Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Oostenbrink en Rikkers-Oosterkamp over het bericht ‘Kabinet zet streep door nieuwe tandartsopleiding in Rotterdam, Zeeland teleur gesteld; Absoluut onwenselijke situatie
Vragen van de leden Oostenbrink en Rikkers-Oosterkamp (beiden BBB) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Kabinet zet streep door nieuwe tandartsopleiding in Rotterdam, Zeeland teleurgesteld: «Absoluut onwenselijke situatie»» (ingezonden 22 april 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister Agema
(Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 28 mei 2025).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het nieuwsbericht «Kabinet zet streep door nieuwe tandartsopleiding
in Rotterdam, Zeeland teleurgesteld: «Absoluut onwenselijke situatie»» van de Provinciale
Zeeuwse Courant (PZC)? Zo ja, kunt u dit besluit nader toelichten?1
Antwoord 1
Wij zijn op de hoogte van dit nieuwsbericht. Het artikel verwijst naar de Kamerbrief
die eerder dit jaar met de Kamer is gedeeld over de voortgang Capaciteitsplan initiële
opleidingen2. In deze brief staat het besluit om de opleidingsduur van de opleiding Tandheelkunde
niet tot 5 jaar in te korten maar op 6 jaar te handhaven. In de brief en hieronder
in het antwoord op vraag 9 staat toegelicht waarom daarvoor is gekozen.
De Kamerbrief gaat niet over het starten van een nieuwe opleiding. Daarvoor geldt
een vast proces. Het initiatief voor het starten van een nieuwe opleiding ligt bij
de instelling en het werkveld, niet bij het ministerie. Over het starten van een nieuwe
opleiding ontvangt de Minister van OCW onafhankelijk advies van de Commissie Doelmatigheid
Hoger Onderwijs (CDHO). Het Ministerie van OCW heeft hierover geen besluit genomen
en er staat hierover ook niets beschreven in eerdergenoemde Kamerbrief.
Vraag 2
Wat vindt u van het besluit, gezien het grote tekort aan tandartsen in Zeeland?
Antwoord 2
De urgentie om meer tandartsen op te leiden is onverminderd groot. Zoals ook in de
Kamerbrief van 17 maart jl. staat beschreven, worden 31 opleidingsplaatsen op korte
termijn gerealiseerd, namelijk in de studiejaren 2025–2026 (26) en 2026–2027 (5).
Het totaal aantal opleidingsplaatsen Tandheelkunde komt hiermee jaarlijks op 290.
Aan het einde van dit jaar wordt de eerstvolgende raming van het Capaciteitsorgaan
verwacht. Op basis daarvan zal bezien worden of een aanvullende uitbreiding noodzakelijk
is en of dit binnen het totale aanbod van zorgopleidingen en het dan geldende budgettaire
kader is in te passen. In de tussentijd roepen we de relevante onderwijsinstellingen
op om te (laten) onderzoeken waar zij vanuit hun rol en verantwoordelijkheid kunnen
bijdragen aan mogelijke oplossingen voor knelpunten in het mondzorglandschap. Waaronder
begrepen het knelpunt van regionale spreiding van mondzorgcapaciteit. De instellingen
hebben aangegeven in gesprek te willen gaan over mogelijke oplossingen en daarbij
ook het Erasmus MC te willen betrekken.
Vraag 3
Wat vindt u er tevens van dat Zeeuwse patiënten vaak niet terecht kunnen bij een tandarts
in de buurt en hoe weegt u dit af tegen het belang van toegankelijke mondzorg dichtbij?
Antwoord 3
Wij vinden voldoende toegankelijke mondzorg belangrijk. Om die reden investeren wij
in het extra opleiden van tandartsen. Daarnaast hebben zorgverzekeraars voor de mondzorg
die geleverd wordt uit het basispakket een zorgplicht. De mondzorgverlener moet onder
meer binnen een reistijd van niet meer dan 45 minuten bereikbaar zijn voor burgers
en de toegangstijd tot behandeling bedraagt maximaal 3 weken. Zie de bepalingen hierover
in de beleidsregel toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars zvw3.
Vraag 4
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om het beroep van mondhygiënist te reguleren binnen
het zware regime van de Wet BIG in Zeeland en zou u willen onderzoeken welke kansen
dit biedt?
Antwoord 4
De patiëntveiligheid, kwaliteit van zorg en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt is
met de huidige regulering van de mondhygiënist in het lichte regime (artikel 34) van
de Wet BIG voldoende geborgd. Mede door de bestaande functionele zelfstandigheid en
de mogelijkheden van de Wet BIG opdrachtregeling. Dit is ook toegelicht op 12 november
2024 in de Verzamelbrief Wet BIG4 en op 16 december 2024 in de beantwoording op de Kamervragen naar aanleiding van
deze brief5. Het is dan ook niet aan de orde om het beroep mondhygiënist wettelijk te reguleren
in het zware regime (artikel 3) van de Wet BIG.
Vraag 5
Welke prioriteit heeft het oplossen van het tandartsentekort in Zeeland voor u en
staat dit besluit niet haaks op de doelstelling van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport om personeelstekorten in de zorg op te lossen?
Antwoord 5
Zeeland heeft te maken met een lage tandartsdichtheid. Het Capaciteitsorgaan neemt
deze ontwikkelingen mee in het aankomende advies voor de benodigde instroom in de
opleiding Tandheelkunde. Los van de regionale tekorten aan tandartsen tekent zich
in de breedte van de mondzorg een toenemende krapte op de arbeidsmarkt af. De noodzaak
om voldoende tandartsen op te leiden blijft groot. Op basis van het advies van het
Capaciteitsorgaan in 2022 en de beschikbare budgettaire ruimte zijn 31 extra plaatsen
toegekend. Het volgende advies wordt eind van dit jaar verwacht. Naar aanleiding van
dat advies wordt bezien of een aanvullende uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen
voor Tandheelkunde noodzakelijk is, en of dit binnen het totale aanbod aan zorgopleidingen
en de dan geldende budgettaire kaders is in te passen.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat dit besluit onverantwoord is gezien het feit dat 25% van
de Zeeuwse tandartsen de komende vijf jaar met pensioen gaat? Zo niet, hoe gaat u
het tandartsentekort in Zeeland dan oplossen?
Antwoord 6
Zie antwoorden vraag 1, 2 en 5.
Vraag 7
Bent u het ermee eens dat inzet van Spaanse, Poolse of Duitse tandartsen geen structurele
oplossing biedt voor het tandartsentekort in Zeeland?
Antwoord 7
Binnen het huidige beleid is het al mogelijk om buitenlands gediplomeerd zorgpersoneel
in te zetten, mits zij voldoen aan de relevante wet- en regelgeving. Het kabinet zet
niet actief in op arbeidsmigratie om de krapte op de arbeidsmarkt in de zorg op te
lossen. Om een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort af te wenden, zet de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in op drie lijnen, te weten het halveren van
de administratietijd in 2030, de juiste inzet van medewerkers en het vergroten van
vakmanschap en werkplezier. Mogelijke oplossingen voor de arbeidsmarkttekorten in
Nederland en daarmee ook de tekorten aan tandartsen in Zeeland, zullen langs deze
drie lijnen ontwikkeld worden.
Vraag 8
Hoe rechtvaardigt u het besluit om een provincie met een enorm tandartsentekort de
mogelijkheid voor een opleiding in de buurt te ontnemen?
Antwoord 8
Over het starten van een nieuwe opleiding is geen besluit genomen. Voor het starten
van een nieuwe opleiding geldt een vastgestelde procedure. Het initiatief voor het
starten van een nieuwe opleiding ligt bij de instellingen en het werkveld.
Zie verder het antwoord op vraag 1 en 2.
Vraag 9
Waarom is het nog steeds niet mogelijk om de tandartsopleiding te verkorten van zes
naar vijf jaar en hoe kijkt u naar het feit dat in de meeste EU-landen de opleiding
maar vijf jaar duurt?
Antwoord 9
De uitgangspunten van het vorige kabinet om de opleidingsduur van de opleiding Tandheelkunde
te verkorten van 6 naar 5 jaar kwamen destijds voort uit de urgentie om snel meer
tandartsen op te leiden. Daarnaast om te voldoen aan de budgettaire kaders. En tot
slot aan de EU minimumeisen. Deze uitgangspunten blijven staan. Maar gebleken is dat
de urgentie om snel meer tandartsen op te leiden met het oorspronkelijke kabinetsbesluit
niet wordt geadresseerd. Door de late vrijval van middelen voor extra opleidingsplekken
en de sterke weerstand uit het veld tegen de verkorting van de opleidingsduur, is
besloten de bestaande opleidingsduur Tandheelkunde van 6 jaar te handhaven. Eerder
heeft ook de Commissie Onderzoek Verkorting Opleiding Tandheelkunde (COVOT) ook al
gesteld dat het niet mogelijk is met een curriculum van 5 jaar kwalitatief goede tandartsen
op te leiden, die voldoen aan de beroepsvereisten. En ook dat opleidingen in andere
landen niet vergelijkbaar zijn met de Nederlandse situatie en curriculum. Voor de
volledige reactie verwijzen wij uw leden naar de Kamerbrief van 17 maart 2025.
Vraag 10
Hoe rechtvaardigt u het plan om de opleidingen in te korten af te wijzen, puur omdat
de opleidingen kritisch waren en waarom kunnen andere Europese landen het wel, maar
Nederland niet?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 9. Voor de volledige reactie verwijzen wij uw leden naar
de Kamerbrief van 17 maart 2025.
Vraag 11
Hoe rechtvaardigt u het besluit om de 31 extra plaatsen te verdelen over bestaande
locaties in Groningen, Nijmegen en Amsterdam, terwijl Zeeland juist een aparte opleidingslocatie
in Rotterdam nodig heeft?
Antwoord 11
Voor het starten van een nieuwe opleiding geldt een vastgestelde procedure (zie antwoord
op vraag 1 en 2). Het initiatief ligt bij de instellingen en het werkveld.
Vraag 12
Kunt u aangeven waarom de tandartsopleidingen kritisch waren over het inkorten van
de studie?
Antwoord 12
Zie antwoord op vraag 9. Voor de volledige reactie verwijzen wij uw leden naar de
Kamerbrief van 17 maart 2025.
Vraag 13
Kunt u toelichten waarom er pas vanaf 2033 genoeg geld vrij zou zijn om meer studenten
toe te laten?
Antwoord 13
Voor het verkorten van de opleidingsduur moet de wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk
onderzoek (WHW) worden aangepast. Ook kost het invoeren van een nieuw curriculum tijd.
Naar schatting kan de studieduur pas in studiejaar 2028–2029 worden aangepast. Financiële
vrijval ontstaat pas als de eerste groep studenten waarvoor het 5-jarige curriculum
geldt de opleiding na 5 jaar heeft afgerond. De besparing zou dan pas vanaf studiejaar
2033–2034 kunnen worden ingezet.
Vraag 14
Kunt u toezeggen om alsnog de 86 extra plekken en de opleiding in Rotterdam te realiseren,
zoals eerder beloofd?
Antwoord 14
Eind 2025 wordt de eerstvolgende integrale raming van het Capaciteitsorgaan verwacht.
Naar aanleiding van dat advies wordt bezien of een aanvullende uitbreiding van het
aantal opleidingsplaatsen voor Tandheelkunde noodzakelijk is, en of dit binnen het
totale aanbod aan zorgopleidingen en de dan geldende budgettaire kaders is in te passen.
Vraag 15
Ziet u mogelijkheden om op een andere manier te zorgen voor een tandartsopleiding
in Rotterdam? Zo ja, kunt u toezeggen een plan hiervoor te ontwikkelen?
Antwoord 15
Voor het starten van een nieuwe opleiding geldt een vast proces. Het is aan de instellingen
en het werkveld om te bepalen of zij een nieuwe opleiding willen starten, niet aan
het ministerie (zie verder antwoord op vraag 1 en 2).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.