Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 XVII Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 8
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp. Bij brief van 5 juni 2025 zijn ze door de Minister van Buitenlandse
Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Vragen en antwoorden
1
Welke mutaties op verschillende begrotingsartikelen hangen samen met de inzet voor
Oekraïne?
Antwoord
In tabel 2 van de Eerste suppletoire begroting BHO worden de belangrijkste beleidsmatige
mutaties weergegeven. De regels 18–19 geven een gedetailleerd beeld van de inzet voor
Oekraïne in 2025 op artikelniveau. Daarnaast heeft het kabinet voor 2.026 EUR 252
miljoen voor niet-militaire steun aan Oekraïne beschikbaar gesteld. Na besluitvorming
over de inzet worden deze middelen overgeheveld naar het juiste artikel(onderdeel).
2
Wat is de budgettaire ruimte op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp?
Antwoord
Het grootste deel van de middelen op de BHO-begroting is in 2025 juridisch verplicht
(99%). In de jaren daarna neemt de vrije ruimte toe, zoals u ook kunt zien in Bijlage
1 van de Eerste suppletoire begroting BHO 2025. De vrije ruimte betreft met name begrotingsruimte
waarvan de invulling volgt uit de beleidsbrief Ontwikkelingshulp, maar nog niet vastligt
in meerjarige verplichtingen.
In EUR mln
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Totaal vrije ruimte
47
577
807
1.238
1.454
1.622
Naar aanleiding van het verzoek van het lid Bamenga over de budgettaire ruimte binnen
humanitaire hulp, tijdens het Tweeminutendebat over de beleidsbrief Ontwikkelingshulp
op 27 mei:
De budgettaire ruimte binnen het budget voor humanitaire hulp voor 2025 bedraagt EUR
34,4 miljoen. Dit betreft de reserve die wordt aangehouden onder andere ten behoeve
van acute crises voor het jaar 2025.
3
Kan worden aangegeven wat het totale budget voor Ontwikkelingssamenwerking zou zijn
in de jaren 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029, als de berekening zou worden gehanteerd
zoals die tot vorig jaar werd gebruikt (Ontwikkelingsbudget = (0,7% x BNI) + intensiveringen
– bezuinigingen)?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft de diverse scenario’s weer. De genoemde berekeningswijze
in de vraag verwijst naar de systematieken gehanteerd door voorgaande kabinetten,
waarbij er een koppeling was op basis van de streefwaarde van de VN: 0,7% van het
bni. Ombuigingen werden van het ODA-budget afgehaald en intensiveringen toegevoegd.
Hierdoor heeft de ODA-prestatie sinds 2013 afgeweken van de 0,7%.
De eerste regel laat zien wat het ODA-budget voor de komende jaren zou zijn, op basis
van deze berekening ten opzichte van MEV2025. Het kabinet heeft er in de zomer van
2025 voor gekozen om het ODA-budget niet te actualiseren n.a.v. de MEV2025, waardoor
de bijstelling tussen CEP2024 en MEV2025 niet in het ODA-budget verwerkt is. De tweede
regel laat zien wat het ODA-budget voor de komende jaren zou zijn, op basis van een
koppeling aan 0,7% ten opzichte van CEP2024. De onderste regel betreft het huidige
ODA-budget. Hierbij is het ODA-budget in 2026 en verder bijgesteld o.b.v. de ontwikkeling
van het bni sinds MEV2025.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-budget bij systematiek voorgaande kabinetten MEV2025-CEP2025
7.172
6.784
5.911
5.864
6.202
6.556
ODA-budget bij systematiek voorgaande kabinetten CEP2024-CEP2025
7.491
7.120
6.275
6.228
6.565
6.920
ODA-budget na voorjaarsnota
7.052
6.765
5.859
5.789
6.123
6.343
4
Klopt het dat slechts gecompenseerd wordt voor de economische groei tussen september
2024 (MEV 2025) en voorjaar 2025 (CEP 2025)? Klopt het dat de economische groei tussen
voorjaar 2024 en september 2024 niet is meegenomen in het nieuwe budget?
Antwoord
De actualisatie van het ODA-budget is berekend door de ontwikkeling van het bruto
nationaal inkomen bij de CEP2025 af te zetten tegen de MEV2025. De gerealiseerde bni-ontwikkeling
van CEP2024 tot MEV2025 is niet meegenomen in de actualisatie van het budget.
5
Klopt het dat er jaarlijks tientallen miljoenen van het ontwikkelingsbudget worden
afgeroomd door het beperken van de inflatiecompensatie, zoals op pagina 71 van de
Voorjaarsnota staat vermeld? Kan worden aangegeven welke bedragen hiermee zijn gemoeid
in 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029?
Antwoord
Er is Rijksbreed 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant
is ingezet ter dekking van Rijksbrede problematiek. Voor HGIS ODA betekent dit dat
een deel van de reservering voor prijscompensatie is afgeboekt. De bedragen die hiermee
zijn gemoeid zijn hieronder weergegeven en worden in mindering gebracht op het ODA-budget.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-effect van de Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling
– 49
– 50
– 37
– 38
– 40
– 40
6
Kan worden aangegeven hoeveel hoger dan nu het geval is, het totale budget voor Ontwikkelingssamenwerking
zou zijn voor de jaren 2025, 2026, 2027, 2028 en 2029 als de oude berekeningswijze
voor de koppeling aan het bni gehanteerd zou worden (zoals verzocht in o.a. de aangenomen
motie Huizenga c.s., Eerste Kamer, 36 600-XVII-M)?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 3.
7
Welke beleidsopties zijn in de voorbereiding verkend met betrekking tot de uitvoering
van de gewijzigde Motie-Huizinga-Heringa c.s. uit de Eerste Kamer (36 600 XVII, M) over het waarborgen van de koppeling van het ODA-budget aan het BNI?
Antwoord
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft richting de Minister
van Financiën aangegeven dat bespreking van de bni-koppeling onderdeel moest zijn
van gesprekken binnen het kabinet in het kader van de voorjaarsbesluitvorming.
Het kabinet heeft tijdens de voorjaarsbesluitvorming besloten om het ODA-budget aan
de ontwikkeling van het bni te koppelen. Er zijn, zoals ook opgenomen op pagina 110
van de beslisnota’s bij de Voorjaarsnota, naast de in de voorjaarsnota opgenomen variant,
diverse varianten mogelijk. Varianten konden de volgende elementen bevatten: wel of
niet uitgaan van 0,7% van het BNI, ingang per 2025 of vanaf 2026 en de groei afzetten
t.o.v. de CEP2024 of de MEV 2025.
8
Wordt met de nieuwe koppeling aan de eisen van de motie in de Eerste Kamer Huizinga-Heringa
c.s. (36 600 XVII, M) voldaan?
Antwoord
Het kabinet heeft tijdens de voorjaarsbesluitvorming besloten om het ODA-budget aan
de ontwikkeling van het bni te koppelen in de geest van het verzoek uit de Eerste
Kamer. Met de gehanteerde koppeling geeft het kabinet uitvoering aan de motie Huizinga-Heringa.
9
Hoe wordt de extra ruimte van € 55,7 miljoen binnen de begroting Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp concreet verdeeld over de verschillende beleidsartikelen?
Antwoord
Het bedrag van EUR 55,7 miljoen is het saldo van alle mutaties op de BHO-begroting
in 2025.
De middelen voor de Ukraine Partnership Facility (UPF2) die in 2024 niet zijn uitgegeven
worden overgeheveld naar artikel 1.3, wat leidt tot een ophoging van EUR 17 miljoen
in 2025.
Vanuit de middelen die vrijkomen als gevolg van de bijstelling van de asielramingen
wordt EUR 10 miljoen overgeheveld naar artikel 1.3 ten behoeve van de inzet op handel
en economie. Daarnaast wordt EUR 20 miljoen overgeheveld naar artikel 4.2 ten behoeve
van migratiepartnerschappen. Het overige deel wordt ingezet voor knelpunten binnen
de BHO-begroting.
10
Wat is het verwachtte effect van de intensivering van € 44 miljoen structureel op
migratiepartnerschappen? Hoe en door wie wordt effectiviteit gemeten?
Antwoord
De intensivering van € 44 miljoen is bedoeld om migratiepartnerschappen te versterken
met als doel de samenwerking met herkomst- en transitlanden te verbeteren. Verwachte
effecten zijn onder andere: 1) verbeterde terugkeersamenwerking, 2) verbeterde samenwerking
in het tegengaan van irreguliere migratie, en 3) verbeterde bescherming van migranten
en vluchtelingen in de regio. Om resultaten van de migratiepartnerschappen goed te
kunnen volgen, worden kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren ontwikkeld, die door
medewerkers van BZ en A&M nauwgezet zullen worden gemonitord.
De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) voert momenteel onderzoek
uit naar de effectiviteit van migratiepartnerschappen en zal in 2026 met een rapport
komen. Daarnaast zullen de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en Adviesraad
Migratie (AM) gezamenlijk begin 2026 een gevraagd advies uitbrengen over de migratiepartnerschappen.
11
Welke ruimte blijft er over binnen het ODA-plafond gezien de extra EU-rekening van
€ 61 miljoen per jaar?
Antwoord
Sinds 2022 wordt ieder jaar een vast bedrag (EUR 863 miljoen) van de Nederlandse EU-afdrachten
toegerekend aan ODA, om schommelingen binnen het ODA-budget te voorkomen. Dit bedrag
is gebaseerd op het deel van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) dat aan ODA toerekenbaar
is en het Nederlandse BNI-aandeel in het totaal van de EU-afdrachten. Bij het Hoofdlijnenakkoord
is deze toerekening niet geactualiseerd. Bij de Voorjaarsbesluitvorming is hier alsnog
toe besloten. De toerekening wordt verhoogd op basis van een hoger bni-aandeel van
Nederland t.o.v. andere EU-lidstaten in de Europese afdrachten. Daarom wordt de ODA-toerekening
van Nederlandse BNI-afdrachten vanaf 2025 geactualiseerd naar EUR 924 miljoen per
jaar. Het verschil van EUR 61 miljoen per jaar wordt structureel in mindering gebracht
op het ODA-verdeelartikel 5.4 van de BHO-begroting om binnen het vastgestelde ODA-plafond
te blijven en daarmee blijft er dus geen ruimte over.
12
Hoe is de EU-toerekening in artikel 5.4 berekend?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 11.
13
Kunt u toezeggen dat onderbouwingen conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW
3.1) voor 2025 nog tijdens de behandeling van deze suppletoire begroting naar de Kamer
worden gestuurd, zodat de Kamer haar budgetrecht goed geïnformeerd kan uitoefenen?
Zo nee, kunt u dan toelichten op welk moment de Kamer deze zal ontvangen en hoe zich
dat tot het budgetrecht van de Kamer verhoud?
Antwoord
Alle CW3.1-formulieren die horen bij de nieuwe beleidsbrief Ontwikkelingshulp zijn
uw Kamer toegestuurd (Kamerstuk 36 180 nr. 134 en 136). Het CW3.1-kader voor het nieuwe beleidskader Maatschappelijk Middenveld
wordt voor de zomer naar u gestuurd. Voor het CW3.1-kader voor de inzet van Oekraïne-middelen
geldt dat het kabinet voornemens is bij de begroting van 2026 de formulieren naar
de Kamer toe te sturen, gelijktijdig met de verdeling van de middelen.
14
Wat zijn de beleidsmatige gevolgen van de extensivering op klimaat?
Antwoord
Nederland blijft zijn aandeel leveren aan de internationale klimaatfinancieringsdoelsteling.
De gevolgen van de extensivering van artikel 2.3 klimaat voor de Nederlandse klimaatfinanciering
worden opgevangen door de groeiende portfolio van water en voedselzekerheid ook te
richten op klimaat, door aandacht te geven aan klimaat in de bredere BHO programmering
en door het mobiliseren van meer private klimaatinvesteringen.
15
Wat zijn de beleidsmatige gevolgen van de extensivering op vrouwenrechten en gender
gelijkheid?
Antwoord
De afbouw van artikel 3.2 vanaf 2026 betekent minder gerichte financiering van projecten
en programma’s op vrouwenrechten en gendergelijkheid. Via andere kanalen blijft het
kabinet inzetten op dit thema. Zo worden binnen het nieuwe beleidskader voor samenwerking
met maatschappelijke organisaties drie financieringsinstrumenten ontwikkeld op de
thema’s: tegengaan geweld tegen vrouwen en bescherming vrouwenrechtenverdedigers en
vrouwelijke mensenrechtenverdedigers; steun aan vrouwelijke ondernemers; en vrouwen,
vrede en veiligheid. Daarnaast wordt aandacht voor vrouwen en meisjes structureel
meegenomen in bredere BHO programmering, in het kader van effectiviteit. In multilateraal
verband staat Nederland voor het naleven van internationale afspraken op vrouwenrechten
en gendergelijkheid.
16
Kunt u toelichten wat er valt onder overige mutaties?
Antwoord
In tabel 2 op pagina 3 zijn de omvangrijke en belangrijkste mutaties uitgelicht. De
overige mutaties vormen het verschil tussen deze uitgelichte mutaties en het saldo
van alle mutaties op de BHO-begroting 2025 van EUR 55,7 miljoen. Onder de overige
mutaties vallen mutaties die zijn toegelicht onder de beleidsartikelen in hoofdstuk
3 of die vanwege hun beperkte omvang onder de staffel vallen (zie tabel 1, pagina
2) en daarom niet nader zijn toegelicht. Ook het afboeken van de verschillende intensiveringen
vanaf bufferartikel 5.4 (zie tabel 13, pagina 27) valt onder deze categorie.
17
Kunt u verder toelichten waar de meevaller van € 1,3 miljard vandaan komt en hoe wordt
deze overgeheveld van de begroting van Asiel en Immigratie naar de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp?
Antwoord
De BHO-begroting stijgt in 2025 en 2026 met cumulatief circa EUR 1,3 miljard vanwege
de neerwaartse bijstelling van de raming voor asieluitgaven op de begroting van Asiel
en Migratie.
De totale COA-bezetting over 2024 was lager dan eerder verwacht door een lagere instroom
en hogere uitstroom van asielzoekers dan geraamd. Daarnaast is het percentage van
de asieluitgaven dat onder de ODA-richtlijnen valt gedaald. Dit komt onder meer doordat
relatief meer asielzoekers langer dan een jaar in het COA verbleven en omdat er relatief
meer asielverzoeken zijn afgewezen. Alleen eerstejaars asielopvang is toerekenbaar
aan ODA. De instroom blijft naar verwachting lager dan in de eerdere raming. Een deel
van de ODA-middelen dat gereserveerd stond voor asielopvang op de begroting van A&M
blijkt daarom nu niet nodig. Dit deel wordt teruggeboekt naar de BHO-begroting en
middels een kasschuif verdeeld over de jaren 2025 t/m 2030.
18
Kunt u voor elk van de afgelopen 10 jaar (vanaf 2015) en voor het lopende jaar (2025),
en voor zover mogelijk ook voor 2026, inzichtelijk maken hoe het Nederlandse ODA-budget
is verdeeld over: (1) EU-gerelateerde bijdragen die als ODA worden meegeteld, (2)
kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers binnen Nederland, en (3) overige ontwikkelingsprogramma’s,
waaronder bilaterale hulp, multilaterale bijdragen en humanitaire hulp? Kunt u daarbij
per jaar het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en het ODA-percentage ten opzichte van
het BNI vermelden?
Antwoord
Zie bijlage 1.
Met multilaterale uitgaven wordt in dit overzicht bedoeld: alle ODA uitgaven vanaf
de BHO-begroting die direct naar of door multilaterale organisaties gaan. Alle overige
uitgaven zijn bilateraal. Voor 2015 en 2016 hebben we geen betrouwbare cijfers. Voor
2025 en verder kunnen we nog geen betrouwbare schatting maken, omdat het kabinet niet
stuurt op kanalen. Deze cijfers kunnen daarom alleen terugkijkend gegeven worden.
De overige cijfers vanaf 2025 betreffen een raming.
19
Zijn de intensiveringen genoemd in de toelichting onder 13–17, bovenop de intensiveringen
die in de beleidsbrief worden gedaan? Waarom is er voor gekozen om hierin te intensiveren
in plaats van het terugdraaien van bepaalde extensiveringen?
Antwoord
De intensiveringen vanuit artikel 5.4 komen bovenop de intensiveringen vanuit de beleidsbrief
Ontwikkelingshulp. Deze gerichte intensiveringen versterken de nieuwe beleidsinzet
vanuit de belangen handel en economie, migratie en veiligheid en stabiliteit en sluiten
aan bij de keuze voor meer focus. Daarnaast wordt geïntensiveerd op humanitaire hulp.
Hierdoor worden eerdere extensiveringen op dit artikelonderdeel gedempt.
20
Kan in een overzicht worden aangegeven hoeveel het totale ODA-budget zou stijgen in
de jaren 2026 t/m 2030 wanneer volledig zou worden gekoppeld aan 0,7% en Bruto Nationaal
Inkomen? Hoeveel zou het totale ODA-budget stijgen wanneer zou worden gekoppeld aan
0,44%? Kan dit worden aangevuld in de tabel zoals op pagina 110 van de beslisnota?
Antwoord
De bijstellingen zijn hieronder weergegeven. De koppeling die nu in de voorjaarsnota
2025 is opgenomen is gelijk aan de «koppeling aan 0,44%». Met deze koppeling blijft
de ODA-prestatie namelijk langjarig stabiel op 0,44% van het bni, waarbij in eerdere
jaren de ODA-prestatie hoger dan 0,44% ligt vanwege het dan geldende ODA-budget. Dat
komt omdat gekoppeld wordt aan de groei van het bni waardoor het ODA-budget en het
bni zich gelijk ontwikkelen. Zie ook vraag 3 voor de berekeningswijze door voorgaande
kabinetten.
De eerste regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn, op
basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van CEP2024. Het kabinet heeft er in
de zomer van 2025 voor gekozen om het ODA-budget niet te actualiseren n.a.v. de MEV2025,
waardoor de bijstelling tussen CEP2024 en MEV2025 niet in het ODA-budget verwerkt
is. De tweede regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn,
op basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van MEV2025. De onderste regel betreft
de huidige ODA-bijstelling. Hierbij is het ODA-budget in 2026 en verder bijgesteld
o.b.v. de ontwikkeling van het bni sinds MEV2025.
x EUR miljoen
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-bijstelling bij systematiek voorgaande kabinetten CEP2024-CEP2025
469
498
553
572
905
ODA-bijstelling bij systematiek voorgaande kabinetten MEV2025-CEP2025
133
134
189
208
541
Bijstelling van het ODA-budget in de voorjaarsnota 2025
114
82
114
130
329
21
Is de 768 miljoen euro toevoeging aan het ODA-budget voor de jaren 2026 t/m 2030 zowel
het prijs- als volume-effect? Waarom wordt alleen het volume-effect gekoppeld aan
het Bruto Nationaal Inkomen en ook ingezet voor opplussen van posten in de begroting?
Waarom lijkt het net dat zowel het volume als het prijseffect wordt ingezet voor opplussen
van posten in de begroting zoals IDA en migratiepartnerschappen? Waarom wordt het
prijseffect niet gelijk aan de inflatiecorrectie gesteld?
Antwoord
De totale cumulatieve bijstelling als gevolg van de gehanteerde bni-koppeling bedraagt
van 2026 t/m 2.030 EUR 768 miljoen. Dit bedrag bestaat uit zowel een prijscomponent
als een volumecomponent. Beide componenten zijn zichtbaar in de tabel op pagina 71
van de voorjaarsnota (onder de kopjes generaal dossier en kadercorrecties). De gehanteerde
bni-koppeling geldt daarmee voor zowel de prijscomponent als de volumecomponent van
de macro-economische raming van het CPB. De gehele hieruit volgende bijstelling van
het ODA-budget is beschikbaar gekomen op bufferartikel 5.4 van de BHO-begroting. Een
deel van dit budget is vervolgens overgeheveld naar artikel 4.2 (t.b.v. migratiepartnerschappen)
en de begroting van het Ministerie van Financiën (t.b.v. de bijdrage aan IDA).
22
Waarom wordt er gekozen voor een nieuwe systematiek van koppelen, wat het ODA-budget
alleen maar minder transparant maakt?
Antwoord
Het kabinet heeft tijdens de voorjaarsbesluitvorming ervoor gekozen om het ODA-budget
aan de ontwikkeling van het bni te koppelen in lijn met het verzoek uit de Eerste
Kamer. Daarnaast zijn solide en stabiele overheidsfinanciën belangrijk voor dit kabinet,
en maakt het gerichte keuzes. Met deze koppeling blijft de verhouding tussen het bni
en het ODA-budget langjarig op peil.
23
Waarom wordt er door de Minister van Financiën en de fractievoorzitters van de coalitiepartijen
besloten over de besteding van de extra middelen als gevolg van de koppeling van het
totale ODA-budget aan het Bruto Nationaal Inkomen (BNI)?
Antwoord
Het kabinet heeft bij voorjaarsbesluitvorming besloten over de koppeling van het ODA-budget
aan het BNI en dit is verwerkt in de voorjaarsnota en de onderliggende suppletoire
begroting voor BHO.
24
Kunt u uitleggen waarom u in de suppletoire begroting schrijft dat het ODA-budget
cumulatief met € 768 miljoen stijgt in de jaren 2026 t/m 2030 vanwege koppeling van
het ODA-budget aan het Bruto Nationaal Inkomen, terwijl u in feitelijke antwoorden
op de miljoennota hebt geschreven: «indien de MEV verwerkt was in de begroting op
basis van een koppeling van 0,7%, dan het zou het ODA-plafond tot en met 2029 cumulatief
gestegen zijn met zo’n € 2 miljard»? Hoe verklaart u het verschil tussen € 768 miljoen
en € 2 miljard?
Antwoord
De bni-bijstelling zoals opgenomen in de 1e suppletoire begroting is berekend door de ontwikkeling van het bni bij de CEP2025
af te zetten tegen de stand van het bni bij de MEV2025. De bni-bijstelling in het
desbetreffende antwoord ten tijde van de miljoenennota ziet op de bni-bijstelling
tussen CEP2024 en MEV2025. Bij de miljoenennota 2025 viel de bni-bijstelling hoger
uit omdat deze toen nog berekend werd op basis van de systematiek op basis van 0,7%.
Daarnaast was de groei van het bni tussen CEP2024 en MEV2025 hoger dan tussen MEV2025
en CEP2025, mede door de bronnenrevisie 2024 van het CBS.
25
Waarom staat Mondiale Gezondheidszorg en SRGR niet genoemd als één van de thematische
dossiers waarop wordt geïntensiveerd, terwijl het de wens van de Kamer was om dit
toe te voegen als speerpunt aan het BHO-beleid?
Antwoord
Gezondheid blijft één van de prioriteiten binnen het beleid voor ontwikkelingshulp.
Het reeds aanzienlijke budget voor gezondheid is daarom zoveel mogelijk ontzien bij
het invullen van de bezuinigingsopgave. Vanaf 2029 is er structureel EUR 492 miljoen
per jaar beschikbaar voor gezondheid.
26
Hoeveel van de extra middelen voortvloeiende uit de lagere asielraming blijven op
artikel 5.4 staan? Hoeveel van de extra middelen voortvloeiende uit de lagere asielraming
zijn in totaal ingezet als intensivering op één van de begrotingsartikelen BHO?
Antwoord
Vanuit de middelen die vrijkomen als gevolg van de bijstelling van de asielraming
wordt een deel ingezet als intensivering. De totale intensiveringen per jaar binnen
de BHO-begroting (zowel als gevolg van de bijstelling van de asielraming als van de
actualisering van het ODA-budget) zijn weergegeven in onderstaande tabel.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Intensivering handel en economie (1.3)
10
45
45
Intensivering humanitaire hulp (4.1)
43
43
Intensivering migratie (4.2)
40
40
Intensivering migratiepartnerschappen (4.2)
20
35
44
44
44
44
Intensivering veiligheid en stabiliteit (4.3)
45
45
Totaal intensiveringen vanuit 5.4
30
208
217
44
44
44
Daarnaast wordt een deel ingezet voor het dekken van taakstellingen en andere knelpunten
(zie ook het antwoord op vraag 96). Het budget dat per saldo wordt toegevoegd aan
artikel 5.4 is weergegeven in onderstaande tabel.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Per saldo mutatie op artikel 5.4
– 55
– 14
128
149
7
352
Nieuwe stand artikel 5.4
– 58
– 14
158
323
221
352
27
Klopt het dat het prijseffect slechts gedeeltelijk is gecompenseerd in het ODA-budget?
Antwoord
Het ODA-budget wordt gecompenseerd voor prijsontwikkelingen door de bijstelling op
basis van de bni-ontwikkelingen. Daarnaast deelt het ook mee in de Rijksbrede taakstelling
op de prijsbijstellingstranche 2025. Het ODA-deel van deze taakstelling is hieronder
weergegeven. Deze reeks wordt in mindering gebracht op het totale ODA-budget.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-effect van de Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling
– 49
– 50
– 37
– 38
– 40
– 40
28
Welk aandeel of percentage van de loon- en prijsbijstelling valt af door de taakstelling?
Antwoord
Het ODA deel van de HGIS ontvangt geen indexatie op basis van loon- en prijsbijstelling
zoals dat bij veel andere begrotingen wel het geval is. In plaats daarvan wordt het
totale ODA-budget geïndexeerd met de ontwikkeling van het bni. Er is Rijksbreed 50%
van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant is ingezet ter dekking
van Rijksbrede problematiek. Voor HGIS ODA betekent dit dat een deel van de reservering
voor prijscompensatie is afgeboekt. De bedragen die hiermee zijn gemoeid zijn hieronder
weergegeven en worden in mindering gebracht op het ODA-budget.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-effect van de Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling
– 49
– 50
– 37
– 38
– 40
– 40
29
Welke garanties en aan welke bedrijven worden de garanties van 3 miljoen euro toegekend
bij het Dutch Trade and Investment Fund?
Antwoord
Het betreft hier een mutatie o.b.v. het toegenomen aantal afgegeven garanties vanuit
DTIF. Als (internationaliserende) MKB bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden
aan hun financier kan vanuit DTIF een garantie worden afgegeven aan de financier,
waardoor de financiering van de internationale activiteiten van het MKB-bedrijf tot
stand komt.
30
Waarom wordt de inzet op (jeugd)werkgelegenheid in ontwikkelingslanden drastisch teruggebracht
tot 1 miljoen euro dit jaar, en in 2030 tot 0 euro? Wat zijn de implicaties van dit
beleid, mede gezien de demografische ontwikkelingen en werkloosheid onder jongeren
in partnerlanden?
Antwoord
De afname van budgetten voor (jeugd)werkgelegenheid is mede het gevolg van een heroriëntatie
van het ontwikkelingsbeleid en het aflopen van verschillende programma’s, zoals Nexus
Skills and Jobs (2019–2024), het Challenge Fund for Youth Employment (2019–2026) en
Local Employment for African Development (2020–2024). Het kabinet blijft inzetten
op duurzame economische groei en marktontwikkeling in voor Nederland relevante handelssectoren
en het creëren van werkgelegenheid in landen waar een groot deel van de arbeidsmarkt
jonger dan 25 jaar is. Dit doen we bijvoorbeeld door bij te dragen aan versterking
en opschaling van het lokaal MKB en (jong) ondernemerschap onder andere via het Orange
Corners-programma, Massif (FMO) en het Dutch Good Growth Fund, Spoor 2. Daarnaast
blijven we samenwerken met internationale partners en multilaterale organisaties aan
innovatieve en geïntegreerde programma’s die jongeren perspectief bieden en tegelijkertijd
bijdragen aan wederzijds economisch voordeel en duurzame handelsrelaties.
31
Kunt u toelichten hoe de intensivering van € 2,8 miljoen en de gelijktijdige bezuiniging
van € 4,8 miljoen voor Nexus onderwijs en werk zich tot elkaar verhouden? Wat blijft
er per saldo beschikbaar in 2025 en welke onderdelen van dit programma komen daardoor
te vervallen?
Antwoord
Het Nexus Skills & Jobs-programma bestaat uit subsidies en bijdragen aan internationale
organisaties. Om een aantal subsidies zorgvuldig af te ronden is een extra uitgave
van EUR 203.000 benodigd, waardoor in 2025 nog in totaal EUR 2,9 mln. aan subsidies
wordt uitgegeven. Daarnaast vallen de bijdragen aan internationale organisaties in
2.025 EUR 4,9 mln. lager uit dan aanvankelijk begroot. Na 2025 worden geen uitgaven
aan het programma meer voorzien.
32
Kunt u toelichten hoe de «nog te verdelen middelen» van € 10 miljoen in 2025 en € 45
miljoen in 2026 en 2027 op artikel 1.3 worden aangewend?
Antwoord
In lijn met de beleidsbrief Ontwikkelingshulp gaan we vanuit het ontwikkelingsbeleid
op hulp, handel en economie een grotere bijdrage leveren aan het Nederlands verdienvermogen.
We werken aan een dubbele doelstelling: het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling
in ontwikkelingslanden en het versterken van het Nederlands verdienvermogen op korte
of middellange termijn. Conform de beleidsbrief zijn de Nederlandse belangen op handel
en economie daarbij het uitgangspunt. De additionele middelen zullen worden aangewend
via de financiële instrumenten zoals beschreven in de rijksbegrotingsvoorschriften.
Hieronder vallen subsidies, opdrachten, bijdrage aan agentschappen en bijdragen aan
internationale organisaties.
33
Worden deze «nog te verdelen» middelen ingezet voor versterking van handelsbevordering
en het ondernemersklimaat in partnerlanden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De «nog te verdelen» middelen zullen worden ingezet op artikel 1.3 voor onder andere
het verder versterken van het ondernemersklimaat in partnerlanden. De additionele
middelen zullen worden aangewend via de financiële instrumenten zoals beschreven in
de rijksbegrotingsvoorschriften. Hieronder vallen subsidies, opdrachten, bijdragen
aan agentschappen en bijdragen aan internationale organisaties.
Artikel 1.2 betreft de versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie (waaronder
de uitgaven voor handelsbevordering vallen). Op dit artikel zijn geen «nog te verdelen»
middelen.
34
Op welke wijze worden de additionele € 193 miljoen in 2025 op artikel 2 aan verplichtingen
aangegaan? Worden hiervoor nieuwe tenders of subsidiebeschikkingen gestart?
Antwoord
De additionele € 193 miljoen in 2025 op artikel 2 aan verplichtingen zal centraal
en decentraal (het departement in Den Haag en de ambassades) worden aangegaan via
de financiële instrumenten, zoals beschreven in de rijksbegrotingsvoorschriften. Hieronder
vallen subsidies, opdrachten, bijdragen aan agentschappen en bijdragen aan internationale
organisaties zoals opgenomen in de CW 3.1 formulieren. Zo is bijvoorbeeld een publiek
privaat partnerschapsprogramma met Nederlandse bedrijven voor voedselzekerheid en
water in voorbereiding (subsidiebeschikking).
35
Wanneer publiceert u de beleidskaders voor de speerpunten van het kabinet: «watermanagement,
voedselzekerheid en gezondheid»? Per wanneer zal het regeringsbeleid op deze beleidsterreinen
starten?
Antwoord
De beleidsbrief Ontwikkelingshulp geeft aan op welke belangen (handel en economie,
veiligheid en stabiliteit, migratie) en welke thema’s (watermanagement, voedselzekerheid,
gezondheid) Nederland inzet. Het beleid is van start gegaan op het moment van publicatie
van de beleidsbrief (20 februari 2025). De CW 3.1 formulieren geven daarbij de specificatie
van de inzet op de thema’s, hun onderlinge samenhang en de bijdrage aan de belangen.
Er zijn geen aanvullende beleidskaders voorzien. Committering van de aanvullende budgetten
voor watermanagement en voedselzekerheid geschiedt na goedkeuring hiervan door het
parlement. In aanvulling hierop worden in de loop van dit jaar nieuwe Meerjaren Landen
Strategieën opgesteld samen met de posten.
36
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, en voor welke bedragen, maatschappelijke organisaties
financiering kunnen verwachten binnen deze speerpunten?
Antwoord
Binnen de thema’s zal, waar relevant en gewenst, samengewerkt worden met maatschappelijke
organisaties, vanwege hun kennis van de lokale context en netwerken. De invulling
en financiering worden momenteel nader uitgewerkt in de programmering. Binnen de drie
thema’s worden partnerschappen ondersteund tussen bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke
organisaties en overheden via de zogeheten Dutch Diamond-benadering. Daarnaast worden voor het thema gezondheid twee instrumenten uitgewerkt
om de samenwerking met maatschappelijke partners vorm te geven op het terrein van
hiv/aids bestrijding en het tegengaan van schadelijke praktijken. Ook worden andere
mogelijkheden verkend om maatschappelijke partners te betrekken bij de implementatie
van de mondiale gezondheidsstrategie en de versterking van de dienstverlening voor
de gezondheid van vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen.
37
Kunt u, gezien de verlaging van het budget voor hernieuwbare energie binnen de begroting
van maar liefst 222 miljoen over 5 jaar, toelichten hoe dit zich verhoudt tot de inzet
op het bepalen van internationale klimaatdoelen?
Antwoord
De inzet op hernieuwbare energie is onderdeel van de bredere portfolio aan klimaatrelevante
programma’s. Deze portfolio bevat onder meer financiering op het terrein van water,
voedselzekerheid en aan de multilaterale klimaatfondsen. Dit zijn thema’s die we versterken
of waar we aan blijven bijdragen. Dus hoewel het budget voor kleinschalige hernieuwbare
energie wordt afgebouwd, blijft Nederland zijn aandeel leveren aan internationale
klimaatfinanciering.
38
Kunt u toelichten op welke manier de verlaging van het budget voor hernieuwbare energie
(222 miljoen over 5 jaar) de ondersteuning van lopende of geplande projecten in partnerlanden
beïnvloed, met name in relatie tot energietoegang tot schone energie en de inzet op
een duurzame energiemix?
Antwoord
De verlaging van het budget voor hernieuwbare energie heeft geen invloed op lopende
projecten in partnerlanden. Bestaande contracten worden immers niet opengebroken.
Veel lopende projecten zullen de komende jaren aflopen en worden dan niet verlengd.
Het doel om 100 miljoen mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie tegen
2030 is niet langer realistisch. Echter, op basis van de huidige portfolio is de verwachting
dat de oorspronkelijke doelstelling van 50 miljoen mensen nog wel haalbaar is.
Tenslotte dient opgemerkt te worden dat hernieuwbare energie nauwe raakvlakken heeft
met de thema’s en belangen uit de beleidsbrief Ontwikkelingshulp. De verlaging betreft
het budget dat primair gericht is op kleinschalige hernieuwbare energie. Projecten gefinancierd uit de middelen
voor de thema’s en belangen uit de beleidsbrief kunnen ook een bijdrage leveren aan
energietoegang en een duurzame energiemix in partnerlanden.
39
Kunt u toelichten uit welke afzonderlijke mutaties de afname van de verplichtingen
op artikel 3 in 2025 (– € 1,05 miljard) is opgebouwd?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft de netto mutaties op instrumentniveau per subartikel weer.
Artikel
Instrument
Mutatie verplichtingen 2025 (in EUR x 1.000)
3.1 Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
Bijdragen
– 14.866
Subsidies
49.900
3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid
Bijdragen
– 1.000
Subsidies
– 179.982
Opdrachten
100
3.3 Maatschappelijk middenveld
Subsidies
– 899.783
3.4 Onderwijs
Opdrachten
– 6.000
Totaal
– 1.051.631
40
Kunt u uiteenzetten hoe u de Nederlandse bijdrage aan het nieuwe klimaatfinancieringsdoel
van € 300 miljard beschouwd en hoe groot de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering
zal zijn de komende jaren?
Antwoord
Nederland zal zijn aandeel blijven leveren aan de internationale klimaatfinancieringsdoelstellingen.
In 2035 moet voor het eerst voldaan worden aan het nieuwe doel van USD 300 miljard
(de New Collective Quantified Goal). De Nederlandse klimaatfinanciering bestaat uit verschillende elementen waaronder
publieke klimaatrelevante uitgaven uit de BHO-begroting, de mobilisatie van private
middelen en financiering vanuit de Europese Commissie en multilaterale ontwikkelingsbanken
voor zover mogelijk gemaakt door Nederland. Wat betreft een inschatting van de grootte
van de Nederlandse klimaatfinanciering verstrekt het kabinet op Prinsjesdag in een
bijlage van de HGIS nota een inschatting voor de omvang van de verwachte klimaatfinanciering
in het daaropvolgende jaar.
41
Kan een overzicht worden gemaakt van de toekomstige bijdragen van de programma’s voedselzekerheid
en watermanagement wat in 2024 respectievelijk 41% en 44% bedroeg?
Antwoord
De vraag verwijst naar de HGIS-nota 2024 en HGIS-nota 2025.
De HGIS-nota 2025, tabel 16 op bladzijde 62, toont de prognose publieke klimaatfinanciering
voor ontwikkelingslanden 2025 voor begrotingsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid,
water en klimaat. Voor artikel 2 is de indicatie klimaatfinanciering 2025 in totaal
EUR 580 mln ofwel 64% van het budget van het begrotingsartikel 2.
Voor de jaren 2026 tot en met 2030 wordt ernaar gestreefd een zo groot mogelijk deel
van de inzet op gebied van water en voedselzekerheid ook te richten op het aanpassen
aan de negatieve gevolgen van klimaatverandering.
42
Kunt u uiteenzetten waarom u het ambtelijk advies om klimaat als belangrijke component
voor de effectiviteit van programma’s op te nemen niet heeft overgenomen?
Antwoord
Voor de effectiviteit zijn vele omstandigheden van belang. Er is voor gekozen de opsomming
daarvan beperkt gehouden. Op het gebied van klimaat houdt Nederland zich aan de Overeenkomst
van Parijs. Ook als er geen zelfstandige programma's meer zijn op sommige onderwerpen,
wordt wel oog gehouden voor die onderwerpen als zij de effectiviteit van ontwikkelingshulp
vergroten.
43
Gezien het percentage klimaatrelevantie wel 90% is bij specifieke klimaatinvesteringen,
hoe moeten voedsel- en waterprogramma's de forse bezuinigingen op klimaatprogramma’s
compenseren?
Antwoord
Naast de stijging via water- en voedselzekerheidsprogramma’s, zorgt ook de verdere
integratie van klimaat in andere programma’s gecombineerd met de groei via de multilaterale
ontwikkelingsbanken en van gemobiliseerde private klimaatinvesteringen ervoor dat
Nederland zijn aandeel blijft leveren aan de internationale klimaatfinancieringsdoelstelling.
44
Hoeveel van de Nederlandse bijdragen aan klimaatfinanciering voor de jaren na 2025
hebben betrekking op adaptatie, en hoeveel op mitigatie? Hoeveel van de Nederlandse
bijdrage zal gericht zijn op vrouwen en meisjes? Hoe verhoudt dit zich tot internationale
afspraken en gemaakte commitments van Nederland?
Antwoord
Met de verlegging binnen het beleid van bijvoorbeeld kleinschalige hernieuwbare energie
ten faveure van water en voedsel (zie ook het antwoord op vraag 14) zal het aandeel
adaptatie in de publieke klimaatfinanciering groeien. Vooraf valt geen exacte inschatting
te geven maar de verwachting voor het jaar 2026 is dat dit boven de 60 procent zal
zijn en voor mitigatie circa 35 procent. Zie antwoord 45 voor de verdeling tussen
mitigatie en adaptatie binnen de private gemobiliseerde middelen.
Van de programma’s met klimaatrelevantie in 2024, heeft het overgrote deel ook aandacht
voor vrouwen en meisjes. Op het publieke klimaatdashboard (https://public.tableau.com/views/ClimateFinanceNL/Summary?%3AshowVizHom…) kunt u een overzicht van alle klimaatrelevante programma’s vinden. Bij de selectie
van een specifiek programma op het dashboard wordt zichtbaar in welke mate gendergelijkheid
een rol speelt.
Met de aandacht voor adaptatie en voor vrouwen en meisjes handelt Nederland in lijn
met de afspraken daaromtrent in het licht van de internationale klimaatfinanciering.
45
Kan ook voor het geld dat van het bedrijfsleven gemobiliseerd gaat worden, aangegeven
worden hoeveel aan mitigatie en hoeveel aan adaptatie ten goede komt? Indien dit niet
bekend is, kan een voorspelling worden gedaan op basis van ervaringen uit het verleden?
Antwoord
De interesse van de private sector voor het financieren van mitigatieprojecten is
in de huidige markt groter dan voor adaptatieprojecten. Dit blijkt ook uit de met
Nederlandse middelen gerealiseerde private financiering in 2024: EUR 115 miljoen kwam
ten goede aan adaptatie, EUR 435 miljoen aan mitigatie en EUR 164 miljoen aan zowel
adaptatie als mitigatie (cross-cutting). Deze cijfers zijn exclusief de mobilisatie door de multilaterale ontwikkelingsbanken.
De verwachting is dat in de nabije toekomst mitigatie de boventoon blijft voeren.
46
Kunt u toelichten hoe de verlaging van de verplichtingen de continuïteit en planning
van langlopende projecten binnen het BHO-beleid beïnvloedt? Specifiek, welke maatregelen
worden genomen om te waarborgen dat bestaande en geplande programma's niet worden
onderbroken of vertraagd als gevolg van deze budgettaire aanpassingen?
Antwoord
Voor 2026 en verder wordt het verplichtingenbudget per saldo verlaagd door bezuinigingen
op artikelonderdeel 2.3 Klimaat.
De continuïteit en planning van langlopende projecten binnen het BHO-beleid worden
niet beïnvloed, omdat de juridische verplichtingen worden nagekomen.
Het nakomen van de juridische verplichtingen waarborgt dat bestaande programma’s niet
worden onderbroken of vertraagd als gevolg van deze budgettaire aanpassingen. De planning
van nieuwe programma’s wordt afgestemd op de nieuwe begroting.
47
Welke gevolgen verwacht u van de verlaging van bijdragen aan WHO/PAHO voor de multilaterale
coördinatie in wereldwijde gezondheidscrisis, gezien het terugtrekken van de Verenigde
Staten uit de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO)?
Antwoord
De betaling van EUR 6,9 miljoen aan WHO/PAHO van 2025 is om technische redenen in
december 2024 gedaan. Vanwege deze eerdere betaling is het budget in 2025 bijgesteld.
WHO/PAHO faciliteert samenwerking tussen landen, multilaterale organisaties en andere
betrokken partijen bij de preventie en beheersing van wereldwijde gezondheidscrises.
Het verleent technische assistentie, biedt financiële steun en speelt een essentiële
rol in surveillance en coördinatie van de internationale respons. PAHO is zowel een
onafhankelijke gezondheidsorganisatie voor noord en zuid Amerika als een regionaal
kantoor van WHO. De VS heeft niet aangekondigd zich ook uit PAHO terug te trekken.
Desalniettemin zal het vertrek van de VS uit WHO ook PAHO raken, omdat de regionale
PAHO kantoren ontvangers zijn van bijdragen uit het centrale WHO budget.
Wereldwijd intervenieert WHO iedere maand in circa 30 tot 60 uitbraken van infectieziekten.
Verlaging van bijdragen aan WHO als gevolg van terugtrekking van de VS uit de WHO
is zorgelijk omdat de WHO/PAHO daarmee minder toegerust is voor zijn taak. Het kan
leiden tot een meer gefragmenteerde, minder efficiënte en minder effectieve aanpak
van wereldwijde gezondheidscrises.
48
Kan onder artikel 3.1 worden uitgesplitst hoeveel uitgaven specifiek aan SRGR worden
uitgegeven?
Antwoord
Het is niet mogelijk onder artikel 3.1 precies aan te geven hoeveel specifiek aan
SRGR wordt uitgegeven. Dat komt omdat de Nederlandse bijdragen onder dit artikel ten
goede aan programma’s en fondsen die een breed pakket van zowel gezondheid als SRGR-diensten
aanbieden. Naar schatting draait 80% van de gezondheidszorg om zorg ten behoeve van
moeders en kinderen. SRGR is daarvan een integraal onderdeel.
49
Kunt u in een tabel een overzicht geven, met toelichting, vanuit welke mutaties de
afname van de verplichtingen op artikel 3 voor 2025 is opgebouwd?
Antwoord
Zie antwoord vraag 39
50
Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen van ruim 23 miljoen euro op de mensen in
getroffen landen die gebruikmaken van UNAIDS?
Antwoord
Het kabinet heeft niet bezuinigd op UNAIDS. Wel is de Nederlandse bijdrage aan UNAIDS
voor 2025 (EUR 23 mln.) reeds in december 2024 gedaan.
51
Kan het verdwijnen van de € 23 miljoen voor de bijdrage aan UNAIDS worden toegelicht?
Antwoord
De betaling aan UNAIDS voor 2025 is al in december 2024 verricht. Daarom is deze niet
opgenomen in de voorjaarsnota.
52
Kan de bezuiniging van € 5,3 miljoen op partnershipprogramma’s worden uitgesplitst?
Antwoord
Het betreft hier geen bezuiniging maar een mutatie van de budgetplaats voor het WHO
partnershipprogramma naar de algemene budgetplaats DSO Gezondheidszorg (centraal).
Er komt geen aparte budgetplaats WHO meer.
53
Kunt u toelichten op welke manier de bezuinigingen de komende jaren op subsidies (regelingen)
in het maatschappelijk middenveld (artikel 3.3) invloed hebben op partnerschappen
met maatschappelijke organisaties en het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden,
en welke subsidies en regelingen geraakt worden inclusief het bedrag en implicatie?
Antwoord
De huidige contracten op artikel 3.3 worden niet gekort. De contracten van de partnerschappen
binnen het huidige Versterking Maatschappelijk Middenveld-beleidskader lopen eind
2025 af. Het budget van het nieuwe beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke
organisaties (2026–2030) in artikel 3.3 is conform de bezuinigingsopdracht van dit
kabinet.
54
Kunt u toelichten welke type opdrachten door de daling in de opdrachtenpost met € 3,6
miljoen dit jaar en ruim € 60 miljoen de komende jaren (artikel 3.4 onderwijs) niet
langer uitgevoerd kunnen worden en wat dit betekent voor kennisoverdracht en de toegang
tot scholen van kinderen en volwassenen in ontwikkelingslanden?
Antwoord
Noodzakelijke bezuinigingen nopen tot moeilijke keuzes. Het eigenstandige programma
voor de versterking van beroeps- en hoger onderwijs in ontwikkelingslanden is niet
van start gegaan. Dat heeft gevolgen voor de toegang tot onderwijs, met name voor
kwetsbare groepen.
Tegelijkertijd zet het kabinet wel in op gerichte trainingen voor toekomstige medewerkers
in sectoren waarvoor zogeheten combitracks worden ontwikkelt, in een aantal prioritaire
landen.
55
Kan een overzicht van de subsidies voor versterking maatschappelijk middenveld worden
gegeven voor de jaren 2026 tot en met 2030? Is het budget van ongeveer 100 miljoen
euro jaarlijks voor de toekomstige versterking van het maatschappelijk middenveld?
Antwoord
Het nieuwe beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties in
ontwikkelingshulp (2026–2030) heeft een totaalbudget van 98 miljoen EUR per jaar.
Een subsidieoverzicht kan nog niet worden gegeven omdat subsidies nog niet zijn verstrekt.
U wordt voor de zomer geïnformeerd over de uitwerking van het nieuwe Beleidskader.
56
Hoe verhouden de bezuinigingen op het hoger onderwijs zich tot de ambitie om via onderwijs
bij te dragen aan vredesopbouw en het versterken van democratische instituties in
kwetsbare landen?
Antwoord
De ambitie om via onderwijs bij te dragen aan vredesopbouw en het versterken van democratische
instituties blijft onverminderd relevant. Tegelijkertijd dwingen de huidige budgettaire
beperkingen ons tot scherpe keuzes.
De brede inzet op hoger onderwijs is helaas budgettair niet meer mogelijk.
Daarom richten we ons op gerichtere interventies: we investeren in opleidingen en
trainingen in sectoren waar Nederland en partnerlanden gezamenlijk belang bij hebben,
zoals via de combitracks. Zo blijven we bijdragen aan institutionele versterking,
zij het in beperktere vorm dan eerder voorzien.
57
Wat is de reden dat het bedrag van € 901 miljoen niet wordt verplicht in 2025? In
hoeverre wordt dit bedrag doorgeschoven naar 2026 en voor welk doel? Waarom wordt
overwogen dit geld niet in te zetten voor actuele urgente thema’s zoals humanitaire
hulp, voedselzekerheid of vrouwenrechten, waarvoor in 2025 juist tekorten zijn?
Antwoord
De committeringen voor het nieuwe beleidskader voor het maatschappelijk middenveld
stonden oorspronkelijk gepland in 2025, maar zijn verschoven naar 2026. Van de oorspronkelijk
geplande EUR 901 mln aan verplichtingen zijn EUR 515 mln verschoven naar 2026. De
overige verplichtingen die geboekt stonden komen te vervallen en dragen bij aan de
bredere taakstelling op ontwikkelingshulp.
58
Kunt u bevestigen dat ondanks de door u aangegeven algehele stop met projecten die
uitsluitend gericht zijn op gendergelijkheid of vrouwenrechten er nog wel specifieke
aandacht voor deze doelgroep blijft binnen de toekomstige projecten en programma's?
Antwoord
Dit klopt. Binnen het kader samenwerking met maatschappelijke organisaties worden
drie specifieke financieringsinstrumenten ontwikkeld gericht op vrouwenrechten. Daarnaast
zal aandacht voor vrouwen en meisjes structureel meegenomen in de bredere programmering,
in het kader van effectiviteit.
59
Op welke wijze wordt good governance geïncorporeerd in artikel 3.2? Blijft er geld
beschikbaar voor maatschappelijke organisaties die zich hiervoor inzetten? Zo ja op
welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Artikel 3.2 wordt teruggebracht naar 0, dus er worden in de toekomst geen uitgaven
vanaf dit artikel gedaan. Vanuit artikel 3.3 blijft het kabinet inzetten op de samenwerking
met en versterking van maatschappelijke organisaties. Zij zijn een belangrijk onderdeel
van een goed functionerende democratische rechtsstaat.
60
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke beleidsonderdelen worden deze verhoogd? Worden met deze
toename nieuwe tenders of subsidies gestart in het kader van veiligheid of migratie
of op andere doelstellingen?
Antwoord
De toename van de uitgaven betreft alle onderdelen van artikel 4, namelijk humanitaire
hulp, opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking, en veiligheid. Ook
de toename van de verplichtingen betreft deze onderdelen. Met deze toename zullen
in de betreffende jaren nieuwe subsidies, bijdragen en opdrachten worden verstrekt
binnen de doelstellingen van artikel 4 en de betreffende artikelonderdelen. Dit zal
in de begrotingen van de komende jaren nader worden toegelicht. In het CW 3.1. formulier
voor artikel 4 staat de voorgenomen inzet, die ook is toegelicht in de beleidsbrief
Ontwikkelingshulp, beschreven.
61
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke onderdelen worden deze verhoogd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 60
62
Kunt u toelichten welke gevolgen de bezuiniging van 15,5 miljoen euro op het uitgavenbudget
voor humanitaire hulp (noodhulpprogramma's) heeft voor lopende en geplande humanitaire
hulpactiviteiten en om welke dat gaat, met name in crisisgebieden waar de behoefte
aan hulp groot is?
Antwoord
Vanwege een vooruitbetaling aan de Country Based Pooled Funds en het Central Emergency
Response Fund (CERF) in 2024 van respectievelijk EUR 36 miljoen en EUR 35 miljoen
euro heeft de bezuiniging geen gevolgen voor de lopende en geplande humanitaire hulp
activiteiten.
63
Kunt u bevestigen dat de bijdrage aan UNRWA in 2025 de laatste is en dat er in de
begroting geen verplichtingen meer voor UNRWA zijn opgenomen voor de jaren 2026 t/m
2030? Indien dit onjuist is, kunt u toelichten onder welke post in de begroting de
bijdrage voor UNRWA in 2030 is opgenomen en waarom deze nog resteert ondanks aangekondigde
afbouw?
Antwoord
Aan UNRWA heeft in 2025 op basis van het arrangement 2023–2025 de laatste betaling
plaatsgevonden van EUR 15 mln. Het kasritme van de financiële bijdrage aan UNRWA is
vastgesteld middels het amendement (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 50) op de Ontwerpbegroting 2025 en bedraagt: EUR 15 mln in 2025; EUR 11 mln in 2026;
EUR 7 mln in 2027; EUR 3 mln in 2028; en EUR 1 mln in 2029. Gebaseerd op extrapolatie
is in 2030 een nieuwe verplichting met UNRWA ingeboekt voor 4 jaar van in totaal EUR
4 mln met een jaarlijkse bijdrage van EUR 1 mln.
64
Kunt u toelichten waarom in het jaar 2030 de bijdrage voor UNRWA op € 14 miljoen staat,
terwijl er dan is afgebouwd naar € 1 miljoen?
Antwoord
In de 1e suppletoire begroting zijn mutaties opgenomen waarmee voor UNRWA in 2.030 EUR 1 mln
aan kasbudget beschikbaar komt. Deze mutatie is technisch van aard. Zie tevens het
antwoord op vraag 63.
65
Waarom is in de meerjarige uitgavenreeksen voor artikel 4.1 tot en met 2030 geen jaarlijkse
afbouw van de bijdrage aan UNRWA zichtbaar?
Antwoord
In de 1e suppletoire begroting zijn mutaties opgenomen waarmee voor UNRWA de meerjarige uitgavenreeks
tot en met 2030 is aangepast. Deze mutaties zijn technisch van aard. In de beantwoording
van vraag 63 staat aangegeven tot welke uitgavenreeks deze mutaties zullen leiden.
Hierin is de jaarlijkse afbouw van de bijdrage aan UNRWA zichtbaar.
66
Kunt u de toename van de verplichtingen op artikel 4 over de jaren 2026 tot en met
2030 toelichten? Op welke beleidsonderdelen worden deze verhoogd? Bestaat de toename
uit verplichtingen of beleidsmatige reserveringen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 60.
67
Kunt u toelichten waarom er in de suppletoire begroting voor 2025 opnieuw verplichtingen
zijn voorzien voor UNRWA in 2030, terwijl eerder was aangegeven dat de Nederlandse
bijdrage aan UNRWA zou worden afgebouwd? Betreft dit een beleidsmatige heroverweging,
een extrapolatie zonder beleidsmatige onderbouwing, of een reservering voor toekomstige
verplichtingen?
Antwoord
In de 1e suppletoire begroting zijn mutaties opgenomen waarmee voor UNRWA de meerjarige verplichtingen
en meerjarige uitgaven tot en met 2030 zijn aangepast. Deze mutaties zijn technisch
van aard. In de beantwoording van vraag 63 staat aangegeven tot welke verplichtingen
en tot welke uitgaven deze mutaties zullen leiden. Hierin is de jaarlijkse afbouw
van de bijdrage aan UNRWA zichtbaar.
68
Kunt u toelichten waarom het nader gewijzigd amendement (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 50), waarin wordt voorzien in een structurele afbouw van de bijdrage aan UNRWA (van
€ 15 miljoen in 2025 naar € 1 miljoen in 2029), wel is verwerkt in 2025, maar niet
voor de latere jaren in de tabellen en de toelichting bij artikel 4.1?
Antwoord
In de 1e suppletoire begroting zijn mutaties opgenomen waarmee voor UNRWA de meerjarige verplichtingen
en meerjarige uitgaven tot en met 2030 zijn aangepast. Deze mutaties zijn technisch
van aard. In de beantwoording van vraag 63 staat aangegeven tot welke verplichtingen
en tot welke uitgaven deze mutaties zullen leiden. Hierin is de jaarlijkse afbouw
van de bijdrage aan UNRWA zichtbaar.
69
Waarom ontbreekt een toelichting over de herallocatie van de middelen die via het
nader gewijzigd amendement (Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 50) zijn vrijgemaakt, naar andere noodhulpprogramma’s binnen artikel 4.1?
Antwoord
Gelet de relatief beperkte omvang van de mutatie ten opzichte van de omvang van het
begrotingsartikel is een toelichting volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften niet
verplicht.
De verhoging van noodhulpprogramma’s zal worden aangewend voor hulp aan Gaza via UNICEF
voor 4 miljoen euro.
70
Kan er verdere duiding worden gegeven over de invulling van de middelen met betrekking
op de intensivering op artikel 4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking?
Antwoord
De intensivering op artikel 4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking
is tweeledig. Ten eerste betreft het een intensivering van EUR 20 miljoen oplopend
tot structureel EUR 44 miljoen voor migratiepartnerschappen gericht op het tegengaan
van irreguliere migratie, het bevorderen van terugkeer en het beschermen van migranten,
in samenwerking met het Ministerie van Asiel en Migratie. Dit budget kan flexibel
worden ingezet ter ondersteuning van migratiedialogen met partnerlanden, bijvoorbeeld
op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie vanuit transitlanden naar
landen van herkomst, het vergroten van het bewustzijn van de risico’s van irreguliere
migratie en het opvangen en helpen terugkeren van slachtoffers van mensenhandel. Ten
tweede stijgt het budget op artikel 4.2 vanaf 2026 door een intensivering zoals toegelicht
in het CW 3.1. formulier Migratie dat in maart 2025 aan de Kamer is verstuurd. Ook
de middelen op de post «nog te verdelen» voor 2026 en 2027 zullen in lijn met dit
formulier worden ingezet.
71
Waarvoor is het bedrag van € 45 miljoen dat in de komende jaren wordt toegevoegd aan
artikel 4 beleidsmatig gereserveerd? Kunt u dit zo precies mogelijk aangeven?
Antwoord
Er worden meer middelen aan artikel 4 toegevoegd de komende jaren, dit betreft zowel
de intensiveringen zoals genoemd in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp en de daarbij
gevoegde CW 3.1. formulieren als de overheveling vanuit artikel 5.4, waar ruimte ontstond
vanwege een bijgestelde raming voor de asieluitgaven. Het beleidsmatig gereserveerde
bedrag in 2026 en 2027 van EUR 45 mln. wordt uitgegeven in lijn met het CW 3.1 formulier
Veiligheid en stabiliteit die de Kamer in maart van dit jaar samen met de beleidsbrief
Ontwikkelingshulp is toegezonden.
72
Kunt u toelichten op welke wijze de additionele € 252 miljoen voor Oekraïne in 2026
(artikel 5.3) besteed zullen worden? Wordt dit nog uitgewerkt in CW3.1-kaders?
Antwoord
Het kabinet hecht er grote waarde aan dat de Nederlandse steun voor Oekraïne terechtkomt
daar waar dat dit het meest nodig is. Op dit moment wordt gewerkt aan een bestedingsvoorstel
voor 2026. Hierin wordt zowel gekeken naar hoe Nederland kan bijdragen aan het verlichten
van kritieke noden, zoals bijvoorbeeld de grote energienoden, als hoe wij met onze
specifieke (private) kennis en kunde kunnen bijdragen aan de Oekraïense wederopbouwopgave.
De Kamer zal hierover per Kamerbrief worden geïnformeerd. Deze besteding zal worden
uitgewerkt in CW3.1-kaders.
73
Op welke manier wordt het extra ODA-budget dat beschikbaar komt door het herstel van
de BNI-koppeling verdeeld over beleidsdoelen en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord
Een deel van de middelen die vrijkomen als gevolg van de bijstelling van de asielraming
en de actualisering van het ODA-budget wordt ingezet voor intensiveringen gericht
op handel en economie, migratie en veiligheid en stabiliteit. Vanaf 2027 wordt jaarlijks
een buffer op het ODA verdeelartikel 5.4 van de BHO-begroting aangehouden voor fluctuaties
in de ramingen voor de asieluitgaven (tot max. 10% van het ODA-budget) en in het bni.
Over de inzet van het budget dat daarnaast nog resteert op artikel 5.4 in 2027 en
de jaren erna wordt u bij volgende begrotingsmomenten geïnformeerd.
Zie ook het antwoord op vraag 26.
74
Waarom daalt de post «nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen»
op artikel 5.4 van € 252 miljoen in 2026 naar slechts € 7.442 in 2029? Is deze daling
het gevolg van reeds ingevulde bestedingen, of van het verlagen van het ODA-plafond
vanaf 2027?
Antwoord
De genoemde bedragen betreffen mutaties op ODA-verdeelartikel 5.4. van de BHO-begroting.
Er is bij de 1e suppletoire begroting EUR 252 miljoen toegevoegd aan het budget op artikel 5.3 in
het kader van de steun aan Oekraïne. De benoemde EUR 7,442 miljoen ziet op de mutatie
op artikel 5.4 ten opzichte van de stand in de vastgestelde begroting 2025. Het budget
op het ODA verdeelartikel 5.4 van de BHO-begroting komt daarmee bij de 1e suppletoire begroting 2025 uit op:
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Per saldo mutatie op artikel 5.4
– 55
– 14
128
149
7
352
Nieuwe stand artikel 5.4
– 58
– 14
158
323
221
352
75
Hoe worden de vrijgekomen middelen als gevolg van de bezuiniging onder artikel 5.4
herverdeeld over andere artikelen of programma's binnen de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zijn er specifieke prioriteiten of criteria die
worden gehanteerd bij deze her-allocatie?
Antwoord
Vanuit de middelen die vrijkomen als gevolg van de bijstelling van de asielraming
en de actualisering van het ODA-budget wordt een deel ingezet als intensivering. Deze
intensiveringen richten zich op de prioriteiten en focus die is beschreven in de beleidsbrief
Ontwikkelingshulp. Daarnaast worden met deze intensivering eerdere bezuinigingen op
het budget voor humanitaire hulp gedempt.
De totale intensiveringen per jaar zijn weergegeven in onderstaande tabel.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Intensivering handel en economie (1.3)
10
45
45
Intensivering humanitaire hulp (4.1)
43
43
Intensivering migratie (4.2)
40
40
Intensivering migratiepartnerschappen (4.2)
20
35
44
44
44
44
Intensivering veiligheid en stabiliteit (4.3)
45
45
Totaal intensiveringen vanuit 5.4
30
208
217
44
44
44
76
Bij de Voorjaarsnota is afgesproken dat de koppeling van het ODA-budget aan het BNI
deels hersteld wordt – kunt u de formule weergeven van de nieuwe en de oude koppeling
(voorheen aangeduid met «gebruikelijke systematiek»)? Kunt u daarbij aangeven hoe
in beide specificaties het ODA-budget zou wijzigen gegeven een bni-stijging van 100
miljoen euro?
Antwoord
De gevraagde formules zijn hieronder weergegeven.
– Bijstelling op basis van de koppeling van voorgaande kabinetten: (ontwikkeling bni
* 0,7%) + beleidskeuzes van kabinetten
– Bijstelling op basis van huidige koppeling: ODA budget bij laatste begrotingsmoment
* ontwikkeling van het bni
Bij de koppeling van voorgaande kabinetten zou het ODA-budget met structureel EUR
700.000 stijgen bij een structurele stijging van het bni met EUR 100 miljoen. Bij
de huidige koppeling is de mutatie van het ODA-budget afhankelijk van het ODA-budget
bij het laatste begrotingsmoment en daarmee de omvang van de beleidskeuzes van het
kabinet. Met de gehanteerde koppeling stuurt het kabinet op een op peil blijvende
ODA-prestatie die langjarig stabiel is. De bni-bijstelling uitgaande van de ODA-stand
bij voorjaarsnota 2025 en een structurele bni-bijstelling van EUR 100 miljoen is hieronder
weergegeven.
ODA-bijstelling van een bni-bijstelling van EUR 100 miljoen (bedrag x EUR mln.)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Systematiek van voorgaande kabinetten
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
Huidige systematiek
0,6
0,6
0,4
0,4
0,4
0,4
77
Welke borging is er dat de € 252 miljoen voor niet-militaire steun aan Oekraïne in
2026 doelmatig besteed wordt?
Antwoord
Het kabinet hecht er grote waarde aan dat de niet-militaire steun aan Oekraïne in
doelmatig wordt besteed. Het is van groot belang dat steun terechtkomt daar waar deze
het meest nodig is. Derhalve maakt het kabinet een zorgvuldige afweging bij de besteding
van steunmiddelen. De door Oekraïne geuite noden, zoals voortkomend uit de Rapid Damage and Needs Assessment van de Wereldbank i.s.m. Oekraïne, de VN en de Europese Commissie, zijn hiervoor de
basis. De Nederlandse bijdrage maakt deel uit van een grotere en gecoördineerde internationale
inspanning, die onder andere afgestemd wordt in EU-verband en het G7+ Ukraine Donor
Platform. We trekken zoveel als mogelijk op met partners én Oekraïne zelf om een effectieve
inzet van middelen te waarborgen.
Bij de besluitvorming over de inzet van deze middelen worden de CW3.1-kaders toegepast.
In deze kaders wordt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het voorstel onderbouwd
en wordt de voorgenomen monitoring en evaluatie beschreven.
78
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het BNI heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld? Graag een overzicht.
AntwoordDe meerjarige effecten op het ODA-budget van de gehanteerde bni-koppeling
zijn verwerkt op het ODA verdeelartikel 5.4 van de BHO-begroting. Conform gebruikelijke
systematiek wordt er geen verplichtingenbudget op bufferartikel 5.4 toegevoegd. De
middelen die zijn toegevoegd aan bufferartikel 5.4 zijn al gedeeltelijk ingezet. Zodra
budget wordt ingezet wordt er ook additioneel verplichtingenbudget beschikbaar gesteld.
Een overzicht van de verdeling binnen de BHO-begroting van de additionele middelen
als gevolg van zowel de BNI-koppeling als van de bijstelling van de asielramingen
is hieronder weergegeven.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Intensivering handel en economie (1.3)
10
45
45
Intensivering humanitaire hulp (4.1)
43
43
Intensivering migratie (4.2)
40
40
Intensivering migratiepartnerschappen (4.2)
20
35
44
44
44
44
Intensivering veiligheid en stabiliteit (4.3)
45
45
Totaal intensiveringen vanuit 5.4
30
208
217
44
44
44
79
Kunt u toelichten, analoog aan de tabel in de HGIS-nota, hoe de cumulatieve stijging
van het ODA-budget (zoals genoemd: € 768 miljoen) is berekend en hoe dit verwerkt
is binnen de verschillende begrotingsartikelen?
Antwoord
De bijstelling volgend uit de gehanteerde bni-koppeling is niet de enige mutatie die
effect heeft op het totale ODA-budget. Er zijn meerdere andere mutaties die effect
hebben op het beschikbare ODA-budget op de Rijksbegroting. Zie hieronder een tabel
analoog aan bijlage 6 van de HGIS-nota 2025.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-stand HGIS-nota 2025
7.175
7.304
5.444
5.552
5.942
5.942
Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling
– 49
– 50
– 37
– 38
– 40
– 40
BNI-bijstelling
114
82
114
130
329
Kasschuif asiel
– 371
– 512
400
203
140
140
Kasschuif IDA
329
-329
Oekraïne
252
Overig
– 32
– 14
– 30
– 42
– 49
– 28
ODA-budget 2025–2030 stand VJN
7.052
6.765
5.859
5.789
6.123
6.343
Voor de doorverdeling uit artikel 5.4, zie het antwoord op vraag 78.
80
Wat wordt het ODA-percentage over de jaren 2025 tot en met 2030 bij de koppeling aan
het BNI?
Antwoord
Zie in onderstaande tabel de meerjarige ODA-prestatie zoals geraamd op basis van de
voorjaarsnota 2025.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-budget na voorjaarsnota
7.052
6.765
5.859
5.789
6.123
6.343
af: ODA-ontvangsten
– 31
– 31
– 30
– 30
– 30
– 30
Netto ODA-budget na voorjaarsnota
7.021
6.734
5.829
5.759
6.093
6.313
ODA-prestatie na voorjaarsnota
0,59%
0,55%
0,45%
0,43%
0,44%
0,44%
81
Kunt u toelichten hoe de «overboekingen binnen BHO» tot stand komen?
Antwoord
Het betreffen hier diverse mutaties binnen de BHO-begroting die voortkomen uit de
HGIS-besluitvorming en de voorjaarsbesluitvorming. In deze categorie zijn alleen mutaties
opgenomen die budget overhevelen van artikel 5.4 naar andere artikelen binnen de BHO-begroting.
82
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het bni heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 78.
83
Kunt u toelichten wat het ODA-percentage met deze koppeling wordt over de jaren 2025
tot en met 2030?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 80.
84
Hoeveel budget zou er in 2025 worden toegevoegd als de koppeling van het ODA-budget
aan de groei van het Bruto Nationaal Inkomen met terugwerkende kracht in 2025 zou
worden aangepast?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 20.
85
Kunt u nader toelichten hoe de cumulatieve stijging van het ODA-budget (€ 768 miljoen
vanaf 2026) is berekend en verwerkt in de verschillende begrotingsartikelen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 79.
86
Wat is het ODA-percentage van het BNI over de jaren 2025 t/m 2030, uitgaande van de
huidige CEP-raming?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 80.
87
Zijn de middelen die voortvloeien door een lagere asielraming voor de jaren 2026 t/m
2030 al ingezet of worden die op het verdeelartikel 5.4 geplaatst? Indien ja, waarom
worden deze extra middelen niet pas bij de betreffende begroting van dat jaar ingezet
zodat het parlement ook bij de toekomstige begrotingen hierover in debat kan gaan?
Antwoord
Een deel van de vrijkomende middelen die voortvloeien uit de bijstelling van de asielraming
is ingezet voor intensiveringen en het dekken van knelpunten binnen de begroting.
Het meerjarig toevoegen van budgetten aan de betreffende beleidsartikelen komt de
voorspelbaarheid en de doelmatige besteding van middelen ten goede. De invulling van
de vrijkomende middelen wordt middels deze 1e suppletoire begroting aan u voorgelegd.
Een deel van de vrijkomende middelen voor 2027 en de jaren erna resteert op het ODA-verdeelartikel
5.4 van de BHO-begroting. Over de inzet van dit budget wordt u bij volgende begrotingsmomenten
geïnformeerd.
88
Wat is het precieze verschil tussen de berekening waarbij het ODA-budget in deze Voorjaarsnota
aan de economische groei is gekoppeld, en de «traditionele» formule die werd gehanteerd
om het ODA-budget te koppelen aan de economische groei waarbij de 0,7% als uitgangspunt
werd genomen?
Antwoord
Bij de voorjaarsbesluitvorming 2025 heeft het kabinet besloten om het ODA-budget te
actualiseren en te koppelen aan de ontwikkeling van het bni, in plaats van op basis
van 0,7% van het bni. Waar voorgaande kabinetten het jaarlijkse ODA-budget berekenden
door 0,7% van het bni te nemen en hier de budgettaire effecten van beleidskeuzes van
kabinetten bij op te tellen, kiest het kabinet nu om het ODA-budget te koppelen aan
de ontwikkeling van het bni. Dit bedrag is tot stand gekomen door de jaarlijkse groei
van het bni t.o.v. de MEV2025 te vermenigvuldigen met het jaarlijks beschikbare ODA-budget
bij HGIS-nota 2025. Met de koppeling van het ODA-budget aan de ontwikkeling van het
bni stuurt het kabinet op een langjarig op peil blijvende ODA-prestatie.
89
Kunt u per jaar een overzicht geven met het traditionele mechanisme van de ODA-BNI
koppeling en de gekozen variant en hoeveel miljoen per jaar dat naar verwachting verschilt
voor de komende vijf jaren?
Antwoord
In de beantwoording van de vraag wordt er vanuit gegaan dat er verwezen wordt naar
de systematiek van voorgaande kabinetten, waarbij er een koppeling was op basis van
de streefwaarde van de VN: 0,7% van het bni. Ombuigingen werden van het ODA-budget
afgehaald en intensiveringen toegevoegd. Hierdoor heeft de ODA-prestatie sinds 2013
afgeweken van de 0,7%.
Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming heeft het kabinet besloten het ODA-budget te koppelen
aan de ontwikkeling van het bni en het ODA-budget is daarop bijgesteld. Op deze manier
is de ODA-prestatie langjarig stabiel. Deze bijstelling staat in de eerste regel in
onderstaande tabel. De tweede regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende
jaren zou zijn, op basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van CEP2024. Het
kabinet heeft er in de zomer van 2025 voor gekozen om het ODA-budget niet te actualiseren
n.a.v. de MEV2025, waardoor de bijstelling tussen CEP2024 en MEV2025 niet in het ODA-budget
verwerkt is. De derde regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren
zou zijn, op basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van MEV2025.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
A) Bijstelling van het ODA-budget in de voorjaarsnota 2025
0
114
82
114
130
329
B) Systematiek voorgaande kabinetten CEP2024-CEP2025
439
469
498
553
572
905
C) Systematiek voorgaande kabinetten MEV2025-CEP2025
120
133
134
189
208
541
A-B) Verschil tussen de huidige systematiek en het verwerken cf. systematiek voorgaande
kabinetten CEP2024-CEP2025
– 439
– 355
– 416
– 439
– 442
– 576
A-C) Verschil tussen de huidige systematiek en het verwerken cf. systematiek voorgaande
kabinetten MEV2025-CEP2025
– 120
– 19
– 52
– 75
– 78
– 212
90
Kunt u toelichten welke gevolgen de koppeling van het ODA-budget met het bni heeft
voor de omvang van de meerjarige verplichtingen en op welke wijze de extra middelen
over de beleidsartikelen worden verdeeld?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 78.
91
Kan in een overzicht worden aangegeven hoeveel het totale ODA-budget zou stijgen in
de jaren 2026 t/m 2030 wanneer volledig zou worden gekoppeld aan 0,7% en Bruto Nationaal
Inkomen volgens de oude systematiek?
Antwoord
Zie ook vraag 3. De diverse effecten op het totale ODA-budget zijn weergegeven in
onderstaande tabel.
De eerste regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn, op
basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van CEP2024. Het kabinet heeft er in
de zomer van 2025 voor gekozen om het ODA-budget niet te actualiseren n.a.v. de MEV2025,
waardoor de bijstelling tussen CEP2024 en MEV2025 niet in het ODA-budget verwerkt
is. De tweede regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn,
op basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van MEV2025.
x EUR miljoen
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-bijstelling bij systematiek voorgaande kabinetten CEP2024-CEP2025
469
498
553
572
905
ODA-bijstelling bij systematiek voorgaande kabinetten MEV2025-CEP2025
133
134
189
208
541
x EUR miljoen
2026
2027
2028
2029
2030
Systematiek voorgaande kabinetten CEP2024-CEP2025
469
498
553
572
905
92
Hoeveel zou het totale ODA-budget stijgen wanneer zou worden gekoppeld aan 0,44%?
Kan dit worden aangevuld in de tabel zoals op pagina 110 van de beslisnota bij de
Voorjaarsnota?
Antwoord
Zie vraag 20. Bij de beantwoording van deze vraag is uitgegaan dat de vragensteller
met een koppeling aan 0,44% doelt op de koppeling die nu in de voorjaarsnota 2025
is opgenomen. Met deze koppeling blijft de ODA-prestatie namelijk langjarig stabiel
op 0,44% van het bni. Dan volgt er dus geen wijziging t.o.v. de mutatie die nu is
opgenomen in de voorjaarsnota.
x EUR miljoen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Bijstelling van het ODA-budget in de voorjaarsnota 2025 (inclusief effect op 2025)
105
114
82
114
130
329
93
Kan een vergelijkende tabel worden gemaakt waarin wordt vergeleken wat het ODA-budget
in euro’s en de ODA-prestatie als percentage van het BNI zou zijn voor 2026–2030,
als de oude systematiek en koppeling van de kabinetten Rutte was gehanteerd, en wat
het ODA-budget en de ODA-prestatie nu worden door de nieuwe systematiek en koppeling
van het kabinet Schoof bij de Voorjaarsnota?
Antwoord
Zie ook vraag 3. Onderstaande tabel geeft de diverse scenario’s weer.
De eerste regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn, op
basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van MEV2025. Het kabinet heeft er in
de zomer van 2025 voor gekozen om het ODA-budget niet te actualiseren n.a.v. de MEV2025,
waardoor de bijstelling tussen CEP2024 en MEV2025 niet in het ODA-budget verwerkt
is. De tweede regel laat zien wat de ODA-bijstelling voor de komende jaren zou zijn,
op basis van een koppeling aan 0,7% ten opzichte van CEP2024. Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming
heeft het kabinet besloten het ODA-budget te koppelen aan de ontwikkeling van het
bni en het ODA-budget is daarop bijgesteld. Op deze manier is de ODA-prestatie langjarig
stabiel. Dit is de laatste regel in onderstaande tabel.
x EUR miljoen
2026
2027
2028
2029
2030
ODA-budget bij systematiek voorgaande kabinetten (MEV2025-CEP2025)
6.784
5.911
5.864
6.202
6.556
af: ODA-ontvangsten
– 31
– 30
– 30
– 30
– 30
ODA-prestatie
0,55%
0,46%
0,44%
0,45%
0,45%
ODA-budget bij systematiek voorgaande kabinetten (CEP2024-CEP2025)
7.120
6.275
6.228
6.565
6.920
af: ODA-ontvangsten
– 31
– 30
– 30
– 30
– 30
ODA-prestatie
0,57%
0,49%
0,46%
0,47%
0,48%
ODA-budget na voorjaarsnota
6.765
5.859
5.789
6.123
6.343
af: ODA-ontvangsten
– 31
– 30
– 30
– 30
– 30
ODA-prestatie
0,55%
0,45%
0,43%
0,44%
0,44%
94
Waarom wordt er door de Minister van Financiën en de fractievoorzitters van de coalitiepartijen
besloten waar de extra middelen als gevolg van de koppeling van het totale ODA-budget
aan het Bruto Nationaal Inkomen aan worden besteed?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 23.
95
Hoeveel budget zou er in 2025 worden toegevoegd als de koppeling van het ODA-budget
aan de groei van het Bruto Nationaal Inkomen met terugwerkende kracht in 2025 zou
worden aangepast?
Antwoord
Zie onderstaande tabel.
x EUR miljoen
2025
Bijstelling van het ODA-budget op basis van de bni-ontwikkeling sinds MEV2025 (effect
op 2025)
105
96
Kan een soortgelijk overzicht zoals tabel 13 ook voor de jaren 2026 tot en met 2030
worden gemaakt? Hoeveel budget zou er per jaar nog niet zijn gealloceerd?
Antwoord
De ontwikkelingen op verdeelartikel 5.4 bij de 1e suppletoire begroting 2025 zijn
hieronder weergegeven. De bedragen zijn in EUR duizend. Het gehele budget op artikel
5.4 zal worden gealloceerd aan ODA-activiteiten.
Omschrijving
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Aanpassing bni raming
–
113.874
81.716
113.959
129.694
328.999
Rijksbrede taakstelling LPB
– 48.884
– 49.766
– 37.091
– 37.832
– 40.485
– 40.485
EU-toerekening aan ODA
– 61.000
– 61.000
– 61.000
– 61.000
– 61.000
– 61.000
Overboekingen binnen BHO
– 91.373
– 237.447
– 235.454
– 48.095
– 45.095
– 45.095
Aanpassing asielraming
571.176
712.232
0
0
0
0
Kasschuif asiel
– 371.176
– 512.232
400.408
203.000
140.000
140.000
HGIS besluitvorming
– 54.170
19.849
– 21.676
– 21.711
– 116.723
– 185.059
Overige
284
857
1.051
1.051
1.051
1.051
Extrapolatie
–
–
–
–
–
214.114
Totaal
– 55.143
– 13.633
127.954
149.372
7.442
352.525
97
Kunt u toelichten hoe de kasschuif door de lagere raming voor asieluitgaven van 1,3
miljard euro werkt?
Antwoord
Als gevolg van de bijgestelde raming voor de asieluitgaven op de begroting van AenM
vloeit in 2.025 EUR 571 miljoen en in 2.026 EUR 712 miljoen terug naar de BHO-begroting.
Ten behoeve van een meer doelmatige besteding van deze middelen worden de budgetten
gespreid over meerdere jaren. Onderstaande tabel laat het nieuwe kasritme zien dat
ontstaat door deze kasschuif.
In EUR mln.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Bijstelling raming asieluitgaven
571
712
0
0
0
0
Kasschuif
– 371
– 512
400
203
140
140
Nieuw kasritme
200
200
400
203
140
140
98
Kunt u toelichten hoe HGIS besluitvorming met betrekking tot de International Development
Association (IDA) werkt? Op welk kader is dit gebaseerd?
Antwoord
De bijdrage aan de International Development Association (IDA) valt onder de Homogene
Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In de HGIS worden de buitenlandactiviteiten
van de departementen gebundeld en vindt eveneens de besluitvorming plaats over de
allocatie van middelen binnen de HGIS. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
heeft een coördinerende bevoegdheid voor de inzet van de ODA-middelen, dat staat ook
opgenomen in de HGIS-nota 2025.
99
Kunt u toelichten waarom de uitgaven aan IDA hoger zijn dan begroot en waarom dit
niet verrekend wordt op de begroting van het Ministerie van Financiën zelf, aangezien
de Minister van Financiën de pledge doet tijdens de pledge meeting van de IDA?
Antwoord
Het kabinet heeft in het kader van de voorjaars- en HGIS-besluitvorming gekozen om
additioneel budget beschikbaar te maken voor IDA. In 2029 en 2030 wordt cumulatief
EUR 260 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het ODA-budget. De Minister van Financiën
en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zijn gezamenlijk verantwoordelijk
voor IDA. Omdat de bijdrage aan IDA voor 100% uit ODA wordt gefinancierd, dient hiervoor
dekking te worden gevonden binnen de ODA-middelen. Daartoe wordt budget overgeheveld
vanuit bufferartikel 5.4 naar de begroting van het Ministerie van Financiën. Het budget
wordt op deze begroting ingezet voor ODA-activiteiten van de Wereldbank (IDA). Met
het additionele budget voor IDA blijft het Nederlandse stemaandeel op peil en kan
Nederland via de grote voetafdruk van de Wereldbank beleidsprioriteiten en -belangen
op grotere schaal bevorderen. Het middels de 1e suppletoire begroting additioneel
beschikbaar gestelde budget voor IDA is ook in lijn met het regeerprogramma dat stelt
dat de bezuinigingen op ontwikkelingshulp ons noopt tot het maken van «scherpere keuzes
en benutten van (multilaterale) schaalvoordelen». IDA biedt deze voordelen wegens
het unieke financiële model en decennia aan operationele ervaring in lage-inkomenslanden.»
100
Waarom wordt er gekozen voor een post IDA dat wel onder het ODA-budget valt maar op
de begroting van het Ministerie van Financiën staat? Waarom wordt u bij deze keuze
niet betrokken?
Antwoord
Het kabinet heeft in het kader van de voorjaars- en HGIS-besluitvorming gekozen om
additioneel budget beschikbaar te maken voor IDA. De Minister van Financiën en de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) zijn gezamenlijk verantwoordelijk
voor IDA. De Minister voor BHO is daarnaast bij dit besluit betrokken vanuit haar
coördinerende rol als bewindspersoon op ODA. Met het additionele budget voor IDA blijft
het Nederlandse stemaandeel op peil en kan Nederland via de grote voetafdruk van de
Wereldbank beleidsprioriteiten en -belangen op grotere schaal bevorderen.
101
Welk percentage van de programma's voor de combi-aanpak wordt besteed via maatschappelijke
organisaties en vakbonden? Hoe verhoudt dit zich tot het bedrag dat wordt besteed
via bedrijven en consultancies?
Antwoord
Maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij 31% van de activiteiten die vanuit
RVO worden uitgevoerd in het kader van de combi-aanpak. Voor bedrijven en consultancies
ligt dit percentage op 45%. Daarnaast hebben de vakbonden CNV Internationaal en FNV
Internationaal additionele financiering ontvangen om bij te dragen aan de combi-aanpak.
Hun inzet is gericht op versterking van de sociale dialoog in een aantal combinatielanden,
zoals Senegal, India en Bangladesh. Ook maatschappelijke organisaties als IDH en Solidaridad
dragen via verduurzaming van handelsketens bij aan de combi-aanpak.
102
Wordt er budget besteed aan flankerend beleid in productielanden op het gebied van
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, begroot voor 2026–2027?
Antwoord
Het kabinet investeert in flankerend beleid om handelsketens die hun oorsprong hebben
in productielanden inclusief en duurzaam te maken met verbeterde toegang van het midden-
en kleinbedrijf (mkb) uit ontwikkelingslanden tot regionale en internationale markten.
Handel gaat immers hand in hand met duurzame economische ontwikkeling en helpt lokale
en Nederlandse bedrijven met elkaar te verbinden. Doelstellingen zijn dat deze bedrijven
kunnen voldoen aan standaarden die voortkomen uit Europese regels voor verantwoord
ondernemen, dat internationale waardeketens die voor Nederland belangrijk zijn worden
versterkt en dat export vanuit ontwikkelingslanden wordt bevorderd. Dit beleid sluit
aan op steun die Nederlandse bedrijven in Nederland krijgen vanuit sectorale samenwerking
en het MVO-steunpunt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.