Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 701 Wijziging van de Faillissementswet en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Verordening 2024/886 betreffende instantovermakingen in euro’s (Implementatiewet verordening instantovermakingen in euro’s)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 28 mei 2025
Inleiding
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
gestelde vragen. De vragen worden zo veel mogelijk beantwoord in de volgorde van het
door de commissie uitgebrachte verslag. Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in
onderwerp, gezamenlijk beantwoord zijn, is dit vermeld.
1 Inleiding
De leden van de VVD- en de NSC-fractie constateren dat de verordening op 8 april 2024
in werking is getreden en dat de implementatie van de wijzigingen in de richtlijnen
uiterlijk 9 april 2025 moet zijn afgerond. Het is inmiddels begin april 2025, dus
de deadline van 9 april 2025 gaat niet gehaald worden. Waarom is de implementatiewet
niet tijdig bij het parlement ingediend? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie
wat de gevolgen zijn van het missen van de deadline.
De leden merken terecht op dat de verordening op 8 april 2024 in werking is getreden.
De verordening werkt rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde, enkel de gewijzigde
bepalingen aan de twee richtlijnen moeten worden geïmplementeerd. Daarnaast is het
uitvoeringsbesluit al in werking getreden. Dankzij dit besluit zijn de verplichtingen
uit de verordening handhaafbaar gesteld voor de toezichthouders (DNB en de AFM). Dit
implementatiewetsvoorstel ziet op de wijzigingen aan de richtlijnen die op wetsniveau
moeten worden doorgevoerd. Deze wijzigingen zien voornamelijk op het mogelijk maken
van directe toegang tot betaalsystemen voor betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen.
De verordening is in maart 2024 gepubliceerd en de implementatiewet is op 1 maart
2025 bij uw Kamer ingediend. Een implementatiedeadline van een jaar is te kort om
het wetgevingsproces te doorlopen in Nederland, aangezien de gemiddelde doorlooptijd
van een implementatiewetsvoorstel circa twee jaar bedraagt. Zo is er tijd nodig geweest
om het implementatiewetsvoorstel openbaar te consulteren, uitvoerings- en handhavingstoetsen
uit te vragen en moet het voorstel voor advies aan de Raad van State worden aangeboden.
Er is hard gewerkt om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in te dienen, waarbij de
zorgvuldigheid niet uit het oog is verloren.
De Europese Commissie is op de hoogte gesteld van de huidige stand van zaken rondom
de implementatie van de verordening. Wanneer een lidstaat Europese wetgeving niet
uitvoert, kan dit leiden tot een inbreukprocedure. Het is niet waarschijnlijk dat
het in dit geval zal leiden tot een procedure omdat de Commissie op de hoogte is van
het feit dat er actief aan de implementatie wordt gewerkt. Daarnaast zijn er 14 andere
lidstaten die ook nog geen implementatiemiddelen genotificeerd hebben aan de Europese
Commissie, waaronder België, Frankrijk, Oostenrijk en Spanje.
Deze leden merken op dat het bij deze implementatiewet gaat om de implementatie van
de verordening en de richtlijnen. Deze leden vragen in hoeverre is er sprake van nieuwe
koppen op EU-regelgeving. In hoeverre zitten er in de bestaande wet- en regelgeving
in Nederland al koppen op EU-regelgeving voor dit onderwerp? Graag vragen deze leden
om eventuele koppen concreet te benoemen.
Er is geen sprake van nieuwe koppen op EU-regelgeving. Daarnaast zijn er ook geen
nationale koppen voor dit onderwerp in de bestaande wet- en regelgeving.
2 Aanleiding en doel van de verordening
De leden van de VVD-fractie merken op dat in Nederland bijna alle Europese overschrijvingen
die via internetbankieren en mobiele bankapps zijn geïnitieerd al als instantovermaking
worden verwerkt. Daarnaast is het bij meer dan 95 procent van de betaalrekeningen
in Nederland mogelijk om instantovermakingen te verzenden en te ontvangen. Wat is
de reden dat bij vijf procent van de betaalrekeningen de overgemaakte bedragen niet
direct op de rekening staan?
Een instantovermaking kan alleen verwerkt worden wanneer de betaaldienstverlener is
aangesloten en deze dienst aanbiedt aan zijn klanten. Voor de inwerkingtreding van
de verordening bood een groot deel van alle betaaldienstverleners in Nederland al
op eigen initiatief instantovermakingen aan waardoor het nu al voor meer dan 95% van
de betaalrekeningen in Nederland mogelijk is om instantovermakingen in euro’s te ontvangen
en te verzenden. Echter, niet iedere betaaldienstverlener bood deze dienstverlening
aan, waardoor een deel van de betaalrekeningen geen toegang had tot instantovermakingen.
Wat is daarvan de oorzaak, vragen ook de leden van de NSC-fractie. Om wat voor overmakingen
gaat dat? Hoe snel kan nu gezorgd worden dat die laatste vijf procent ook wordt gerealiseerd?
Wat moet er nog gebeuren door de bedrijven om die laatste vijf procent mogelijk te
maken?
Dat nog niet alle betalingen instant verwerkt worden heeft ermee te maken dat niet
alle betaaldienstverleners al instantovermakingen aanbieden. Instantovermakingen werden
tot nu toe op vrijwillige basis en eigen initiatief aangeboden door banken en andere
betaalrekeningaanbieders. Op grond van deze vrijwillige basis, kan in Nederland reeds
95% van de betaalrekeningen op dit moment instantovermakingen ontvangen en verzenden.
Daarnaast worden nog niet alle type betalingen instant verwerkt. Zogenaamde pakketbetalingen,
waarbij meerdere betalingsopdrachten als een gebundeld pakket in een keer worden verwerkt,
worden bijvoorbeeld nog niet altijd instant verwerkt. De verordening legt de verplichting
op aan iedere betaaldienstverlener die ook reguliere overboekingen in euro aanbiedt
om instantovermakingen aan te bieden.
Betaaldienstverleners die zich bevinden in een lidstaat die de euro als munt heeft,
moeten de mogelijkheid van het ontvangen van instantovermakingen in euro’s uiterlijk
op 9 januari 2025 aanbieden. Daarnaast moeten zij de mogelijkheid van het verzenden
van instantovermakingen in euro’s uiterlijk op 9 oktober 2025 aanbieden. Daarnaast
verplicht de verordening ook om pakketbetalingen instant te verwerken. Op deze manier
worden zoveel mogelijk overboekingen instant verwerkt. Betaaldienstverleners die nog
geen instantovermakingen aanbieden moeten hun systemen hierop aanpassen.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat bijna alle overboekingen in Nederland
al instantovermakingen zijn. Klopt het dus dat bijna niemand iets gaat merken van
het voorliggende wetsvoorstel? Zo nee, wie gaat er wel iets merken en wat dan precies?
Er zijn geen recente cijfers van de verhouding instantovermakingen ten opzichte van
reguliere overboekingen in Nederland. Wel worden bijna alle eenmalige overboekingen
verwerkt als instantovermakingen. Ten opzichte van inwoners uit lidstaten waar instantovermakingen
nog niet de standaard zijn, zullen Nederlanders relatief weinig verschil merken van
de introductie van deze verordening voor zover het gaat over binnenlandse transacties.
De circa vijf procent van de betaalrekeningen in Nederland die nu geen instantovermakingen
kunnen verzenden of ontvangen, zullen dit straks wel kunnen.
Het grootste verschil zal zijn bij grensoverschrijdende betalingen binnen het SEPA-gebied,
die zullen sneller verwerkt worden dan voorheen. Daarnaast worden betaaldienstverleners
verplicht om hun betaalrekeninghouders een dienst aan te bieden waarbij kan worden
gecontroleerd of het ingevoerde rekeningnummer (het IBAN) en de naam van de ontvanger
(de begunstigde) van de betaling overeenkomt met de naam zoals die bij de betaaldienstverlener
bekend is. Een deel van de banken biedt momenteel al de zogenoemde IBAN-naam check
aan, maar dit geldt niet voor alle banken. Voor betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
geldt dat zij dankzij het wetsvoorstel directe toegang kunnen krijgen tot betalingssystemen.
Dit betekent dat deze instellingen niet langer afhankelijk zijn van een bank voor
toegang tot deze systemen. Dit kan in de toekomst leiden tot nieuwe en meer efficiëntere
betaaldiensten.
Deze leden vragen ook welk gedeelte van de betalingen in Nederland nog geen instantovermaking
is? Hoeveel en welke bedrijven zullen hun bedrijfsvoering aan moeten passen als gevolg
van het voorliggende wetsvoorstel?
Zoals hierboven genoemd, zijn er geen recente cijfers van het aantal instantovermakingen
in Nederland. Bij de impact assessment voor de verordening van de Commissie staan
wel cijfers opgenomen. Deze cijfers zijn afkomstig uit 2021. Het percentage voor Nederland
lag destijds op ongeveer 25%. Het is echter onduidelijke welke cijfers hier exact
zijn meegenomen door de Commissie. Wel is bekend dat het voor 95% van de betaalrekeningen
mogelijk is om instantovermakingen uit te voeren.
Betaalrekeninghouders, dus banken maar ook sommige betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen,
moeten hun bedrijfsvoering aanpassen. Het betreft ongeveer 25 tot 30 aanbieders. De
aanpassingen die zij moeten doorvoeren zijn op grond van de wijzigingen aan de verordening
en niet op grond van het voorliggende wetsvoorstel. Dit voorstel past enkel de wettekst
aan zodat het mogelijk wordt voor betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
om direct deel te nemen aan betaalsystemen. Voor grootbanken, die momenteel al instantovermakingen
aanbieden, worden de eenmalige kosten om aan de verplichtingen uit de verordening
te voldoen geschat op 10 tot 15 miljoen euro per bank. Er is vooralsnog geen zicht
op de jaarlijks terugkeerde kosten. Voor een kleine en middelgrote banken die reeds
instantovermaking aanbieden worden de kosten geschat op 0,5 tot 2,5 miljoen euro.
Voor kleine en middelgrote banken die nog geen instantovermakingen aanbieden, worden
de kosten geschat op ongeveer 3 miljoen euro per bank. Deze kosten zijn gebaseerd
op input vanuit de sector. De kosten voor grootbanken zijn hoger dan kleinere banken
omdat zij een complexere infrastructuur hebben met een breder aanbod van betaaldiensten.
Tenslotte vragen de leden van de NSC-fractie waarom in de Europese Unie maar 19 procent
van alle betalingen instantovermakingen zijn? Waarom lopen andere landen achter bij
Nederland als het gaat om instantovermakingen?
Ten minste een derde van de betaaldienstaanbieders in de Europese Unie bood ten tijde
van het opstellen van de verordening nog geen instantovermakingen aan. Voor betaalrekeninghouders
die aangesloten zijn bij deze betaaldienstverleners is het dus niet mogelijk om instantovermakingen
te ontvangen of te verzenden. Daarnaast worden instantovermakingen in andere EU-landen
soms aangeboden als premiumdienst (ten opzichte van «reguliere» Europese overschrijvingen),
waar extra kosten voor in rekening worden gebracht. Uit het impact assessment van
de Commissie volgt dat er verschillende oorzaken zijn voor het lage gebruik van instantovermakingen.
Zo zijn er te weinig prikkels voor betaaldienstverleners om instantovermakingen in
euro aan te bieden aan de betaler. Ook worden er veel instantovermakingen afgewezen
doordat personen ten onrechte worden gemarkeerd als verdacht bij de sanctiescreening.
Daarnaast wordt de betaler in veel lidstaten afgeschrikt door de hogere transactiekosten
voor instantovermakingen ten opzichte van een alternatieve betaling en is de betaler
volgens de Commissie bezorgd over de veiligheid van instantovermakingen.
Betaalverzoeken zijn in inmiddels in Nederland heel gewoon, zo merken de leden van
de VVD-fractie op. Toch is het vaak niet mogelijk om Europees een betaalverzoek te
versturen, bijvoorbeeld een Nederlander naar een Spanjaard, ondanks dat de betaalinstellingen
in beide landen de euro gebruiken. Waarom is dit? Zit hier regelgeving in de weg en
zo ja, welke regelgeving? Ziet de regering mogelijkheden om dit te verhelpen?
Wanneer een betaalrekening uit een ander Europees land niet wordt geaccepteerd voor
het doen van overschrijvingen of incasso’s kan er mogelijk sprake zijn van IBAN-discriminatie.
Het overmaken van geld tussen een Nederlandse en Spaanse rekening moet dus, zonder
extra kosten, mogelijk zijn. Betaalverzoeken vallen echter niet onder het verbod op
IBAN-discriminatie. Daarnaast zijn grensoverschrijdende betaalverzoeken vaak niet
mogelijk omdat ze in Nederland vaak gekoppeld zijn aan iDeal. Dit is een Nederlandse
betaaloplossing die niet altijd wordt ondersteund in andere landen. Er zijn wel verschillende
marktinitiatieven die momenteel werken aan betaalverzoeken die ook werken buiten de
landsgrenzen, zoals bijvoorbeeld de European Payments Initiative (EPI) met Wero, wat
gebaseerd is op iDeal.
3.1 Single Euro Payments Area (SEPA)-verordening
De leden van de VVD-fractie merken op dat deze regelgeving regelt dat de wijze van
sanctiescreening wordt gewijzigd voor instantovermakingen. De huidige werkwijze is
dat instantovermakingen op transactiebasis gescreend worden aan de hand van sanctielijsten.
Met de komst van deze verordening worden betalingsdienstaanbieders verplicht om periodiek
en ten minste dagelijks na te gaan of hun betalingsdienstgebruikers aan gerichte financiële
beperkende maatregelen onderworpen personen of entiteiten zijn, en mogen zij niet
langer een op transacties gebaseerde screening toepassen. Leidt een verschuiving van
toezicht op basis van transacties naar ten minste dagelijks toezicht op betalingsdienstgebruikers
niet tot extra regeldruk? Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.
Met de verordening zullen betalingsdienstaanbieders voor transacties die onder de
reikwijdte van de verordening vallen niet langer bij iedere transactie zowel de verzender
als de ontvanger hoeven te controleren. Ze hoeven alleen nog dagelijks te controleren
of de eigen klanten/gebruikers op een sanctielijst opgenomen zijn. Dit komt in plaats
van de praktijk waarbij banken zowel hun klantenbestand als individuele transacties
screenen. De wijziging leidt daarom niet tot extra regeldruk, eerder tot een afname
van de regeldruk.
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de kosten die voor een instantovermaking
in rekening mogen worden gebracht niet hoger mogen zijn dan voor een normale betaling.
Zouden deze kosten niet sowieso nul euro moeten zijn? Immers de marginale kosten van
een betaaltransactie zijn toch meestal ook nul euro?
Een betaaldienstverlener maakt altijd kosten voor het verwerken van een transactie,
zowel bij een instantovermaking als een reguliere overboeking. De manier waarop deze
kosten worden doorberekend aan de consument wisselt echter. In Nederland wordt er
door vrijwel alle banken aan particulieren geen kosten per transactie gerekend, ook
niet voor instantovermakingen. De kosten worden, onder meer, doorberekend in de tarieven voor het betaalpakket.
In sommige andere Europese landen zijn reguliere transacties gratis, maar worden er
wel kosten doorgerekend voor instantovermakingen. In andere landen worden er ook kosten
in rekening gebracht voor reguliere transacties, en zijn instantovermakingen nog duurder.
De leden merken terecht op dat de kosten voor een instantovermaking niet hoger mogen
zijn dan een normale betaling om het gebruik van instantovermakingen te bevorderen.
In Nederland zal dit waarschijnlijk weinig gevolgen hebben, omdat banken hier momenteel
voor instantovermakingen geen kosten in rekening brengen, net zoals bij niet-instantovermakingen. In andere lidstaten waar er wel hogere kosten voor instantovermakingen
worden gerekend wordt dit met het van kracht worden van de verordening niet meer mogelijk.
Dit betekent alleen niet dat ze per definitie nul euro kosten als er voor reguliere
transacties wel kosten worden doorgerekend.
Deze leden vragen ook hoe een op «transacties gebaseerde screening» er momenteel uit
ziet? Gebeurt dit door middel van algoritmes? Kan dit niet discriminatie in de hand
werken? Op welke manier gaat de screening van gebruikers nu plaatsvinden?
Een screening op transacties betekent dat een betaaldienstaanbieder bij een betaling
een check doet of de betaler en/of de ontvanger op een sanctielijst staat of dat er
andere sancties van toepassing zijn op de transactie. Het verschilt per aanbieder
hoe deze screening wordt uitgevoerd en in hoeverre hier gebruikt wordt gemaakt van
algoritmes. In alle gevallen moet dit screenen in lijn met de wettelijke eisen uit
onder meer de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat er een risico op (ervaren) discriminatie
is bij de toepassing van sancties. Samen met toezichthouders en de banken zet ik me
er dan ook voor in om dit te voorkomen. Er lopen hier verschillende acties. Voor meer
informatie over de stand van zaken van deze acties verwijs ik naar mijn Kamerbrief
uit december 2024.1
In de nieuwe situatie zorgt de verordening ervoor dat betaaldienstaanbieders dagelijks
controleren of hun eigen klanten op de sanctielijst staan of op een andere manier
betrokken zijn bij sancties, in plaats van dat ze alle individuele transacties screenen.
Het is aan de aanbieder zelf om te bepalen hoe zij dat doen.
Hiernaast vragen de leden van de NSC-fractie welke aanvullende nationale eisen worden
gesteld aan screening op sanctielijsten (zoals Rusland of terrorismefinanciering)?
Wie houdt hier toezicht op? Is dat DNB? Is dat de AFM? Brengt deze screening extra
kosten met zich mee voor de eindgebruikers/consumenten?
De manier waarop sanctiescreening moet worden verricht, wordt voor de sanctieregimes
die onder de reikwijdte van de verordening vallen vastgesteld door de verordening.
Er worden in dit geval geen aanvullende nationale eisen gesteld. Het EU-regime komt
in plaats van de nationale regelgeving en leidt dan ook niet tot extra kosten dan
in de huidige situatie. Aangezien de verordening voorschrijft dat niet elke individuele
transactie hoe te worden gescreened, maar dat er dagelijks naar het eigen klantenbestand
gekeken moet worden, kan er zelfs een regeldrukverlaging uit voortvloeien. Voor regimes
die buiten de reikwijdte van de verordening vallen (vb. de nationale sanctielijst
terrorisme) geldt dat bepalingen over het screenen op sancties die zijn opgenomen
in de Regeling toezicht Sanctiewet 1977 van kracht blijven. Het toezicht wordt voor
betaaldienstaanbieders in beide gevallen gehouden door DNB. Voor andere financiële
instellingen verschilt het per type instelling of DNB of de AFM de toezichthouder
is. DNB en de AFM houden echter geen toezicht op individuele schendingen van sancties
en stellen deze individuele overtredingen ook niet vast. Wel kunnen DNB en AFM ingrijpen
als instellingen hun systemen niet op orde hebben om effectief te voldoen aan de sanctie-eisen.
Bij individuele overtredingen van de sanctiewet door instellingen kan er wel strafrechtelijk
ingegrepen worden.
Ook vragen de leden van de NSC-fractie of instantovermakingen in Nederland voor alle
consumenten en bedrijven beschikbaar worden, ongeacht hun type rekening of bank. Hoe
wordt geborgd dat ook kleinere banken of nichebanken (zoals digitale banken of buitenlandse
vestigingen) voldoen aan de verplichting tot instantovermaking? Hoe wordt geborgd
dat die kosten niet hoger zijn dan bij reguliere overschrijvingen, zoals de verordening
vereist?
Instantovermakingen worden, zoals ook door de leden beschreven, voor alle consumenten
en bedrijven in Nederland beschikbaar, ongeacht hun type rekening of bank. Iedere
betaaldienstverlener wordt verplicht om instantovermakingen aan te bieden. De AFM
houdt toezicht op de kosten van de overschrijvingen. Wanneer de kosten voor instantovermakingen
hoger zijn dan voor reguliere overschrijven, kan er een boete worden opgelegd. Dit
geldt ook voor wanneer betaaldienstverlener geen instantovermakingen aanbiedt. Als
het voor een betaaldienstverlener te prijzig is om instantovermakingen aan te bieden,
kan de betaaldienstverlener aansluiten bij een bank die reeds instantovermakingen
aanbiedt. Overigens zorgt het aanbieden van instantovermakingen als standaard ervoor
dat de volledige netwerkeffecten worden gerealiseerd, waardoor instantovermakingen
goedkoper worden.
Tenslotte vragen deze leden hoe Nederland invulling geeft aan de verplichting tot
naamsverificatie («IBAN-Naam Check») bij instantovermakingen. Is dit al volledig ingevoerd
bij alle banken en betaalinstellingen?
De verordening verplicht ieder betaaldienstverlener om de naamverificatie aan te bieden.
Betaaldienstverleners die zich bevinden in een lidstaat die de euro als munt heeft,
moeten hier op 9 oktober 2025 aan voldoen. Hierop wordt ook toezicht gehouden door
DNB. Voor de inwerkingtreding van de verordening was boden in de Nederlandse de meeste
retailbanken al een vorm van naamverificatie aan. Er zijn in Nederland dan ook voldoende
technische mogelijkheden en aanbieders van producten om naamverificatie mogelijk te
maken.
3.2 Herziene richtlijn betaaldiensten
De leden van de VVD-fractie merken op dat betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
nu zelf direct kunnen deelnemen. Is dat verplicht of vrijwillig? Om wat voor soort
bedrijven gaat het dan? De betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen moet
daarvoor wel voldoen aan de waarborgen van stabiliteit, integriteit en risicobeheer.
Wat gebeurt er als bedrijven (nog) niet kunnen voldoen aan de verplichtingen en wat
zijn daarvan de gevolgen?
De leden merken terecht op dat betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
met het van kracht worden van de verordening zelf direct kunnen deelnemen aan betaalsystemen.
Een betaalinstelling is een bedrijf dat betaaldiensten verleent, zoals het mogelijk
maken van geldstortingen en geldopnames, en wat daarbij bezit over een vergunning
van DNB. Banken zijn veelal een betaalinstelling, maar er zijn ook veel niet-bancaire
betaalinstellingen die alleen specifieke betaaldiensten aanbieden. Een voorbeeld van
een in Nederland actieve betaalinstelling is Buckaroo B.V. Een elektronischgeldinstelling
is een bedrijf dat elektronisch geld uitgeeft. Elektronisch geld is geld dat op een
drager staat, dus bijvoorbeeld een pas, maar wat in tegenstelling tot giraal geld,
er van tevoren op is gezet. Wel is hierbij vereist dat er op meerdere plekken mee
betaalt moet kunnen worden, dus niet enkel bij de uitgever. Een voorbeeld van een
in Nederland actieve elektronischgeldinstelling is Mollie B.V.
De directe deelname is een mogelijkheid die de verordening biedt, maar het is geen
verplichting. Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling kan er dus ook voor
kiezen om gebruik te blijven maken van indirecte deelname, via een andere betaalinstelling,
bijvoorbeeld wanneer zij nog niet kunnen doen aan de gestelde waarborgen of wanneer
het te kostbaar is om zelf direct deel te nemen aan een betaalsysteem.
4 Inhoud wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er om de wijzigingen te implementeren een tweetal
algemene maatregelen van bestuur (AMvB) wordt gemaakt. Wat gaat er precies geregeld
worden in deze AMvB’s? Waarom wordt dit niet in de implementatiewet geregeld? Hoe
wordt de Kamer daarbij betrokken (voorhang (zwaar/licht), dan wel nahang)? Wat gaat
de inhoud van de AMvB’s op hoofdlijnen worden?
Bij de verdeling van elementen is aangesloten bij het bestaande wettelijke kader van
de Wet op het financieel toezicht en onderliggende regelgeving. De implementatie vergt
wijziging van het bestaande wettelijke kader. Wijziging van een regeling geschiedt
bij regeling van gelijke orde.2 Bij de inrichting van het bestaande wettelijke kader is rekening gehouden met de
uitgangspunten die volgen uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.3 Op grond daarvan wordt bij de verdeling van de elementen van een regeling over de
wet en algemeen verbindende voorschriften van lager niveau gezorgd dat de wet ten
minste de hoofdelementen van de regeling bevat. Hoofdelementen zijn in ieder geval
de reikwijdte en de structurele elementen van de regeling. Bij de keuze welke elementen
in de wet zelf regeling moeten vinden en van welke elementen delegatie is toegestaan,
dient het primaat van de wetgever als richtsnoer. Er is op grond van artikel 1:8 van
de Algemene wet bestuursrecht geen voorhang of nahang nodig bij de algemene maatregelen
van bestuur die dienen ter implementatie of uitvoering van een bindende EU-rechtshandeling.
Dit, onder andere, in verband met de noodzaak van een tijdige implementatie.
De eerste algemene maatregel van bestuur is een wijziging van het Besluit EU-verordeningen
Wft. Met die wijziging is uitvoering gegeven aan de wijzigingen van de SEPA-verordening,
waardoor DNB en de AFM ook bevoegd zijn om op de nieuwe artikelen in de SEPA-verordening
te handhaven. Dit besluit is reeds in werking getreden.4 De tweede algemene maatregel van bestuur bouwt voort op dit wetsvoorstel en kan daarom
pas na parlementaire behandeling van het wetsvoorstel worden vastgesteld. Met deze
tweede algemene maatregel van bestuur wordt één nieuwe bepaling, namelijk artikel 35
bis, uit de herziene richtlijn betaaldiensten omgezet in nationaal recht. Dit artikel
regelt de vereisten waaraan betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen moeten
voldoen wanneer ze directe toegang willen krijgen tot betaalsystemen. Dit zijn de
vereisten die zien op de bescherming van geldmiddelen van gebruikers, governanceregelingen
en bedrijfscontinuïteitsregelingen.
In het algemeen vragen de leden van de NSC-fractie of alle Nederlandse banken technisch
in staat zijn om 24/7 instantovermakingen te verwerken, inclusief in weekenden en
feestdagen? Wat gebeurt er bij systeemstoringen? Zijn er back-upmechanismen om betalingen
alsnog binnen tien seconden te verwerken? Wordt met deze Europese regelgeving de afhankelijkheid
van buitenlandse dienstverleners zoals VISA en Mastercard beperkt?
Alle Nederlandse banken zijn bezig met de voorbereiding om aan de verplichting om
24 uur per dag instantovermakingen te verwerken, te kunnen voldoen. Zoals eerder benoemd
werden instantovermakingen al op grote schaal op vrijwillige basis aangeboden. Bij
deze voorbereidingen worden ook back-up maatregelen ingericht voor wanneer er sprake
is van een systeemstoring. De verordening vereist het ontvangen en verzenden van instantovermakingen
op elke kalenderdag, dit is inclusief weekenden en feestdagen.
De verordening heeft niet als direct doel om de afhankelijkheid van buitenlandse dienstverleners
te verminderen. Wel zorgt de verordening voor een geïntegreerde Europese markt wat
innovatie vereenvoudigt, wat vervolgens weer kan bijdragen aan meer concurrentie.
Voor het doen van instantovermakingen is het daarnaast niet per se nodig om gebruik
te maken van systemen zoals die van VISA en Mastercard. Door in de hele EU instantovermakingen
te stimuleren zouden er nieuwe producten en diensten gebouwd worden kunnen worden
die niet afhankelijk zijn van niet-Europese aanbieders. Zo maakt Wero, het product
dat wordt ontwikkeld in het kader van het European Payments Intiative, juist ook gebruik
van instantovermakingen om een nieuw betaalproduct aan te bieden.
De leden van de BBB-fractie vragen hoe snel de regering verwacht dat lidstaten de
inhoud van de verordening daadwerkelijk in de praktijk implementeren.
De verordening is op 8 april 2024 in werking getreden en is dus al van toepassing.
Omdat het een verordening is, werken de bepalingen direct door in de nationale rechtsorde.
Het deel dat lidstaten moeten implementeren ziet met name toe om het aanwijzen van
toezichthouders, en de bepalingen uit de twee richtlijnen die zijn aangepast. Wanneer
lidstaten de verordening hebben geïmplementeerd is afhankelijk van ieder individueel
rechtssysteem. Zo verschilt het bijvoorbeeld per lidstaat of de implementatieregelgeving
langs het parlement moet en verschilt ook de duur van de parlementaire behandeling.
Het is daarom lastig te voorspellen wanneer de daadwerkelijke implementatie per lidstaat
is afgerond. De Europese Commissie houdt toezicht op de wijze en snelheid waarmee
lidstaten de verordening implementeren.
5 Financiële gevolgen en regeldruk
De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel volgens de memorie van
toelichting geen gevolgen heeft voor de regeldruk van betalingsinstellingen. Voor
het zelf direct deelnemen moeten bedrijven echter wel voldoen aan een aantal verplichtingen.
Hoe is dit met elkaar te rijmen? Graag ontvangen deze leden een nadere uitleg op dit
punt.
Deze leden vragen hoe het kan dat er geen gevolgen zijn voor de regeldruk, maar dat
er wel een rapportageverplichting is voor de periode 2022–2024 en daarna. Waarom is
die rapportageverplichting er? Is dit een rapportageverplichting die voortvloeit uit
de EU-regelgeving of is dit (ook) extra vanuit de Nederlandse toezichthouder? Idem
geldt dit in de ogen van deze leden voor de inhoud van de rapportageverplichting.
Worden hier nationaal extra inhoudelijke verplichtingen aan toegevoegd? Hoe moet dit
gezien worden in relatie tot de terechte ambitie van de Europese Commissie en de regering
voor minder regeldruk? Welke onnodige, overbodige of doorgeslagen regels of rapportageverplichtingen
zitten er volgens de regering in deze regelgeving opgenomen?
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de regeldruk. De door de leden genoemde
verplichtingen vloeien voort uit de verordening, en niet uit dit voorstel. De rapportageverplichting
vloeit dus ook voort uit de verordening, waar bij dit wetsvoorstel op dit punt alleen
handhavingsbepalingen voor de toezichthouder bevat. Het wetsvoorstel past daarnaast
de Faillisementswet en Wet op het financieel toezicht aan zodat directe toename tot
betalingssystemen, zoals TIPS, mogelijk wordt. Het wetsvoorstel is voorgelegd aan
het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) en is het niet voor toetsing geselecteerd,
omdat sprake is van één-op-één implementatie.
De rapportageverplichting houdt in dat betaaldienstaanbieders moeten rapporteren over
de hoogte voor de kosten van overmakingen, instantovermakingen en betaalrekeningen en over het aandeel afwijzingen als gevolg van de
toepassing van gerichte financiële beperkende maatregelen. Zonder deze rapportageverplichting
is het niet mogelijk voor de AFM en DNB om toezicht te houden. Hier worden geen nationale
inhoudelijke verplichtingen aan toegevoegd. De rapportageverplichting is door de Europese
Commissie beperkt gehouden tot hetgeen dat essentieel is om toezicht te houden op
de verordening. De verordening bevat geen andere rapportageverplichtingen en regelt
verder alleen de essentiële factoren om instantovermakingen de nieuwe Europese standaard
te maken.
De leden van de BBB-fractie vragen op dit punt of kleine spelers wel de middelen hebben
(technisch, financieel) om aan alle nieuwe eisen te voldoen.
In Nederland bieden momenteel al 29 betaaldienstverleners instantovermakingen aan.
Bovendien zijn 95% van de betaalrekeningen in Nederland al in staat om instantovermakingen
te verwerken. Dit toont aan dat ook kleinere spelers de middelen hebben om instantovermakingen
aan te bieden. De nieuwe vereisten uit de verordening spelen voornamelijk wanneer
een instelling zelf directe deelname wil om instantovermakingen uit te voeren. Dit
is een vrijwillige keuze en is bovendien niet noodzakelijk om instantovermakingen
aan te bieden.
6 Uitvoering
De leden van de VVD-fractie lezen dat de toezichthouders DNB en AFM aangeven dat de
kosten naar verwachting passen in het huidige kostenkader. Wat wordt hier precies
mee bedoeld? Betekent dit dat er geen stijging zal zijn van de toezichtkosten? De
leden van de VVD-fractie zouden dit natuurlijk toejuichen en vragen de regering ervoor
te zorgen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. En dat «naar verwachting» uiteindelijk
niet alsnog zorgt voor extra toezichtkosten.
De AFM en DNB zijn op dit moment al als toezichthouders aangewezen voor het toezicht
op de SEPA-verordening. De toezichthouders hebben aangegeven dat de nieuwe toezichttaken
die zij moeten verrichten passen binnen het kostenkader voor de periode 2025–2028.
Het kostenkader is het kader voor de maximale uitgaven van de toezichthouders voor
het toezicht wat zij uitvoeren. Binnen de grenzen van het kostenkader kunnen de toezichthouders
zelf bepalen waar zij middelen op inzetten.
De leden van de VVD-fractie zijn in principe van mening dat terugwerkende kracht niet
wenselijk is. Feitelijk is de rapportageverplichting voor de periode 2022–2024 dat
wel. Het is mogelijk dat betaaldienstverleners de informatie die de rapportageverplichting
voorschrijft niet hebben verzameld over de periode uit het verleden. Voor betaaldienstverleners
is dit extra werk. Waarom is er niet voor gekozen in de verordening om dit anders
te regelen? Was het op basis van de verordening mogelijk geweest om dat anders te
regelen? De AFM ziet als oplossingsrichting om een aantal jaar te accepteren dat de
geleverde data een aantal jaar incompleet en/of van lage kwaliteit is. Dit lijkt de
leden van de VVD-fractie iets dat minimaal zo geregeld moet worden. Beter zou zijn
dat de informatie uit het verleden niet geleverd zou moeten worden. In hoeverre is
dat alsnog te regelen?
De leden merken terecht op dat de rapportageverplichting teruggaat tot oktober 2022.
Het gaat hierbij om gegevens die betaaldienstverleners op grond van andere rapportageverplichtingen
waarschijnlijk al hebben bijgehouden. Het is niet mogelijk om dit anders te regelen,
aangezien de eis in de verordening staat, en de verordening rechtstreekse werking
heeft. De regering is daarom voorstander van de oplossingsgerichte werkwijze van de
AFM.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de sancties of maatregelen zijn bij niet-naleving
door banken of betaaldienstverleners.
De nieuwe verplichtingen uit de verordening kunnen conform de gebruikelijke handhavingsbevoegden
in de Wet op het financieel toezicht gehandhaafd worden door de toezichthouders. Dit
betekent dat de AFM en DNB een boete of last onder dwangsom kunnen opleggen bij het
niet naleven van bepalingen uit de verordening.
7 Consultatie
De leden van de BBB-fractie hebben een vraag over de zorgen die de Electronic Money
Association heeft geuit ten aanzien van het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB)
om geen rekeningen te verstrekken aan niet-bancaire betalingsdienstaanbieders voor
het veiligstellen van de gelden van gebruikers bij centrale banken. Deze leden vragen
welke obstakels de ECB opvoert om hier nog geen invulling aan te geven? Is de ECB
op enigerlei wijze voornemens om niet-bancaire betalingsdienstaanbieders in de toekomst
wel rekeningen te verstrekken? Welke gevolgen heeft de houding van de ECB voor de
beoogde uitwerking van het wetsvoorstel? Kan van niet-bancaire instellingen redelijkerwijs
wel verwacht worden dat zij aan deze wetgeving kunnen voldoen als zij geen gelijk
speelveld hebben met grotere bancaire instellingen?
De leden merken terecht op dat de ECB, tezamen met de nationale centrale banken van
lidstaten met de euro als munteenheid (ook wel het Eurosysteem genoemd), besloten
heeft om geen rekeningen te verstrekken aan elektronischgeldinstellingen voor het
veiligstellen van tegoeden van hun klanten. Banken moeten voldoen aan verdergaande
en strengere regels dat betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen. Daarnaast
vallen banken onder het depositogarantiestelsel, die zij met eigen contributies vullen.
Deze eisen zijn juist bedoeld om prudentiële risico’s te voorkomen. Het lijkt er vooralsnog
onduidelijk of het beleid herzien gaat worden. In de algemene maatregel van bestuur
wordt de grondslag gecreëerd zodat, als het beleid gewijzigd wordt het meteen uitgevoerd
kan worden.
Het Eurosysteem is tot dit besluit gekomen omdat het aanbieden van deze rekeningen
nadelige gevolgen kan hebben voor de algehele veiligheid en soliditeit van het financiële
stelstel. Zoals het Eurosysteem benoemt, zijn betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen
in het leven geroepen om bepaalde diensten te kunnen verrichten zonder de last van
het aanvragen van een volledige vergunning als bank. Deze instellingen faciliteren
alleen betalingen, het is niet de bedoeling dat zij deposito’s van klanten aanhouden.
Om deze redenen geldt dus ook de depositogarantie niet. De aard van deze instellingen
moet vanuit het oogpunt van consumenten duidelijk blijven: ze bestaan voor het faciliteren
van bepaalde diensten en bieden niet dezelfde bescherming als banken. Het stallen
van geldmiddelen van deze instellingen bij centrale banken kan zorgen dat consumenten
de instellingen gaan verwarren met banken, of kan ertoe leiden dat deze instellingen
diensten gaan aanbieden die lijken op het aanhouden van deposito’s, zonder de strenge
waarborgen die hiervoor gelden voor banken. Dit kan de risicoperceptie vertekenen
omdat consumenten mogelijk kunnen denken dat dezelfde mate van veiligheid geldt.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën