Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Joseph over het bericht 'Overstap naar nieuw stelsel drijft kosten pensioenfondsen flink op'
Vragen van het lid Joseph (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Overstap naar nieuw stelsel drijft kosten pensioenfondsen flink op» (ingezonden 10 juni 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 1 juli
2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Overstap naar nieuw stelsel drijft kosten pensioenfondsen
flink op»?1
Antwoord 1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Vraag 2
Is een stijging van de kosten van de grootste vijf pensioenfondsen met 20% door de
overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wat u betreft een acceptabele stijging? Zo
ja, waarom?
Antwoord 2
Een grote stelselwijziging gaat logischerwijs gepaard met tijdelijk hogere kosten,
zo ook de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. In de memorie van toelichting
(MvT) van de Wtp staat dat de implementatiekosten gemiddeld voor de gehele transitie
ongeveer vijf miljoen euro per pensioenfonds bedragen, in totaal betreft dit circa
€ 1 miljard euro. De stijging van de kosten zoals gerapporteerd in de jaarverslagen
past binnen deze raming. Daarbij dient opgemerkt te worden dat deze geconstateerde
kostenstijging niet alleen het gevolg is van de kosten voor de transitie naar het
nieuwe pensioenstelsel. Immers, veel pensioenfondsen grijpen de transitie naar het
nieuwe stelsel ook aan als aanleiding om toch al noodzakelijke verbeteringen op het
gebied van bijvoorbeeld datakwaliteit en pensioenadministratie door te voeren. De
kosten die hiermee gepaard gaan, hadden ook zonder deze transitie gemaakt moeten worden.
Op basis van de huidige inzichten is er geen aanleiding om te veronderstellen dat
de totale transitiekosten hoger uitvallen dan verwacht.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de jaarlijkse kosten per deelnemer van gemiddeld € 120 rechtstreeks
ten koste gaan van de deelnemer door ofwel een lager pensioen of een hogere pensioenpremie?
Antwoord 3
De kosten voor de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel worden in principe uit
het daarvoor gereserveerde vermogen gehaald, het collectieve pensioenvermogen. Dat
betekent dat deelnemers indirect meebetalen aan de kosten. Daar staat tegenover dat
de huidige en ook toekomstige pensioendeelnemers er een ander pensioenstelsel en een
andere pensioenregeling voor terugkrijgen. In het licht van de verbeteringen die de
transitie naar het nieuwe pensioenstelsel brengt, vind ik een incidentele kostenstijging
aanvaardbaar.
Vraag 4
Hoe wenselijk is het volgens u voor de bestaanszekerheid van pensioendeelnemers dat
de kosten voor pensioenuitvoering sterker stijgen dan de inflatie?
Antwoord 4
Dat de kosten voor pensioenuitvoering als gevolg van de incidentele transitiekosten
stijgen, is voorzien. Deze kosten komen ten laste van het collectieve pensioenvermogen
van het pensioenfonds. Daarom is het van belang dat pensioenfondsbesturen verantwoording
afleggen over de uitvoeringskosten, deze kritisch evalueren en waar mogelijk verbeteringen
doorvoeren.
Vraag 5
Is het volgens u aan de deelnemers uit te leggen dat een pensioenfonds pas in het
boekjaar 2027 terugkeert naar «een acceptabel kostenniveau»? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 5
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel betreft een grote stelselwijziging, waar
de nodige voorbereiding en bijbehorende werkzaamheden mee gepaard gaan. Daarnaast
grijpen veel pensioenfondsen de transitie naar het nieuwe stelsel ook aan als aanleiding
om toch al noodzakelijke verbeteringen op het gebied van datakwaliteit en pensioenadministratie
door te voeren. Mede afhankelijk van het transitiemoment van een pensioenfonds worden
de kosten die hiermee gepaard gaan, gespreid in de tijd. Het ligt dan ook voor de
hand dat de kosten die een pensioenfonds maakt in het kader van de transitie, pas
na de afronding van de transitie weer stabiliseren. Hoe de kosten zich dan verhouden
tot de kosten voor transitie, is mede afhankelijk van de keuzes die worden gemaakt.
De hoogte van de kosten worden immers onder andere bepaald door het geboden serviceniveau,
de complexiteit c.q. maatwerkopties van de pensioenregeling en de beleggingsstrategie.
Vraag 6
Kunt u een overzicht geven van de totale kosten voor pensioenuitvoering per jaar vanaf
2023?
Antwoord 6
De kosten voor pensioenuitvoering (de uitvoeringskosten) zijn te onderscheiden in
pensioenbeheerkosten, de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten. Uit het meest
recente rapport van Actuarieel Adviesbureau Bell blijkt dat de totale uitvoeringskosten
van alle pensioenfondsen in 2023 € 8,4 miljard bedroegen, bijna 13% minder dan in
2022.2
,
3 Deze daling van bijna € 1,2 miljard wordt nagenoeg volledig veroorzaakt door de prestatievergoedingen
(kosten vermogensbeheer), die € 0,9 miljard lager waren dan in 2022. De transactiekosten
daalden met € 0,3 miljard. De pensioenbeheerkosten stegen daarentegen met ruim € 0,1
miljard. Het volgende rapport van Actuarieel Adviesbureau Bell, over de uitvoeringskosten
in 2024, verschijnt naar verwachting in het najaar van 2025. Over deze nieuwe cijfers,
samen met de informatie van de toezichthouders en de informatie uit de volgende transitiemonitor,
wordt u via de voortgangsrapportage monitoring Wtp (winter »26) geïnformeerd.
Vraag 7
In hoeverre is het volgens u nog realistisch dat de totale kosten van de transitie
uit zullen komen op maximaal € 1 miljard, als de kosten voor pensioenuitvoering voor
alleen de grootste vijf pensioenfondsen afgelopen jaar al zijn opgelopen naar in totaal
€ 637,2 miljoen?
Antwoord 7
Een grote stelselwijziging gaat zoals gezegd logischerwijs gepaard met tijdelijk hogere
kosten, zo ook de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. De raming van de extra
kosten als gevolg van de implementatie van de Wtp bedraagt, zoals in de MvT is toegelicht,
ongeveer € 1 mld. Dit betreft een geaggregeerde raming van alle genoemde handelingen
in het kader van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. De kosten verschillen
per pensioenuitvoerder en hangen onder andere af van complexiteit van het fonds, de
complexiteit van de bestaande en gewijzigde pensioenregeling en de wijze waarop de
transitie wordt ingevuld. Uit het eerdergenoemde rapport van Bell uit 2024 blijkt
dat van 93 pensioenfondsen bekend is hoeveel uitvoeringskosten in 2023 waren toe te
rekenen aan de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Voor deze 93 fondsen was
hiermee een bedrag van ruim € 90 miljoen gemoeid. Indien deze kosten worden doorgetrokken
naar alle pensioenfondsen (circa 200 pensioenfondsen) gedurende de transitieperiode
van 5 jaar, komt dit dan nagenoeg overeenkomt met de inschatting van € 1 miljard.
Aanvullend blijkt uit de nieuwste nog te verschijnen transitiemonitor Wtp dat de incidentele
transitiekosten in een aantal gevallen hoger uitpakt dan initieel verwacht. Deze stijging
is veelal verklaarbaar als gevolg van bijvoorbeeld de samenloop met andere ontwikkelingen
zoals de overstap naar een andere pensioenuitvoeringsorganisatie en eventuele kosten
die altijd al gemaakt hadden moeten worden waaronder het op orde brengen van de eerdergenoemde
datakwaliteit. Daarnaast wordt dit beeld door sommige pensioenuitvoeringsorganisaties
weer genuanceerd. Zo gaf APG aan dat slechts 11 euro op het conto van de transitiekosten
kwam en dat de kosten voor de reguliere dienstverlening in reële termen daalden.4 Samenvattend, op basis van de huidige inzichten is er nog geen aanleiding om te veronderstellen
dat de totale transitiekosten hoger gaan uitvallen dan verwacht bij de Wet toekomst
pensioenen.
Vraag 8
Wat zegt het volgens u over de transparantie van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel
dat niet ingeschat kan worden hoe hoog de transitiekosten uiteindelijk zullen uitvallen?
Antwoord 8
Uw opvatting dat er geen inschatting gemaakt kan worden van de hoogte van de uiteindelijke
transitiekosten deel ik niet. Zoals in het antwoord op vraag 7 aangeven, is er nog
geen aanleiding om te veronderstellen dat de totale transitiekosten hoger uitvallen
dan verwacht bij de Wet toekomst pensioenen. Wel merk ik op dat in de uitvoeringspraktijk
een evident onderscheid of kosten worden gemaakt enkel vanwege de transitie of dat
de kosten sowieso zouden worden gemaakt, niet altijd mogelijk is.
Vraag 9
Hoe bent u voornemens om pensioenfondsen een duidelijker onderscheid te laten maken
tussen kosten die gerelateerd zijn aan de transitie in het kader van de Wet toekomst
pensioenen en kosten voor vernieuwing en onderhoud van de uitvoering die ook zonder
de transitie waren gemaakt?
Antwoord 9
Aangezien het onderscheid in de uitvoeringspraktijk tussen aan de transitie gerelateerde
kosten en kosten die daar los van staan niet altijd duidelijk is te maken, ben ik
niet voornemens om pensioenfondsen hiertoe te verplichten. Dit zou leiden tot schijnprecisie,
die niet tot nieuwe inzichten of kostenbeheersing leidt, maar wel de administratieve
lasten opdrijft. Wel vind ik het, zoals eerder afgesproken met uw Kamer, belangrijk
om met elkaar de vinger aan de pols te houden. In de voortgangsrapportage monitoring
Wtp ga ik dan ook nader in op uitvoeringskosten en de verwachte ontwikkeling daarvan.
Daarnaast is in de pensioenwet een aantal waarborgen opgenomen om deze kosten voor
deelnemers inzichtelijk te maken. Zo moet op het uniforme pensioenoverzicht (UPO)
van iedere deelnemer staan welke kosten de pensioenuitvoerder maakt en moet het pensioenfonds
in het bestuursverslag verantwoording afleggen over de uitvoeringskosten en deze kosten
kritisch evalueren, en waar mogelijk verbeteringen doorvoeren. Dit komt de transparantie
over dit onderwerp ten goede. Daarnaast zorgt een goede verantwoording ervoor dat
de discussie op de juiste manier gevoerd wordt; niet alleen over de hoogte van de
kosten, maar juist ook over de hoogte in relatie tot wat de deelnemer hiervoor terugkrijgt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.