Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake Exportcontrole - intrekking algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunningen NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming (Kamerstuk 22054-454)
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 458
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
over de brief van 7 april 2025 over Exportcontrole – intrekking algemene vergunning
NL002 en aanpassing algemene vergunningen NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als
land van eindbestemming (Kamerstuk 22 054, nr. 454).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2025 aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2025 zijn de vragen beantwoord
door de Minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Graaf
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de mededeling dat
het kabinet de algemene nationale vergunningen NL007 en NL010 heeft aangepast en de
vergunning NL002 heeft ingetrokken, waarbij onder andere Israël is uitgesloten als
land van eindbestemming.
De leden van de PVV-fractie vragen de Ministers waarom uitgerekend Israël, een democratische
bondgenoot en een frontstaat tegen islamitisch terrorisme, nu als enige land expliciet
wordt uitgesloten in de vergunningen NL007 en NL010. Deze leden zijn van mening dat
het exportcontrolebeleid geen politiek instrument mag zijn om bevriende naties symbolisch
of feitelijk te straffen, terwijl landen met een bewezen track record van mensenrechtenschendingen
vaak buiten schot blijven.
1. Antwoord van het kabinet:
De maatregel die het kabinet hier neemt is geen strafmaatregel. De veiligheidssituatie
in Israël en de Palestijnse Gebieden wordt nauwlettend gevolgd om te bezien welke
impact de ontwikkelingen hebben op de export van strategische goederen. Deze veiligheidssituatie
heeft tot gevolg dat er meer dan voorheen zorgen bestaan dat strategische goederen
uit Nederland zouden kunnen bijdragen aan schendingen van het humanitaire oorlogsrecht
in de regio. Het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. en het daaropvolgende optreden
van Israël in de Gazastrook speelden een belangrijke rol bij de aanpassing van deze
algemene vergunningen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet stelt dat de uitsluiting van
Israël noodzakelijk zou zijn vanwege «de veiligheidssituatie in Israël, de Palestijnse
Gebieden en de bredere regio». Deze vage formulering roept bij de leden van de PVV-fractie
ernstige vragen op. Acht het kabinet werkelijk aannemelijk dat de export van laagrisico
netwerkapparatuur of militaire goederen uit NAVO- of EU-landen via Nederland naar
Israël een groter risico vormt dan uitvoer naar andere landen in de regio?
2. Antwoord van het kabinet:
Exportcontrole is in beginsel landenneutraal van aard. Het kabinet geeft geen vergunningen
af voor de export van strategische goederen – ongeacht het soort goederen, en ongeacht
de bestemming – als er een duidelijk risico is dat deze kunnen bijdragen aan ongewenst
eindgebruik, waaronder ook schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Met de voorliggende
wijziging kan het kabinet ook enkele typen transacties naar Israël, die tot 7 april
2025 als relatief laagrisico transacties konden plaatsvinden onder de gewijzigde c.q.
opgeheven algemene vergunningen per transactie toetsen. Volgens het kabinet is dat
een logische stap, gegeven de veranderde veiligheidssituatie in Israël en de Palestijnse
Gebieden, waaronder het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. en het
daaropvolgende optreden van Israël in de Gazastrook. Die situatie leidt namelijk tot
grotere risico’s op ongewenst eindgebruik in de regio.
De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat sinds 7 oktober 2023 geen doorvoer naar
Israël onder NL007 heeft plaatsgevonden, en dat het bovendien onwaarschijnlijk wordt
geacht dat de onder NL010 geleverde informatiebeveiligingsgoederen voor militair eindgebruik
zijn aangewend. Waarom wordt dan toch een aanvullende procedurele barrière opgeworpen
richting Israël?
3. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet dat door de omstandigheden in Israël, de Palestijnse Gebieden en
de bredere regio de risico’s op ongewenst eindgebruik in zijn algemeenheid zijn toegenomen.
De wijzigingen zijn een aanvulling op de zorgvuldige toets die het kabinet altijd
al uitvoert op vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen. Het
kabinet merkt tot slot op dat de aanpassingen en intrekking niet tot gevolg hebben
dat uitvoer of doorvoer van de op de aangepaste vergunningen opgenomen goederen bij
voorbaat niet meer mogelijk zijn. Exporteurs behouden de mogelijkheid om een individuele
of globale vergunning aan te vragen die vervolgens getoetst wordt aan de Europese
kaders voor exportcontrole.
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister nadrukkelijk of deze wijziging tot
doel heeft het Israëlische defensieapparaat te belemmeren in zijn rechtmatige verdediging
tegen terreuraanslagen, raketvuur vanuit Gaza of Iraanse proxy’s. Indien dat niet
het geval is, verzoeken deze leden om expliciete garanties dat individuele vergunningaanvragen
met spoed en met inachtneming van de bijzondere strategische relatie met Israël zullen
worden behandeld.
4. Antwoord van het kabinet:
Deze wijziging heeft niet tot doel het Israëlische vermogen tot zelfverdediging te
belemmeren, maar is gericht op het voorkomen van ongewenst eindgebruik van goederen
die onder de gewijzigde vergunningen zouden kunnen worden uitgevoerd. Voor alle vergunningaanvragen
streeft het kabinet ernaar deze zo snel als mogelijk te behandelen. Om de gevolgen
van deze wijziging voor bedrijven zo klein mogelijk te houden, zijn ingediende vergunningaanvragen
als vervanging van de NL010 met spoed opgepakt.
Nederland hecht waarde aan het recht op zelfverdediging van Israël en onder de huidige
omstandigheden blijft uitvoer mogelijk van bijvoorbeeld onderdelen voor een luchtverdedigingssysteem,
zodat Israël zich kan verdedigen tegen regionale dreiging.
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat het coalitieakkoord van het kabinet-Schoof
expliciet stelt dat Nederland pal moet staan voor de veiligheid van Israël en zich
moet verzetten tegen een onevenwichtige behandeling van de Joodse staat in multilaterale
kaders. Ook het regeerprogramma onderstreept het belang van strategische samenwerking
met landen die onze waarden delen. Hoe valt de uitsluiting van Israël te rijmen met
deze afspraken?
5. Antwoord van het kabinet:
Het uitsluiten van Israël van deze algemene vergunningen behelst geen onevenwichtige
behandeling van Israël. Het gaat immers niet om een verbod, maar om een wijziging
van de procedure voor het verkrijgen van een exportvergunning voor enkele typen transacties.
Deze wijziging is ingegeven door de omstandigheden in Israël, de Palestijnse Gebieden
en de bredere regio. Deze maatregel zorgt ervoor dat het kabinet bij de export van
strategische goederen naar Israël per transactie toetst of de export in lijn is met
de Europese kaders. Daarbij wordt elke aanvraag voor een exportvergunning naar Israël
behandeld conform dezelfde criteria die gelden voor elk ander land.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie of het kabinet voornemens is andere landen
uit te sluiten van vergelijkbare algemene vergunningen, en zo ja, welke landen op
de shortlist staan. Indien dat niet het geval is, vragen deze leden waarom Israël
hier als enige wordt uitgezonderd.
6. Antwoord van het kabinet:
Algemene vergunningen zijn gericht op het faciliteren van veelvoorkomende transacties
met een laag risico. Bij algemene vergunningen is de mogelijkheid tot doorvoer, uitvoer
of overdracht beperkt tot een aantal soorten goederen naar en/of vanuit een specifieke
groep landen.
Sommige landen zijn nadrukkelijk uitgesloten van dit type vergunningen, ofwel niet
opgenomen als mogelijke eindbestemming, omdat een individuele toetsing per transactie
in die gevallen gewenst is vanwege veiligheidsrisico’s. Deze risico’s worden gemonitord
en wanneer nodig worden de algemene vergunningen aangepast.
De leden van de PVV-fractie roepen het kabinet op om deze maatregel terug te draaien
en Israël opnieuw toe te laten onder NL007 en NL010. Indien individuele toetsing gewenst
is, dan dient die binnen een versnelde procedure plaats te vinden waarbij het bondgenootschap
met Israël leidend blijft.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
aanpassingen aan de algemene exportvergunningen NL002, NL007 en NL010. De leden hebben
enkele vragen over het proces en de consequenties van dit besluit.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af waarom nu besloten is tot aanpassing
van de exportregels richting Israël. De leden zijn van mening dat de situatie in Gaza
en de andere Palestijnse Gebieden al langer grote risico’s met zich meebrengt dat
vanuit Nederland geëxporteerde militaire en dual-use goederen worden gebruikt bij mensenrechtenschendingen, wat onder het EU Gemeenschappelijk
Standpunt een grond is om de export te staken. De leden zijn daarom benieuwd welke
concrete recente wijzigingen in de situatie in Israël en de Palestijnse Gebieden hebben
geleid tot de aanpassingen van de vergunningen. Wat is het kabinet nu bekend geworden
over de veiligheidssituatie wat nog niet bekend was in de afgelopen 17 maanden sinds
7 oktober 2023? Waarom heeft het kabinet nu gekozen om de vergunningen aan te passen,
terwijl eerdere verzoeken hiertoe van onder andere de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
geweigerd werden?
7. Antwoord van het kabinet:
De situatie in het Midden-Oosten wordt nauwlettend gevolgd om te bezien welke impact
de ontwikkelingen hebben op de export van strategische goederen. Op 18 maart jl. bleken
onderhandelingen over verlenging van het staakt-het-vuren helaas mislukt en zijn oorlogshandelingen
in de Gazastrook hervat.
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen (dual-use en militair) naar Israël werden en worden zorgvuldig getoetst. Enige tijd geleden
is het traject in gang gezet tot intrekking van een algemene vergunning en de wijziging
van twee algemene vergunningen in de zin dat Israël daarvan wordt uitgesloten. Met
deze wijziging worden alle individuele transacties van strategische goederen naar
Israël voorafgaand aan uitvoer en doorvoer getoetst.
Daarnaast vragen de leden zich af of het kabinet verdere maatregelen wil nemen rondom
export en doorvoer van militair goederen richting Israël, bijvoorbeeld door op Europees
niveau te pleiten voor een wapenembargo.
8. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is van mening dat de toetsing in lijn met de bestaande Europese kaders
volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Daarbij wijst het kabinet op de afwijzing
van vergunningen voor uitvoer van munitie, helmen, beschermende platen, nachtzichtkijkers,
helikopter-onderdelen en onderdelen voor marineschepen.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat ook de voorzieningenrechter van de rechtbank
Den Haag in het vonnis van 13 december 2024 in de zaak Al-Haq c.s. tegen de Staat
oordeelde dat de Staat voldoet aan de (internationaalrechtelijke) verplichtingen ten
aanzien van het beoordelen van vergunningaanvragen en dat er geen reden is voor de
Staat om een algeheel exportverbod op militaire en dual-use goederen op te leggen. De voorzieningenrechter stelde bovendien vast dat een wapenembargo
in de Nederlandse context alleen kan worden ingevoerd op basis van internationale
afspraken zoals bijvoorbeeld een VN- of EU-wapenembargo. Voor dergelijke embargo’s
is internationaal onvoldoende draagvlak.
Tot slot merkt het kabinet op dat het invoeren van een wapenembargo ook de uitvoer
van goederen voor defensieve systemen, zoals het Iron Dome-luchtafweersysteem, die van belang zijn voor de zelfverdediging van Israël tegen inkomende
dreigingen, onmogelijk maakt. Dat acht het kabinet onwenselijk.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de precieze omvang van
de huidige export via de vergunningen. De leden lezen dat algemene uitvoervergunning
NL010 regelmatig is gebruikt voor uitvoer naar Israël sinds 7 oktober 2023 en vragen
het kabinet om een overzicht te geven van de goederen die onder algemene uitvoervergunning
NL010 naar Israël zijn geëxporteerd sinds 7 oktober 2023. De leden vragen het kabinet
om eenzelfde overzicht te maken voor vergunningen NL002 en NL007.
9. Antwoord van het kabinet:
Voor de algemene vergunning NL010 geldt dat deze veelvuldig is gebruikt. De vergunning
omvat verschillende categorieën producten die cryptografie gebruiken zoals producten
voor informatiebeveiliging, digitale communicatie- of netwerkapparatuur en computers
en opslagapparaten.
Voor de algemene vergunning NL007 (doorvoer van militaire goederen afkomstig uit EU-landen,
NAVO-landen of daaraan gelijkgestelde landen) geldt dat onder deze vergunning, op
grond van de beschikbare rapportagegegevens, tussen 7 oktober 2023 en december 2024
geen transacties hebben plaatsgevonden. Over de periode januari 2025 tot het moment
van wijziging van de vergunning wordt in de tweede helft van dit jaar gerapporteerd
door bedrijven die geregistreerd zijn voor gebruik van de algemene vergunning NL007.
Voor de algemene vergunning NL002 geldt dat deze sinds 7 oktober twee keer is gebruikt
voor uitvoer naar Israël voor kogelvrije kleding.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet tussen de 50 en 100
aanvragen voor een individuele dan wel globale vergunning verwacht nu de algemene
vergunning vervalt. De leden zijn benieuwd op basis waarvan deze aanvragen beoordeeld
gaan worden.
10. Antwoord van het kabinet:
Bij het beoordelen van de betreffende aanvragen voor een exportvergunning voor uitvoer
van dual-use goederen worden per transactie diverse factoren in onderlinge samenhang bezien, zoals
de aard van het goed of de dienst, het opgegeven eindgebruik, het land van bestemming,
de exporteur en de eindgebruiker. Op basis van deze factoren wordt een inschatting
gemaakt van het risico op ongewenst eindgebruik dat indruist tegen internationale
verplichtingen en verbintenissen van de Unie, eventuele van toepassing zijnde sancties,
het Nederlandse buitenlands- en veiligheidsbeleid en alle andere overwegingen met
betrekking tot het voorgenomen eindgebruik en het onttrekkingsgevaar.1
Is het kabinet het met de leden eens dat, ook gelet op de uitspraak van Minister Veldkamp
in zijn brief van 7 mei 2025 dat Israël het humanitair oorlogsrecht schendt, alle
militaire en dual-use goederen die richting Israël geëxporteerd worden een significant
risico hebben om bij te dragen aan grove schendingen van het humanitair oorlogsrecht?
11. Antwoord van het kabinet:
Nee, het kabinet is het daar niet mee eens. Het kabinet toetst aanvragen voor de export
van militaire- of dual-use goederen zeer zorgvuldig en per transactie. Als er met voldoende zekerheid kan worden
gesteld dat bepaalde dual-use goederen niet bijdragen aan ongewenst eindgebruik, staat het kabinet deze export toe.
Dit is ook in lijn is met de Europese exportcontroleregels.
Ook op het vlak van de uitvoer van militaire goederen gaat het kabinet gedegen en
zorgvuldig te werk. Vergunningaanvragen worden zorgvuldig getoetst aan de criteria
van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Daar waar een duidelijk
risico bestaat dat militaire goederen gebruikt worden bij het begaan van ernstige
schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag
afgewezen. Daarmee voldoet de Staat aan haar internationaalrechtelijke verplichtingen
ten aanzien van wapenexportcontrole. Dat is onlangs bevestigd in het vonnis van de
voorzieningenrechter in de zaak Al-Haq c.s. tegen de Staat (d.d. 13 december 2024).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet het onwaarschijnlijk
acht dat informatiebeveiligingsgoederen geëxporteerd onder vergunning NL010 voor militair
eindgebruik zijn aangewend. De leden vragen het kabinet om deze stelling nader te
onderbouwen, gelet op de berichtgeving van onder andere Human Rights Watch dat het
Israëlische leger bewakingstechnologieën, kunstmatige intelligentie en andere digitale
hulpmiddelen gebruikt om hun aanvallen in de Gazastrook te bepalen. Waarom acht het
kabinet het «gezien hun aard onwaarschijnlijk» dat informatiebeveiligingsgoederen
geëxporteerd vanuit Nederland naar Israël onder vergunning NL010 voor militaire doeleinden
zijn gebruikt? De leden zijn benieuwd waar de naar Israël geëxporteerde goederen onder
vergunning NL010 dan wel voor zijn gebruikt, en wat in dat geval de onderbouwing is
voor het stopzetten van de vergunning.
12. Antwoord van het kabinet:
Voor de algemene vergunning NL010 geldt dat deze veelvuldig is gebruikt. De vergunning
omvat verschillende categorieën producten die cryptografie gebruiken zoals producten
voor informatiebeveiliging, digitale communicatie- of netwerkapparatuur en computers
en opslagapparaten.
Goederen en technologie die onder de NL010 kunnen worden geëxporteerd zijn allen gerelateerd
aan informatiebeveiliging, en bedoeld om netwerken te beveiligen tegen bijvoorbeeld
cyberaanvallen. De kans dat deze goederen zijn gebruikt bij aanvallen in de Gazastrook
schat het kabinet daarom in als gering. Gebaseerd op de aard van de goederen zullen
ze zijn gebruikt voor de beveiliging van computernetwerken.
De algemene uitvoervergunning NL010 wordt niet stopgezet: Israël wordt uitgesloten
als mogelijke eindbestemming bij gebruik van deze vergunning. De NL010 kan gebruikt
worden voor transacties met bepaalde laagrisico dual-use goederen en wordt veelvuldig
gebruikt voor uitvoer naar eindbestemmingen over de hele wereld. Het stopzetten van
deze algemene vergunning zou leiden tot een zeer grote last voor het bedrijfsleven,
en voor een grote uitvoeringslast voor de Douane. De maatregel die het kabinet hier
neemt, namelijk het uitsluiten van Israël als eindbestemming, is een extra stap om
ook deze – relatief minder gevoelige informatiebeveiligingsgoederen – nader te kunnen
toetsen op risico’s op ongewenst eindgebruik.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie herinneren het kabinet graag aan de beantwoording
van eerdere schriftelijke vragen, waarin werd aangegeven dat sinds 7 oktober 2023
militaire goederen zoals delen voor F-35 gevechtsvliegtuigen, goederen voor het gebruik
van warmtebeeldcamera’s, technologie voor F-16 gevechtsvliegtuigen, G550 patrouillevliegtuig,
en dual-use goederen zoals onderdelen voor lithografische apparatuur, programmatuur
en technologie naar Israël zijn geëxporteerd. De leden zijn benieuwd onder welke vergunningen
deze categorieën vallen en wat de nieuw aangekondigde regels voor deze export betekenen.
13. Antwoord van het kabinet:
De in de betreffende antwoorden (Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 632) genoemde uit- en doorvoer van goederen in het kader van het F-35-Lightning II programma
viel onder de algemene vergunning NL009 die van toepassing is op overdracht, doorvoer
en uitvoer in het kader van het F-35-Lightning II programma. Het kabinet heeft op
20 februari 2024 naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof in Den Haag deze
algemene vergunning aangepast waardoor de uit- en doorvoer van goederen binnen het
kader van het F-35 Lightning II programma met eindbestemming Israël sindsdien niet
meer is toegestaan. Deze aanpassing is destijds ook voor de NL007 doorgevoerd. Voor
de uitvoer van de overige genoemde militaire goederen geldt dat deze losstaat van
de aangepaste algemene vergunningen en heeft plaatsgevonden onder specifiek voor deze
transacties afgegeven individuele vergunningen. Conform staand beleid wordt alleen
een vergunning verleend als de vergunningaanvraag de zorgvuldige toetsing aan de Europese
wapenexportcriteria heeft doorstaan. Voor deze goederen geldt dat het ging om de (tijdelijke)
uitvoer naar, of doorvoer via, Israël voor ontwikkel-, productie- of onderhoudsdoeleinden.
In geen van deze gevallen was sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
Voor wat betreft de genoemde dual-use goederen geldt dat ook de uitvoer los stond van de aangepaste algemene vergunningen
en dat deze goederen onder individuele of globale vergunningen zijn uitgevoerd. Voor
de uitvoer van deze categorieën verandert het proces in de toekomst dus niet. Ook
toekomstige aanvragen worden getoetst aan de daarop van toepassing zijnde exportcontrolekaders,
waarbij het risico op ongewenst eindgebruik van deze goederen wordt beoordeeld. Als
het kabinet dat risico te groot acht, zal de vergunningaanvraag worden afgewezen.
Met de aanpassing van de NL002, NL007 en NL010 vergunningen, in combinatie met de
eerdere wijzigingen van de NL007 en NL009 vergunningen naar aanleiding van het arrest
van het Gerechtshof in Den Haag, vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zich
af of er nog onaangepaste algemene vergunningen zijn waaronder wapenexport richting
Israël kan plaatsvinden. Als dit het geval is, zijn de leden benieuwd welke vergunningen
dat zijn en waarom die niet zijn aangepast.
14. Antwoord van het kabinet:
Voor eindbestemming Israël gelden sinds de wijziging in Nederland geen nationale algemene
vergunningen meer. Wel geldt er nog de algemene vergunning EU007, die is uitgevaardigd
door de Europese Unie. De EU007 is een vergunning die betrekking heeft op dual-use goederen en die kan worden gebruikt voor de uitvoer van specifieke programmatuur en
technologie binnen het eigen bedrijf, zoals naar dochter- of zusterbedrijven. Dit
mag alleen voor zover de programmatuur of technologie bedoeld is voor productontwikkeling
en onder strikte controle van het Nederlandse moederbedrijf. De vergunning kan, logischerwijs,
niet worden gebruikt in gevallen dat de software/technologie zou worden ingezet voor
de ontwikkeling of productie van wapens of voor toepassingen die leiden tot militair
gebruik of gebruik door politie of geheime diensten, of ander ongewenst gebruik dat
zou kunnen leiden tot mensenrechtenschendingen. Voor het gebruik van deze Europese
vergunning hebben drie Nederlandse bedrijven zich geregistreerd.
Daarnaast vragen de leden zich af of er op basis van individuele vergunningen militaire
en dual-use goederen naar Israël worden geëxporteerd, en of het kabinet bereid is
ook deze vergunningen tegen het licht te houden, zeker gezien de stelling van Minister
Veldkamp waar de leden al eerder naar verwezen, dat Israël het humanitair recht schendt.
15. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft sinds 7 oktober 2023 acht vergunningen toegewezen voor de uitvoer
van militaire goederen met eindgebruik in Israël. Dit gaat onder meer om onderdelen
voor het Iron Dome-luchtafweersysteem en demonstratiematerieel dat na beursdeelname in Nederland weer
is geretourneerd naar Israël en waarvan het eindgebruik niet bij de Israëlische krijgsmacht
ligt. Daarnaast heeft het kabinet vergunningen toegewezen voor uitvoer voor ontwikkeling-,
onderhouds- of productiedoeleinden in Israël, waarvan het eindgebruik evenmin bij
de Israëlische krijgsmacht ligt.
In het afgelopen jaar heeft het kabinet ook een aantal dual-use vergunningen verleend, vooral programmatuur en technologie voor de halfgeleiderindustrie,
en apparatuur voor de civiele telecommunicatie.
In dezelfde periode heeft het kabinet diverse vergunningaanvragen afgewezen.
Alle verleende vergunningen zijn zeer zorgvuldig getoetst aan de Europese kaders voor
exportcontrole. Dat deze manier van werken zorgvuldig is, werd door de rechter bevestigd
in het vonnis van 13 december 2024. Op deze manier blijft het kabinet ook in de toekomst
vergunningaanvragen toetsen. De vergunningen zijn een jaar geldig. Gezien de zorgvuldige
afweging die het kabinet heeft gemaakt bij de afgifte hiervan, waarbij is geconstateerd
dat er geen duidelijk risico is dat de uit te voeren goederen kunnen worden ingezet
bij het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht,
heeft het kabinet vooralsnog geen reden gezien om eerder afgegeven vergunningen in
te trekken.
Tot slot merken de leden op dat, terwijl het kabinet inmiddels ten langen leste onderkent
dat Israël het humanitair oorlogsrecht schendt en ingrijpt op de NL002, NL007 en NL010
vergunningen, het kabinet alsnog blijft volharden in hun cassatie tegen het arrest
van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van Amerikaanse F-35-onderdelen
aan Israël. De leden vragen zich af of het kabinet voornemens is om te stoppen met
het zoeken naar manieren om F-35-onderdelen aan Israël te leveren, en de cassatie
tegen het rechterlijk besluit te staken.
16. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet voert het arrest van het Hof (d.d. 12 februari 2024) uit. Uitvoer van
F-35-onderdelen van Nederland naar Israël is niet meer toegestaan en de van toepassing
zijnde vergunningen zijn zodanig aangepast.
Het kabinet heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof (d.d. februari 2024)
omdat het van mening is dat het aan de Staat is om zijn buitenlandbeleid vorm te geven,
en het Hof dit onvoldoende heeft meegewogen. Dit staat los van zorgen over de catastrofale
humanitaire situatie in de Gazastrook.
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsbrief
wapenexportbeleid over de intrekking en aanpassing algemene vergunningen door Israël
uit te sluiten als land van eindbestemming d.d. 7 april 2025. Zij bedanken de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en Minister van Buitenlandse Zaken voor
de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de
kabinetsbrief.
Precedentwerking en achtergrond van de wijzigingen in NL007 en NL010
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de algemene nationale door- en uitvoervergunningen
NL007 en NL010 zijn gewijzigd door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming.
Kunnen de Ministers aangeven of een dergelijke uitsluiting voor meer landen geldt,
en zo ja, voor welke voor landen dat geldt en wat de redenen zijn?
17. Antwoord van het kabinet:
Algemene vergunningen zoals de NL007 en de NL010 zijn gericht op het faciliteren van
veelvoorkomende transacties met een laag risico. Bij algemene vergunningen is de mogelijkheid
tot doorvoer, uitvoer of overdracht beperkt tot een aantal soorten goederen naar en/of
vanuit een specifieke groep landen.
Sommige landen zijn nadrukkelijk uitgesloten van dit type vergunningen, ofwel niet
opgenomen als mogelijke eindbestemming, omdat een individuele toetsing per transactie
in die gevallen gewenst is vanwege bijvoorbeeld veiligheidsrisico’s.
Naast Israël zijn op de NL007 en de NL010 ook andere landen uitgesloten als eindbestemming.
Voor de lijst met landen die geen gebruik mogen maken van de NL007 zij verwezen naar
de artikelen 4 en 7 van de algemene vergunning. Bestemmingen die zijn uitgezonderd
van het gebruik van de NL010 staan in paragraaf 2 van de algemene vergunning.
Gevolgen intrekking NL002
De leden van de VVD-fractie hebben voorts gelezen dat de algemene nationale door-
en uitvoervergunning NL002 is ingetrokken gelet op de veranderende geopolitieke omstandigheden
ten opzichte van 2009. Het kabinet geeft aan dat toetsing van individuele transacties
voorafgaand aan uitvoer uit Nederland wenselijk is. Kunnen de Ministers aangeven wat
de effecten van de algehele intrekking van door- en uitvoervergunning NL002 zijn?
18. Antwoord van het kabinet:
Deze vergunning werd in het afgelopen jaar 33 keer gebruikt door 5 exporteurs, voor
uitvoer naar bestemmingen verspreid over de wereld. Er zijn geen signalen dat deze
goederen voor militair eindgebruik zijn aangewend.
En kunnen de Ministers nader toelichten waarom er voor een algehele intrekking is
gekozen in plaats van een wijziging van landen waar door- en uitvoer wel naar toegestaan
mag worden (bijvoorbeeld EU of NAVO)?
19. Antwoord van het kabinet:
Voor de uitvoer van de goederen waarvoor de NL002 beschikbaar was, is op grond het
Unierecht geen vergunning nodig naar EU lidstaten.
Kunnen de Ministers een inschatting geven van de gevolgen voor de administratieve
lasten bij bedrijven als gevolg van het vervallen van deze vergunning?
20. Antwoord van het kabinet:
De NL002 werd in het afgelopen jaar 33 keer gebruikt door 5 exporteurs, voor uitvoer
naar bestemmingen verspreid over de wereld. De intrekking van de vergunning betekent
dat voor deze exporteurs de procedure voor het verkrijgen van een exportvergunning
verandert. De toename van de administratieve lasten voor de gebruikers is in samenspraak
met het Adviescollege Toetsing Regeldruk als beperkt ingeschat. De gebruikers van
de NL002 zijn namelijk reeds bekend met het proces voor de aanvraag van een individuele
of globale vergunning, omdat zij dit proces al doorlopen voor goederen die niet onder
de NL002 vielen.
Aandachtspunten in de uitvoering
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de wijzigingen van de door- en uitvoervergunningen
zal leiden tot extra vergunningsaanvragen. De wijziging van door- en uitvoervergunning
NL010 zullen 50 tot 100 aanvragen raken. Ook door- en uitvoervergunning NL002 is afgelopen
jaar 37 keer gebruikt. Kunnen de Ministers aangeven of zij knelpunten in de capaciteit
bij de betrokken uitvoeringsinstanties, zoals de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer
(CDIU) of de Douane zien? Welke maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat
de vergunningverlening efficiënt en tijdig kan plaatsvinden?
21. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft zich ingezet om betrokken bedrijven tijdig op de hoogte te stellen
van deze wijziging en zet zich in om de nieuwe vergunningaanvragen zo spoedig mogelijk
af te handelen. Op dit moment voorzien wij geen knelpunten in de capaciteit hiervoor.
En wordt er additionele ondersteuning of voorlichting geboden aan bedrijven die eerder
onder deze vergunning opereerden om hen te begeleiden bij de overgang naar individuele
of globale vergunningen?
22. Antwoord van het kabinet:
De bedrijven die gebruik maakten van deze algemene vergunningen zijn over de wijziging
ingelicht. De Douane staat dergelijke bedrijven bij om hen te begeleiden bij de overgang
naar individuele vergunningaanvragen.
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand
dit schriftelijk overleg.
De leden kunnen zich goed vinden in de uiteengezette beleidskeuze voor de aanscherping
van exportcontrole gezien de huidige geopolitieke situatie en de daarbij komende veiligheidssituatie
in het Midden-Oosten.
Op basis van de uiteengezette kaders hebben de leden van de NSC-fractie nog enkele
vragen. De leden vragen zich af wat er al gedaan wordt en wat er nog mogelijk is om
de eindgebruiker van dual-use goederen te controleren in het land van bestemming.
23. Antwoord van het kabinet:
Het in kaart brengen van aan eindgebruikers gerelateerde risico’s gebeurt op basis
van open bronnenonderzoek. In dat onderzoek wordt onder meer aandacht besteed aan
de bedrijfsvoering, -historie, -structuur, en -activiteiten van de eindgebruiker in
kwestie. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval worden daarnaast gesloten
bronnen geraadpleegd.
Bij een vergunningaanvraag voor de uitvoer van dual-use goederen moet een eindgebruikersverklaring worden meegestuurd. Dit is een door de
eindgebruiker ondertekend document waarin schriftelijk wordt verklaard waarvoor de
goederen zullen worden gebruikt.
Bij een vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen moet eveneens een
eindgebruikersverklaring worden meegestuurd waarin wordt vermeld voor welk doel de
goederen worden ingezet en schriftelijk wordt verklaard dat de goederen niet voor
andere doeleinden worden gebruikt.
Daarnaast willen de leden graag weten in welke mate deze aanscherping effect heeft
op de doorvoertijd van export.
24. Antwoord van het kabinet:
De aanscherping brengt met zich mee dat bedrijven een reguliere vergunningaanvraag
moeten indienen waarbij voor de behandeling de termijnen gelden die daarvoor in de
Algemene wet bestuursrecht zijn gesteld. Het streven is een besluit te nemen binnen
acht weken na ontvangst van de vergunningaanvraag met de mogelijkheid de beslistermijn
met acht weken te verlengen.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van het kabinet om
de algemene nationale doorvoer- en uitvoervergunningen NL007 en NL010 aan te passen
en de algemene nationale uitvoervergunning NL002 in te trekken. Zij steunen het kabinet
in deze stap, gezien het toenemende geweld in zowel Gaza als op de West Bank. Tegelijkertijd
vragen zij zich af wat het materiële effect van de maatregel zal zijn. Het besluit
betekent immers een extra controle, maar legt bijvoorbeeld geen extra beperking op
en zou als uitkomst kunnen hebben dat er nog net zoveel export naar Israël plaats
zal vinden, mogelijk alleen met iets meer bureaucratie. Kan het kabinet daarom per
categorie uiteenzetten hoeveel vergunningen er sinds het besluit zijn toegekend en
hoeveel vergunningen er zijn afgewezen, zo vragen zij.
25. Antwoord van het kabinet:
De NL007 regelt de doorvoer van (een gelimiteerde lijst met) militaire goederen afkomstig uit EU-landen, NAVO-landen of daaraan gelijkgestelde landen, via Nederland
naar derde landen waarbij Israël nu niet langer een geldige bestemming is. Dit betekent
in de praktijk dat er voor dergelijke doorvoertransacties van militaire goederen naar
Israël, een individuele doorvoervergunning dient te worden aangevraagd. Met ingang
van 8 april 2025 zijn er geen vergunningen verleend of afgewezen voor transacties
die voorheen onder de NL007 hadden kunnen plaatsvinden.
De NL010 regelt de uitvoer van (een gelimiteerde lijst met) crypto-grafische dual-use goederen naar alle bestemmingen, tenzij de bestemming is uitgezonderd. Nu Israël is
uitgezonderd, wordt voor dergelijke transacties van dual-use goederen naar Israël een separate uitvoervergunning vereist.
Sinds 8 april is er één vergunning verleend voor een transactie die voorheen onder
de NL010 had kunnen worden uitgevoerd (per 23-06-2025). Er is daarnaast nog een aantal
aanvragen in behandeling, die zorgvuldig worden getoetst aan de geldende exportcontrolekaders.
Inbreng leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie maken zich grote zorgen om het Israëlisch-Palestijns conflict.
De huidige regering van onze vriend Israël zoekt op dit moment te vaak de grens op
in haar reactie op de terreuraanslag van 7 oktober 2023 door Hamas. Ook de belangen
van de Palestijnse burgerbevolking mogen niet ten koste gaan van nieuwe militaire
operaties die worden gevoed door verontrustende uitspraken van sommige leden van het
Israëlische kabinet.
De leden van de BBB-fractie nemen hun historische verantwoordelijkheid in het bestaansrecht
en het beschermen van Israël, maar vragen tegelijkertijd Israël ook om internationaal
(oorlogs)recht, humanitaire hulp en proportionaliteit wel te blijven respecteren en
doorgang te laten vinden.
Sommige politieke partijen willen streng optreden door de export naar Israël aan banden
te leggen. Dit betekent in sommige gevallen dat ook onderdelen voor «Iron Dome», de
Israëlische luchtverdediging, niet meer naar Israël zouden mogen worden geëxporteerd.
Dat is voor de leden van BBB-fractie een brug te ver en ook niet conform het regeerakkoord.
De leden van BBB-fractie zijn het wel eens met sancties tegen gewelddadige kolonisten
en de uitbreiding van nederzettingen.
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister naar andere manieren te zoeken om de
Israëlische regering, naast de aangekondigde onderzoeken met mogelijke gevolgen voor
het Associatieverdrag, een correcte waarschuwing te geven dat dit zo niet verder kan,
zonder daarmee wederzijdse belangen en veiligheid te schaden.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief over intrekking
en aanpassing algemene vergunningen door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming.
Dit heeft bij deze leden geleid tot enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zijn ernstig teleurgesteld in de onwil en het totale onvermogen
van het Nederlandse kabinet, zowel het huidige kabinet als het vorige, iets wezenlijks
te doen richting de Israëlische regering om de genocidale oorlog in Gaza te stoppen.
De stap van het kabinet om algemene exportvergunningen richting Israël te schrappen
vinden eerdergenoemde leden bedroevend weinig en veel te laat.
Wat de leden van de SP-fractie betreft, moet wapenexport altijd streng getoetst worden
op risico’s op eventuele mensenrechtenschendingen. Bij risico’s op mensenrechtenschendingen
mag wapenexport absoluut geen doorgang vinden. Het kabinet heeft meerdere keren aangegeven
dit op deze manier toe te passen. De praktijk blijkt echter anders te zijn. In het
geval van Israël zijn er voldoende aanwijzingen voor ernstige mensenrechtenschendingen
en oorlogsmisdaden. Er liggen talloze rapporten van NGO’s, uitspraken van het Internationaal
Gerechtshof en arrestatiebevelen vanuit het Internationaal Strafhof. Het enige juiste
antwoord hierop is een algeheel wapenembargo richting Israël. Waarom kiest het kabinet
daar niet voor?
26. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet gaat op het vlak van de uitvoer van militaire goederen gedegen te werk.
Vergunningaanvragen worden zorgvuldig getoetst aan de criteria van het EU Gemeenschappelijk
Standpunt inzake wapenexport. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat militaire
goederen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten
of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Daarmee voldoet
de Staat aan haar internationaalrechtelijke verplichtingen ten aanzien van wapenexportcontrole.
Dat is onlangs bevestigd in het vonnis van de voorzieningenrechter in de zaak Al-Haq
c.s. tegen de Staat (d.d. 13 december 2024). Datzelfde geldt voor de beoordeling van
vergunningaanvragen voor de export van dual use-goederen. Ook hier vindt per aanvraag een risicobeoordeling plaats waarbij wordt
gekeken naar de aard van het goed, eindgebruik, eindgebruiker en land van bestemming.
Nederland hecht waarde aan het recht op zelfverdediging van Israël en onder de huidige
omstandigheden blijft uitvoer mogelijk van bijvoorbeeld onderdelen voor een luchtverdedigingssysteem,
zodat Israël zich kan verdedigen tegen regionale dreiging.
En waarom kiest het kabinet ervoor om het hoger beroep in de rechtszaak over de F-35
onderdelen voort te zetten? Inmiddels zou het ook voor het Nederlandse kabinet duidelijk
moeten zijn dat de organisaties die die rechtszaak hebben aangespannen, gelijk hebben.
Deelt de Minister die mening?
27. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof (d.d. 12 februari
2024), omdat het van mening is dat het aan de Staat is om zijn buitenlandbeleid vorm
te geven, en dat het Hof dit onvoldoende heeft meegewogen. Dit staat los van zorgen
over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook.
Israël heeft laten zien zich op vele manieren niet aan mensenrechten of het internationaal
recht te houden. Totdat de Israëlische regering er blijk van geeft zich hier wel aan
te houden, zijn waarborgen of toezeggingen vanuit de Israëlische regering betreffende
mensenrechten onbetrouwbaar gebleken. Daarom de vraag: welke waarde hecht het kabinet
aan toezeggingen vanuit de Israëlische regering over eerbiediging van mensenrechten
en het internationaal recht?
28. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is zich ervan bewust dat in elk conflict, en zeker ook in dit conflict,
schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten plaatsvinden. In sommige
gevallen is dit ook goed vast te stellen, bijvoorbeeld in het geval van de blokkade
van humanitaire hulp. Dit veroordeelt het kabinet en spreekt Israël hierop aan. De
blokkade vormde onder meer de aanleiding voor de ontbieding van de Israëlische ambassadeur
op 9 april jl. en het verzoek aan de EU Hoge Vertegenwoordiger om een evaluatie van
de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, alsmede
de intrekking en wijziging van een drietal algemene vergunningen voor de uit- en doorvoer
van strategische goederen.
Tot slot nog een aantal vragen: gegeven dat de genocidale oorlog in Gaza nu al 19
maanden duurt, kan de Minister toelichten waarom deze beslissing nu pas wordt genomen?
29. Antwoord van het kabinet:
De veiligheidssituatie in Israël en de Palestijnse Gebieden het Midden-Oosten wordt
nauwlettend gevolgd om te bezien welke impact de ontwikkelingen hebben op de export
van strategische goederen. Het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl.
en het daaropvolgende optreden van Israël in de Gazastrook speelden een belangrijke
rol bij de aanpassing van deze algemene vergunningen.
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen (dual-use en militair) naar Israël werden en worden zorgvuldig getoetst. Enige tijd geleden
is het traject in gang gezet tot intrekking van een algemene vergunning en de wijziging
van twee algemene vergunningen in de zin dat Israël daarvan wordt uitgesloten. Met
deze wijziging worden alle individuele transacties van strategische goederen naar
Israël voorafgaand aan uitvoer en doorvoer getoetst.
Geldt nu inderdaad geen enkele algemene vergunning meer voor bestemming Israël?
30. Antwoord van het kabinet:
Voor eindbestemming Israël gelden sinds de wijziging vanuit Nederland geen nationale
algemene vergunningen meer. Wel geldt er nog de uniale algemene vergunning EU007,
die is uitgevaardigd door de Europese Unie. De EU007 is een vergunning die betrekking
heeft op dual-use goederen en die kan worden gebruikt voor de uitvoer van specifieke programmatuur en
technologie binnen het eigen bedrijf, zoals naar dochter- of zusterbedrijven. Dit
mag alleen voor zover de programmatuur of technologie bedoeld is voor productontwikkeling
en onder strikte controle van het Nederlandse moederbedrijf. Voor het gebruik van
deze Europese vergunning hebben drie Nederlandse bedrijven zich geregistreerd.
Tot welke datum heeft de Minister alle rapportages van gebruik van NL007 en NL010
binnen?
31. Antwoord van het kabinet:
Bedrijven die zijn geregistreerd voor de algemene vergunningen NL007 en NL010 rapporteren
binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar over het gebruik van de betreffende
vergunningen. Voor de algemene vergunningen NL007 en NL010 zijn zodoende de rapportagegegevens
beschikbaar tot en met december 2024.
Moet gebruik van NL007 en NL010 voor (een deel van) 2024 en 2025 nog gerapporteerd
worden?
32. Antwoord van het kabinet:
Over de periode januari 2025 tot het moment van wijziging van de vergunning wordt
in de tweede helft van dit jaar gerapporteerd door bedrijven die geregistreerd zijn
voor gebruik van de algemene vergunningen NL007 en NL010.
Kan de Minister een overzicht geven van welke (soorten) eindbestemming in Israël zijn
gerapporteerd onder NL010 sinds oktober 2023?
33. Antwoord van het kabinet:
Het is niet mogelijk om hierover een gedetailleerd overzicht te geven, omdat het hierbij
gaat om bedrijfsgevoelige informatie.
Wordt Israël ook uitgesloten van mondiale vergunningen? Zo nee, waarom niet?
34. Antwoord van het kabinet:
Het huidige systeem van exportcontrole kent geen mondiale vergunningen.
Hoe wordt een globale vergunningsaanvraag afgewogen als Israël daarin één van meerdere
bestemmingen is?
35. Antwoord van het kabinet:
Globale vergunningen met zogenoemde «wereldbestemmingen» zijn niet mogelijk voor uitvoer
naar Israël.
Inbreng leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin de aangepaste
exportcontroles jegens Israël worden aangekondigd en hebben daar enkele vragen over.
Allereerst vragen de leden van de DENK-fractie of dit de enige militaire of dual-use-exportvergunningen
zijn die richting Israël aangescherpt kunnen worden. Zo nee, welke zijn er nog meer?
Kan de Minister een uitputtende lijst geven en vertellen waarom de Minister ervoor
heeft gekozen om eventuele andere exportvergunningen niet aan te scherpen?
36. Antwoord van het kabinet:
Vergunningaanvragen voor de uitvoer of doorvoer van strategische goederen worden altijd
al conform reguliere procedures per transactie zorgvuldig beoordeeld aan de hand van
de toepasselijke kaders, volgend uit de Europese Verordening voor tweeërlei gebruik
(voor goederen voor tweeërlei gebruik) en het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
wapenexport (voor militaire goederen). Sinds 7 oktober 2023 zijn vergunningaanvragen
voor uitvoer en doorvoer naar Israël voortdurend getoetst met bijzondere aandacht
voor de situatie in Israël, de Gazastrook en de bredere regio. De wijzigingen van
de algemene vergunningen zijn een aanvulling op deze zorgvuldige toets die het kabinet
altijd al uitvoert op vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen
naar Israël.
De leden van de DENK-fractie willen vragen of er ook wordt gewerkt aan het aan banden
leggen van de export van bepaalde niet-militaire of dual-use-producten richting Israël.
Welke trajecten verkent het ministerie om de levering van honden aan Israël te stoppen
waarvan bekend is dat ze hebben bijgedragen aan oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen
de menselijkheid?
37. Antwoord van het kabinet:
Voor uitvoer van speciaal getrainde honden is geen vergunning nodig, omdat honden
niet als strategisch goed gelden. Iets bestempelen als een strategisch goed, gaat
op basis van internationale afspraken. Dat is nodig om exportcontrole effectief te
laten zijn en een gelijk speelveld te garanderen. Die afspraken zijn er voor honden
niet.
Uw Kamer heeft op 10 april jl. de motie van het lid Teunissen (PvdD) aangenomen, waarin
werd verzocht om honden onder exportcontrole te brengen of de uitvoer van honden op
andere manieren te controleren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3120). Het kabinet onderzoekt dit momenteel en zal uw Kamer zo spoedig mogelijk over de
uitkomsten berichten.
Heeft er al een grondige doorlichting plaatsgevonden van de export van vergelijkbare
niet-militaire of dual-use-goederen die mogelijk ook bijdragen aan grove mensenrechtenschendingen
tegen de Palestijnen?
38. Antwoord van het kabinet:
De export van niet- militaire of dual-use goederen valt in beginsel niet onder een vergunningplicht, tenzij dergelijke goederen
specifiek zijn opgenomen in de Europese of nationale regelgeving. Hierdoor vindt er
geen structurele toetsing of beoordeling plaats van deze exportstromen. Dat neemt
niet weg dat het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal
opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk
verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Volgens deze kaders dienen bedrijven mensenrechtenrisico’s in hun waardeketen
te identificeren, ook bij export, en, waar nodig, aan te pakken.
Zou de Minister een lijst kunnen overleggen van al dat soort goederen of diensten
die nu naar Rusland extra worden gecontroleerd of ronduit verboden zijn, maar naar
Israël nog zijn toegestaan?
39. Antwoord van het kabinet:
De sancties tegen de Russische Federatie behelzen een zeer breed scala aan goederen
en diensten die niet langer mogen worden uitgevoerd. De gehele lijst aan dual-use goederen maakt hier slechts een klein deel van uit. Tegen Israël zijn geen sectorale
sancties ingesteld, waardoor hier geen onderverdeling in te maken valt. De wijziging
van deze algemene vergunningen is een exportcontrolemaatregel waardoor enkele typen
transacties, die tot 7 april 2025 als relatief laagrisico transacties konden plaatsvinden
onder de gewijzigde c.q. opgeheven algemene vergunningen, aan striktere controle worden
onderworpen.
Klopt het voorts dat er onder algemene exportvergunningen landen categorisch uitgesloten
kunnen worden (bij NL002 waren dat Afghanistan, Myanmar, Irak, Iran, Libië, Libanon,
Noord-Korea, Pakistan, Soedan, Somalië en Syrië)? Klopt het dat deze landen nog altijd
uitgesloten blijven onder het nieuwe kabinet?
40. Antwoord van het kabinet:
Er worden geen landen categorisch uitgesloten. Wel wordt er altijd gekeken naar de
(geo)politieke ontwikkelingen en veiligheidsrisico’s, en op het moment dat de situatie
daar om vraagt kan het gebruik van de algemene vergunningen worden ingeperkt door
bepaalde eindbestemmingen uit te sluiten. De eindbestemmingen die waren uitgesloten
voor onderhavige wijziging, blijven dat.
Is er ooit overwogen om Israël aan deze groep categorisch uitgesloten landen toe te
voegen? Zo nee, waarom niet?
41. Antwoord van het kabinet:
Er is geen sprake van categorische uitsluiting. Israël is nu wel uitgesloten als eindbestemming
voor alle algemene nationale uitvoervergunningen.
Wat moet er volgens de Minister gebeuren voordat Israël hieraan wordt toegevoegd (is
de Minister bijvoorbeeld bekend met de academische consensus onder genocidewetenschappers
dat er genocide wordt gepleegd door Israël; de genocidezaak tegen Israël bij het ICJ;
de arrestatiebevelen bij het ICC; de rapporten over oorlogsmisdrijven en misdrijven
tegen de menselijkheid van de VN, Human Rights Watch, Amnesty International, Artsen
Zonder Grenzen, Save the Children; etc., en is dit niet afdoende voor de Minister)?
Hoe kan het proces van deze uitsluiting in gang worden gezet?
42. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 40 en 41.
Voorts willen de leden van de DENK-fractie vragen hoe vaak de NL002-vergunning voor
Israël is gebruikt sinds 7 oktober 2023 en wat ermee is geëxporteerd. Kan de Minister
daarbij ook vermelden of elk van deze producten nu weer naar Israël geëxporteerd zou
mogen worden onder de huidige aanscherping? Zo ja, wat is het netto-effect van de
aanscherping dan precies volgens de Minister?
43. Antwoord van het kabinet:
Deze vergunning werd in het afgelopen jaar 33 keer gebruikt door 5 exporteurs, voor
uitvoer naar bestemmingen verspreid over de wereld. Deze vergunning is twee keer gebruikt
voor export naar Israël.
Daarnaast willen de leden van de DENK-fractie vragen wat het kabinet precies beoogt
met de «aangescherpte» regels voor NL007 en NL010 vergunningen, waarvan het kabinet
zelf zegt dat ze ofwel weinig gebruikt worden, of gebruikt worden voor goederen waarvan
de militaire inzet «onwaarschijnlijk» is.
44. Antwoord van het kabinet:
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van strategische goederen (dual-use en militair) naar Israël werden al per transactie zorgvuldig getoetst. Dat het kabinet
met deze manier van werken voldoet aan internationale verplichtingen is door de rechter
bevestigd in het vonnis van 13 december 2024 in de zaak Al-Haq c.s. tegen de Staat.
Middels de aanpassing van deze algemene vergunningen neemt het kabinet de laatste
stappen om ook enkele typen transacties, die tot 7 april 2025 als relatief laagrisico
transacties konden plaatsvinden onder de gewijzigde c.q. opgeheven algemene vergunningen,
aan striktere controle te onderwerpen. Deze maatregel komt bovenop de al zeer zorgvuldige
toetsing van alle andere vergunningaanvragen voor exporten van strategische goederen
naar Israël.
Welke goederen vallen onder deze exportvergunningen en van welke van deze goederen
zou Nederland op dit moment zeggen dat ze niet naar Israël geëxporteerd kunnen worden?
Als de Minister geen goederen kan noemen, wat betekent deze stap dan volgens de Minister?
45. Antwoord van het kabinet:
Bij het beoordelen van aanvragen voor een exportvergunning worden per transactie diverse
factoren in onderlinge samenhang bezien, zoals de aard van het goed of de dienst,
het opgegeven eindgebruik, het land van bestemming, de exporteur en de eindgebruiker.
Dat betekent dat er in zijn algemeenheid niet van bepaalde goederen kan worden gezegd
dat deze niet meer mogen worden uitgevoerd naar Israël. Zie ook het antwoord op vraag
44: met deze manier van werken voldoet het kabinet volgens de rechter aan internationale
verplichtingen die Nederland heeft.
Tot slot willen de leden van de DENK-fractie vragen waarom er niets in de brief te
lezen valt over het aangepaste economische beleid jegens Israël naar aanleiding van
de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof. Kan de Minister aangeven hoe
het Nederlandse beleid inmiddels is aangepast? Zo nee, waarom niet? Beseft de Minister
dat we inmiddels bijna een jaar verder zijn sinds de uitspraak van het Internationaal
Gerechtshof en dat Nederland niet eindeloos dit soort uitstelgedrag kan blijven tonen?
46. Antwoord van het kabinet:
Zoals gesteld in de Kamerbrief van 9 december 20242, is geconcludeerd dat het advies van het Internationaal Gerechtshof ten aanzien van
de onrechtmatigheid van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden de instandhouding
van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt. Dit sluit aanvullende maatregelen
niet uit. Eventueel aanvullende maatregelen betreffen onder andere het gemeenschappelijke
handelsbeleid, hetgeen een EU-competentie betreft. In lijn met motie Van Baarle (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2943) pleit het kabinet er in EU-verband voor om samen met andere lidstaten de Juridische
Dienst van de Raad van de EU (JDR) te vragen om een gedegen analyse van het advies
van het Internationaal Gerechtshof. Dit kan de basis zijn voor een verdere discussie
in Europees verband en eventuele aanvullende maatregelen.
Inbreng leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de brief over aanpassing algemene vergunningen
NL002 NL007 en NL010 ontvangen en hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie zijn kritisch op de betreffende brief en kabinetskeuze.
De exportcontrole voor militaire goederen en dual-use goederen bezien de leden in
de context van de economische band, de politieke band en de gevolgen voor de reputatie
van Nederland en de potentiële impact op Israël.
De leden van de SGP-fractie hechten eraan dat Nederland een handelsland is en ook
een goede logistieke hub voor doorvoer. Daarbij hoort dat allerlei goederen, inclusief
dual-use goederen en militaire goederen, doorgaans makkelijk geëxporteerd dienen te
worden, met enkele randvoorwaarden en controles. Afwijking hiervan en extra controle
dient dragend gemotiveerd te worden op basis van risico’s, belangen en waarden. Vrijhandel
is voor Nederland een groot goed en is gebaat bij eenvoudige exportregels. Vrijhandel
te zwaar beperken of veel lastiger maken komt met risico’s die de eigen welvaart schaden,
de belangen van de kopende partij schaden, en zal mogelijk tot verdringingseffecten
leiden waar Nederland niet bij gebaat is. Specifiek in het geval van Israël is er
een doorlopende noodzaak voor militaire en dual-use goederen en reguliere IT-goederen
voor verschillende civiele- en defensiedoeleinden. De onderbouwing hiervan dient derhalve
gebaseerd te zijn op meer dan slechts de risico’s van mogelijke inzet in Gaza.
Het kabinet noemt dat onder algemene vergunning NL007 geen doorvoer van militaire
goederen heeft plaatsgevonden sinds 7 oktober 2023. Heeft er wel uitvoer plaatsgevonden,
en schaart het kabinet dat ook daaronder, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
47. Antwoord van het kabinet:
De algemene vergunning NL007 is alleen van toepassing op doorvoer van militaire goederen
afkomstig uit EU-landen, NAVO-landen of daaraan gelijkgestelde landen. Deze vergunning
is niet van toepassing op de uitvoer van militaire goederen.
Voor de algemene vergunning NL007 geldt dat onder deze vergunning, op grond van de
beschikbare rapportagegegevens, tussen 7 oktober 2023 en december 2024 geen doorvoertransacties
hebben plaatsgevonden. Over de periode januari 2025 tot het moment van wijziging van
de vergunning wordt in de tweede helft van dit jaar gerapporteerd door bedrijven die
geregistreerd zijn voor gebruik van de algemene vergunning NL007.
De brief die het besluit richting de Tweede Kamer aankondigt is vrij summier. Kan
het kabinet nader toelichten waarom deze stap nu wordt genomen, zo vragen de leden
van de SGP-fractie. Ook vragen de aan het woord zijnde leden of deze stap eerder is
genomen met betrekking tot Israël.
48. Antwoord van het kabinet:
De toelichting die bij deze wijziging te geven is, is opgenomen in de brief alsmede
in de wijzigingsregeling3 zelf. Dit is de eerste keer dat Israël is uitgesloten als eindbestemming voor de
algemene nationale uitvoervergunningen.
Geëxporteerde goederen onder algemene vergunning NL010 zijn waarschijnlijk niet voor
militair eindgebruik ingezet, zo zegt het kabinet. Kan het kabinet nader toelichten
waarom deze dan specifiek voor Israël nu wordt ingetrokken zodat men op individuele
toetsing van voorgenomen export moet overgaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
49. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet deze stap om alle transacties van strategische goederen naar Israël
voorafgaand aan uitvoer en doorvoer te kunnen toetsen aan de Europese kaders voor
uitvoer en doorvoer van militaire goederen en goederen voor tweeërlei gebruik. Dat
is wenselijk gelet op de veiligheidssituatie in Israël, de Palestijnse Gebieden en
de bredere regio.
Zijn er in de laatste jaren andere landen uitgezonderd als eindbestemming van NL007
en NL010? Indien dit het geval is vragen de aan het woord zijnde leden waarom dat
is en hoe de motivatie destijds eruit zag.
50. Antwoord van het kabinet:
De algemene doorvoervergunning NL007 geldt voor doorvoer (vanuit EU-landen, NAVO-landen
of daaraan gelijkgestelde landen) naar alle bestemmingen, met uitzondering van landen
ten aanzien waarvan een wapenembargo is opgelegd door de EU, OVSE of de VN, alsook
met uitzondering van de volgende landen: Jemen, Saoedi-Arabië (KSA), de Verenigde
Arabische Emiraten (VAE), Egypte, Turkije, Israël en Oekraïne.
Voor de uitgesloten landen geldt dat er bij uitvoer naar deze landen een verhoogd
risico bestaat op ongewenst eindgebruik. Daarom is besloten om transacties naar deze
landen per transactie vooraf te toetsen aan de geldende Europese exportcontrolekaders.
In het geval van Turkije is in 2020 besloten om Turkije uit te sluiten als eindbestemming
van de algemene vergunning NL007 om te voorkomen dat militaire goederen worden doorgevoerd
naar Turkije en worden ingezet in de strijd in Noordoost-Syrië.
In het geval van Oekraïne is eveneens in 2020 besloten om Oekraïne uit te sluiten
als eindbestemming van NL007. Vanwege de Russische annexatie van de Krim in 2014 en
de daaruit voortvloeiende spanningen in Oost-Oekraïne, bestond er vanuit het kabinet
reeds verscherpt toezicht op export van militaire goederen naar Oekraïne via individuele
vergunningen. Dit toezicht is in 2020 uitgebreid door Oekraïne uit te sluiten als
eindbestemming van de algemene doorvoervergunning NL007. Dit laat onverlet dat, in
het kader van de Nederlandse militair-materiële steun aan Oekraïne, na een zorgvuldige
toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole, individuele of globale vergunningen
worden verleend voor de door- en uitvoer van militaire goederen naar Oekraïne.
In het geval van Egypte is in 2019 besloten om Egypte uit te sluiten als eindbestemming
van algemene vergunning NL007, vanwege vermeende militaire betrokkenheid in het conflict
in Jemen.
In het geval van de VAE en KSA is in 2016 besloten om deze landen uit te sluiten als
eindbestemming van algemene vergunning NL007 vanwege hun betrokkenheid in het conflict
in Jemen.
De algemene uitvoervergunning NL010 geldt voor uitvoer naar alle bestemmingen, met
uitzondering van landen ten aanzien waarvan een wapenembargo is opgelegd, en de volgende
landen: Afghanistan, Armenië, Azerbeidzjan, Bahrein, Bangladesh, Burundi, China (met
inbegrip van Taiwan, Hong Kong en Macau), Cuba, Djibouti, Egypte, Equatoriaal-Guinea,
Ethiopië, Gambia, Guinee(-Conakry), Guinee-Bissau, India, Israël, Jemen, Kazachstan,
Koeweit, Laos, Oekraïne, Oezbekistan, Oman, Pakistan, Qatar, Rwanda, Saoedi-Arabië,
Swaziland, Syrië, Tadzjikistan, Thailand, Turkije, Turkmenistan, Verenigde Arabische
Emiraten, Vietnam.
Onder welke omstandigheid zou het kabinet overwegen deze beslissing weer terug te
draaien en Israël op te nemen in vergunningen NL007 en NL010, zo vragen de leden van
de SGP-fractie.
51. Antwoord van het kabinet:
Herziening van deze maatregel kan worden overwogen op het moment dat de veiligheidssituatie
in Israël, de Palestijnse Gebieden en de bredere regio zodanig wijzigt dat het risico
op ongewenst eindgebruik aanzienlijk is verminderd en voorafgaande individuele toetsing
van doorvoertransacties afkomstig uit EU-landen, NAVO-landen of daaraan gelijkgestelde
landen met eindbestemming Israël niet langer noodzakelijk wordt geacht. Dat dient
gebaseerd te zijn op een actualisatie van de risicoanalyse en een toetsing aan de
geldende exportcontrolekaders, waarbij onder andere wordt gekeken naar duidelijke
risico’s op gebruik bij het begaan van ernstige schendingen van mensenrechten en het
humanitair oorlogsrecht.
De leden van de SGP-fractie merken de motivatie «Dat is wenselijk gelet op de veiligheidssituatie
in Israël, de Palestijnse Gebieden en de bredere regio» op en merken op dat deze op
verschillende manieren kan worden opgevat. Men kan toetsen of Nederland niet bijdraagt
aan mogelijke mensenrechtenschendingen of schendingen van oorlogsrecht, maar men kan
ook toetsen in welke mate Nederland bijdraagt aan de veiligheid en zelfverdediging
van Israël. Kan het kabinet hierop reflecteren en deze beide wegen?
52. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht waarde aan het recht op zelfverdediging van Israël. Israël dient
zich daarbij te houden aan het internationaal recht. Toetsing aan de Europese kaders
voor (wapen)exportcontrole heeft tot doel om risico’s op ongewenst eindgebruik te
identificeren en daarmee te voorkomen dat goederen worden gebruikt bij bijvoorbeeld
het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht.
Op het moment dat duidelijk is dat de uit te voeren goederen alleen ingezet kunnen
worden voor defensief gebruik en dus ter zelfverdediging (van in dit geval Israël),
is het onwaarschijnlijk dat uit de toetsing een duidelijk risico op gebruik van de
goederen bij het begaan van ernstige schendingen van mensenrechten of humanitair oorlogsrecht
volgt. In dat geval kan een vergunning voor de uitvoer van deze goederen, worden verleend.
Het kabinet merkt op dat, op grond van deze toets, in de huidige omstandigheden uitvoer
van bijvoorbeeld onderdelen voor een luchtverdedigingssysteem mogelijk blijft, zodat
Israël zich kan verdedigen tegen regionale dreiging. Zo zijn in de afgelopen jaren
– meest recent in maart 2025 – vergunningen verleend voor de uitvoer van onderdelen
voor het Iron Dome-luchtafweersysteem.
Is het kabinet het met de aan het woord zijnde leden eens dat het intrekken van een
algemene vergunning export voor alles lastiger maakt en mogelijk ook risico’s oplevert
voor Israël? De aan het woord zijnde leden merken op dat vergunning NL007 recent weinig
gebruikt is, maar hechten eraan dat deze bestaat en een makkelijke export mogelijk
maakt voor wanneer dat nodig blijkt.
53. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet erkent dat er sprake is van een lastenverzwaring voor bedrijven die voorheen
voor export van militaire goederen naar Israël gebruik maakten van de algemene doorvoervergunning
NL007. Deze lastenverzwaring is verantwoord gelet op de huidige veiligheidssituatie
in Israël, de Palestijnse Gebieden en de bredere regio.
Bovendien hebben de aanpassingen en intrekking van de algemene vergunningen niet tot
gevolg dat uitvoer of doorvoer van de op deze vergunning opgenomen goederen bij voorbaat
niet meer mogelijk is, maar leiden deze ertoe dat de procedure voor het verkrijgen
van een vergunning wijzigt. Exporteurs behouden de mogelijkheid om een individuele
of globale vergunning aan te vragen die vervolgens getoetst wordt aan de eerder genoemde
Europese kaders. Dit acht het kabinet wenselijk vanwege het verhoogde risico op ongewenst
eindgebruik bij uit- en doorvoer naar Israël.
Bovendien hebben de aanpassingen en intrekking van de algemene vergunningen niet tot
gevolg dat uitvoer of doorvoer van de op deze vergunning opgenomen goederen bij voorbaat
niet meer mogelijk is, maar leiden deze ertoe dat de procedure voor het verkrijgen
van een vergunning wijzigt. Exporteurs behouden de mogelijkheid om een individuele
of globale vergunning aan te vragen die vervolgens getoetst wordt aan de eerder genoemde
Europese kaders. Dit acht het kabinet wenselijk vanwege het verhoogde risico op ongewenst
eindgebruik bij uit- en doorvoer naar Israël.
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet hoe de genoemde motivatie «Dat is wenselijk
gelet op de veiligheidssituatie in Israël, de Palestijnse Gebieden en de bredere regio»
zich verhoudt tot het feit dat vergunning NL010 waarschijnlijk niet voor militair
eindgebruik zijn aangewend.
54. Antwoord van het kabinet:
Door deze algemene vergunningen, van toepassing op relatief laagrisico transacties,
aan te passen worden ook deze transacties per 8 april 2025 vooraf per transactie getoetst,
waarmee het kabinet meer controle heeft dat deze goederen ook in de toekomst niet
voor militair gebruik worden aangewend.
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet of en hoe eventuele verdringingseffecten
meegewogen zijn in het nemen van dit besluit waar mogelijk in de toekomst juist andere
handelspartners worden gekozen bij te lastige export of een weigering van een vergunning?
55. Antwoord van het kabinet:
Het exportcontrolebeleid is een multilateraal instrument dat werkt omdat het (grotendeels)
gelijk is voor alle lidstaten. Maatregelen zijn daarmee effectief. Vergunningaanvragen
worden beoordeeld aan de hand van vaste criteria waarmee het risico op ongewenst eindgebruik
wordt bepaald. Andere EU-lidstaten toetsen aan de hand van dezelfde criteria, en zijn
bovendien gehouden om andere lidstaten te consulteren indien die landen eerder vergelijkbare
aanvragen hebben afgewezen. Hiermee blijft een gelijk speelveld gewaarborgd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
L. van der Graaf, adjunct-griffier