Lijst van vragen : 36725-A Verslag houdende een lijst van vragen inzake wijziging van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
2025D23623 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen.
De voorzitter van de commissie,
P. de Groot
De griffier van de commissie,
Schukkink
Nr.
Vraag
1.
Welke andere mogelijkheden zijn er om alsnog financiering te regelen voor projecten
voor infrastructurele opgaven die een grote investering vragen, en zich pas over een
lange periode terugverdienen, waarvoor de huidige MIRT-systematiek niet (altijd) geschikt
is?
2.
Welke alternatieve financieringsmogelijkheden, anders dan subsidie vanuit de Rijksoverheid,
kunnen bijdragen aan de betaalbaarheid van het openbaar vervoer?
3.
Welke verduurzamingsmogelijkheden van het spoor zijn er naast elektrificatie van spoorlijnen?
4.
Waarop hebben de omvangrijke verplichtingenmutaties door actualisering van de programma’s
op de verschillende artikelen concreet betrekking? Is bij de verplichtingenmutaties
op de artikelen 12, 13 en 17 door actualisering van de programma’s sprake van vertragingen,
versnelling, kostenstijging of budgetverlaging?
5.
Waarom worden de verplichtingenmutaties slechts summier en algemeen toegelicht, terwijl
deze betrekking hebben op omvangrijke meerjarige uitgaven? Kunt u in het vervolg de
verplichtingenmutaties en met name de mutaties door actualisering van de programma’s
concreet toelichten, zodat duidelijk is wat de Kamer autoriseert?
6.
Wat is de budgettaire ruimte op de eerste supplementaire begroting 2025 van het Mobiliteitsfonds?
7.
Welke middelen zijn juridisch verplicht, welke zijn bestuurlijk gebonden, welke zijn
beleidsmatig belegd en hoeveel middelen zijn nog vrij te besteden?
8.
Kunt u voor de vrij besteedbare ruimte op de begroting aangeven binnen het artikel
waar deze gelden voor bestemd zijn?
9.
Wat zijn de effecten van het uitblijven van volledige indexering op het Mobiliteitsfonds?
10.
Hoeveel bedraagt naar verwachting de onderuitputting in 2025 en hoeveel bedragen naar
verwachting de kasschuiven van 2025 naar latere begrotingsjaren?
11.
Hoeveel extra middelen zijn er nodig om én aan de onderhoudsopgave te voldoen én de
mobiliteitsambities uit het regeerakkoord te realiseren?
12.
Kan in een overzichtelijke schema voor alle openbaar vervoer (OV) infrastructuurprojecten
worden aangegeven wat de financiële tekorten op dit moment zijn? En kan daarbij aangegeven
worden of er, en zo ja hoeveel, vertraging op dit moment geprognotiseerd wordt?
13.
Hoe wordt de verhoging van het projectbudget met € 1.005 miljoen binnen het Mobiliteitsfonds
voor de ViA15, waarvoor vrijwel gelijktijdig met de eerste suppletoire begroting een
aanvullend verzoek is gekomen van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW),
gedekt?
14.
Kan in een tabel over de jaren 2025 t/m 2038 worden getoond en gespecificeerd hoe
de € 2,5 miljard uit het hoofdlijnenakkoord voor de ontsluiting en bereikbaarheid
van nieuwe woningbouwlocaties in het kader van «realistisch ramen» wordt verschoven
vanuit welke jaren naar welke jaren, inclusief specificatie per artikel(onderdeel)
en per projectactualisatie?
15.
Welk deel van de € 2,5 miljard aan hoofdlijnenakkoordmiddelen voor de ontsluiting
en bereikbaarheid van nieuwe woningbouwlocaties komt deze kabinetsperiode (2025–2028)
tot besteding, welk deel in de periode die in het hoofdlijnenakkoord werd genoemd
(2025–2029), en welk deel vanaf 2030?
16.
Wat was de planning van de fasering over de begrotingsjaren van de inzet van de € 2,5 miljard
aan hoofdlijnenakkoordmiddelen voor de ontsluiting en bereikbaarheid van nieuwe woningbouwlocaties
ten tijde van (1) het sluiten van het hoofdlijnenakkoord, (2) de behandeling van de
begroting 2025 (najaar 2024) en (3) de Voorjaarsnota 2025, en (4) hoe zijn de verschillen
te verklaren?
17.
Wanneer worden de verplichtingen voor de Woningbouw en Mobiliteit (WoMo) gelden (€ 2,5
miljard) aangegaan, wat is de planning voor het aangaan van alle verplichtingen die
uit deze post betaald gaan worden?
18.
Waarom wordt wederom boekhoudkundig meer overprogrammering gecreëerd door budgetten
te verlagen in plaats van de programmering te verruimen? Hoe brengt dit de oplossing
van de grote infrastructurele opgaven, zoals de instandhoudingsopgave, dichterbij?
19.
Waarom wordt de overprogrammering vanaf 2028 afgebouwd? In hoeverre is de evaluatie
van de lopende pilot met overprogrammering hierop nog van invloed?
20.
Wat zijn de gevolgen voor het Mobiliteitsfonds van het afromen van het voordelig saldo
ten behoeve van de Hersteloperatie Toeslagen? Is al duidelijk op welke artikelen en
projecten dit betrekking heeft?
21.
In hoeverre leiden de nieuwe excessieve prijsstijgingen van meerjarig € 1,4 miljard,
die grotendeels moeten worden gedekt uit reeds bestaande begrotingsmiddelen, alsnog
tot een herbezinning op de indexeringssystematiek?
22.
Hoe verhouden de excessieve prijsstijgingen van € 1,4 miljard zich tot de verlaging
van de (loon- en) prijsbijstelling?
23.
In hoeverre bedreigt de verlaging van artikel 11 voor excessieve prijsstijgingen de
bereikbaarheidsdoelstellingen uit de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 en de
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)?
24.
Gaan de excessieve prijsstijgingen de komende jaren weer ten koste van investeringsruimte
en reserveringen op artikel 11?
25.
Is bij de herprioritering van de planflexibele budgetten van een aantal aanlegprojecten
(onder andere A7/A8 Amsterdam–Hoorn) sprake van uitstel of van afstel?
26.
Wat zijn de gevolgen van de herprioritering van de planflexibele budgetten van een
aantal aanlegprojecten (onder andere A7/A8 Amsterdam–Hoorn)?
27.
Waarvoor zijn de middelen uit de herprioritering van de planflexibele budgetten van
de aanlegprojecten bestemd?
28.
Kunt u de herprioritering van de planflexibele budgetten van een vijftal aanlegprojecten
nader toelichten? Wat betekent deze herprioritering precies voor deze aanlegprojecten?
Is er geen sprake van afstel?
29.
Waarom is sprake van volledige herprioritering van de planflexibele budgetten van
de genoemde aanlegprojecten, terwijl ook wordt aangegeven dat een deel van deze middelen
beschikbaar blijft voor Woningbouw en Mobiliteit (Reservering bereikbaarheid WoMo
HWN)?
30.
Wordt samen met de betrokken regio’s bekeken hoe het deel van de middelen die in verband
met de herprioritering van de planflexibele budgetten voor de genoemde aanlegprojecten
gereserveerd blijven voor Woningbouw en Mobiliteit ingezet kunnen worden voor het
oplossen van (infrastructurele) deelopgaven in deze regio’s?
31.
Wordt er, net als bij andere projecten die u pauzeerde, met de betrokken regio’s een
pakket mitigerende maatregelen opgesteld, gefinancierd uit het restbudget dat beschikbaar
blijft voor de gepauzeerde aanlegprojecten?
32.
Wat zijn de gevolgen van de herprioritering van de planflexibele budgetten van de
genoemde aanlegprojecten (graag aangeven per project: A7/A8, A4-N14, A6 Almere–Lelystad,
A16 v Brienenoordbrug, A50 Ewijk–Bankhoef–Paalgraven)?
33.
Waarom is voor deze projecten gekozen en niet voor andere? Welke afwegingen zijn hierbij
gemaakt en welk afwegingskader is hiervoor gehanteerd?
34.
Zijn de regio’s van de betreffende projecten op de hoogte van de herprioritering van
de planflexibele budgetten en zo ja, op welke wijze?
35.
Houden regio’s zicht op de realisatie van de projecten?
36.
Blijft het mogelijk om specifieke deelopgaven uit te voeren?
37.
Hoe verhoudt de herprioritering zich tot de toevoeging die we tegelijkertijd zien
van een bedrag van € 357 miljoen aan de reservering voor Woningbouw en Mobiliteit
in afwachting van nadere afspraken over de bestemming?
38.
Worden deze middelen ingezet in de regio waar het project dat nu wordt geherprioriteerd
zich bevindt?
39.
Kunnen deze middelen ingezet worden voor ander soort maatregelen die een deel van
de opgave van de projecten oplossen?
40.
Kunt u de kaderruil van € 372 miljoen tussen artikel 13 en artikel 12 inhoudelijk
toelichten? Gaat het hier om vertragingen in artikel 13?
41.
Kunnen de kaderruilen tussen artikelen voortaan ook worden opgenomen in de tabel met
belangrijkste mutaties?
42.
Waarop hebben de mutaties op de post «actualisaties van de programma’s» betrekking?
Gaat dit om een versnelling van de projecten of een kostenstijging?
43.
Welke projecten worden belemmerd door het gebruik van € 152,7 miljoen van het Mobiliteitsfonds
voor Herstel Toeslagen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.