Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht 'Noodkreet GGZ-instelling de Waag: wachtlijsten plotseling nog langer door aanpassing van beleid'
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Noodkreet GGZ-instelling de Waag: wachtlijsten plotseling nog langer door aanpassing van beleid» (ingezonden 26 mei 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 18 juni 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het AD-artikel «Noodkreet GGZ-instelling de Waag: wachtlijsten plotseling
nog langer door aanpassing van beleid»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reflecteren op het feit dat ruim 1.000 kinder- en jeugdpsychologen plotseling
geen BIG-registratie als gezondheidspsycholoog meer krijgen, ondanks het volgen van
een gelijkwaardige opleiding, terwijl zij hard nodig zijn om in te zetten als regiebehandelaren?
Erkent u dat in 2023, 500 kinder- en jeugdpsychologen deze registratie wel hebben
ontvangen? Bent u het eens dat deze abrupte beleidswijziging onrechtvaardig is voor
de 1.000 kinder- en jeugdpsychologen?
Antwoord 2
Het conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg in verband met de GGZ beroepenstructuur is na internetconsultatie
niet in procedure gebracht. Tijdens de internetconsultatie op het conceptwetsvoorstel
kwamen bijna 2.300 reacties binnen, waarvan bijna 2.000 negatief waren. Uit de analyse
van de reacties blijkt dat de beoogde doelstellingen niet worden gehaald, de voorgestelde
wijzigingen juist tot meer onduidelijkheid leiden en er onvoldoende draagvlak is onder
de betrokken beroepsgroepen en beroepsbeoefenaren. Dit heeft mede geleid tot het besluit
om het conceptwetsvoorstel niet door te zetten. Het voorstel was onder andere dat
kinder- en jeugdpsychologen, na nog nader uit te werken (beperkte) bijscholing, als
gezondheidszorgpsycholoog-generalist in het BIG-register zouden kunnen worden geregistreerd.
Zoals mijn voorganger in de brief van 16 december 20242 aan uw Kamer heeft aangegeven, was de inhoud van bijscholingstrajecten en overgangsregelingen
voor dit nieuwe beroep van gezondheidszorgpsycholoog-generalist nog niet bekend. Het
zou prematuur zijn om op basis van een conceptwetsvoorstel substantiële investeringen
in scholing te doen.
Kinder- en jeugdpsychologen kunnen (blijven) werken in de jeugdhulp, ook zonder registratie
in het BIG-register. Het werkveld verandert daarmee niet. Het is bovendien aan het
werkveld zelf om te bepalen hoe alle talenten zo optimaal mogelijk worden ingezet.
Ik ben van oordeel dat het besluit om het conceptwetsvoorstel niet door te zetten
gerechtvaardigd is genomen en verwijs u graag naar de brieven van 13 november 2024
(kamerstuk 29 282, nr. 583) en 19 december 204 (kamerstuk 29 282, nr. 585).3
Voor wat betreft uw vraag over de 500 kinder- en jeugdpsychologen die in 2023 een
certificaat van de opleiding tot gz-psycholoog hebben ontvangen kan ik u het volgende
melden: de betreffende 500 kinder- en jeugdpsychologen hebben een EVC-procedure (Eerder
Verworven Competenties) doorlopen en zijn op basis daarvan in aanmerking gekomen voor
een certificaat en daarmee een BIG-registratie als gezondheidszorgpsycholoog. Deze
procedure was gebaseerd op een individuele beoordeling van eerder verworven diploma’s
en werkervaring en is geen gevolg van het aangekondigde conceptwetsvoorstel.
Vraag 3
Deelt u de zorg dat deze kinder- en jeugdpsychologen nu niet optimaal ingezet kunnen
worden als regiebehandelaar, aangezien de BIG-registratie een voorwaarde is om deze
rol te vervullen, hetgeen ook van belang is voor de continuïteit van hulp nadat iemand
18 is geworden? Deelt u ook de zorg dat hierdoor de zorg verslechtert, omdat dit leidt
tot het verder oplopen van de wachtlijsten, hogere werkdruk bij bestaande behandelaren
en verlies van goed opgeleide en ervaren professionals, terwijl zij hard nodig zijn
gezien de personeelstekorten?4
Antwoord 3
Voor inzet van de kinder- en jeugdpsychologen in het jeugdveld is een BIG-registratie
geen voorwaarde. Voor alle zorgmedewerkers in de jeugdhulp is de norm van de verantwoorde
werktoedeling van toepassing, en het daaraan gekoppelde kwaliteitskader jeugd. De
focus ligt daarbij op de inzet van SKJ óf BIG-geregistreerde zorgmedewerkers, rekening
houdend met het niveau van kennis/vaardigheden, en het kunnen werken volgens hun beroepscode
en richtlijnen. De kinder- en jeugdpsychologen kunnen zich bij het SKJ registeren,
hier is niets aan veranderd.
Echter, kinder- en jeugdpsychologen worden soms door gemeenten niet rechtstreeks gecontracteerd
omdat er wordt verwezen naar de kwaliteitskaders voor GGZ onder de Zorgverzekeringswet:
het Kwaliteitsstatuut GGZ. Dit Kwaliteitsstatuut GGZ is tot stand gekomen door afspraken
tussen de veldpartijen (aanbieders, zorgverzekeraars en cliëntenorganisaties). In
deze afspraken is het regiebehandelaarschap benoemd en hieraan is de voorwaarde van
een BIG-registratie verbonden. Deze kaders voor de volwassenen GGZ zijn niet van toepassing
op de jeugdhulp. De VNG heeft over de inzet van de kinder- en jeugdpsychologen een
factsheet gemaakt en wij zijn met de VNG in gesprek over de actualisatie ervan en
het opnieuw onder de aandacht brengen ervan bij gemeenten om de inzet van K&J-psychologen
in het jeugdveld zo optimaal mogelijk te maken.
Daarnaast bestaat er een overgangsregeling voor cliënten die tijdens hun behandeling
18 jaar worden: zij kunnen hun behandeling tijdelijk voortzetten onder de Zorgverzekeringswet
bij hun bestaande behandelaar, mits deze is geregistreerd in het SKJ- of BIG-register.
De regeling waarborgt continuïteit van zorg en geldt maximaal 365 dagen na het bereiken
van de 18-jarige leeftijd.5
Ik deel daarom de veronderstelling niet dat het niet doorzetten van het conceptwetsvoorstel
leidt tot een verslechtering van de zorg of langere wachtlijsten. Het niet doorzetten
van het conceptwetsvoorstel heeft geen effect op de capaciteit van de betrokken zorgmedewerkers.
Daarbovenop heb ik geen reden om aan te nemen dat de wachtlijsten in de volwassen
GGZ worden veroorzaakt door een tekort aan BIG-geregistreerde GZ-psychologen. Uit
de internetconsultatie bleek juist dat veel zorgverleners vrezen dat de benodigde
omscholing, overgangsregelingen en veranderingen in de beroepenstructuur op korte
termijn leiden tot minder beschikbaar personeel en juist langere wachttijden. Ik zie
dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de inzetbaarheid van deze zorgmedewerkers
structureel wordt belemmerd of dat dit leidt tot verslechtering van de zorg.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat 1.000 kinder- en jeugdpsychologen tot € 30.000 hebben geïnvesteerd
in een tijdsintensieve opleiding, maar nu plotseling – ondanks hun inhoudelijke bekwaamheid –
niet als regiebehandelaar mogen optreden?6 Bent u het eens dat dit onrechtvaardig is en bent u bereid om met een passende oplossing
te komen?
Antwoord 4
Ik waardeer de inzet van kinder- en jeugdpsychologen zeer. Zij vervullen een onmisbare
en waardevolle rol in de jeugdzorg. Iedereen staat het vrij om een opleiding en/of
bijscholing te volgen, en ik begrijp dat verwachtingen over toekomstige regelgeving
daarin eventueel kunnen meewegen. Bij de beantwoording van vraag 2 heb ik toegelicht
waarom is besloten om het conceptwetsvoorstel niet verder door te zetten. Dit besluit
is zorgvuldig afgewogen, juist met aandacht voor de signalen en zorgen uit het veld.
Tegelijkertijd wil ik meegeven dat in het wetgevingsproces beleidsvoornemens regelmatig
worden bijgesteld bijvoorbeeld op basis van consultaties, politieke afwegingen of
andere ontwikkelingen. Dat betekent dat zolang een wetsvoorstel niet is vastgesteld,
betrokkenen er niet vanuit kunnen gaan dat het voorgestelde beleid ook daadwerkelijk
in werking zal treden. Ook zonder wetswijziging vind ik het van groot belang dat de
toegankelijkheid van de GGZ-zorg wordt vergroot, zorgmedewerkers voldoende worden
ondersteund en duidelijkheid bestaat voor patiënten en verwijzers. Ik vind het daarbij
belangrijk dat eventuele oplossingen voor vereenvoudiging geen extra administratieve
lasten en kosten met zich meebrengen en de flexibiliteit bevorderen.
Vraag 5
Wat heeft u concreet gedaan om de kamerbreed aangenomen motie-Van Bushoff/Van den
Hil (kamerstuk 29 282, nr. 589) uit te voeren, waarin specifiek bovenstaande knelpunten worden benoemd en u bent
verzocht om in gesprek te gaan met het veld, waaronder de kinder- en jeugdpsychologen?
Antwoord 5
Mijn voorganger heeft uw Kamer op 27 mei 20257 over de motie Bushoff/Van den Hil (Kamerstuk 29 282, nr. 589) geïnformeerd. In die brief is ingegaan op de inhoudelijke punten uit de motie en
heeft mijn voorganger aangegeven dat zij geen aanleiding ziet om de beroepenstructuur
van de GGZ in de Wet BIG te wijzigen.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat er nog steeds geen oplossing is voor deze groep behandelaren,
terwijl uit de praktijk blijkt dat zij direct inzetbaar zijn en van grote meerwaarde
kunnen zijn voor kwetsbare cliënten?
Antwoord 6
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 7
Klopt het dat het instellen van een overgangsregeling voor deze groep kinder- en jeugdpsychologen
geen extra kosten met zich meebrengt? Klopt het dat wanneer er geen overgangsregeling
komt zij alsnog het vergelijkbare opleidingstraject tot gezondheidszorgpsycholoog
zullen doorlopen, wat het ministerie naar schatting circa € 54 miljoen extra kost?
Klopt het dat dit bovendien leidt tot een toenemend tekort aan opleidingsplaatsen
tot gezondheidspsycholoog?
Antwoord 7
Een overgangsregeling bij het bovengenoemde conceptwetsvoorstel zou wel degelijk leiden
tot een structurele stijging van zorgkosten in het jeugddomein door onder andere de
verwachte hogere inschaling in salaris van de K&J-psychologen.8 Hierbij verwijs ik graag naar de Kamerbrief van 12 november 2024 en het bijhorende
rapport.9 Het conceptwetsvoorstel is niet in procedure gebracht en in dit kader komt geen overgangsregeling.
Het klopt dat als er geen overgangsregeling komt, een certificaat van de opleiding
tot gz-psycholoog nodig is voor K&J-psychologen om een BIG-registratie als gz-psycholoog
te verkrijgen. De examencommissie van deze opleiding is bevoegd om eerdere diploma’s
te beoordelen en eventuele vrijstellingen te geven als de kandidaat naar de mening
van de examencommissie al op onderdelen bekwaam is. De opleidingskosten zullen niet
stijgen als er geen overgangsregeling voor K&J psychologen komt, omdat het aantal
bekostigde opleidingsplaatsen jaarlijks door mij wordt vastgesteld op basis van de
verwachte zorgvraag. Zoals in de brief over het Capaciteitsplan 2024–2027 wordt toegelicht,
volg ik hierbij de ramingen van het Capaciteitsorgaan.10
Vraag 8
Bent u bereid te komen met een overgangsregeling waarmee de studenten die een opleiding
hebben gevolgd met het perspectief van overgang naar een nieuwe BIG-groep, waaronder
de huidige kinder- en jeugdpsychologen, alsnog de GZ-titel en BIG-registratie kunnen
verkrijgen?
Antwoord 8
Nee, zoals mijn voorganger ook per brief van 27 mei 202511 aan uw kamer heeft aangegeven zie ik geen aanleiding om de beroepenstructuur van
de geestelijke gezondheidszorg in de Wet BIG te wijzigen. Een overgangsregeling zou
wel degelijk leiden tot hogere zorgkosten en er komt in dit kader geen overgangsregeling
voor kinder- en jeugdpsychologen.
Een BIG-registratie is niet noodzakelijk voor het verlenen van kwalitatief goede zorg.
Kinder- en jeugdpsychologen kunnen werken binnen het jeugdveld met hun SKJ-registratie.
Ik zie geen noodzaak om K&J-psychologen zwaarder te reguleren vanuit het patiëntenbelang
en de kwaliteit van de zorg. Zij kunnen zich alsnog bij- of omscholen om GZ-psycholoog
te worden. Daarnaast is het niet te voorspellen of een overgangsregeling ertoe leidt
dat er meer psychologen voor kinderen en jeugdigen aan het werk kunnen en moeilijk
via een wetswijziging te regelen. Bovendien zou een dergelijke regeling naar verwachting
leiden tot een hogere inschaling in salaris en daarmee tot een jaarlijkse stijging
van de zorgkosten.
Vraag 9
Klopt het dat uit de impactanalyse uit 2021 blijkt dat door de nieuwe structuur snelle
verwijzing mogelijk zou zijn, de kwaliteit zou verbeteren doordat behandelaren beter
en breder geschoold zouden zijn, de continuïteit doordat de scheiding in zorg tussen
18- en 18+ minder regide zou zijn, kleine sectoren beter gepositioneerd zouden worden,
de zorgkosten beperkt zouden blijven tot € 10 miljoen en er bovendien ruim draagvlak
bleek te zijn in het veld na verwerking van kritiek uit eerdere consultaties?
Antwoord 9
De impactanalyse uit 2021 schetst een beperkte positieve impact van de voorgestelde
structuurwijziging. Verwacht werd een kleine verbetering van de op de kwaliteit van
psychologische zorg en mogelijk snellere doorverwijzing. Die snellere verwijzing zou
vooral het gevolg zijn van een register, waarin beter zichtbaar is wie waarvoor bevoegd
en bekwaam is.12 De inzichtelijkheid van de deskundigheid van psychologen in een dergelijk register
zal naar verwachting meer bijdragen aan betere doorverwijzing dan het verminderen
van titels via het voorgestelde conceptwetsvoorstel. De impactanalyse laat ook zien
dat de effecten op toegankelijkheid beperkt zijn, en dat de structurele zorgkosten
op termijn mogelijk stijgen met circa € 12 tot € 20 miljoen (voor de GGZ en jeugdzorg
gezamenlijk).
Bovendien benoemt de impactanalyse ook risico’s, zoals verlies van beroepsidentiteit,
verwarring bij patiënten en verwijzers, en onzekerheid over de uitvoerbaarheid van
overgangsregelingen. De verwachte voordelen waren onder andere in hoge mate afhankelijk
van breed draagvlak, waarvan uit de internetconsultatie is gebleken dat dit onvoldoende
aanwezig was.
Vraag 10
Kunt u per bovenstaand doel van de nieuwe structuur aangeven waarom deze conclusies
niet meer houdbaar zijn? Kunt u ook per afzonderlijk punt aangeven welke alternatieve
plannen u heeft om alsnog tegemoet te komen aan de oorspronkelijke doelen van de nieuwe
structuur? Of laat u deze doelen los?
Antwoord 10
Zoals in de brief van 27 mei 202513 aan uw Kamer gemeld vloeide het voorstel tot wijziging van de beroepenstructuur voort
uit de bredere afspraak in het Integraal Zorgakkoord (IZA) om de beroepen- en opleidingenstructuur
in de geestelijke gezondheidszorg efficiënter en flexibeler in te richten. Het doel
was de beroepenstructuur in de psychologische zorg te vereenvoudigen en te verduidelijken,
zodat patiënten en verwijzers sneller de juiste behandelaar kunnen vinden. Uit de
reacties op de internetconsultatie blijkt echter dat deze doelstellingen onvoldoende
gehaald worden: het voorstel leidt onder meer tot meer onduidelijkheid, hogere zorgkosten
en er bestaat onvoldoende draagvlak in het veld. Ook zonder wetswijziging blijft het
van groot belang dat de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg wordt
vergroot, zorgmedewerkers voldoende worden ondersteund en patiënten en verwijzers
duidelijkheid hebben.
Vraag 11
Hoe verklaart u de discrepantie tussen het eerdere beleidsvoornemen en positieve advies
van experts, instellingen en beroepsverenigingen, specifiek op het onderdeel van de
beroepenstructuur waarin kinder- en jeugdpsychologen en GZ zouden worden samengevoegd,
en uw besluit om het voorstel in te trekken wegens negatieve reacties uit een internetconsultatie?
Antwoord 11
Dat er sprake is van een discrepantie tussen het eerdere beleidsvoornemen en het besluit
om het conceptwetsvoorstel niet verder in procedure te brengen, herken ik niet. Zoals
toegelicht in het antwoord op vraag 9, was de verwachte impact van het voorstel beperkt
en sterk afhankelijk van onder andere breed draagvlak. Uit de internetconsultatie
bleek onder andere dat er onvoldoende draagvlak in het veld was.
Vraag 12
Bent u bereid om alsnog een aangepaste invoering, met meer draagvlak of gefaseerde
implementatie, te overwegen?
Antwoord 12
Ik zie op dit moment geen aanleiding om de beroepenstructuur van de geestelijke gezondheidszorg
in de Wet BIG te wijzigen. Gezien het beperkte draagvlak en de risico’s die het eerdere
voorstel met zich meebracht, acht ik een aangepaste invoering of gefaseerde implementatie
niet wenselijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.