Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 655 Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 10 juni 2025
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie van
Infrastructuur en Waterstaat van 17 januari 2025 met betrekking tot het onderhavige
wetsvoorstel (Kamerstukken 2024–2025, 36 655, nr. 2). De leden van de fracties van PVV, GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, BBB, Partij voor
de Dieren en JA21 hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Inleiding met betrekking tot de opzet van de Maatschappelijke Raad Schiphol (MRS)
Bij het tweeminutendebat luchtvaart op 19 februari 2025 is een motie ingediend door
het lid Boutkan met als strekking dat medewerkers van luchtvaartpartijen niet uitgesloten
mogen worden van lidmaatschap binnen de MRS (Maatschappelijke Raad Schiphol).1 Op 18 maart 2025 is de motie aangenomen door de Tweede Kamer. Via de Voortgangsbrief
Programma Omgeving Luchthaven Schiphol2 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze van uitvoering van die motie. Bij de
antwoorden op de relevante vragen in het verslag wordt daarbij ook bij stilgestaan.
Naar aanleiding van deze motie wordt een bepaling toegevoegd aan het wetsvoorstel
bij nota van wijziging. Zie daartoe ook de toelichting op de nota van wijziging.
In het navolgende ga ik in op de vragen en opmerkingen in het verslag, waarbij de
volgorde van het verslag is aangehouden.
Inleiding
1.
De leden van de VVD-fractie vinden het onwenselijk als er een woud aan allerlei verschillende
overlegstructuren ontstaat en vragen of de regering deze zorgen deelt en hoe zij aankijkt
tegen een landelijke overlegtafel met alle betrokken partijen om de verschillende
belangen rondom het luchtvaartbeleid te waarborgen.
Algemeen
Het is inderdaad wenselijk dat alle belanghebbende partijen rondom Schiphol gezamenlijk
aan tafel zitten en in onderlinge samenwerking tot adviezen aan de overheid komen.
De realiteit is echter dat dit in de praktijk niet mogelijk is gebleken en dat partijen
er onderling niet goed uitkomen. De materie blijkt complex en verhoudingen zijn verstoord:
er is geen gezamenlijk doel meer en verder ontbreekt de bereidheid om compromissen
te sluiten en te verdedigen. Ingrijpen is noodzakelijk gebleken, om een verdere verstoring
van de verhoudingen te voorkomen. Daarom adviseerde de heer Pieter van Geel: «Als
het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan».3
Van Geel stelde een opzet voor met de drie verschillende kolommen om in ieder geval
alle belangen goed op tafel te kunnen krijgen. In de praktijk wordt vanuit dat advies
reeds gewerkt en daarop gebaseerd is dit wetsvoorstel opgesteld. Desalniettemin blijft
het nuttig om op bepaalde onderwerpen de samenwerking te zoeken, ook op nationaal
luchtvaart-breed niveau. Daarom vinden er op onderwerpsniveau wel gemeenschappelijke
overleggen plaats. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Nationale Klankbordgroep voor het
nieuwe geluidstelsel, waarin partijen vanuit de verschillende deelbelangen vertegenwoordigd
zijn.
Tegelijkertijd zijn specifieke overlegtafels per luchthaven een logische basisopzet,
omdat er vaak specifieke onderwerpen moeten worden besproken waarvan niet logisch
is dat deze op nationaal niveau worden besproken.
Motie De Groot
Op 5 juni 2024 is de motie De Groot (VVD) over het inrichten en voorzitten van een
luchtvaarttafel betreffende Schiphol ingediend.4 Deze motie verzoekt de regering een luchtvaarttafel in te richten en voor te zitten
waarin omwonenden, het regionaal bestuur, Schiphol, de luchtvaartsector en airlines,
alsmede het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), ieder per afvaardiging,
een plaats innemen.
IenW heeft op basis van deze door de Kamer aangenomen motie het initiatief genomen
om een verkennend gesprek te voeren met alle belanghebbenden om een luchtvaarttafel
in te richten. In dit gesprek tussen de voorzitters en vertegenwoordigers van Maatschappelijke
Raad Schiphol (MRS), Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS), luchthaven Schiphol Group
en BARIN (namens de luchtvaartsector en airlines) is geïnventariseerd hoe iedere partij
deze motie beschouwt. De betrokken partijen erkennen het brede speelveld van belangen
en de toegenomen polarisatie in het luchtvaartdossier. In het gesprek is echter ook
geconstateerd dat er op dit moment geen brede steun is voor de inrichting van een
luchtvaarttafel. Wel is een gezamenlijke wens geuit om meer onderling en op onderwerpen
waar veel raakvlakken zijn, het gesprek aan te gaan voor meer kennisuitwisseling en
wederzijds begrip.
Gegeven de behoefte bij deze partijen aan meer informeel en onderling gesprek, wordt
gestart met een halfjaarlijks gesprek op bestuurlijk niveau onder voorzitterschap
van het ministerie. Het gesprek heeft als doel om beelden en standpunten met elkaar
uit te wisselen.
2.
De leden van de BBB-fractie vragen hoe bij de CRO’s gewaarborgd wordt dat de toevoeging
van gebruikers van de luchthaven en vertegenwoordigers van de Minister niet ten koste
gaat van de aandacht voor de belangen van omwonenden. Verder vragen de leden of er
voldoende evenwicht wordt gecreëerd tussen de verschillende belangen en in hoeverre
ervoor wordt gezorgd dat de omwonenden voldoende gehoord en vertegenwoordigd worden
in de CRO.
De Commissie Regionaal Overleg (CRO) is een overlegplatform en is samengesteld uit
verschillende betrokkenen bij de luchthaven, met diverse en soms tegengestelde belangen.
De CRO heeft als wettelijke taak om door overleg een gebruik van de luchthaven te
bevorderen dat zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van de verschillende betrokkenen
bij de luchthaven. Daarom acht IenW het van belang dat juist ook de gebruikers van
de luchthaven in de CRO vertegenwoordigd zijn, zodat zij uitleg kunnen geven over
de manier waarop zij van de luchthaven gebruik maken en daarbij ook de wensen van
andere belanghebbenden in acht kunnen nemen.
Vertegenwoordigers van de Minister van IenW nemen deel aan de CRO om de leden op verzoek
van feitelijke informatie te voorzien en vragen te beantwoorden. IenW oefent geen
invloed uit op de agenda of inhoudelijk verloop van de CRO. Zoals in de memorie van
toelichting staat opgenomen, zullen bij ministeriële regeling nadere regels worden
vastgelegd omtrent deze deelname.
Met het oog op het verkleinen van de disbalans tussen bestuurders en omwonenden is
met ingang van 1 januari 2024 de Regeling Commissie Regionaal Overleg Burgerluchthavens
gewijzigd, waarmee onder andere het aantal bewonersvertegenwoordigers van de CRO wordt
uitgebreid. Voorheen gold dat vanuit alle deelnemende gemeenten in totaal twee vertegenwoordigers
van bewoners deelnamen. Met ingang van de gewijzigde regeling geldt dat er per deelnemende
gemeente (ten minste) één bewonersvertegenwoordiger deelneemt aan de CRO.
Het is de taak van de onafhankelijke voorzitter om te waarborgen dat alle leden op
evenwichtige wijze in het overleg worden betrokken en het overleg zo te organiseren
dat alle leden zich gehoord en begrepen voelen. Dit geldt ook voor de CRO+, die de
voorzitter tenminste eenmaal per jaar dient te organiseren met partijen uit een wijdere
omgeving rond de luchthaven, die door (het gebruik van) de luchthaven mogelijk geraakt
worden in hun belangen.
3.
De leden van de BBB-fractie vragen wat er concreet gebeurt met de adviezen en standpunten
die door de MRS worden aangedragen.
In het ontwerp van de MRS is vastgelegd dat de MRS adviseert over onderwerpen die
raken aan zowel de leefomgevingskwaliteit, Schiphol en luchtvaart. De adviezen die
door de MRS worden aangedragen worden gebruikt in de beleidsafwegingen van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). De MRS brengt de diverse perspectieven vanuit
de maatschappij naar voren en verwerkt die in een advies. Een voorbeeld hiervan is
het advies dat is gestuurd naar aanleiding van baanonderhoud in 2025. Hier vroeg IenW
om een advies van de MRS om inzichten te krijgen in de effectiviteit van hinderbeperkende
maatregelen.
In het derde lid van artikel 8.36 is bepaald dat de Minister de MRS binnen acht weken
in kennis stelt van zijn standpunt over de door de MRS uitgebrachte visies en standpunten
over maatschappelijke perspectieven die bijdragen aan de verbetering van de leefomgevingskwaliteit
rond Schiphol. Deze zogenaamde appreciatieverplichting betreft zowel gevraagde als
ongevraagde visies en standpunten. Het betekent dat de Minister dient te reageren
op de adviezen en dient te motiveren waarom adviezen wel of niet worden opgevolgd.
Met betrekking tot bovenstaand voorbeeld is mede naar aanleiding van het advies van
de MRS door IenW in de appreciatie onder andere aangegeven dat IenW het proces rondom
het baanonderhoud gaat verbeteren.
MRS
Aanleiding
4.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de uitsluitingsgronden voor personen en organisaties
uit de luchtvaartsector zich verhouden tot het eindadvies van Van Geel om van een
Omgevingsraad Schiphol (ORS) te schakelen naar een MRS met brede participatie. Verder
vragen deze leden of de regering het met deze leden eens is dat ongeacht de formele
of informele werkzaamheden van omwonenden, zij allemaal welkom of verkiesbaar moeten
kunnen zijn.
Als interim-voorzitter van de ORS heeft de heer Van Geel in december 2020 advies uitgebracht
over de toekomstgerichte organisatie van het overleg met de omgeving van Schiphol.5 De ORS, de voorganger van de MRS, was niet langer houdbaar vanwege belangentegenstellingen.
In de ORS hadden zowel sector, overheden en bewoners zitting. Die samenstelling werkte
niet. Dit kwam voornamelijk door de complexe materie en het gebrek aan een gezamenlijk
doel en de bereidheid om compromissen te sluiten binnen de raad.
Van Geel adviseerde om belangen en rollen en verantwoordelijkheden scherper uit elkaar
te halen. Hij adviseerde de interbestuurlijke samenwerking en participatie in aparte
kolommen te organiseren. Ook de belangen van sectorpartijen zijn door Van Geel apart
gezet van maatschappelijke partijen en interbestuurlijke partijen. Het is aan het
Rijk als regisseur om de belangenafweging te maken. Op basis van het rapport Van Geel
is dus gekozen voor een andere aanpak: scheiding van sector, overheid en (leef)omgeving.
Vanuit de gedachte dat de maatschappelijke kolom vorm krijgt in de MRS, is deze per
1 juli 2023 opgericht. De juridische basis daarvoor is de Regeling transitie CROS-MRS,
die komt te vervallen na inwerkingtreding van de voorliggende wijziging van de Wet
luchtvaart.
De MRS is een onafhankelijk adviesorgaan dat zich richt op de leefomgevingskwaliteit
rondom Schiphol. De MRS bestaat uit bewonersvertegenwoordigers, vertegenwoordigers
van maatschappelijke organisaties en experts/wetenschappers. Om de onafhankelijkheid
te waarborgen is in het bewonersreglement, bedoeld voor intern gebruik om verkiezingen
van de leden van de MRS goed te laten verlopen en de MRS goed te laten functioneren,
opgenomen dat bewonersvertegenwoordigers niet werkzaam kunnen zijn in de luchtvaartsector.
Tevens kunnen zij niet bestuurder of Statenlid zijn van de provincies Noord- en Zuid-Holland,
Utrecht en Flevoland, bestuurder of gemeenteraadslid zijn van gemeenten uit die provincies,
of medewerkers van die provincies en gemeenten zijn wanneer zij betrokken zijn bij
het Schipholbeleid. Deze bepalingen zijn vervolgens ook opgenomen in de Regeling transitie
CROS-MRS. Overigens was deze bepaling reeds van toepassing in de Regeling CROS-ORS
die van kracht was ten tijde van de Omgevingsraad Schiphol.6
Bij het tweeminutendebat luchtvaart van 19 februari 2025 is een motie ingediend door
het lid Boutkan met als strekking dat medewerkers van luchtvaartpartijen niet uitgesloten
mogen worden van lidmaatschap binnen de MRS (Maatschappelijke Raad Schiphol).7
Op 18 maart 2025 is de motie aangenomen. Via de Voortgangsbrief Programma Omgeving
Luchthaven Schiphol8 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze van uitvoering van die motie. Het huidige
wetsvoorstel voor de verankering van de MRS kent geen bepalingen die medewerkers van
sectorpartijen of gemeentemedewerkers uitsluiten in de MRS. Er wordt bij nota van
wijziging een bepaling toegevoegd aan het wetvoorstel om dit verder te verduidelijken.
Zie in dit verband de toelichting op de nota van wijziging. Daarnaast wordt de ministeriële
regeling die betrekking heeft op de MRS aangepast. In samenspraak met de MRS zal ook
hun interne reglement worden gewijzigd.
5.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het Rijk als regisseur fungeert en de belangen
van elke kolom verzamelt alvorens een belangenafweging te maken ten behoeve van de
besluitvorming en vragen of concrete voorbeelden gegeven kunnen worden van hoe dit
proces in zijn werk gaat en of daarbij alle drie de kolommen in gelijke mate gehoord
worden. Tevens vragen deze leden om een nadere uitleg van hoe de andere kolommen ingericht
zijn, dan wel gaan worden. Ten derde vragen deze leden op welke manier er wordt ingezet
op onderling begrip tussen de drie kolommen (voor standpunten en afweging) en op welke
manier er wordt gewerkt aan goede onderlinge verhoudingen binnen en tussen de drie
verschillende kolommen.
Conform de Luchtvaartnota9 is het uitgangspunt dat de overheid de regie neemt in de besluitvorming over Schiphol.
Achtergrond is dat belanghebbenden onderling niet in staat zijn gebleken om tot een
gezamenlijk en gedragen voorstel voor de toekomst van Schiphol te komen. Bij de regierol
van de overheid hoort dat maatschappelijke betrokkenheid in die besluitvorming goed
geregeld is. Mede op basis van het advies van Van Geel, is gekozen om de governance
rondom Schiphol op te splitsen in drie kolommen: een maatschappelijke, bestuurlijke
en sectorkolom.
Bij ieder beleidsvoornemen of wijziging van wet- of regelgeving betrekt het Rijk actief
de drie kolommen. De partijen worden geïnformeerd over het voornemen, krijgen ieder
de kans om hierover (ambtelijk) in gesprek te gaan en worden op de hoogte gehouden
van de voortgang. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de recente wijziging van het
Luchthavenverkeerbesluit (LVB). De drie kolommen zijn hier afzonderlijk bij betrokken
en hebben ieder de mogelijkheid gekregen om input te leveren op de conceptwijziging.
De bestuurlijke kolom is ingericht via de Bestuursovereenkomst intenties samenwerking
NOVEX Schipholregio en de lopende contacten tussen het Rijk en de Bestuurlijke Regie
Schiphol (BRS). De BRS is het samenwerkingsverband van regionale overheden rondom
Schiphol. Sectorpartijen (airlines, maar ook Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland
(LVNL)) zijn vertegenwoordigd in het reguliere sectoroverleg dat is ingesteld. Zij
worden via dit overleg periodiek geïnformeerd en om reflectie gevraagd over de ontwikkelingen
rondom Schiphol.
Het Rijk werkt aan onderling begrip en informatie tussen de verschillende kolommen.
Zo wordt het overleg tussen Schiphol en/of LVNL met onder andere de MRS en de BRS
gestimuleerd. Een voorbeeld hiervan is de informatiebijeenkomst die Schiphol organiseerde
in het kader van het onderhoud aan het banenstelsel. Ook wordt op specifieke beleidsopgaven
onder leiding van het Rijk het gesprek gevoerd in een brede klankbordgroep met vertegenwoordiging
van partijen uit de drie kolommen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de ontwikkeling
van het nieuwe stelsel voor vliegtuiggeluid. Zie daarnaast het antwoord op vraag 1.
Wettelijke verankering
6.
De leden van de PVV-fractie vragen of met de oprichting van de Bestuurlijke Regie
Schiphol (BRS) en de MRS en met het verdwijnen van de Alderstafel er nu geen sprake
meer is van een centraal overlegorgaan.
Het klopt dat, afgezien het informele overleg dat op bestuurlijk niveau plaatsvindt
(zie het antwoord op vraag 1), er geen centraal overlegorgaan bestaat. Overigens wordt
de BRS niet opgericht, deze bestaat reeds enkele jaren. De BRS was bijvoorbeeld al
lid van de Omgevingsraad Schiphol, die in 2015 is opgericht.
7.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de MRS een wettelijk verankerde positie
krijgt, terwijl zij een groot deel van de omwonenden rondom Schiphol, te weten omwonenden
werkzaam in de luchtvaart, niet toestaat om een actieve rol op te pakken in de MRS.
Zie het antwoord op vraag 4.
Relatie met wetswijziging 2016
8.
De leden van de NSC-fractie vragen wanneer de regering verwacht dat het nieuwe Luchthavenverkeersbesluit
Schiphol in werking zal treden.
Het kabinet heeft in het Regeerprogramma10 het doel gesteld de rechtspositie van omwonenden van Schiphol te herstellen en de
geluidsbelasting met 20% terug te dringen. Om dit laatste te bereiken is voor de eerste
15% de Europese balanced approach-procedure (BA-procedure) gevolgd. Voor het herstellen
en versterken van de rechtsbescherming wordt een algehele wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit
Schiphol (LVB) voorbereid.
De maatregelen die in de BA-procedure zijn voorgelegd, zijn gericht op inwerkingtreding
per november 2025. Twee maatregelen uit dat pakket, het maximumaantal vliegtuigbewegingen
van 478.000 per (gebruiks)jaar en de 27.000 vliegbewegingen in de nacht, moeten in
een luchthavenverkeerbesluit worden vastgelegd. De andere maatregelen uit het pakket
worden vastgelegd in een ministeriële regeling en in bindende afspraken met KLM(-
groep) en Schiphol.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om (enkel) de maximumaantallen voortkomend uit de
BA-procedure vast te leggen in een versnelde wijziging van het LVB, zodat deze getallen
konden worden meegenomen bij het vaststellen van de capaciteitsdeclaratie in mei 2025.
De algehele LVB-wijziging, waarmee ook de rechtsbescherming wordt versterkt, was hiervoor
niet op tijd klaar. De zienswijzeprocedure voor deze versnelde wijziging duurde van
18 februari tot en met 31 maart. De versnelde wijziging van het LVB is op 7 mei 2025
gepubliceerd.11 Naar verwachting wordt de algehele LVB-wijziging in de loop van 2026 gepubliceerd.
Inhoud voorstel
9.
De leden van de PVV-fractie vragen of het doel van de MRS niet moet zijn om de stem
van alle omwonenden te laten horen en op welke wijze dit nu gewaarborgd wordt.
Het Kabinet is het met de PVV-fractie eens dat de MRS zou moeten streven een brede
afspiegeling van de maatschappij rondom Schiphol te zijn.
Zie ook de beantwoording op vraag 4 en de nota van wijziging.
10.
Deze leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vrezen dat informatie als minder betrouwbaar
en minder volledig wordt ervaren, als de Minister de partij is die de relevante informatie
voor de MRS selecteert en filtert. Deze leden denken dat alleen het tijdig en ongefilterd
beschikbaar zijn van alle informatie kan leiden tot vertrouwen, transparantie en draagvlak.
Het wetsvoorstel gaat uit van een inspanningsverplichting om de MRS zo goed en tijdig
mogelijk te informeren om haar adviseringstaak te kunnen vervullen.
Het is helaas onrealistisch en onwenselijk dat alle informatie, ongefilterd, met de
MRS wordt gedeeld. Het selecteren van de juiste informatie helpt om de hoeveelheid
werk behapbaar te houden voor de leden van de MRS. Bovendien is informatie soms bedrijfsgevoelig,
betreft het internationale relaties met andere landen of belangen van de Staat. Indien
informatie niet gedeeld kan worden met de MRS, wordt dit altijd beargumenteerd.
11.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in het voorstel geen sprake is van gelijke
en gelijkwaardige behandeling van alle partijen. Zij denken hierbij aan de gemeenten,
provincies, Schiphol en de luchtvaarmaatschappijen naast de bewoners en vragen om
een toelichting.
Conform de Luchtvaartnota12 is het uitgangspunt dat de overheid de regie neemt in de besluitvorming over Schiphol.
Achtergrond is dat belanghebbenden onderling niet in staat zijn gebleken om tot een
gezamenlijk en gedragen voorstel voor de toekomst van Schiphol te komen. Bij de regierol
van de overheid hoort dat maatschappelijke betrokkenheid in die besluitvorming goed
geregeld is. Mede op basis van het advies van Van Geel, is gekozen om de governance
rondom Schiphol op te splitsen in drie kolommen: een maatschappelijke, bestuurlijke
en sectorkolom.
Bij ieder wet- of regelgevingsinitiatief betrekt IenW actief en op dezelfde wijze
de drie kolommen. De partijen worden geïnformeerd over het voornemen, krijgen ieder
de kans om hierover (ambtelijk) in gesprek te gaan en worden op de hoogte gehouden
van de voortgang. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het te wijzigen LVB. De drie
kolommen zijn hier afzonderlijk bij betrokken en hebben ieder de mogelijkheid om input
te leveren op de wijziging. Zie ook de beantwoording van vraag 5.
12.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat een experiment
niet ten koste mag gaan van de capaciteit op luchthaven Schiphol, en zo nee, waarom
niet. Deze leden vragen waarom niet expliciet is aangegeven dat een experiment getoetst
wordt aan het effect op de hinderbeleving met behoud van capaciteit. Verder vragen
deze leden via welke weg een garantie kan worden gegeven dat experimenten niet worden
vastgesteld alvorens zeker is dat het voorgenomen experiment geen nadelige gevolgen
heeft voor de capaciteit op de luchthaven en waarom dit niet op een gelijke wijze
wordt gewaarborgd als het gunstige effect op de hinderbeleving.
Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is geprobeerd zo veel mogelijk aan te sluiten
bij het artikel zoals dat in de huidige wet staat. De nieuwe overlegsituatie is daarom
in het artikel verankerd. Omdat op voorhand niet precies valt te voorspellen welke
experimenten er uitgevoerd moeten worden, is het van belang vooraf geen onnodige beperkingen
te verbinden aan een experiment.
In lijn met het amendement dat in 2006–2007 door de TK is aangenomen in het kader
van de invoering van artikel 8.23a Wet luchtvaart13 moet de nadruk in de experimenten liggen bij mogelijkheden om de hinderbeleving voor
omwonenden c.q. de ondervonden geluidsoverlast in positieve zin te beïnvloeden. Daarom
is in het wetsvoorstel bepaald dat het advies over hinderbeleving moet komen vanuit
de partijen die hinder ervaren (omwonenden), in dit geval via de MRS. Wel is mede
na inbreng van belanghebbenden in het voorgestelde achtste lid van artikel 8.23a bepaald
dat over de ontwerpregeling overleg plaatsvindt met de luchtvaartsector en het samenwerkingsverband
van provincies en gemeenten in de Schipholregio, waarmee de Bestuurlijke Regie Schiphol
(BRS) wordt bedoeld. Hiermee worden de belangen van die partijen geborgd in de wet.
Door de verwijzing in het negende lid naar het eerste lid geldt dat ook voor regelingen
die op verzoek van de MRS worden vastgesteld.
13.
De leden van de VVD-fractie vragen of er een kader is op grond waarvan de voorzitter
personen die niet per se een specifieke achterban vertegenwoordigen benadert om inbreng
te leveren op specifieke vraagstukken en, zo ja, op welke wijze dit kader tot stand
is gekomen.
In het bestuursreglement van de MRS staat dat de MRS zich als doel stelt: «om een bredere groep mensen en organisaties dan alleen de Leden te consulteren bij
de totstandkoming van adviezen en daarmee de kwaliteit van de adviezen te vergroten.
De voorzitter kan in afstemming met de MRS-Leden personen, organisaties of belanghebbenden
uit de samenleving uitnodigen deel te nemen of inbreng te leveren in haar vergaderingen
of bijeenkomsten.»
De MRS herkent de behoefte van omwonenden om betrokken te zijn en input te kunnen
leveren aan de MRS. Om die reden heeft de MRS in november 2024 een eerste (druk bezochte)
bijeenkomst voor betrokken omwonenden georganiseerd. Dit jaar bouwt de MRS hier op
voort en worden meerdere bijeenkomsten georganiseerd voor de open schil. Hierbij zijn
alle omwonenden en organisaties welkom. Gedurende deze bijeenkomsten zullen de aanwezige
omwonenden en organisaties geïnformeerd worden over actualiteiten en in de gelegenheid
gesteld worden om zelf ervaringen en inzichten te delen met de MRS.
14.
De leden van de VVD-fractie vragen of informatie over Schiphol en omgeving compleet
kan zijn, als de luchtvaartsector zelf geen deel uitmaakt van de MRS.
Dit wetsvoorstel maakt het voor de MRS mogelijk, en het is voor de MRS ook praktijk,
om bij specifieke onderwerpen de relevante partijen uit te nodigen om te beschikken
over de juiste informatie.
Daarnaast heeft het Rijk op basis van het advies Van Geel ook het initiatief genomen
om te komen tot een digitaal portaal waar alle informatie rondom Schiphol en de leefomgeving
centraal vindbaar, begrijpelijk en transparant is. Dit zogenoemde Omgevingshuis is
in ontwikkeling en wordt in opdracht van het Rijk uitgevoerd door de MRS. Hierover
wordt overleg gevoerd tussen alle partijen die over informatie beschikken over Schiphol
en de leefomgeving. Het doel is om diverse informatieaanbieders op de Omgevingshuis
website te faciliteren, waaronder leden van de luchtvaartsector.
15.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom de verplichting om uiterlijk binnen drie
maanden een standpunt uit te brengen over de visies en standpunten die gevraagd of
ongevraagd door de MRS worden uitgebracht terug is gebracht tot acht weken en vragen
om een nadere onderbouwing. Ook vragen deze leden waarom er niet voor een andere,
kortere, termijn is gekozen, bijvoorbeeld een termijn van vier weken. Voorts vragen
deze leden of er al eerder dergelijke standpunten zijn ingenomen door de Minister
en, indien ja, of een (schematisch) overzicht daarvan gedeeld kan worden, waarin ook
de termijnen worden weergegeven.
In het ontwerpwetsvoorstel stond eerder dat de Minister de MRS binnen een reactietermijn
van 12 weken in kennis stelt van zijn reactie op adviezen vanuit de MRS. Dit was een
eerste inschatting op basis van gebruikelijke doorlooptijden voor het doen van analyse
van inbreng vanuit belanghebbenden, interne besluitvorming en het opstellen van een
reactie. Gedurende het opstarten van de MRS bleek dat doorgaans een snellere reactietermijn
haalbaar is. Tijdens de internetconsultatie is terecht naar voren gebracht dat «verkorting van de termijn noodzakelijk [is] omdat de beslissingen (waarvoor adviezen
worden gevraagd aan de MRS) vaak binnen 3 maanden al in werking treden». Dit was bijvoorbeeld het geval bij het baanonderhoud waarvoor advies was aangevraagd
in 2024. Op basis van de reeds opgedane ervaringen en dit ingebrachte punt is de reactietermijn
verkort.
Overigens is het niet de bedoeling om altijd de maximale termijn te gebruiken, maar
het is wel van belang dat de termijn de mogelijkheid biedt om adviezen goed te bestuderen
en ten volle mee te wegen. Daar is soms tijd voor nodig, omdat er bijvoorbeeld externe
expertise vereist is.
Hieronder zijn de reeds ontvangen adviezen en de gerealiseerde reactietermijn weergegeven.
In dit overzicht ontbreken brieven die ook door de MRS zijn verstuurd maar niet kwalificeren
als advies.
Advies MRS
Gerealiseerde reactietermijn IenW
Eerste advies experimenteerregeling (2023)
8 weken
Tweede advies experimenteerregeling (2023)
6,5 week
Derde advies experimenteerregeling (2023)
2 weken
Advies gebruiksprognose (2024)
10,5 week
Advies groot baanonderhoud (2024)
4,5 week
Advies Actualiseren NRM appendices (2024)
4 weken
Advies groot baanonderhoud (2025)
4 weken
16.
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting wat het separate overleg
met sectorpartijen behelst, in welke vorm dit overleg plaatsvindt en hoe regelmatig
dit overleg plaatsvindt. Voorts vragen deze leden wie de sectorpartijen zijn waaraan
gerefereerd wordt en hoe bepaald wordt welke partijen hiervoor in aanmerking komen.
Tot slot vragen deze leden, wijzend op de in de memorie van toelichting benoemde stelling
van Van Geel in zijn advies dat het essentieel is dat informatie over Schiphol en
zijn omgeving transparant, centraal vindbaar, begrijpelijk en compleet is, of de inbrengen
van de sectorpartijen (de sectorkolom) op vergelijkbare wijze openbaar zijn als die
van de MRS (de maatschappelijke kolom) en de interbestuurlijke kolom.
IenW ziet het als haar taak om belangen zorgvuldig af te wegen. Belangen van zowel
de BRS, de MRS en sectorpartijen. In het regulier sectoroverleg zitten zowel luchtvaartmaatschappijen,
als koepelorganisaties, LVNL en Schiphol. Goed om te benoemen is dat LVNL en Schiphol
hier, als verkeersleiding van het luchtverkeer en de exploitant van de luchthaven,
een bijzondere positie innemen. Zij zijn aangesloten vanwege de raakvlakken met hun
operationele verantwoordelijkheden. Beiden hebben zich hier ook over uitgesproken
in de opstartfase. Zie ook het antwoord op de vragen 5 en 20.
Tijdens de beleidsontwikkeling geldt dat voor vrijwel alle onderwerpen input gevraagd
wordt van de drie groepen. Ofwel door formele inspraakprocedures en adviesverzoeken,
ofwel in toelichtende sessies op ambtelijk niveau, werkgroepen of reguliere overlegmomenten.
In de advisering richting de Minister worden de zienswijzen van de belanghebbende
partijen meegenomen in de beslisnota en/of Kamerbrieven.
Op basis van het advies van Van Geel heeft het Rijk ook het initiatief genomen om
te komen tot een digitaal portaal waar alle informatie rondom Schiphol en de leefomgeving
centraal vindbaar, begrijpelijk en transparant is. Dit zogenoemde Omgevingshuis is
in ontwikkeling en wordt in opdracht van het Rijk uitgevoerd door de MRS. Hierover
wordt overleg gevoerd tussen alle partijen die over relevante informatie beschikken
over Schiphol en de leefomgeving.
17.
De leden van de D66-fractie vragen de regering te reflecteren op de mogelijkheid om
een bepaling op te nemen waarin staat dat de adviezen van de MRS openbaar worden gemaakt
en actief worden gepubliceerd.
Het Kabinet is het eens met de D66-fractie en daarom was er in het wetsvoorstel reeds
een bepaling opgenomen op grond waarvan de voorzitter de taak heeft om de uitgebrachte
adviezen en de reacties hierop te publiceren (artikel 8.35, lid 4).
18.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen hoe op het ministerie wordt bepaald
wat «de nodige informatie» precies inhoudt en of dit betekent dat alle informatie
die eventueel relevant zou kunnen zijn voor de MRS gedeeld wordt met de MRS en, als
dit een keer echt niet kan, dan duidelijk wordt gemaakt welke documenten niet gedeeld
gaan worden en waarom niet.
Het wetsvoorstel gaat uit van een inspanningsverplichting om de MRS zo goed en tijdig
mogelijk te informeren om haar adviseringstaak te kunnen vervullen.
Het is helaas niet realistisch dat alle informatie, ongefilterd, met de MRS kan worden
gedeeld. Soms is informatie namelijk bedrijfsgevoelig, betreft het internationale
relaties met andere landen of belangen van de Staat. Indien informatie niet gedeeld
kan worden met de MRS, wordt dit altijd beargumenteerd.
19.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat door omwonenden wordt
gevraagd om een sterkere rol van bewoners in de MRS en minder invloed van het bedrijfsleven.
De regering zegt deze informatie pas eventueel mee te willen nemen bij een evaluatie,
omdat dit niet in het ontwerpbesluit stond dat in 2022 is vastgesteld. Deze leden
vragen wanneer deze evaluatie gepland staat, welke rol heeft het bedrijfsleven nu
heeft in de MRS en of het niet passender is om dit verzoek nu al mee te nemen.
De evaluatie van de MRS wordt momenteel opgezet en zal naar verwachting in het voorjaar
van 2025 van start gaan. Hierin zal ook de samenstelling van de MRS worden meegenomen.
Eén van de leden van de MRS als maatschappelijke vertegenwoordiging is MKB-Metropool
Amsterdam, een organisatie die opkomt voor ondernemersbelangen. Belangrijk te noemen
is dat de maatschappelijke vertegenwoordiging en ondersteunende experts door de leden
van de MRS zelf worden gekozen, en niet door IenW.
20.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of regering het met deze leden
eens is dat het, los van een ander overleg, onlogisch is dat Schiphol, LVNL en de
luchtvaartmaatschappijen zouden deelnemen aan de MRS, aangezien ze geen omwonenden
zijn of maatschappelijke organisaties zijn en ze reeds deelnemen aan een regulier
overleg. Verder vragen deze leden of de hiervoor genoemde partijen wel deelnemen aan
de CRO. Voorts vragen deze leden wat het reguliere overleg inhoudt, welke onderwerpen
daar bespreken worden, hoe vaak dit plaats vindt en of de notulen van deze overleggen
openbaar gemaakt wanneer daar relevante agendapunten bijzitten voor de MRS.
De MRS is een vertegenwoordiging van omwonenden en maatschappelijke organisaties.
De sector is historisch altijd betrokken bij ontwikkelingen rondom Schiphol. Ook in
het kader van een toegenomen belang van maatschappelijke participatie rondom Schiphol
is het evident dat de belangen van de luchtvaartmaatschappijen, als gebruikers en
dienstverleners met een belangrijke economische positie, en Luchtverkeersleiding Nederland
vertegenwoordigd zijn bij de dialoog inzake de ontwikkeling van Schiphol.
IenW vindt het belangrijk dat er op reguliere basis ruimte voor de sector is om op
de hoogte te worden gebracht van komende ontwikkelingen in beleid en daarop te reflecteren.
Daarom wordt op ambtelijk niveau eenmaal per kwartaal een regulier sectoroverleg georganiseerd.
Bij dit overleg is een diverse vertegenwoordiging van sectorpartijen aangesloten,
namelijk enkele luchtvaartmaatschappijen, een koepelorganisatie van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen
en Schiphol. LVNL is aangesloten vanwege de raakvlakken met hun operationele verantwoordelijkheden.
Formele adviezen, brieven, zienswijzen en reflecties sturen belanghebbenden direct
aan IenW. IenW geeft bij beleidsoverwegingen altijd aan welke adviezen zijn ontvangen
en welke afwegingen zijn gemaakt.
De onderwerpen die op ambtelijk niveau worden besproken in reguliere BRS-, MRS- en
sectorbijeenkomsten zijn vergelijkbaar en voor alle bijeenkomsten geldt dat de notulen
niet openbaar gemaakt worden. In ambtelijke overleggen worden ook geen piketpalen
voor toekomstig beleid geslagen.
21.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zeggen te betreuren dat de mogelijkheid
niet gelijk wordt benut om structurele verbeteringen in de MRS te bewerkstelligen,
in het bijzonder rondom de baanindelingen, omdat kan worden besloten op een baan minder
te vliegen, maar deze overlast naar een andere baan te verplaatsen. Deze leden vragen
of de regering hierop kan reflecteren. Verder vragen deze leden hoe deze wetswijziging
gaat voorkomen dat de MRS opnieuw buitenspel kan worden gezet.
Dit wetsvoorstel biedt de ruimte om de bewonersvertegenwoordiging op verschillende
manieren vorm te geven. De uitwerking hiervan vindt plaats in het Bestuurs- of Bewonersreglement.
Op dit moment heeft de MRS ervoor gekozen om verkiezingen te organiseren. Dit wetsvoorstel
maakt ook andere ontwerpkeuzes mogelijk. Het enige dat dit wetsvoorstel hierover regelt,
is dat om regionale specifieke belangen voldoende te borgen binnen de MRS, het Bewonersreglement
nadere regels moet bevatten voor regionale spreiding binnen de bewonersvertegenwoordiging.
De geplande evaluatie van de eerste periode van de MRS kan inzichten geven over dit
vraagstuk.
Het kabinet deelt de opvatting niet dat de MRS buitenspel kan worden gezet. In het
ontwerp van de MRS is vastgelegd dat de MRS adviseert over onderwerpen die raken aan
zowel de leefomgevingskwaliteit, Schiphol en luchtvaart. Op dat kader kan de MRS IenW
aanspreken. In haar relatief korte bestaan is de MRS regelmatig gevraagd te adviseren
(zie de beantwoording op vraag 15). Daarnaast zorgt de mogelijkheid voor de MRS om
desgewenst ongevraagd advies uit te brengen ervoor dat de MRS altijd kan adviseren
als zij van mening is dat dit relevant is voor beleidsvorming of regelgeving.
Probleemomschrijving en aanpak
22.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de oprichting van de MRS bijdraagt aan overleg
en samenwerking die noodzakelijk zijn tussen sector en omgeving.
De verantwoordelijkheid voor een goede samenwerking ligt bij alle partijen die betrokken
zijn in het Schipholdossier. Dit wetsvoorstel bepaalt de werking van de Maatschappelijke
Raad Schiphol en biedt de kaders waarbinnen de MRS functioneert. Een onderdeel hiervan
is de mogelijkheid voor de voorzitter om partijen uit te nodigen aan discussies binnen
de raad. Zo treedt de MRS in overleg met Schiphol en LVNL over operationele zaken,
zoals het onderhoud van de banen. Bovendien dient Schiphol na inwerkingtreding van
het NNHS de jaarlijkse gebruiksprognose voor de luchthaven naar de MRS te sturen en
brengt de MRS daarover advies uit aan de Minister. In de praktijk wordt dit al gedaan.
Daarnaast worden luchtvaartsectorpartijen uitgenodigd in hun rol als initiatiefnemer
of om input te leveren in hun rol als uitvoerder van luchtruim- en luchthavenoperaties.
De praktijk wijst uit dat hoewel er nog gewend moet worden aan de nieuwe opzet, partijen
elkaar weten te vinden. Zo worden Schiphol en LVNL regelmatig uitgenodigd voor een
toelichting of presentatie bij de plenaire vergadering MRS, heeft Schiphol deelgenomen
aan verschillende werkgroepen met de MRS en is de CEO van Schiphol meermaals langsgekomen
om met omwonenden in gesprek te gaan. Ook andersom worden MRS-leden uitgenodigd voor
overleggen en werkbezoeken bij Schiphol en LVNL.
23.
De leden van de BBB-fractie vragen of met de afbakening van het «beperkingengebied»
voor de CRO’s tot de geluidscontour van 48 dB(A) Lden recht wordt gedaan aan alle omwonenden die hinder ondervinden. Verder vragen deze
leden of omwonenden buiten deze contour, bijvoorbeeld zij die onder aanvliegroutes
wonen, ernstige hinder kunnen ervaren en dus een legitiem belang hebben om ook vertegenwoordigd
te zijn en hoe hun belangen worden vertegenwoordigd als ze geen formeel lid kunnen
zijn van de CRO.
Ja, ook omwonenden die buiten de 48 Lden-geluidcontour van een luchthaven wonen kunnen geluidhinder ervaren van vliegtuigen.
In algemene zin geldt dat IenW zich er voor inzet om ook de belangen van omwonenden
van buiten de 48 Lden-geluidcontour mee te nemen. Zo wordt bij participatie-trajecten, waar van toepassing,
een breder gebied betrokken en situationeel als maatwerk ingevuld, zoals bijvoorbeeld
bij Luchthavenbesluiten en luchtruimwijzigingen.
Met betrekking tot de CRO geldt dat dit een overlegplatform is met een groot en divers
aantal stakeholders. Daarbij wordt het van belang geacht dat de omwonenden die aan
de hoogste geluidbelasting worden blootgesteld in ieder geval vertegenwoordigd zijn
in dit platform. De onafhankelijke CRO voorzitter heeft de bevoegdheid om extra leden
toe te voegen aan de CRO. Daarnaast is iedere CRO verplicht tenminste eenmaal per
jaar een CRO+ te organiseren om de bredere omgeving te betrekken.
Tot slot kunnen omwonenden klachten over vliegtuiggeluid indienen bij de meldpunten
van het betreffende vliegveld. De rapportages van deze meldpunten worden met regelmaat
in de CRO geagendeerd. Een overzicht van de meldpunten is te vinden op Rijksoverheid.nl.14
CRO
24.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de samenwerkingsovereenkomst
die tussen Royal Schiphol Group en Groningen Airport Eelde is getekend openbaar kan
worden gemaakt.
IenW beschikt niet over deze samenwerkingsovereenkomst en kan deze dus niet openbaar
maken.
Aanleiding
25.
De leden van de NSC-fractie wijzen erop dat ook Eindhoven Airport een belangrijke
rol in de burgerluchtvaart vervult en vragen of overwogen is om ook deze luchthaven
in het wetsvoorstel te betrekken. Voorts vragen deze leden om een vergelijking tussen
de positie van de Commissie Overleg & Voorlichting Milieu Vliegbasis Eindhoven (COVM
Eindhoven) en die van de CRO, zoals die in dit wetsvoorstel voorzien is.
Eindhoven Airport is de civiele medegebruiker van de militaire luchthaven Eindhoven.
Dit in tegenstelling tot de andere regionale luchthavens van nationale betekenis,
die burgerluchthavens zijn.
De luchthaven Eindhoven kent een eigen overlegstructuur. Mede naar aanleiding van
het advies van Van Geel over de ontwikkeling van Eindhoven Airport «Opnieuw Verbonden»
is begin juli 2020 in goed overleg met regionale partijen besloten tot de oprichting
van een nieuwe, permanente overlegstructuur rondom Eindhoven Airport en vliegbasis
Eindhoven, het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO). Het LEO is een breed overlegplatform,
bedoeld om ontwikkelingen te bespreken rond het militair en burgerlijk gebruik van
de luchthaven Eindhoven. Het bestaat uit de Brede Overlegtafel, met daarnaast twee
kamers: de civiele kamer «Ontwikkeling Eindhoven Airport» en de militaire kamer «Commissie
Overleg en Voorlichting Milieu (COVM) Eindhoven». De wettelijke taken van de COVM
zijn hierbij niet gewijzigd. De kamer Ontwikkeling Eindhoven Airport (OEA) is het
overlegplatform over de ontwikkeling van Eindhoven Airport voor omwonenden, (Rijks)overheden,
Eindhoven Airport, belangenverenigingen (natuur, milieu, bedrijfsleven) en luchtvaartmaatschappijen.
Zowel de wettelijke taken van het COVM als van de CRO zijn vastgelegd in de Wet Luchtvaart.
Gevolgen
26.
De leden van de NSC-fractie constateren dat er in de memorie van toelichting geen
constitutionele paragraaf is opgenomen en vragen of alsnog een deze opgesteld kan
worden.
Een constitutionele paragraaf wordt in een memorie van toelichting opgenomen indien
een wetsvoorstel raakt aan nationale en internationale grondrechten. Dat is met dit
wetsvoorstel niet het geval. Het betreft alleen de (wijziging van de) wettelijke verankering
van maatschappelijke overlegplatforms voor Schiphol en de luchthavens van nationale
betekenis, de MRS respectievelijk de CRO.
MRS
Participatie
27.
De leden van de PVV-fractie vragen of een omwonende van Schiphol die werkzaam is in
de luchtvaart of bij vliegreisorganisaties, ook toegelaten zou moeten worden in de
MRS om een maatschappelijk evenwichtige afspiegeling van de omgeving Schiphol te waarborgen.
Deze leden ontvangen verder signalen dat omwonenden die werkzaam zijn in de luchtvaart
of bij vliegreisorganisaties, worden uitgesloten van de MRS en vragen of dit klopt.
Deze leden vragen of deelname aan de zogenaamde «open schil» voor omwonenden werkzaam
in de luchtvaartsector niet resulteert in een gebalanceerde maatschappelijke afspiegeling
van de omgeving van Schiphol binnen de MRS, omdat zij niet dezelfde rechten hebben
als MRS-leden.
Zie het antwoord op vraag 4.
28.
Het lid van de JA21-fractie vraagt hoe de regering verklaart dat een reizigersorganisatie
voor het openbaar vervoer (ROVER) wel lid is van de MRS, maar reis- en reizigersorganisaties,
zoals de ANVR, in de luchtvaart uitgesloten worden.
De voorzitter van de MRS krijgt de bevoegdheid om maximaal vijf maatschappelijke organisaties
te vragen een lid aan de Raad voor te dragen en deze te benoemen. Dit kunnen organisaties
zijn waarvan de belangen of achterban direct of indirect geraakt kunnen worden door
uitkomsten van de dialoog. De belangen of achterban hebben betrekking op één of meerdere
van onderstaande thema’s:
− Goed omgevingsklimaat: natuur en landschap
− Veilige, gezonde fysieke leefomgeving: gezondheid, veiligheid, klimaat
− Woonomgeving: welzijn en ruimtegebruik
− Economische omgeving: werkgelegenheid, verdienvermogen, mobiliteit
Het kabinet bemoeit zich expliciet niet met de lidmaatschappen van individuele leden
of organisaties die deel willen nemen aan de MRS. Op deze manier blijft de MRS onafhankelijk.
De verkozen leden van de MRS hebben de Natuur en Milieufederatie Noord-Holland, de
Jongeren Milieu Raad, MKB Regio Amsterdam en Reizigersvereniging Rover uitgenodigd.
Rover komt op voor de belangen van reizigers van openbaar en duurzaam vervoer en is
een kennisorganisatie, met name op het terrein van duurzaam intermodaal reizen.
29.
Het lid van de JA21-fractie vraagt hoe de regering een mogelijk belangenconflict bij
leden van de MRS die ook actief of bestuurslid zijn in belangengroepen zoals Minder
Hinder Gooise Meren, Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder, etc. of ook (lokaal)
politiek actief (geweest) zijn, beoordeelt en waarom dit verschilt van het belang
van omwonenden die in de luchtvaart werkzaam zijn (geweest) of vertegenwoordiger zijn
van reizigersorganisaties?
De MRS adviseert over de leefomgevingskwaliteit en zet zich daarmee in voor de belangen
die daaraan raken. Het door de MRS opgestelde Bestuurs- en Bewonersreglement zien
op die taakstelling en committeren deelnemende partijen daaraan.
De luchtvaartsector heeft bedrijfseconomische belangen, die niet per se hetzelfde
zijn als de maatschappelijke belangen. De luchtvaartsector en haar belangen worden
vertegenwoordigd in een andere «kolom» vanwege deze mogelijke belangenverstrengeling.
30.
Het lid van de JA21-fractie vraagt of een verankering van diverse belangengroepen
die zich tegen luchtvaart(geluid) keren binnen de MRS ook het doel is van dit wetsvoorstel
en waarom er niet is gekozen in de statuten om ruimte te creëren voor belangengroepen
die zich uitspreken voor luchtvaart.
Het was geen doel van dit wetsvoorstel om bepaalde groeperingen te verankeren. De
doelstelling volgt uit het advies Van Geel, dat tot stand is gekomen in overleg met
de diverse partijen rondom Schiphol. Als interim-voorzitter van de ORS heeft de heer
Van Geel in december 2020 advies uitgebracht over de toekomstgerichte organisatie
van het overleg met de omgeving van Schiphol.
Van Geel adviseerde het Rijk en de politiek om meer regie te nemen in de besluitvorming
rondom de luchthaven Schiphol. In de ORS is getracht met een vertegenwoordiging van
belanghebbenden rond de luchthaven in consensus (dus unanimiteit) besluiten te nemen.
Dit consensusmodel zorgde voor spanning, het vertrek van belanghebbende partijen en
compliceerde de belangenafweging. Van Geel adviseert het Rijk om deze belangenafweging
op zich te nemen en ieder deelbelang duidelijk zichtbaar te maken. Van Geel stelt
drie kolommen voor: de interbestuurlijke kolom waarin het Rijk en medeoverheden samenwerken,
een kolom met sectorpartijen en een maatschappelijke kolom. Het Rijk fungeert als
regisseur en verzamelt de belangen van elke kolom alvorens een belangenafweging te
maken.
31.
Het lid van de JA21-fractie vraagt of oprichting van de MRS is bedoeld om de vertegenwoordiging
van de maatschappelijke omgeving van Schiphol te verbeteren of om bewoners die actief
bezig zijn met beïnvloeding van Schipholbeleid te bundelen.
Het wetsvoorstel is bedoeld om de Maatschappelijke Raad Schiphol juridisch te verankeren,
zodat de wet overeenkomt met de huidige praktijk. De MRS is opgericht met als doel
om bij te dragen aan het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit rondom Schiphol.
De oprichting van de MRS is een uitkomst van een breed gedragen proces, waarbij belanghebbenden
zoals bewoners, milieufederatie, de luchtvaartsector en overheden zijn geconsulteerd.
Het ontwerp van de MRS is na deze uitgebreide consultatie (waaronder internetconsultatie)
uitgewerkt en door de Minister vastgesteld.
Financiën
32.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering duidelijkheid kan scheppen over
een gat in de begroting van de MRS van € 45.000,–.
In het oorspronkelijke ontwerp van de MRS zat een bijdrage van partijen vanuit de
luchtvaartsector en mogelijk andere partijen. Het is aan de MRS om hiervoor afspraken
te maken met andere partijen. Momenteel is dit niet aan de orde.
33.
De leden van de D66-fractie vraagt de regering hoe zij aankijkt tegen een minimumbudget
voor de MRS of een algemene verplichting voor de regering om de MRS te financieren.
Het Kabinet is het met de leden van de D66-fractie eens dat er een minimumbudget voor
de MRS moet zijn. Hiervoor is reeds € 264.000 wettelijk structureel beschikbaar. Dit
budget is echter een minimum: hiermee kan bijvoorbeeld niet worden ingezet op jongerenparticipatie
of het laten uitvoeren van onderzoek. Daarom zet de regering in om aanvullende middelen
te realiseren via de reguliere begrotingscyclus.
34.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het gebrek aan slagkracht,
dat wordt genoemd, als meer gemeentes zouden deelnemen aan de CRO, niet vooral wordt
veroorzaakt door een te beperkt budget van zowel de CRO als het MRS.
Een vermindering van de slagkracht van de CRO werd verwacht als het gevolg van een
sterke toename van het aantal leden van de CRO, als in de wet niet nader gespecificeerd
zou worden hoe de omvang van het beperkingengebied gedefinieerd zou worden. De onafhankelijke
CRO voorzitters hebben in 2019 om deze reden gepleit voor een duidelijke definiëring
van het beperkingengebied, om het aantal CRO-leden overzichtelijk te houden en het
CRO overleg werkbaar te houden.
Met ingang van 2021 is de CRO-subsidie verdubbeld van 35.000 naar 70.000 euro, cf.
motie Paternotte/Amhaouch. Deze extra middelen moeten conform de motie gebruikt worden
voor versterking van de governance van de CRO, bijvoorbeeld om extern advies in te
winnen of deskundigen in te huren. De CRO-subsidie is met ingang van 2024 opnieuw
verhoogd, naar 77.500 euro, waarmee de verhoogde bezoldiging voor CRO-voorzitters wordt opgevangen. Tot deze verhoogde bezoldiging is besloten omdat het
functieprofiel van de CRO-voorzitters is versterkt, en daarmee de verantwoordelijkheden
en tijdsbesteding van de voorzitters zijn toegenomen.
Op basis van de jaarlijks ingediende subsidie aanvragen en bijbehorende jaarverslagen
van de CRO oordeelt het ministerie dat de CRO de wettelijke taken naar behoren kan
uitvoeren binnen het huidige budget.
Naast de CRO-subsidie verleent het ministerie jaarlijks een subsidie van 50.000 euro
aan de Stichting Advisering Bewonersvertegenwoordigers Regionale Luchthavens (ABReL),
die de bewonersvertegenwoordigers inhoudelijk ondersteunt. Tot slot organiseerde het
ministerie in 2024 een kennis- en netwerkdag voor CRO-leden. Deze wordt in 2025 ook
georganiseerd
Lidmaatschap gemeenten koppelen aan het beperkingengebied 48 Lden-geluidbelasting
35.
De leden van de NSC-fractie constateren dat er een uitzondering gemaakt wordt voor
de gemeente Almere, omdat zij reeds deel uitmaakt van de CRO. Deze leden vragen of
er andere gemeenten zijn die nu deel uitmaken van een CRO en dat na dit wetsvoorstel
niet meer zullen doen.
Nee, er zijn geen andere gemeenten die nu op basis van de wet deel uitmaken van de
CRO en na deze wijziging niet meer verplicht lid zijn van de CRO.
36.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarop wordt gebaseerd dat de
slagkracht wordt ondergraven als gemeenten buiten de 48db(A)-Lden-contour zouden deelnemen aan de CRO. Tevens vragen deze leden welke maatregelen zouden
genomen kunnen worden om dat neveneffect te beperken. Ook vragen deze leden of er
geen tussenvorm mogelijk is waarbij gemeenten wel allemaal proactief een uitnodiging
ontvangen om deel te nemen, zonder dat het ze verplicht wordt.
Een vermindering van de slagkracht van de CRO werd verwacht als het gevolg van een
sterke toename van het aantal leden van de CRO, als in de wet niet nader gespecificeerd
zou worden hoe de omvang van het beperkingengebied gedefinieerd zou worden. De onafhankelijke
CRO voorzitters hebben in 2019 om deze reden gepleit voor een duidelijke definiëring
van het beperkingengebied, om het aantal CRO-leden overzichtelijk te houden en het
CRO overleg werkbaar te houden.
De CRO voorzitter kan extra leden toevoegen aan de CRO, naast de leden die in de wet-
en regelgeving verplicht worden gesteld. Daarnaast is iedere CRO verplicht tenminste
eenmaal per jaar een CRO+ te organiseren om de bredere omgeving te betrekken. De organisatie
en het uitnodigingsbeleid van de CRO+ worden overgelaten aan de onafhankelijke CRO
voorzitter.
Artikelsgewijs
Onderdeel A
37.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering te bevestigen dat het experiment geen
doorgang kan vinden, wanneer uit het overleg met de luchthaven en luchtvaartmaatschappijen
als bedoeld in het voorgestelde achtste lid volgt dat een voorgesteld experiment nadelige
gevolgen kan hebben voor de capaciteit op de luchthaven.
Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is geprobeerd zo veel mogelijk aan te sluiten
bij het artikel zoals dat in de huidige wet staat. De nieuwe overlegsituatie is daarom
in het artikel verankerd.
Omdat op voorhand niet precies valt te voorspellen welke experimenten er uitgevoerd
moeten worden, is het van belang vooraf geen onnodige beperkingen te verbinden aan
een experiment.
In lijn met het amendement dat in 2006–2007 door de Tweede Kamer is aangenomen in
het kader van de invoering van artikel 8.23a Wet luchtvaart15 moet de nadruk in de experimenten liggen bij mogelijkheden om de hinderbeleving voor
omwonenden c.q. de ondervonden geluidsoverlast in positieve zin te beïnvloeden. Daarom
is in het wetsvoorstel bepaald dat het advies over hinderbeleving moet komen vanuit
de partijen die hinder ervaren (omwonenden), in dit geval via de MRS. Mede na inbreng
van belanghebbenden is in het voorgestelde achtste lid van artikel 8.23a bepaald dat
over de ontwerpregeling overleg plaatsvindt met de luchtvaartsector en het samenwerkingsverband
van provincies en gemeenten in de Schipholregio, waarmee de Bestuurlijke Regie Schiphol
(BRS) wordt bedoeld. Hiermee worden de belangen van die partijen geborgd in de wet.
Door de verwijzing in het negende lid naar het eerste lid geldt dat ook voor regelingen
die op verzoek van de MRS worden vastgesteld.
Onderdeel B
38.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het met deze leden eens is dat werknemers
en reizigers een legitiem belang hebben en een stem verdienen in een maatschappelijke
raad voor beleid dat Schiphol aangaat en, zo ja, waarom wel en, zo nee, waarom niet.
Verder vragen deze leden hoe de statuten van de MRS ten aanzien van weigeringsgronden
op basis waarvan verkiezingen ruimte zouden bieden aan een vertegenwoordiging van
ook werknemers of reizigers, zich verhouden tot de huidige opzet van de MRS waar geen
betrokkenheid is vanuit de luchtvaart.
Zie de beantwoording van de vragen 4 en 28.
Artikel 8.36
39.
De leden van de PVV-fractie vragen op basis van welke argumentatie, in overeenstemming
met de statuten (art. 4 onder 3), een omwonende wordt uitgesloten wanneer hij of zij
werkzaam is in de luchtvaartsector, terwijl een omwonende die actief is binnen platformen
of netwerken gericht op beïnvloeding van het Schipholbeleid niet en of in beide gevallen
niet eenzelfde kans op een belangenconflict geldt.
Zie de beantwoording van de vragen 4, 28 en 29.
40.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de MRS een representatieve afspiegeling kan
zijn van bewoners in de omgeving van Schiphol, wanneer omwonenden die werkzaam zijn
in de luchtvaartsector worden uitgezonderd van posities binnen de MRS.
Zie de beantwoording van de vragen 4, 9 en 28.
41.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de regering het gerechtvaardigd acht
om medewerkers in de luchtvaarsector uit te sluiten wanneer de doelstellingen van
de MRS zijn om ook groepen te vertegenwoordigen «van wie de belangen of achterban
geraakt kunnen worden door de vraagstukken waar de MRS zich mee bezighoudt». Deze
leden vragen de regering of deze uitsluiting wenselijk is. Deze leden vragen de regering
voorts wat dit betekent voor vertegenwoordigers die een actieve rol hebben of hadden
bij (belangen)organisaties gericht op luchtvaartbeleid of Schipholbeleid.
Zie de beantwoording van vraag 29.
42.
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er in het voorgestelde
eerste lid gekozen wordt voor een ministeriële regeling om nadere regels te kunnen
stellen over de taken en de samenstelling van de MRS, of is overwogen om dergelijke
regels in een algemene maatregel van bestuur vast te laten leggen en welke voor- en
nadelen de regering daarbij ziet. Tevens vragen deze leden om een nadere duiding van
wat voor soort bepalingen in deze regeling opgenomen zouden kunnen worden en of hiervan
voorbeelden gegeven kunnen worden.
De bedoelde ministeriële regeling betreft een nadere uitwerking van de wettelijke
regeling die in het wetsvoorstel wordt voorgesteld. In de bedoelde regeling worden
zaken van organisatorische en procedurele aard geregeld en is vanwege de aard van
de bepalingen daarvoor een logisch instrument. Een voorbeeld van wat in zo’n regeling
kan worden vastgelegd is een nadere bepaling rondom de benoemingstermijnen en nadere
kaders voor lidmaatschappen. Een algemene maatregel van bestuur is hiervoor niet overwogen
gelet op de aard van de uitwerking en omdat deze minder gemakkelijk gewijzigd kan
worden vanwege de formele procedure die daarvoor moet worden gevolgd.
43.
De leden van de D66-fractie hoe de regering kijkt naar een waarborg om de MRS vroegtijdig
in beleidsvormingsproces te betrekken en hoe de regering aankijkt tegen wettelijke
waarborgen met betrekking tot het recht op informatie voor de MRS.
De termijn waarop IenW uiterlijk de MRS om advies vraagt is veranderlijk. Het kan
voorkomen – om wat voor redenen dan ook – dat er met spoed een advies gevraagd moet
worden. Het vastleggen van een termijn voor een adviesaanvraag is daarom niet wenselijk.
In het ontwerp van de MRS is vastgelegd dat de MRS adviseert over onderwerpen die
raken aan zowel de leefomgevingskwaliteit, Schiphol en luchtvaart. Op dat kader kan
de MRS IenW aanspreken. In haar relatief korte bestaan is de MRS regelmatig gevraagd
te adviseren (zie de beantwoording op vraag 15). Daarnaast zorgt de mogelijkheid voor
de MRS om ongevraagd advies uit te brengen ervoor dat de MRS altijd kan adviseren
als zij van mening is dat dit relevant is voor beleidsvorming of regelgeving.
Het wetsvoorstel gaat uit van een inspanningsverplichting om de MRS zo goed en tijdig
mogelijk te informeren om haar adviseringstaak te kunnen vervullen.
Het is helaas niet realistisch en onwenselijk dat alle informatie, ongefilterd, met
de MRS wordt gedeeld. Het selecteren van de juiste informatie helpt om de hoeveelheid
werk behapbaar te houden voor de leden van de MRS. Bovendien is informatie soms bedrijfsgevoelig,
betreft het internationale relaties met andere landen of belangen van de Staat. Indien
informatie niet gedeeld kan worden met de MRS, wordt dit altijd beargumenteerd.
Artikel 8.37
44.
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er in het voorgestelde
vierde lid gekozen wordt voor een ministeriële regeling om nadere regels te kunnen
stellen over de eventuele ontbinding van de MRS door de Minister en of ook overwogen
is om dergelijke regels in een algemene maatregel van bestuur vast te laten leggen.
Voorts vragen deze leden welke voor- en nadelen de regering daarbij ziet. Tevens vragen
deze leden om een nadere toelichting in wat voor gevallen hieraan gedacht zou kunnen
worden. Tenslotte vragen deze leden of de regering kan bevestigen dat een dergelijk
besluit tot ontbinding door de Minister alleen in een uiterst noodscenario plaats
zal moeten vinden (en daarmee een laatste redmiddel is) en pas ingezet dient te worden
wanneer alle alternatieven zijn uitgeput.
Artikel 8.37, vierde lid, bepaalt dat de MRS bij besluit van de Minister kan worden
ontbonden. Uiteraard zal deze bevoegdheid alleen worden ingezet als er geen andere
oplossing meer is. Een reden voor ontbinding zou kunnen zijn het ontbreken van (een
deel van de) leden of het niet adequaat functioneren van de MRS waardoor de wettelijke
taken onvoldoende kunnen worden vervuld. Ook de voorzitter van de MRS kan zelf een
verzoek tot ontbinding indienen. De ministeriële regeling is bedoeld voor bijvoorbeeld
regels over de verdere afwikkeling van de ontbinding. De redenen voor de keuze voor
een ministeriële regeling zijn dezelfde als in het antwoord op vraag 42 zijn beschreven.
45.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de wet is opgenomen dat de Minister
de voorzitter van de MRS benoemt, schorst en ontslaat. De voorzitter heeft vervolgens
de bevoegdheid om leden te benoemen, schorsen en ontslaan. Deze leden maken zich zorgen
over de onafhankelijkheid van de MRS en vragen hoe wordt gewaarborgd dat de MRS onafhankelijk
kan opereren als de Minister de voorzitter benoemt en waarom er niet voor is gekozen
om de leden een eigen voorzitter te laten kiezen.
In lijn met andere adviesorganen, zoals bijvoorbeeld de Sociaaleconomische Raad (SER),
wordt de voorzitter door het Rijk benoemt. Dit zorgt ervoor dat de MRS in staat blijft
om haar wettelijke taken goed uit te voeren, omdat het Rijk hier vanuit haar systeemverantwoordelijk
op kan monitoren. Wel is in het wetsvoorstel opgenomen dat dit gebeurt in overleg
met de betrokken disciplines. Er is verder geen inhoudelijke sturing op de samenstelling,
werkzaamheden of advisering van de MRS.
Artikel 8.38
46.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze alsnog kan worden gewaarborgd
dat omwonenden van Schiphol die in de luchtvaartsector werkzaam zijn, hun hinderbeleving
kunnen delen, gelet op het feit dat deze omwonenden niet welkom zijn volgens het Reglement
Bewonersvertegenwoordiging.
Zie het antwoord op onder andere vraag 4.
Artikelen IV en V
47.
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat met het instellen van de MRS een aantal
partijen uit de huidige CROS hun al vastgelegde wettelijke taak op basis van artikel
8.23a van Wet Luchtvaart, niet meer kunnen en mogen uitoefenen om advies uit te brengen
of een experiment een gunstig effect kan hebben op de hinderbeleving. Deze leden vragen
hoe de regering hiertegen aankijkt en of de regeling dit gewenst vindt.
In lijn met het amendement dat in 2006–2007 door de TK is aangenomen in het kader
van de invoering van artikel 8.23a Wet luchtvaart16 moet de nadruk in de experimenten liggen bij mogelijkheden om de hinderbeleving voor
omwonenden c.q. de ondervonden geluidsoverlast in positieve zin te beïnvloeden. Daarom
is in het wetsvoorstel bepaald dat het advies over hinderbeleving moet komen vanuit
de partijen die hinder ervaren (omwonenden), in dit geval via de MRS. Mede na inbreng
van belanghebbenden is in het voorgestelde achtste lid van artikel 8.23a bepaald dat
over de ontwerpregeling overleg plaatsvindt met de luchtvaartsector en het samenwerkingsverband
van provincies en gemeenten in de Schipholregio, waarmee de Bestuurlijke Regie Schiphol
(BRS) wordt bedoeld. Hiermee worden de belangen van die partijen geborgd in de wet.
Door de verwijzing in het negende lid naar het eerste lid geldt dat ook voor regelingen
die op verzoek van de MRS worden vastgesteld.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat