Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 743 Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van het elektronisch cognossement
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 6 juni 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
2.1
Algemene ontwikkelingen ten aanzien van elektronische cognossementen
2
3.
De verhouding met andere regelgeving
3
3.1
Aansluiting bij de Model Law on Electronic Transferable Records en de Rotterdam Rules
3
4.
Gevolgen
3
4.1
Uitvoering, toezicht en handhaving
3
4.2
Financiële gevolgen
3
5.
Overgangsrecht en inwerkingtreding
4
II.
ARTIKELSGEWIJS
4
ARTIKEL I (Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek)
4
ARTIKEL III (Evaluatie)
4
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering
van het elektronisch cognossement (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden onderschrijven
de noodzaak van het wetsvoorstel, dat beoogt te voorzien in een behoefte in de praktijk
om naast papieren vervoersdocumenten ook gebruik te kunnen maken van elektronische
vervoersdocumenten. Deze leden constateren met de regering dat de huidige wet- en
regelgeving niet goed meer aansluit bij de ontwikkelingen in de praktijk en verwelkomen
in die zin het wetsvoorstel. Zij stellen nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel nog enkele
vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven de verdere digitalisering met betrekking
tot het elektronisch cognossement en het verbeteren van de efficiëntie in het goederenverkeer.
Deze leden zien op dit moment geen aanleiding voor een nadere inhoudelijke reactie.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om hier nog enkele vragen over te
stellen.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 Algemene ontwikkelingen ten aanzien van elektronische cognossementen
De leden van de VVD-fractie stellen voorop dat het belangrijk is dat het Burgerlijk
Wetboek bij de tijd wordt gebracht en zo goed mogelijk aansluit bij de ontwikkelingen
van deze tijd. In dat kader vragen deze leden of het huidige wetsvoorstel zo techniek-neutraal
mogelijk is opgeschreven. Kan de regering in dat kader aangeven of ook bij toepassingen
van artificiële intelligentie bij het internationaal goederenvervoer het wetsvoorstel
voldoende ruimte biedt en in die zin toekomstbestendig is?
De leden van de VVD-fractie vragen ter verduidelijking welke opmerkingen van de Raad
voor de rechtspraak (hierna: Rvdr) niet zijn overgenomen in het wetsvoorstel, nu de
Rvdr concludeerde dat de toelichting niet altijd duidelijk en in lijn is met de voorgestelde
wetstekst.
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van de keuze van de regering om
Combined Transport-documenten (hierna: CT-documenten) niet mee te nemen in het wetsvoorstel,
wanneer verwacht wordt dat de internationale regels over CT-documenten in werking
treden. Ook vragen deze leden of organisaties in de praktijk nogmaals zijn geconsulteerd
over het besluit om CT-documenten nu niet mee te nemen in het wetsvoorstel, omdat
dit besluit pas na de consultatiefase lijkt te zijn genomen naar aanleiding van opmerkingen
van de Rvdr. Zijn er in ons omringende landen zoals België, Frankrijk, Duitsland en
het Verenigd Koninkrijk, wel al nationale regels over CT-documenten vernieuwd? Worden
Nederlandse partijen door de keuze om andere documenten, zoals CT-documenten, pas
bij de evaluatie te regelen, benadeeld ten opzichte van partijen in deze landen? Graag
ontvangen deze leden een reactie hierop.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre in de praktijk voldoende betrouwbare
methodes reeds zijn ontwikkeld op basis waarvan de authenticiteit van elektronische
cognossementen kan worden gewaarborgd. Is er voldoende aandacht voor het belang van
informatiebeveiliging? Deelt de regering de mening van deze leden dat de overheid
hier wel een voorlichtende taak heeft om partijen te wijzen op de bestaande mogelijkheden
van informatiebeveiliging? Wie houdt er toezicht op de betrouwbaarheid van de gekozen
methodes?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts een inschatting van de regering van het
aantal elektronische cognossementen dat op dit moment al wordt afgegeven.
3. De verhouding met andere regelgeving
3.1 Aansluiting bij de Model Law on Electronic Transferable Records (hierna: MLETR)
en de Rotterdam Rules
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Uitvoeringswet Rotterdam Rules – die
in 2019 is aanvaard door beide Kamers – nog altijd niet in werking is getreden. De
Rotterdam Rules hebben eveneens tot doel de bestaande verdragen over goederenvervoer
over zee te uniformeren en te moderniseren. Aangezien de bedoeling daarvan is dat
iedereen zich aan dezelfde regels moet houden, leidt dat tot een verlaging van de
vervoerskosten. Deze leden lezen in de memorie van toelichting en in de reactie van
de regering op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State dat is
overwogen de Rotterdam Rules in werking te laten treden, maar dat hiervan is afgezien.
Deze leden vinden het begrijpelijk in verband met het creëren van een gelijk speelveld
dat Nederland inwerkingtreding afstemt op onze belangrijkste handelspartners zoals
Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Deze leden zien
graag een overzicht van de inspanningen die de afgelopen jaren zijn verricht, om de
Rotterdam Rules in werking te laten treden en de knelpunten die er nog zijn waardoor
deze regels niet in werking kunnen treden. Ook zien deze leden graag een recente inschatting
van de verlaging van de vervoerskosten die zou worden bereikt als de Uitvoeringswet
Rotterdam Rules bijvoorbeeld in 2026 of 2027 in werking zou treden en hoe de Uitvoeringswet
en onderhavig wetsvoorstel zich verhouden tot de MLETR. Welke verschillen zijn er
na inwerkingtreding nog tussen de MLETR en het Burgerlijk Wetboek en welke verschillen
bestaan er tussen het Burgerlijk Wetboek en de Rotterdam Rules?
4. Gevolgen
4.1 Uitvoering, toezicht en handhaving
De leden van de CDA-fractie lezen dat de voorgestelde regeling een kader geeft voor
het gebruik van elektronische cognossementen. Ook lezen deze leden dat het hierbij
aan de praktijk zal worden overgelaten om betrouwbare methodes te ontwikkelen. Daarom
vragen deze leden aan de regering of er op dit moment al voldoende methodes zijn op
basis waarvan de authenticiteit kan worden gewaarborgd, waarmee de zeggenschap kan
worden vastgesteld en waarmee ervoor kan worden gezorgd dat het elektronisch bestand
zijn integriteit behoudt om in de praktijk met elektronische cognossementen te kunnen
werken.
Daarnaast lezen de leden van de CDA-fractie dat het eveneens aan de praktijk zal worden
overgelaten op welke wijze bij juridische geschillen een elektronisch cognossement
aan de rechter kan worden voorgelegd. Deze leden vragen aan de regering of in dezen
mogelijke problemen in de praktijk worden voorzien bij het voorleggen van elektronische
cognossementen aan de rechter.
4.2 Financiële gevolgen
De leden van de CDA-fractie lezen dat het gebruik van een elektronisch cognossement
niet verplicht is. Daarnaast lezen deze leden dat er kosten gemoeid gaan met de ontwikkeling
van een elektronisch cognossement voor de partijen die daar gebruik van wensen te
maken en dat bij de evaluatie kan worden meegenomen of die kosten een belemmering
blijken te zijn voor de keuze voor een elektronisch cognossement. Daarom vragen deze
leden of de regering bereid is om het gebruik van een elektronisch cognossement aan
te moedigen in de praktijk en, zo ja, hoe de regering dit van plan is.
5. Overgangsrecht en inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie vragen ter verduidelijking in hoeverre elektronische cognossementen
die zijn afgegeven voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, onder de werking
van het wetsvoorstel vallen en of is geïnventariseerd bij partijen in het veld, zoals
de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders, wat in de rechtspraktijk nodig is
met betrekking tot het overgangsrecht.
II. ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I (Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek)
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nog enkele extra voorbeelden kan
noemen van bepalingen waarvan de aard van de bepaling zich verzet tegen het verklaren
van overeenkomstige toepassing op een elektronisch cognossement.
ARTIKEL III (Evaluatie)
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of een invoeringstoets kan worden gerealiseerd.
Immers, het Adviescollege toetsing regeldruk heeft geadviseerd om één jaar na inwerkingtreding
van het voorstel een dergelijke toets te doen, waardoor zicht kan worden gekregen
op eventuele problemen met betrekking tot de werkbaarheid in de praktijk. Naar aanleiding
van deze invoeringstoets kan de wet of uitwerking van de wet worden aangepast.
In het voorgestelde artikel III wordt momenteel voorzien in een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van de wet in de praktijk binnen drie jaar na de inwerkingtreding,
zo merken de leden van de NSC-fractie op. Deze leden vragen de regering of deze termijn
kan worden verkort en vragen bovendien om een expliciete(re) opname in het wetsvoorstel
daarvan (in plaats van «binnen X jaar»).
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Paauwe
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.