Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 756 Wijziging van de Wet houdbare overheidsfinanciën in verband met de implementatie van Richtlijn 2024/1265 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels)
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 8 augustus 2025
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Implementatiewet herziene
Europese begrotingsregels als onderdeel van de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet
HOF). Deze leden hebben nog een aantal vragen, opmerkingen en suggesties met betrekking
tot het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Implementatiewet
herziene Europese begrotingsregels. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en
opmerkingen. Kunnen deze vragen beantwoord worden voor het commissiedebat begrotingsproces
van de commissie voor de Rijksuitgaven op 4 september 2025?
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie maken zich al langere tijd zorgen over de handhaving van
de nieuwe Europese begrotingsregels. Voor de leden was een stevige handhaving randvoorwaardelijk
bij de aanpassing van de Europese begrotingsregels, het Stabiliteits- en Groeipact
(SGP). Deze leden willen daarom weten wanneer er een evaluatie van het nieuwe SGP
komt. Deze leden verzoeken de regering om in Brussel aan te dringen op een snelle
evaluatie om te kunnen bepalen of het nieuwe SGP werkt zoals het hoort te werken met
voldoende handhaving van de regels, indien deze evaluatie niet binnenkort is voorzien.
Wat is er in het SGP en de begrotingsregels vastgelegd over de handhaving door de
Europese Commissie? De leden van de VVD-fractie hechten aan onafhankelijkheid en dat
maakt ook onderdeel uit van de regelgeving voor de lidstaten. Maar hoe is die onafhankelijkheid
geregeld en geborgd met betrekking tot de strikte handhaving door de Europese Commissie?
De leden van de VVD-fractie willen weten of de implementatie deadline van 31 december
2025 haalbaar is. En waarom de implementatiewet niet eerder voorgelegd is aan de Kamer.
De leden van de VVD-fractie willen graag de bevestiging dat er geen lidstaatopties
en/of koppen op wet- en regelgeving in deze implementatiewet zit.
De leden van de NSC-fractie hebben op dit punt de volgende vragen. Klopt het dat de
Afdeling advisering van de Raad van State een position paper heeft geschreven met
betrekking tot de implementatie en handhaving van de nieuwe Europese begrotingsregels
en de verankering hiervan in de Wet HOF? Kunnen de leden van de NSC-fractie dit position
paper ontvangen? Kan de regering dit position paper aan de Kamer doen toekomen?
Klopt het dat het dat de verordeningen 2024/163 en 2024/164 reeds in Nederland in
werking zijn getreden? Hoe kan het dan dat het Europese meerjarige netto uitgavenpad
vorig jaar is afgekeurd door de Europese Commissie? Moet Nederland hieraan voldoen
als het voorliggende wetsvoorstel in werking treedt? Wat is de reden dat Nederland
op een te hoog uitgavenpad zit volgens de Europese Commissie?
Klopt het dat het grootste deel van de Afdeling advisering van de Raad van State niet
voldoet aan de kennisvereisten op het gebied van overheidsfinanciën, macro-economie
en begrotingsbeheer? Klopt het dat deze Europese regel min of meer wordt omzeild door
nadere uitleg te geven over de werkwijze van de Afdeling advisering van de Raad van
State in de toelichting? Kan de regering ingaan op de wenselijkheid hiervan? Immers
het ligt toch voor de hand dat de nationale toezichthouder op de SGP-regels deze kennis
toch wel in huis moet hebben? Is het denkbaar dat er een andere toezichthouder wordt
aangewezen? Is bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer niet beter gekwalificeerd voor
deze taak?
Welke resultaten heeft de uitvoeringstoets opgeleverd en op welke manier is deze verwerkt
in het voorliggende wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Wet HOF ter implementatie van Richtlijn 2024/1265. Deze leden
wijzen op het grote belang van deze herziening omdat het huidige begrotingsraamwerk
tot disproportionele schuldreductiedoelstellingen zou leiden en daarom de facto sinds
de coronacrisis buiten werking is. De nauwe Europese economische samenwerking die
vooral voor een kleine, open economie als Nederland een enorme toegevoegde waarde
heeft, kan in de ogen van deze leden echter niet functioneren zonder gezamenlijke
begrotingsregels. Ook kennen de eurolanden grote uitdagingen, zowel voor schuldafbouw,
noodzakelijke hervormingen als investeringen (jn bijvoorbeeld defensie). Een herziening
van het begrotingsraamwerk is naar de mening van deze leden nodig zodat de begrotingsregels
dit belangrijke beleid stimuleren en niet tegenwerken. De leden van de D66-fractie
hebben daarom in algemene zin verheugd kennisgenomen van de voorstellen vanuit de
Europese Commissie. Desalniettemin zijn er wel nog wat open eindes of zorgen die de
leden van de D66-fractie hebben over de uitwerking en implementatie van specifieke
onderdelen van de voorstellen. Daarom hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen
die deze leden graag aan de regering willen voorleggen.
2. Aanleiding en totstandkoming Wet Hof
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de andere EU-lidstaten het oorspronkelijke
SGP in wet- en regelgeving hebben verwerkt. En hoe dit ook verschilt van de vastlegging
in de Nederlandse wet- en regelgeving.
3. Hoofdlijnen herziene Europese begrotingsraamwerk
De leden van de D66-fractie hebben in 2023 bij de behandeling van het fiche inzake
Verordeningen en richtlijn herziening Europees begrotingsraamwerk (Kamerstuk 22 112, nr. 3699) veel vragen gesteld over de uitwerking van de voorstellen. Zou de regering kunnen
reflecteren op de vragen van de leden van de D66-fractie destijds en de uiteindelijke
uitwerking en implementatie van de voorstellen nu?
b. Het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de uitvoering van de herziene regels
van het SGP. Een aantal landen hebben een zorgwekkend hoge staatsschuld en begrotingstekort.
Als het gaat om de staatsschuld is 60 procent van het BBP bepaald als een prudent
niveau. Bij een hogere staatsschuld moet er een geloofwaardig pad van daling zijn.
Deze leden willen graag weten wat «geloofwaardig» is. Wat gebeurt er als het niet
geloofwaardig is?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe in de nieuwe Europese begrotingsregels
is gewaarborgd dat in een lidstaat met een overheidsschuld groter dan de norm van
60 procent, deze overheidsschuld geloofwaardig daalt, als het kabinet in dat lidstaat
is gevallen en een nieuw kabinet het uitgavenpad wil aanpassen. Sancties onder de
excessive deficit procedure lijken zo vooruitgeschoven te kunnen worden. In landen
met een instabiel politiek klimaat en een lossere vanzelfsprekende begrotingsdiscipline
lijkt een geloofwaardige daling van de overheidsschuld op het eerste gezicht moeilijk
te realiseren onder de herziene Europese begrotingsregels. Hoe ziet de regering dit?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er gewerkt gaat worden met een budgettair
structureel plan voor de middellange termijn en een uitgavenpad. De leden van de VVD-fractie
zien dat er investeringen nodig zijn in onze toekomst, in ons verdienvermogen, in
onze infrastructuur. Dat terwijl de staatsschuld (EMU-schuld) eind 2024 op een historisch
laag niveau stond van 43,3 procent van het BBP (491,6 miljard euro) en er dus ruimte
is om te kunnen investeren, maar er met het EMU-saldo wel strak aan de wind wordt
gezeild in de ramingen en er eigenlijk geen ruimte is voor extra uitgaven. In de praktijk
zijn de geraamde uitgaven vaak te ambitieus en niet uitvoerbaar. Hoe denkt de regering
hierin te opereren, en ervoor te zorgen dat er voldoende geïnvesteerd kan worden?
Hoe voorkomt de regering dat uitgaven te ambitieus worden gepland?
De leden van de D66-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel artikel
2, leden vijf tot en met tien, van de Wet HOF komen te vervallen, omdat deze samenhangen
met de middellangetermijndoelstelling (MTO), welke wordt vervangen door het door de
Raad van de Europese Unie aanbevolen netto-uitgavenpad. De leden van de D66-fractie
vragen de regering om nader toe te lichten waarom in het voorliggende wetsvoorstel
niet opnieuw wordt voorzien in een correctiemechanisme, waarbij de regering wordt
verplicht om een herstelplan op te stellen in geval van overschrijding van het netto-uitgavenpad.
Deze leden vragen in het bijzonder of de regering kan reflecteren op de stelling dat
ook na de vervanging van de MTO door het netto-uitgavenpad een wettelijk verankerde
verplichting voor een herstelplan bij afwijkingen bijdraagt aan de transparantie en
geloofwaardigheid van het begrotingsbeleid.
c. De buitensporigtekortprocedure
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie moet onderzoeken of de
overschrijding van het tekortcriterium «beperkt, tijdelijk en exceptioneel» is. Wat
wordt daaronder verstaan in de praktijk? Wanneer is het «beperkt, tijdelijk en exceptioneel»?
En wat betekent het precies dat de Europese Commissie onder andere rekening houdt
met economische en budgettaire ontwikkelingen in een lidstaat? In hoeverre kan dit
leiden tot willekeur?
De leden van de NSC-fractie hebben op dit punt de volgende vragen. Hoe robuust zijn
de nieuwe begrotingsregels eigenlijk die op 30 april 2024 zijn ingegaan en waarvoor
dit jaar alweer een belangrijke uitzondering wordt gemaakt (de nationale ontsnappingsclausule
van 1,5 procent van het BBP)? Want het klopt toch ook dat in het SGP sinds 2002 nog
geen enkele boete is uitgedeeld aan een lidstaat? Deelt de regering de mening dat
regels zonder effectieve handhaving niet werken?
Zou Nederland wel voldoen aan het netto-uitgavenpad indien het de nationale ontsnappingsclausule
zou inroepen?
Kan de regering een aparte appreciatie versturen van (de methodologie van) de commissiebeoordelingen
van de activatieverzoeken onder de ontsnappingsclausule?
Kan Roemenië ook boetes krijgen als het geen effectieve opvolging blijft geven aan
het buitensporig tekort?
Klopt het een uitbreiding van de defensie-uitgaven naar 3,5 procent zou betekenen
dat 38 miljard euro aan defensie uitgegeven zou moeten worden? In hoeverre past dit
binnen het Uitgavenkader van ca. 427 miljard euro? Klopt het dus dat een dergelijke verhoging van de defensie-uitgaven niet
kan binnen de huidige begrotingsregels en het trendmatig begrotingsbeleid? Is de regering
bereid om de eerstvolgende 18e Studiegroep Begrotingsruimte om advies te vragen over een hervorming van de begrotingsregels
die meestal in de Startnota worden afgesproken? En daarbij ook mee te nemen dat steeds
terugkomende uitgaven- en inkomstenmeevallers sneller en eerder betrokken kunnen worden
bij de voorjaarsbesluitvorming met als dekking voor beleidsintensiveringen bij de
Voorjaarsnota?
Deelt de regering de mening dat de Europese begrotingsregels (het SGP) al zeer streng
zijn? Waarom zijn er dan ook nog Nederlandse begrotingsregels in de vorm van de Startnota?
Is dit niet een dubbel slot op de deur, of anders gezegd een kop op Europese wet-
en regelgeving?
Klopt het dat Duitsland zijn eigen op kop op Europese wet- en regelgeving (de Schuldenbrehmse)
onlangs ook heeft hervormd via een grondwetswijziging?
Klopt het dat de Nederlandse begrotingsregels tot doel hebben om het begrotingsproces
ordentelijk en stabiel te laten verlopen? Hoe verhoudt dit zich tot de bijna-kabinetscrises
van augustus 2024 en april 2025, toen deze Begrotingsregels een obstakel bleken voor
ordentelijke en stabiele besluitvorming over de begroting? Kunnen de begrotingsregels
in dit licht worden gemoderniseerd? Klopt het dat deze begrotingsregels inmiddels
alweer 31 jaar in deze vorm bestaan?
Klopt het dat de Nederlandse begrotingsregels aan transparantie kunnen winnen? Kan
de regering ingaan op begrotingsregel 1.1.5.5? Vindt de regering deze begrotingsregel
transparant en duidelijk? Kan de regering overwegen om deze en de andere begrotingsregels
duidelijker te maken? Kan de regering zich ervoor inspannen dat de Nederlandse begrotingsregels
in een ordentelijk debat met de Kamer worden besproken, bijvoorbeeld tijdens de Algemene
Financiële Beschouwingen?
Voor de duidelijkheid wijzen deze leden in dit kader op bovengenoemde begrotingsregel,
luidende:
«1.1.5.5 Zvw premies en Zvw uitgaven
De Zvw-premies maken deel uit van het inkomstenkader. Een per saldo meevaller in de
uitgaven aan de Zorgverzekeringswet wordt, na saldering met eventuele tegenvallers
elders in de zorg en op de VWS-begroting, ingezet voor lastenverlichting via een verlaging
van de premies. In het geval dat er sprake is van een meevaller aan de uitgavenzijde,
wordt tegenover de lagere zorgpremies geen compenserende lastenverhoging gesteld.
In dit geval wordt een kadercorrectie toegepast. In het geval dat er sprake is van
een kaderrelevante tegenvaller aan de uitgavenzijde wordt dit opgelost binnen het
uitgavenkader en worden aan de inkomstenkant de lasten met hetzelfde bedrag verlaagd.
In principe wordt dit ingevuld met compenserende bijstellingen elders die zo goed
mogelijk aansluiten bij de doelgroep. De compensatie in het inkomstenkader wordt in
het voorjaar, tegelijkertijd met de uitgavenkant, naar buiten toe gecommuniceerd.».
4. Wijze van implementatie en inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de andere EU-lidstaten het nieuwe SGP
in hun wet- en regelgeving implementeren. En hoe ver deze lidstaten daarmee zijn.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet herziene
Europese begrotingsregels.
Deze leden vragen de regering of de regering een actueel beeld heeft bij de voortgang
van de implementatie in de andere Europese lidstaten. Wordt de deadline van 31 december
EU-breed gehaald?
c. Hoofdstuk 3: prognoses
De leden van de VVD-fractie constateren dat er vaak nogal een verschil zit tussen
de prognoses van het CPB en het Ministerie van Financiën. Welke gevolgen heeft deze
implementatiewet voor het verschil dat er toch regelmatig is?
d. Hoofdstuk 4: cijfermatige begrotingsregels
De leden van de VVD-fractie willen weten wat er wordt bedoeld met «de bovengenoemde
Europese cijfermatige begrotingsregels in acht worden genomen»? Wat wordt bedoeld
met «dat rekening wordt gehouden met «aan de lidstaat Nederland gegeven aanbevelingen».
Wat zijn daarvan de gevolgen voor de beleidsruimte van Nederland?
e. Hoofdstuk 5: onafhankelijke begrotingsinstellingen
i. Onafhankelijke begrotingsinstellingen
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de onafhankelijkheid van de begrotingsinstellingen
is geregeld in andere EU-lidstaten. Heeft de regering zorgen op dit vlak?
De leden van de VVD-fractie willen weten of de onderverdeling van de taken van het
CPB en de Afdeling advisering van de Raad van State ook is geëvalueerd en wat daar
uit is gekomen. En als het niet is geëvalueerd, waarom is dat niet gebeurd en gaat
dit nog wel gebeuren en zo ja, wanneer?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van het waarborgen van de onafhankelijkheid
van de onafhankelijke begrotingsinstellingen, zoals voorgeschreven in de richtlijn.
Deze leden vragen de regering om nader toe te lichten waarom ervoor is gekozen de
beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van het CPB uitsluitend
te verankeren voor de taken die volgen uit de Wet HOF. Kan de regering uiteenzetten
in hoeverre deze keuze voldoende is om de volledige onafhankelijkheid van het CPB
te borgen, mede in het licht van de bredere taken die het CPB verricht in het begrotingsproces?
iii. Capaciteit om tijdig publiekelijk te communiceren
De leden van de VVD-fractie vragen op dit punt waarom is aangegeven «hoeven de onafhankelijke
begrotingsinstellingen geen instructies aannemen» in plaats van «mogen .... geen instructies
aannemen».
iv. Toereikende en stabiele middelen
De leden van de D66-fractie constateren dat de richtlijn vereist dat onafhankelijke
begrotingsinstellingen over toereikende en stabiele middelen beschikken om hun taken
effectief te kunnen uitvoeren. De regering geeft aan dat eventuele extra middelen
voor het CPB en de Raad van State in de reguliere begrotingsgesprekken zullen worden
betrokken. De leden van de D66-fractie vragen de regering om te waarborgen dat, indien
uit evaluaties of voortschrijdend inzicht blijkt dat aanvullende middelen nodig zijn
voor de uitoefening van deze taken, deze ook daadwerkelijk en tijdig beschikbaar zullen
worden gesteld. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de regering hierop.
v. Adequate en tijdige toegang tot informatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er werkafspraken zijn tussen het Ministerie
van Financiën en het CPB en de Raad van State. De leden willen graag weten wat de
ervaringen zijn van het CPB en de Raad van State met deze werkafspraken.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de opmerkingen
van het CPB en de Raad van State over de noodzaak om de afronding van de nationale
voorjaarsbesluitvorming beter te laten aansluiten op de termijnen van het Europees
Semester. Deze leden vragen de regering om een stand van zaken te geven van de genoemde
doorlichting van het begrotingsproces en of de regering bereid is de aanbevelingen
van het CPB en de Raad van State hierin mee te nemen, teneinde de aansluiting van
het nationale en Europese begrotingsproces structureel te verbeteren.
vi. Taken
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de gevolgen zijn van het omschrijven
van de taakverdeling in de memorie van toelichting in plaats van in het wetsvoorstel.
Waarom is er behoefte aan flexibiliteit? Hoe wordt de Kamer betrokken indien er gebruik
gemaakt gaat worden van de flexibiliteit?
3. Uitvoeren van taken overeenkomstig artikel 11, artikel 15, derde lid, en artikel
23 van Verordening (EU) 2024/1263 en artikel 3, vijfde lid, van Verordening (EG) nr.
1467/97 van de Raad
De leden van de VVD-fractie willen graag een toelichting op de zinsnede «vanaf 1 mei
2032 brengen de betrokken onafhankelijke begrotingsinstellingen deze adviezen uit, mits zij voldoende capaciteit hebben opgebouwd». Waar
is dat opbouwen van voldoende capaciteit van afhankelijk? Wat gebeurt er als er niet
voldoende capaciteit is opgebouwd?
xii. Macrobudgettaire risico’s
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat wordt bedoeld met de zinssnede
«voor zover mogelijk».
5. Gevolgen
a. Uitvoering en financiële gevolgen
De leden van de NSC-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het voorliggende
wetsvoorstel geen nalevingskosten met zich meebrengt. De Afdeling advisering van de
Raad van State wijst daarentegen op de kosten die moeten worden gemaakt voor de externe
evaluatie die de Raad van State moet ondergaan als onafhankelijke begrotingsinstelling.
Ook wijst het CPB erop dat, ondanks dat de formatie momenteel afdoende is voor de
taakuitvoering, er in de toekomst mogelijk wel extra middelen nodig zijn. Kan de regering
hierop ingaan? Zullen er extra middelen beschikbaar komen?
In de memorie van toelichting staat dat indien extra middelen noodzakelijk zijn voor
de taakuitvoering van de Afdeling advisering van de Raad van State en het CPB, dit
via de Minister van BZK respectievelijk de Minister van EZ zal worden meegenomen in
de begrotingsgesprekken. Kan de regering garanderen dat eventuele benodigde extra
middelen ook worden toegekend?
6. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie willen weten wat er precies is gedaan met de opmerkingen
van de Raad van State en het CPB in de uitvoeringstoets.
a. Toereikende en stabiele middelen
De leden van de VVD-fractie willen dat de onafhankelijke begrotingsinstellingen toereikende
en stabiele middelen hebben, zonder een blanco cheque af te geven. Hoe wil de regering
daarmee omgaan?
b. Op uitnodiging deelnemen aan regelmatige hoorzittingen en debatten in het nationale
parlement
De leden van de VVD-fractie willen weten of in het kader van het voorliggende wetsvoorstel
er voor ambtenaren vooraf geen toestemming nodig is voor deelname aan hoorzittingen
en debatten in het nationale parlement in tegenstelling tot wat nu gebruikelijk. Is
de regering bereid dit zo te regelen in dit specifieke geval?
c. Wettelijke verankering tijdige afronding voorjaarsbesluitvorming
De leden van de VVD-fractie begrijpen de opmerkingen van het CPB en de Raad van State
over de besluitvorming van de Voorjaarsnota. Waarom kan dit volgens de regering niet
nu worden geregeld? Wat is dan wel het moment op dat te regelen? Wat is daarvoor de
planning?
d. Beoordelen consistentie, samenhang en doeltreffendheid van het nationale begrotingskader
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er wordt aangesloten bij de Nederlandse
praktijk van de Studiegroep Begrotingsruimte omdat dit goed past bij de Nederlandse
institutionele context. Hoe regelen ander EU-lidstaten dit?
De leden lezen dat de exacte uitwerking van deze nieuwe taak nog moet worden ingevuld.
Wanneer gaat dat gebeuren? Waaraan wordt dan gedacht?
8. Artikelsgewijze toelichting
a. Artikel I (Wijzigingen Wet Houdbare overheidsfinanciën)
i. Onderdeel A
In de memorie van toelichting staat dat artikel 2, leden vijf tot en met tien, van
de Wet Hof komen te vervallen omdat deze samenhangen met de MTO, zo constateren de
leden van de NSC-fractie. Kan de regering toelichten waarom deze leden niet meer relevant
zijn, nu de MTO wordt vervangen door het door de Raad van de Europese Unie voor Nederland
aanbevolen netto-uitgavenpad? Kan de regering in het bijzonder toelichten waarom niet
opnieuw wordt voorzien in een correctiemechanisme (het verplichte herstelplan), nu
enkel de sturingsvariabele MTO is vervangen door het netto-uitgavenpad?
OVERIG
De leden van de VVD-fractie hebben in de Agenda van Werkend Nederland een aantal voorstellen
gepresenteerd. Het lijkt deze leden logisch om een aantal daarvan te verwerken in
de Wet HOF. Allereerst de inflatie. Inflatie is de sluipschutter voor de werkende
middenklasse. Zij zien alles duurder worden, de lonen houden het onvoldoende bij en
de overheid jaagt de inflatie aan. Die spiraal moet in de ogen van deze leden stoppen.
De leden van de VVD-fractie willen daarom iets regelen voor het beteugelen van de
inflatie. De overheid moet helpen de inflatie te verlagen. De inflatie in Nederland
was de afgelopen tijd structureel te hoog en hoger dan in de rest van de Europese
Unie en dat is naar de mening van deze leden een groot gevaar voor de portemonnee
van werkend Nederland. Daar moet iets aan gebeuren. De afgelopen jaren was de overheid
zelf een aanjager van de inflatie omdat zij veel extra geld heeft uitgegeven en specifieke
belastingen heeft verhoogd. De leden van de VVD-fractie wil daarom vastleggen dat
de overheid in tijden van hoge inflatie voortaan de inflatie moet helpen beteugelen,
door minder geld uit te (laten) geven. Dit geld wil de VVD teruggeven via lagere belastingen
en accijnzen die de inflatie niet verder opstuwen, maar die de gestegen kosten van
het levensonderhoud voor Nederlanders compenseren. Deze leden willen weten hoe dit
geregeld kan worden in de Wet HOF en of de regering bereid is om dat te regelen.
Ten tweede de koopkracht van de werkende middenklasse in Nederland. De portemonnee
van de hardwerkende Nederlander is te vaak vergeten en te vaak werd er gedacht dat
de middenklasse zichzelf wel kon redden. Het Haagse systeem is in de kern nivellerend
en gericht op herverdeling in plaats van op het waarderen van de werkende middenklasse.
Daar komt wat de leden van de VVD-fractie betreft verandering in. De leden van de
VVD-fractie willen de bescherming van de portemonnee van de hardwerkende Nederlanders
wettelijk verankeren. Een situatie zoals afgelopen jaren is ontstaan waarbij niet-werkenden
er meer op vooruit zijn gegaan dan werkenden, mag wat deze leden betreft niet meer
voorkomen. Niet omdat deze leden het mensen in een uitkering niet gunnen, maar omdat
het een onrechtvaardigheidsgevoel aanwakkert dat de solidariteit onder ons stelsel
vandaan trekt. Het systeem moet veranderen van nivelleren naar het belonen van werkenden.
Daarom willen deze leden vastleggen dat werkenden er bij het inkomensbeleid ieder
jaar in koopkracht altijd méér op vooruit gaan dan niet-werkenden. Deze leden willen
weten hoe dit geregeld kan worden in de Wet HOF en of de regering bereid is dat te
regelen.
De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel geen evaluatiebepaling
bevat. Deze leden vragen de regering of de regering bereid is om, bijvoorbeeld vijf
jaar na inwerkingtreding van deze wetswijziging, een evaluatie uit te voeren van de
werking van de herziene Wet HOF in de praktijk, waarbij specifiek wordt ingegaan op
de effectiviteit van de wettelijke verankering van de Europese begrotingsregels en
de werking van de onafhankelijke begrotingsinstellingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.