Lijst van vragen : Verslag houdende een lijst van vragen inzake Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)(Kamerstuk 36725-XXII)
2025D23555 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening belast met het voorbereidend
onderzoek van het wetsvoorstel inzake Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025 (wijziging
samenhangende met de Voorjaarsnota), heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen in de vorm van een lijst van vragen.
De voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin
Nr
Vraag
1
Is er sprake van kasschuiven of onderuitputting op de middelen voor woningbouwimpulsen,
en kunt u specificeren welke middelen dit betreft?
2
Wat zijn de gevolgen vanuit de Rijksbegroting bezien van het bevriezen van de huurverhoging
in 2025 en 2026 voor de investeringscapaciteit van woningcorporaties?
3
Waarom is de opdracht voor het vinden van adequate compensatie niet als verplichting
opgenomen in de Voorjaarsnota?
4
Is het juist dat de extra middelen voor het versnellen van woningbouwprocedures nog
niet juridisch zijn verplicht, en zo ja wanneer wordt hierover besluitvorming voorzien?
5
Hoeveel woningbouwprojecten zijn in 2025 vertraagd of geschrapt als direct gevolg
van de aangekondigde of reeds doorgevoerde huurbevriezing?
6
Hoe beoordeelt u de signalen van onder meer Aedes, de provincie Drenthe en het Economisch
Instituut voor de Bouw (EIB) dat de huurbevriezing ten koste gaat van de woningbouwproductie,
en wat is de verwachte impact op de bouwopgave tot 2030?
7
Op welke andere manieren kan de koopkracht van kwetsbare groepen verbeterd worden?
8
Uitgaven voor de huurtoeslag zijn naar achteren geschoven, kunnen die niet beter ingezet
worden om de koopkracht voor kwetsbare groepen te verbeteren in de jaren 2025 en 2026
in plaats van een huurbevriezing in te zetten die gecompenseerd moeten worden in verband
met de benodigde woningbouw?
9
Hoe zorgen diverse reallocaties binnen de bestaande budgetten ervoor dat de uitvoeringscapaciteit
bij gemeenten, provincies en het Rijk niet alleen op papier maar ook in de praktijk
daadwerkelijk versterkt worden?
10
Wat zijn de verwachte kosten van het structureel realiseren van 100.000 sociale huurwoningen
per jaar?
11
Wat zijn de kosten van het invoeren van een maximale wachttijd van twee jaar voor
een sociale huurwoning in de 30 grootste gemeenten?
12
Wat is de benodigde investering om alle woningen in Groningen en Noord-Drenthe met
funderingsschade volledig te herstellen?
13
Zijn, gegeven de huurbevriezing, de gemeentefinanciën, de gevolgen voor het openbaar
vervoer van de SPUK-korting uit het Hoofdlijnenakkoord, de vertraging («realistisch
ramen») in de inzet van de 2,5 miljard euro uit het Hoofdlijnenakkoord voor de infrastructurele
ontsluiting van woningbouwlocaties, de netcongestie, de stikstofproblematiek en de
beschikbaarheid van bouwlocaties, de doelstellingen van de Nationale Prestatieafspraken
(NPA) en de Woontop nog steeds realiseerbaar, en wat zijn de grootste knelpunten of
bedreigingen voor het realiseren van de NPA- en Woontopafspraken?
14
Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de in het Hoofdlijnenakkoord
genoemde besteding, verdeling en geplande fasering van de 1 miljard euro die vijf
jaar lang beschikbaar wordt gesteld voor woningbouw?
15
Waarom zijn er zulke grote verschillen tussen de begroting en de realisatie van uitgaven
en ontvangsten bij het Rijksvastgoedbedrijf? Wat verklaart deze afwijkingen?
16
Hoeveel procent van de als gevolg van de huurbevriezing verloren investeringscapaciteit
van woningcorporaties wordt er hersteld door de compensatie «investeren sociale huur»?
17
Kan de verlaging van de raming van de huurtoeslaguitgaven nader toegelicht en gespecificeerd
worden?
18
Wat is voor de jaren 2025 t/m 2039 de meerjarenraming van de huurderving voor woningcorporaties
als gevolg van de huurbevriezing in 2025 en 2026?
19
Hoeveel investeringscapaciteit gaat er bij woningcorporaties verloren als gevolg van
de huurbevriezing in 2025 en 2026?
20
Wat zijn de koopkrachteffecten van het wegvallen van de boodschappenbonus in 2027?
21
Hoeveel en welke middelen uit de woningbouwenveloppe zijn in de jaren 2028–2032 per
jaar respectievelijk cumulatief beschikbaar voor personele capaciteit om de woningbouwdoelstellingen
uit het Hoofdlijnenakkoord te realiseren? Waar wordt dit geld precies aan besteed
en ten koste waarvan gaat dit?
22
Welk effect heeft de korting op het Regiodeals-budget voor het realiseren van de doelstellingen?
23
Waarom is in de post «investeren sociale huur» de compensatie voor de huurbevriezing
incidenteel en niet structureel van aard?
24
Waarom worden woningcorporaties niet jaarlijks volledig, structureel gecompenseerd
voor de huurderving als gevolg van de huurbevriezing in 2025 en 2026?
25
Waarom wordt er in de post «investeren sociale huur» onvoldoende geld uitgetrokken
om de door de huurbevriezing uitgeholde investeringscapaciteit van woningcorporaties
volledig te repareren?
26
Waarom wordt er in de post «investeren sociale huur» onvoldoende geld uitgetrokken
om de door de huurbevriezing uitgeholde investeringscapaciteit van woningcorporaties
volledig te repareren?
27
Waaraan wordt de ombuiging «Dekking bestendiging VRO» precies besteed en in welk jaar?
28
Hoe is de ombuiging «Dekking bestendiging VRO» samengesteld, en waarop wordt in welk
jaar gekort?
29
Hoeveel woningen kunnen er minder worden gerealiseerd als gevolg van de kortingen
in het kader van de «Dekking bestendiging VRO»?
30
Hoe ziet de meerjarenraming van de «Dekking bestendiging VRO» er na 2030 uit?
31
Hoe groot is de bezuiniging «Dekking bestendiging VRO» over de jaren cumulatief?
32
Wat wordt bedoeld met «intensiveringen» bij de Regiodeals, waar worden de vrijgevallen
middelen concreet voor ingezet?
33
Naar welke regio’s gaan de extra middelen uit de Regiodeals? Is er een overzicht beschikbaar
van de verdeling?
34
Kunnen de mutaties in de raming van de realisatiestimulans nader toegelicht worden
voor elk van de jaren 2026–2030?
35
Hoe ziet de actuele meerjarenraming van de realisatiestimulans eruit?
36
Wat zijn de jaarlijkse uitvoeringskosten van het opzetten en beheren van een publiek
huurregister?
37
Om wat voor soort zaken gaat het bij de toename van het aantal zaken bij de Huurcommissie?
Gaat het hierbij bijvoorbeeld om schimmelproblematiek of slecht onderhouden woningen?
38
Wat is de verklaring voor het toenemend aantal mensen dat zich tot de Huurcommissie
wendt? Wat is hierin veranderd ten opzichte van voorgaande jaren?
39
Wanneer wordt de verdere uitwerking van de evaluatie «Wet Betaalbare huur» verwacht?
40
Waarom is het overgeboekte bedrag van 2,3 miljoen euro voor uitvoeringskosten van
Dienst Toeslagen niet benut? Wat is er met deze middelen gebeurd?
41
Wat zijn de gevolgen van het niet-benutten van deze 2,3 miljoen euro voor de uitvoeringstaken
van Dienst Toeslagen?
42
Hoe verhouden de huurbevriezing en de daardoor veroorzaakte uitholling van de investeringscapaciteit
van woningcorporaties zich tot de conclusie van de Commissie Sociaal Minimum (2023)
dat «[b]ij sociale huurwoningen [...] het probleem met name in de beschikbaarheid
[zit]. Huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum in een sociale huurwoning
hebben doorgaans een betaalbare woning. Huishoudens zonder sociale huurwoning moeten
– noodgedwongen – uitwijken naar een duurdere woning, waardoor de kosten snel kunnen
oplopen. Als er meer sociale huurwoningen beschikbaar komen voor huishoudens met een
laag inkomen, maakt dat huishoudens minder kwetsbaar voor hoge uitgaven aan wonen.»?
43
Voor welke sociale huurwoningen, van welke verhuurders, geldt de huurbevriezing in
2025 en 2026?
44
Als het kabinet het wenselijk vindt om de koopkracht te verbeteren door middel van
incidentele verhoging van de huurtoeslag, waarom wordt de meevaller van circa 0,3 miljard
euro in de huurtoeslag dan niet benut voor een beleidsmatige verhoging van de huurtoeslag?
45
Over hoeveel extra woningen gaat het bij de regeling voor versnelling van huisvesting
via flex- en transformatiewoningen?
46
Hoe wordt de inzet van middelen voor flex- en transformatiewoningen gemonitord en
hoe wordt het gerealiseerde aantal woningen getoetst?
47
Moet uit het feit dat er 303,5 miljoen euro voor de bijdrage aan medeoverheden voor
grootschalige woningbouwgebieden naar 2027 wordt geschoven, worden geconcludeerd dat
er twee jaar vertraging optreedt bij de realisering van de betreffende grootschalige
woningbouwgebieden?
48
Voor welke «kerntaken die de realisatie van de woningbouwopgave» ondersteunen, wordt
in de jaren 2026–2030 75 miljoen euro gekort op de realisatiestimulans?
49
Hoeveel woningen worden er minder gerealiseerd door de korting van 75 miljoen euro
op de realisatiestimulans in de jaren 2026–2030?
50
Hoe is de meevaller in de huurtoeslagontvangsten nader te verklaren?
51
Wat zou het kosten om jaarlijks 100.000 bestaande huurwoningen volledig te isoleren
tot energielabel A?
52
Klopt het dat geplande projecten voor 2025 die vertraagd zijn door het stikstofbeleid
nu pas in de jaren 2026 tot en met 2028 gerealiseerd worden gezien er 13 miljoen euro
naar de jaren 2026 tot en met 2028 geschoven wordt door opgelopen vertragingen, en
kunt u dit onderbouwen?
53
Is het herstelbedrag van de schade aan de funderingen van de Grafelijke Zalen onderdeel
van de 2 miljard euro die gereserveerd staat voor de renovatie van het Binnenhof,
of komt die bovenop het gereserveerde bedrag? Zo ja waarom is deze keuze gemaakt?
54
In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van het informatiepunt en het uitzichtpunt en
hoe staat dat in de verhouding tot de 3,4 miljoen euro die het kost?
55
In 2025 wordt tien miljoen euro extra ingezet voor de aankoop van agrarische compensatiegronden,
mede vanwege een toegenomen vraag doordat deze gronden sinds 2023 ook kunnen worden
ingezet voor beleidsdoelen van medeoverheden, welke specifieke beleidsdoelen van medeoverheden
veroorzaken deze toegenomen vraag naar agrarische compensatiegronden, en welke strategie
hanteert u om te voorkomen dat deze aankopen door het Rijk leiden tot concurrentie
met de grondbehoefte van actieve agrarische bedrijven en tot verdere druk op het landelijk
gebied?
56
Waarom wordt bij het Rijksvastgoedbedrijf in de tabel baten en lasten een wijziging
van 31.000 euro vermeld, terwijl in de tweede tabel de afwijkingen in realisatie vele
malen groter zijn? Waarom is hierover geen nadere toelichting opgenomen in de memorie
van toelichting?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.