Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Patijn, Van der Lee en Stultiens over de gevolgen van toenemende robotisering voor werkgelegenheid en belastinginkomsten
Vragen van de leden Patijn, Van der Lee en Stultiens (allen GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over de gevolgen van toenemende robotisering voor werkgelegenheid en belastinginkomsten (ingezonden 22 mei 2025).
Antwoord van Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 18 juni 2025).
Vraag 1
Heeft het kabinet kennisgenomen van de recente ontwikkelingen bij Duitse autofabrikanten
zoals Mercedes-Benz en BMW, waarbij de inzet van humanoïde robots wordt getest voor werkzaamheden die voorheen door mensen werden uitgevoerd?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe duidt het kabinet deze ontwikkeling? In hoeverre ziet het kabinet deze nationale
en internationale ontwikkelingen als indicatief voor een verschuiving op de arbeidsmarkt?
Antwoord 2
Het kabinet ziet automatisering als een structurele trend. Nieuwe technologische ontwikkelingen
zoals robots zorgen ervoor dat taken die eerst door mensen werden uitgevoerd, (deels)
door machines kunnen worden uitgevoerd. Technologische verandering beïnvloedt de werkinhoud
en baanzekerheid van werkenden.
In het verleden is de totale werkgelegenheid niet afgenomen door automatisering. Het
aantal banen in Nederland zit zelfs op een historisch hoogtepunt. Tegenover taken
die worden geautomatiseerd, staan nieuwe taken om technologie te ontwerpen, bouwen,
aan te sturen of te onderhouden. En door toenemende welvaart neemt de vraag naar mensenwerk
toe in sectoren als zorg, onderwijs, cultuur en recreatie. Een opgave is wel om te
zorgen dat werkenden mee kunnen komen met het tempo van verandering. En dat werkenden
wiens baan verdwijnt voldoende weerbaar zijn, adequate sociale zekerheid hebben, en
zicht hebben op nieuwe mogelijkheden die er voor hen zijn op de arbeidsmarkt (zie
antwoord 5).
Hoewel de impact van technologie op de arbeidsmarkt een constante trend is, kan die
trend wel veranderen door nieuwe technologie. Dat kan zo zijn als technologische verandering
sneller gaat, de taakinhoud van beroepen ingrijpender verandert, en het domein van
moeilijk automatiseerbare taken kleiner wordt. Humanoïde robots spreken (net als AI)
tot de verbeelding door hun «menselijkheid», die de vraag oproept welke taken er nog
overblijven voor echte mensen. Toch zijn humanoïde robots geen echte mensen en hebben
zij menselijke programmeurs en monteurs nodig om te kunnen werken. Het kabinet ziet
dus geen plotselinge verschuiving door humanoïde robots, maar continuering van een
bestaande trend van automatisering.
Naast automatisering zijn er nog meer brede trends van invloed op de arbeidsmarkt,
zoals vergrijzing, versterking van de krijgsmacht, de verduurzaming van de economie
en de woningbouwopgave. Al deze trends vragen inzet van werkenden op een arbeidsmarkt
die nu al krap is. Het kabinet ziet technologische innovatie als kans om productiever
te worden en maatschappelijk opgaven te realiseren. De verwachting is dat de aanhoudend
krappe arbeidsmarkt met grote maatschappelijke opgaven werkgelegenheid blijft bieden.
Dit is in lijn met de analyse van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen
die AI en robotisering noemt als belangrijke trend, en desondanks wijst op krapte
op de arbeidsmarkt als opgave voor de toekomst.
Vraag 3
In hoeverre wordt binnen het kabinet of bij planbureaus onderzoek gedaan naar de gevolgen
van robotisering? Is er ook onderzoek gedaan naar de gevolgen voor het sociale zekerheidsstelsel?
Antwoord 3
Er is in het recente verleden veel onderzoek gedaan naar automatisering en robotisering.
Bijvoorbeeld door het CPB, SCP, de WRR, de SER, het Rathenau instituut en internationale
organisaties als de OESO en het IMF.1 Deze onderzoeken zijn niet specifiek gericht op de gevolgen voor het sociale zekerheidsstelsel
maar met name de SER, de OESO en het IMF nemen dit wel mee als thema.
Vraag 4
Geldt hetzelfde voor artificiële intelligentie (AI)?
Antwoord 4
Ook naar AI zijn onderzoeken gedaan door de hierboven genoemde instituten.2
Vraag 5
Welke lessen trekt het kabinet uit de toepassing van humanoïde robots bij toonaangevende
industriële bedrijven, en ziet het kabinet hierin een signaal voor de toekomstbestendigheid
van de Nederlandse arbeidsmarkt?
Antwoord 5
Zoals hierboven toegelicht, ziet het kabinet toepassing van humanoïde robots als voorbeeld
van een bredere trend van automatisering. Dat is één van de trends die de Commissie
Regulering van Werk heeft meegenomen in haar advies over de Nederlandse arbeidsmarkt.
Die commissie stelt vast dat de Nederlandse arbeidsmarkt onvoldoende toekomstbestendig
is, onder meer in het bieden van voldoende zekerheid aan alle werkenden, en het borgen
van de ontwikkeling van werkenden.3 In lijn hiermee heeft ook de SER geadviseerd aan het werk te gaan met de toekomstbestendigheid
van de arbeidsmarkt.4 Tegen deze achtergrond is het noodzakelijk om de arbeidsmarkt te hervormen om die
toekomstbestendiger te maken.
Het SER-MLT is vervolgens uitgewerkt in het arbeidsmarktpakket, dat tot stand is gekomen
door middel van intensieve en constructieve overleggen met sociale partners en het
(toenmalig) kabinet. Verschillende maatregelen uit het arbeidsmarktpakket hebben tot
doel om werkenden meer werk- en inkomenszekerheid te geven.
Onderdeel van het arbeidsmarktpakket is de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur.
Hiermee zorgen we voor betere matching op de arbeidsmarkt doordat mensen en bedrijven
voor hun vragen over werk, scholing en personeel terecht kunnen bij een centraal punt
per regio: het Werkcentrum. Daarnaast verbeteren we de ICT-infrastructuur voor digitale
matching en stimuleren en faciliteren we skills-gericht werven en ontwikkelen. Dit
biedt werkzoekenden beter zicht op de mogelijkheden die er voor hen zijn op de arbeidsmarkt.
Ook helpt het duurzame matches te vinden voor werkenden die te maken hebben met automatiseringsrisico’s.
Een ander belangrijk onderwerp is leven lang ontwikkelen (LLO). Het kabinet zal na
de zomer haar gezamenlijke LLO agenda delen met de Kamer. Onderdeel daarvan is een
onderzoek naar een stelsel van persoonlijke leerrekeningen.
Zoals ook de SER benadrukt in zijn advies over AI en werk, is het belangrijk dat werkgevers
hun medewerkers goed meenemen bij implementatie van nieuwe technologie. Zowel via
medezeggenschap, als door werkenden goed te ondersteunen bij het leren omgaan met
nieuwe technologie.
Vraag 6, 7 en 8
Hoe beoordeelt het kabinet de potentiële impact van toenemende robotisering en AI
op de structurele belastingopbrengsten, met name op het gebied van loonbelasting en
sociale premies?
Worden er momenteel scenario’s doorgerekend en beleidsvarianten voorgesteld waarin
rekening wordt gehouden met een verschuiving van arbeidsinkomsten naar kapitaalinkomsten,
en de gevolgen daarvan voor de houdbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel?
Is het kabinet bereid om alternatieve vormen van belastingheffing te verkennen, zoals
een bredere kapitaalbelasting of een belasting op robots, om zo ook in de toekomst
de financiering van collectieve voorzieningen veilig te stellen?
Antwoord 6, 7 en 8
AI en robotisering leidt tot een structuurverandering in de economie. Een veranderende
economische structuur betekent ook een verandering in de mix van belastingrondslagen.
Technologische verandering is echter slechts één van de relevante factoren die de
economie en daarmee de belastingontvangsten en de samenstelling daarvan op de lange
termijn beïnvloeden. Zo beschrijft onder andere de Europese Commissie een aantal «mega-trends»
voor het belastingstelsel, waaronder vergrijzing, klimaatverandering, regionalisering
van waarde-ketens, globalisering maar ook internationale fragmentatie.5 De wijze waarop en mate waarin deze trends de economie en de belastinggrondslagen
beïnvloeden is onzeker. Jarenlang is globalisering de drijvende kracht achter de internationale
welvaartsontwikkeling geweest en dat geldt zeker voor Nederland. Door internationale
fragmentatie kan deze ontwikkeling stagneren of zelfs omgedraaid worden. Grote onzekerheid
geldt ook voor de snelheid, vorm en implementatie van technologische ontwikkelingen
als AI en robotisering.6 De vraag rijst daarbij bovendien op in welke mate deze ontwikkelingen stuurbaar zijn
op nationaal niveau. Er zijn dus nog grote onzekerheden en meerdere en uiteenlopende
scenario’s mogelijk, zo geven instituten als OESO, IMF en CPB aan. Het IMF denkt op
dit moment na over zowel disruptieve als non-disruptieve scenario’s.7
Wat betreft de gevolgen van AI voor het belastingstelsel het volgende. Het primaire
doel van het belastingstelsel is om voldoende opbrengsten te generen om de publieke
voorzieningen te financieren. Daarnaast is het belastingstelsel – zeker in Nederland –
een belangrijk instrument voor herverdeling, oftewel om verschillen in inkomen en
vermogen in de maatschappij te verkleinen. En ten derde wordt het belastingstelsel
ook gebruikt om gedrag van burgers en bedrijven te beïnvloeden. Deze drie doelen gelden
ongeacht de externe omstandigheden. Gegeven de stapeling van economische onzekerheden
richting de toekomst is het wenselijk dat het belastingstelsel zowel robuust is, als
wendbaar is ten aanzien van deze doelen.8 Zo zijn er scenario’s mogelijk waarbij technologische ontwikkeling ertoe leidt dat
het aandeel van het kapitaalinkomen in de economie toeneemt, specifieke bedrijven
meer marktmacht ontwikkelen, of de inkomens- en vermogensverdeling schever wordt.9 Een scenario waarin de grondslag arbeid – die tot nu toe verreweg de belangrijkste
bijdrage levert aan de belastingopbrengsten in Nederland – in belang afneemt, is denkbaar.
Het IMF geeft aan dat in het verleden technologische ontwikkelingen hebben geleid
tot een groter aandeel van kapitaal in de economie. Een robuust belastingstelsel in
termen van het op peil houden van de belastingontvangsten, vangt dit op door inkomen
uit verschillende soorten kapitaal breed en evenwichtig te belasten en de verschillen
tussen de belastingdruk op kapitaal en arbeid te beperken. Daarbij wijst het IMF ook
op de relatie tussen technologische ontwikkelingen en herverdeling. De productiefactor
arbeid is immers veel breder verdeeld onder huishoudens dan de productiefactor kapitaal.
De noodzaak tot zowel wendbaarheid en robuustheid wijzen dezelfde richting uit voor
het fiscale beleid: een eenvoudiger belastingstelsel, dat zich – kort gezegd – kenmerkt
door brede grondslagen en weinig uitzonderingen. Dat draagt namelijk bij aan beide
randvoorwaarden. Technologische ontwikkelingen, tot dusver omschreven als uitdaging,
bieden overigens ook kansen voor de Belastingdienst om de rol van uitvoering en handhaving
te versterken.
Ongeacht welk scenario, is het ontwikkelen en behouden van een robuust en wendbaar
belastingstelsel dat in de toekomst voldoende belastingontvangsten genereert en bijdraagt
aan de verdeling van de welvaart zoals Nederland dat sinds WO II heeft opgebouwd,
een voortdurende opgave die verder rijkt dan enkel het huidige kabinet. Dit kabinet
zet daar al wel stappen in. In het bijzonder wijs ik hierbij op de hervorming van
box 3 van de inkomstenbelasting door over te gaan op een stelsel dat het werkelijk
rendement op spaar- en beleggingsvermogen belast (waarvoor het wetsvoorstel inmiddels
aan uw Kamer is aangeboden)10, het voornemen om wetgeving voor te bereiden om het belasting- en toeslagenstelsel
gezamenlijk te hervormen11, en de continue aandacht voor noodzakelijke modernisering van de ICT-systemen en
de personeelsopgave van de Belastingdienst.12
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.