Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Haage over EHBO-certificering in de kinderopvang
Vragen van het lid Haage (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over EHBO-certificering in de kinderopvang (ingezonden 17 april 2025)
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
13 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2098
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «EHBO-systeem op de schop: «Een kind reanimeren leer
je niet online»» van Kinderopvangtotaal?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat de huidige systematiek voor EHBO-certificering los wordt gelaten?
Zo ja, wanneer wordt dat voorgelegd aan de Tweede Kamer en vanaf wanneer zal deze
systematiek veranderen?
Antwoord 2
Als maatregel om regeldruk vanuit de overheid te verminderen werk ik inderdaad aan
het laten vervallen van de lijst met aangewezen kinder EHBO-certificaten. In de Regeling
Wet kinderopvang neem ik eindtermen van een kinder EHBO-kwalificatie op.2 In een schriftelijk overleg van 11 april 2024 zijn hierover enkele vragen van uw
Kamer beantwoord.3 Het betreft een wijziging op het niveau van een ministeriële regeling, waarvoor de
wet niet in parlementaire betrokkenheid voorziet. Ik ben voornemens hiervoor een internetconsultatie
open te stellen. Er is nog geen datum bekend waarop het nieuwe systeem in werking
treedt.
Vraag 3
Hoe kunnen kinderopvangorganisaties verantwoordelijk worden gesteld voor het kiezen
van de juiste EHBO-training en certificering als zij hier niet de juiste expertise
voor hebben? Wordt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de EHBO-certificering
nu niet eenzijdig bij de kinderopvangorganisaties neergelegd? Bent u het ermee eens
dat deze organisaties niet in staat zijn om de wildgroei aan aanbod niet kan controleren,
mede omdat deze niet dezelfde bevoegdheden hebben als de overheid?
Antwoord 3
Het ministerie heeft op dit moment een lijst van aangewezen organisaties die een kinder
EHBO-certificaat mogen verstrekken. Certificering gebeurt dus door private partijen.
Kinderopvangorganisaties en gastouders maken vervolgens zelf de keuze welke certificeerder
zij kiezen van deze lijst.
De lijst van aangewezen organisaties komt momenteel tot stand door middel van een
documentencheck vooraf vanuit mijn ministerie, waarbij enkele basiseisen aan het certificaat
en de certificerende organisatie worden getoetst. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken
naar de onafhankelijkheid van een certificeerder en of de certificeerder zelf toeziet
op de kwaliteit van het examen. Ook wordt bekeken of een certificeerder een aantal
algemene eisen toetst over de kennis en het inzicht van een persoon bij het behalen
van een certificaat (bijvoorbeeld fysieke verschillen tussen zuigelingen en andere
kinderen). Deze documentencheck garandeert niet de kwaliteit. Ook wordt de certificerende
organisatie naderhand niet meer gecontroleerd. Het huidige systeem grijpt echter wel
in op de markt van certificerende organisaties. Met de voorgenomen wijziging vervalt
de genoemde documentencheck die mijn ministerie nu uitvoert en daarmee de lijst met
aangewezen organisaties.
Het voorgestelde (nieuwe) systeem gaat, net als voorheen, uit van certificering door
private partijen. Aangezien die expertise (om cursisten te beoordelen) beschikbaar
is in de markt, is het niet nodig dat de overheid een grote rol vervult rondom de
certificering.
Het gaat in de kinderopvang echter om kinderen, inclusief de allerkleinsten. Als het
om ongevallen gaat, zijn kinderen extra kwetsbaar. Wat ik daarom nog wel als rol voor
de overheid zie, is voor iedereen duidelijk maken welke concrete vaardigheden een
persoon moet beheersen bij het behalen van een certificaat eerste hulp aan kinderen.
Daarom worden er heldere eindtermen in de regelgeving opgenomen. Zo weten houders,
pedagogisch medewerkers en gastouders wat ze mogen verwachten en weten toezichthouders
wat gecertificeerde medewerkers moeten kunnen.
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit ligt bij de certificerende organisaties.
In het voorgestelde systeem zijn de certificerende organisaties er verantwoordelijk
voor dat cursisten aan wie zij een certificaat afgeven, alle eindtermen beheersen
die op het certificaat vermeld staan.
Ik begrijp de behoefte om een heldere lijst te hebben met organisaties die een kwalitatief
goed certificaat verstrekken. Voor houders en toezichthouders geeft dit duidelijkheid.
Wanneer je echt de kwaliteit wil garanderen vanuit de overheid, zoals verondersteld
wordt bij de huidige werkwijze, vraagt dit echter om een intensievere toetsing en
duidelijke onafhankelijke instantie(s) met de benodigde expertise. In mijn zoektocht
naar alternatieven was het voor mij onder andere belangrijk om duidelijkheid te geven
over de inhoud van een certificaat en om niet onnodig in te grijpen in de markt van
EHBO-certificeerders als dat niet meer kwaliteit oplevert.
Vraag 4
Hoe zal de kwaliteit van EHBO-cursussen en de certificering van medewerkers in het
nieuwe systeem worden gewaarborgd? Waarom is er gekozen voor een systematiek waarin
alleen eindtermen worden vastgelegd en klopt het dat hierdoor niet meer kan worden
vastgesteld of deze eindtermen ook in de praktijk zijn getraind?
Antwoord 4
De huidige werkwijze straalt uit dat er vanuit de overheid controle is op de kwaliteit
van een certificaat, terwijl dat niet zo is. Er vindt nu namelijk enkel een eenmalige
documentencheck plaats en geen praktijkonderzoek.
In de voorgenomen nieuwe werkwijze blijft de eis bestaan dat er op ieder kindercentrum
een volwassene aanwezig moet zijn met EHBO-certificaat dat voor maximaal twee jaar
is afgegeven. Er is in het nieuwe systeem – net zoals in het huidige systeem – vanuit
de overheid geen controle op de kwaliteit van een certificaat en op de training van
eindtermen. In andere sectoren is die controle er ook niet. Een verschil met andere
sectoren is wel dat het hier niet zomaar om EHBO gaat, maar om EHBO voor kinderen.
Daarom maak ik in de regelgeving duidelijker dan voorheen welke eindtermen (en daarmee
competenties) cursisten moeten beheersen bij het behalen van een certificaat. Als
een cursist deze eindtermen beheerst, beschikt diegene over voldoende competenties
om adequate eerste hulp aan kinderen te bieden.
Vraag 5
Hoe gaat u garanderen dat alle pedagogisch medewerkers met een EHBO-certificering
ook daadwerkelijk voldoende over de vaardigheden beschikken die benodigd zijn om te
kunnen handelen in levensbedreigende situaties voor hen en voor de kinderen in het
nieuwe systeem?
Antwoord 5
Ook nu garandeer ik dit niet. Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Onze fractie bereiken signalen dat het voorstel voor de nieuwe systematiek op basis
van eindtermen niet gedragen wordt door de gehele kinderopvangsector; bent u bekend
met het alternatieve voorstel vanuit de sector, waarbij eisen worden gesteld aan certificerende
instanties, trainers en de inhoud van de EHBO-cursus? Wat vindt u van dit voorstel?
Bent u bereid dat te doen?
Antwoord 6
Het klopt dat verschillende partijen kritisch zijn over de voorgestelde wijziging.
SZW heeft hierover, en over het voorstel vanuit de sector, meerdere keren met sectorpartijen
gesproken. Zoals ik heb aangegeven, wil ik met de wijziging duidelijk maken waar een
certificaat inhoudelijk aan moet voldoen en wil ik niet onnodig ingrijpen in de markt
van EHBO-certificeerders. Ik vind het belangrijk dat alle organisaties die EHBO-certificaten
willen en kunnen afgeven, die kans krijgen als ze voldoen aan de voorwaarden. Uiteraard
zal ik de effecten van de wijziging monitoren.
Het voorstel vanuit de sector betekent dat er een (nieuwe) instantie moet komen die
beoordeelt of aanbieders voldoen aan vergaande eisen. Wanneer de overheid die vergaande
eisen in regelgeving zou opnemen en die instantie zou aanwijzen, betekent dit dat
er striktere regels komen vanuit de overheid ten opzichte van nu. Daarvoor zie ik
geen aanleiding. Verder is in andere sectoren zoals de evenementenbranche of onderwijs
ook niet in regelgeving voorgeschreven welke certificaten zijn toegestaan (of eisen
aan trainers of cursussen). Ook is, zoals gezegd, naast regeldruk de onafhankelijkheid
van belang.
Het voorstel vanuit de sector neem ik dus niet over in regelgeving. Het zou echter
wel daarnaast kunnen bestaan. In gesprekken met de initiatiefnemers van het voorstel heb ik aangegeven
dat het de sector altijd vrij staat om zelf een keurmerk te introduceren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.