documenten en niet gaat over de openbaarheid
van vergaderingen. De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om in afwijking van het uitgangspunt
van openbare vergaderingen, en onder specifieke voorwaarden, ook in beslotenheid te
vergaderen. De Gemeentewet regelt niet de gevallen waarin besloten vergaderd mag worden.
Die afweging komt toe aan de raad en raadscommissies. Het is primair aan de gemeenteraad
van Tubbergen om te beoordelen in hoeverre de afwegingen, mede op basis van het protocol,
om in voorkomende gevallen in beslotenheid te vergaderen in overeenstemming zijn met
de letter en de bedoeling van de Gemeentewet.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat tenminste 35 gemeenten nog altijd structurele besloten
bijeenkomsten organiseren, mede in het licht van de inmiddels gepubliceerde circulaire
over het commissiestelsel waarmee het verschaffen van helderheid over deze kwestie
beoogd werd?
Antwoord 4
Graag benadruk ik dat openbaarheid van het democratisch proces en de vergaderingen
van de raad (en raadscommissies) een belangrijk en helder uitgangspunt is, dat is
vastgelegd in zowel de Grondwet als de Gemeentewet. In een democratie is het van wezenlijk
belang dat inwoners inzicht hebben in de besluitvorming die in hun gemeente plaatsvindt
en de verantwoording die plaatsvindt over het gevoerde bestuur. Besloten vergaderingen
dienen dan ook altijd een uitzondering te zijn en openbare vergaderingen de regel.
Het is denkbaar dat in de praktijk soms twijfel bestaat of in een bepaald geval sprake
is van een vergadering in de zin van de Gemeentewet. Daarbij benadruk ik echter dat
daarvan al snel sprake zal zijn, zoals ik hieronder nader toe zal lichten. In verreweg
de meeste gevallen zal dan ook alleen achter gesloten deuren kunnen worden vergaderd
als de raad besluit tot een besloten vergadering volgens de procedure die hiervoor
in de Gemeentewet is opgenomen.
De Gemeentewet bepaalt niet wanneer sprake is van een raadsvergadering, maar bevat
wel enkele procedurele normen ten aanzien van raadsvergaderingen. Zo moet onder meer
oproeping plaatsvinden, moeten de agenda en de geagendeerde stukken openbaar gemaakt
worden, moet de vergadering in beginsel openbaar zijn, en moet de besluitenlijst achteraf
openbaar worden gemaakt. Hoewel de wet dus niet bepaalt met welk doel vergaderd wordt
en wanneer er een vergadering moet zijn, kan uit deze bepalingen wel worden afgeleid
wanneer de wet veronderstelt dat sprake is van een vergadering. Dat is het geval wanneer
sprake is van een bijeenkomst van de raad of een raadscommissie waarin sprake is van
(de voorbereiding van) besluitvorming.
Bij de keuze een bijeenkomst wel of niet in de openbaarheid te laten plaatsvinden,
zal in de eerste plaats moeten worden bepaald of het gaat om een bijeenkomst waarin
besluitvorming plaatsvindt of wordt voorbereid. Als dat het geval is, is de Gemeentewet
van toepassing op de betreffende vergadering en zal die vergadering in beginsel openbaar
zijn. Indien men in een dergelijk geval om bepaalde redenen toch besloten wenst te
vergaderen, zal de procedure zoals vastgelegd in de Gemeentewet moeten worden gevolgd.
Met name is van belang om bijeenkomsten waarbij geen sprake is van vergaderingen zoals
hiervoor beschreven, goed te onderscheiden van vergaderingen waarbij dit wel het geval
is, maar waarvoor in het betreffende geval inhoudelijke redenen bestaan om deze besloten
te laten plaatsvinden. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om een overleg dat qua
samenstelling en onderwerp een raadsvergadering zou betreffen op een andere wijze
te laten plaatsvinden, zonder hierbij acht te slaan op de formele vereisten van de
Gemeentewet. Op basis van het in vraag 1 genoemde artikel van De Stentor kan ik overigens
geen specifiek oordeel uitspreken over de bijeenkomsten in de genoemde groep gemeenten,
omdat ik de precieze aard van en reden voor de beslotenheid van die bijeenkomsten
in de betreffende gevallen niet ken.
Van voorbereiding van de besluitvorming (en dus van een vergadering in de zin van
de Gemeentewet) zal in de praktijk al snel sprake zijn. Indien het gaat om een bijeenkomst
met raadsleden waarbij een onderwerp aan de orde is waarover later mogelijk besluitvorming
in de raad zal plaatsvinden, verdient het aanbeveling dit als vergadering in de zin
van de Gemeentewet te beschouwen. Uiteraard kunnen er incidentele bijeenkomsten in
gemeenten zijn die geen enkel verband hebben met het besluitvormingsproces, zoals
heidagen of recepties rond feestdagen. In verreweg de meeste gevallen zal het verband
met het eigenlijke raadswerk er echter wel zijn en is het vanuit het beginsel van
openbaarheid wenselijk om alleen besloten te vergaderen als een raadsmeerderheid (of
een meerderheid van de commissie) daartoe besluit volgens de procedure die hiervoor
in de Gemeentewet is vastgelegd.
Vraag 5
Overweegt u maatregelen om deze praktijk actief te handhaven of te ontmoedigen, bijvoorbeeld
via het Gemeentefonds, zoals door deskundigen is gesuggereerd?
Antwoord 5
De suggestie om actief te handhaven op dit punt miskent de eigen verantwoordelijkheid
van gemeentebesturen bij de keuze om al dan niet in openbaarheid te vergaderen. Het
besluit om in een bepaald geval al dan niet besloten te vergaderen is een politieke
keuze van de betreffende raad of raadscommissie. Daarbij kan van een korting op de
algemene uitkering uit het Gemeentefonds, zoals sommigen hebben gesuggereerd, geen
sprake zijn. Niet alleen is dit niet passend in de bestuurlijke en financiële verhoudingen
tussen Rijk en medeoverheden; de Financiële-verhoudingswet 1997 biedt ook geen grondslag
daarvoor. Wel roep ik alle gemeenten op om terughoudend om te gaan met de mogelijkheid
om in beslotenheid te vergaderen, en telkens kritisch te bezien of een vergadering
echt niet in de openbaarheid kan plaatsvinden. Indien toch goede redenen bestaan om
in een bepaald geval in beslotenheid te vergaderen, dan dient de procedure te worden
gevolgd die hiervoor in de Gemeentewet is opgenomen.
Om in voorkomende gevallen te bepalen of een overleg openbaar dan wel besloten plaatsvindt
en welke procedure al dan niet moet worden doorlopen, kan het handig zijn om als gemeentebestuur
op basis van het hierboven beschreven kader een beslismodel op te stellen. Dit kan
helpen bij het op een juiste wijze toepassen van het wettelijk kader en kan er ook
aan bijdragen dat in alle gevallen kritisch wordt bezien of een besloten vergadering
echt nodig is. Het handhaven van het uitgangspunt van openbaar tenzij en de juiste
toepassing van het wettelijk kader hieromtrent is overigens een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van het gemeentebestuur. Zowel de gemeenteraad en de raadscommissies als het college
hebben hierbij een rol.
Vraag 6
Bent u (nu wel) bereid om een voorlichting te vragen bij de Raad van State over de
vraag of de Woo en de Gemeentewet momenteel voldoende duidelijkheid geven over welke
bijeenkomsten en vergaderingen openbaar danwel besloten mogen zijn en welke mogelijkheden
de wetten bieden om «informele bijeenkomsten» beter te reguleren?
Antwoord 6
Hiertoe zie ik geen aanleiding, gelet op het hierboven beschreven wettelijk kader.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.