Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aukje de Vries over nieuwe onnodige regels voor ondernemers
Vragen van het lid Aukje de Vries (VVD) aan de Minister van Financiën over nieuwe onnodige regels voor ondernemers (ingezonden 11 april 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Financiën) (ontvangen 1 mei 2025).
Vraag 1
Hoe rijmt u het Wijzigingsbesluit financiële markten 20261, waarin wordt gesteld dat financiële dienstverleners in een register moeten noteren
als zij een deel van hun werkzaamheden uitbesteden en hiervoor een schriftelijke overeenkomst
verplicht stelt, met de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord om te komen tot minder
regels voor ondernemers?
Antwoord 1
De afspraak uit het hoofdlijnenakkoord is inderdaad om te komen tot minder regels
voor ondernemers. Er kunnen desondanks valide redenen zijn om toch regels te stellen,
bijvoorbeeld om te bewerkstelligen dat de kwaliteit van de dienstverlening aan klanten
wordt gewaarborgd. Het voorschrift dat een financiële dienstverlener dient bij te
houden welke werkzaamheden aan wie zijn uitbesteed en dat de uitbestedingsovereenkomst
met deze derde schriftelijk dient te worden vastgelegd draagt hier aan bij. De Autoriteit
Financiële Markten (AFM) schreef in haar wetgevingsbrief van 4 mei 2023 dat, naar
aanleiding van signalen en incidenten, de uitbesteding door financiële dienstverleners
niet goed functioneert. Daarnaast geeft de AFM aan dat zij vanwege de beperkte uitbestedingsregels
voor financiële dienstverleners onvoldoende effectief toezicht kan houden. Bovendien
heeft de AFM in een verkenning naar uitbestedingsrisico’s bij financiële dienstverleners2 geconstateerd dat in elf procent van de gevallen de financiële dienstverlener geen
getekende overeenkomst heeft met de derde waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Indien
geen duidelijke afspraken zijn gemaakt tussen de financiële dienstverlener en de derde
over de dienstverlening bestaat een verhoogd risico dat de kwaliteit van de dienstverlening
onvoldoende is en de regels van de Wet op het financieel toezicht worden overtreden.
Gelet hierop is voorgesteld om de uitbestedingsregels voor financiële dienstverleners
uit te breiden.
De consultatie van de voorgestelde regels is een goede manier om input vanuit de sector
op te halen over onder meer de uitvoerbaarheid van de voorgestelde regels. Naar aanleiding
van de consultatiereacties zal ik bezien of de regels uitvoerbaar zijn, en zo niet,
of er alternatieve mogelijkheden zijn om te bewerkstelligen dat de financiële dienstverlener
op een verantwoorde wijze werkzaamheden uitbesteedt.
Vraag 2
Hoe past het voornemen van deze uitbestedingsregels bij de afspraak uit het Hoofdlijnenakkoord
om geen nationale regels bovenop Europese regels in te voeren, aangezien er nu regels
gaan gelden voor kleine financiële dienstverleners die juist buiten de Digital Operational Resilience Act (DORA) van de Europese Unie zijn gehouden?
Antwoord 2
De Digital Operational Resilience Act ziet op het uitbesteden van ICT-diensten. De
uitbestedingsregels voor financiële dienstverleners hebben betrekking op alle werkzaamheden
die onderdeel uitmaken van de bedrijfsprocessen ter uitoefening van het bedrijf van
financiële dienstverlener (en dus niet alleen op ICT-diensten). Het moet wel gaan
om wezenlijke bedrijfsprocessen die worden uitbesteed. Aangesloten is bij de uitbestedingsregels
die reeds in de Wet op het financieel toezicht gelden voor bepaalde financiële ondernemingen.
De voorgestelde elementen in de uitbestedingsovereenkomst zijn beperkter dan de elementen
die op grond van DORA dienen te worden opgenomen in de uitbestedingsovereenkomst.
Vraag 3
Bent u van mening dat het wijzigingsbesluit daadwerkelijk over «kleinere wijzigingen»
gaat, zoals beschreven in de Nota van Toelichting, mede gelet op de zeer kritische
bevindingen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk en belangenorganisaties?
Antwoord 3
In de nota van toelichting wordt gesproken over «kleinere wijzigingen» om toe te lichten
dat zij zijn opgenomen in een verzamelbesluit en niet in een zelfstandig besluit per
onderwerp. Kleiner refereert daar dus met name aan de wetstechnische omvang. In het
Wijzigingsbesluit financiële markten 2026 zijn slechts twee artikelen opgenomen die
betrekking hebben op uitbesteding waardoor een apart besluit niet voor de hand ligt.
Daarom is ervoor gekozen deze regels op te nemen in het Wijzigingsbesluit financiële
markten. Voor bepaalde financiële dienstverleners zijn de aanvullende uitbestedingsregels
niet een beperkte wijziging.
Vraag 4
Welke alternatieven voor de uitbestedingsregels heeft u overwogen en waarom heeft
u niet voor deze alternatieven gekozen?
Antwoord 4
Toezichthouder AFM concludeert naar aanleiding van signalen en incidenten dat de uitbesteding
door financiële dienstverleners niet goed functioneert en dat zij onvoldoende effectief
toezicht kan houden. Gelet hierop is voorgesteld om de uitbestedingsregels voor financiële
dienstverleners uit te breiden. Het consulteren van de voorgestelde uitbestedingsregels
is een manier om input op te halen bij de financiële dienstverleners over onder andere
de uitvoerbaarheid van de voorgestelde regels. De consultatie is inmiddels gesloten.
Naar aanleiding van de consultatiereacties en de bevindingen van het Adviescollege
Toetsing Regeldruk (ATR) zal ik bezien of er alternatieven nodig en mogelijk zijn
om te waarborgen dat de financiële dienstverlener op een verantwoorde wijze werkzaamheden
uitbesteedt en dat de regels voor financiële dienstverleners uitvoerbaar zijn.
Vraag 5
Wat is uw reactie op onderstaande kritiekpunten van het Adviescollege Toetsing Regeldruk?
Kan de Minister op basis van elk van de onderstaande punten een korte reflectie geven?
– Noodzaak van het voorstel is niet goed onderbouwd, omdat niet duidelijk is waarom
de bestaande regels onvoldoende bescherming bieden aan klanten van financiële dienstverleners.
– Nut van het voorstel is niet goed onderbouwd, omdat niet duidelijk is in hoeverre
deze specifieke nieuwe regels financiële instellingen zouden aanzetten tot een betere
omgang met hun klanten.
– Een deel van de verplichtingen zijn niet werkbaar, bijvoorbeeld omdat veel kleine
dienstverleners niet in staat zullen zijn om contracten met grote IT-dienstverleners
in lijn te brengen met de nieuwe verplichtingen (zij missen daarvoor de marktmacht).
– De regeldrukgevolgen zijn niet goed in beeld gebracht, bijvoorbeeld omdat niet is
stilgestaan bij de regeldrukgevolgen van het invullen en bijhouden van een uitbestedingsregister.
Antwoord 5
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, heeft de AFM in haar verkenning naar
uitbestedingsrisico’s geconstateerd dat naar aanleiding van signalen en incidenten
de uitbesteding door financiële dienstverleners niet goed functioneert. Daarnaast
geeft de AFM aan dat zij vanwege de beperkte uitbestedingsregels voor financiële dienstverleners
onvoldoende effectief toezicht kan houden. Ook bleek uit de verkenning dat elf procent
van de financiële dienstverleners geen getekende uitbestedingsovereenkomst heeft met
de derde. Dit kan effect hebben op de kwaliteit van de dienstverlening aan consumenten.
Er is mijns inziens dus sprake van onderbouwde nut en noodzaak.
Net als in het advies van de ATR, is ook in consultatiereacties naar voren gekomen
dat kleine dienstverleners niet in staat zouden zijn om contracten met grote IT-dienstverleners
in lijn te brengen met nieuwe verplichtingen. Dit punt zal ik meenemen bij het verwerken
van de consultatiereacties en bij het nader bezien van de voorgestelde regels.
In de nota van toelichting bij het Wijzigingsbesluit is aangegeven dat de kosten voor
het bijhouden van het uitbestedingsregister minimaal zullen zijn. De financiële dienstverlener
hoeft uitsluitend bij te houden welke werkzaamheden aan wie zijn uitbesteed. Dit is
verder vormvrij.
Vraag 6
Deelt u de mening van het Adviescollege Toetsing Regeldruk dat de regeldrukkosten
als gevolg van de uitbestedingsregels «niet verwaarloosbaar» zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Het klopt dat de regeldrukkosten voor het afsluiten van een schriftelijke overeenkomst
met een derde partij aan wie werkzaamheden worden uitbesteed niet verwaarloosbaar
zijn. Het sluiten van de schriftelijke overeenkomst met de derde is ingeschat op ongeveer
10 uur per uitbesteding. Indien een interne hoogopgeleide kennismedewerker de schriftelijke
overeenkomst opstelt op basis van een uurtarief van € 54 dan bedragen de regeldrukkosten
per uitbestedingsovereenkomst € 540 (€ 54 * 10). Het uurtarief van € 54 is gebaseerd
op het Handboek Meting Regeldrukkosten van de rijksoverheid. Ongeveer 780 financiële
dienstverleners (elf procent van 6.990 bemiddelaars) hebben volgens de AFM geen schriftelijke
overeenkomst gesloten dus dit betekent dat naar verwachting de totale regeldrukkosten
voor het aangaan van een overeenkomst € 421.000 (€ 540 * 780) zullen bedragen. Dat
is niet verwaarloosbaar, maar voor het doel van goede financiële dienstverlening en
goed toezicht mijns inziens wel te overzien.
Vraag 7
Welke aanleiding heeft u om te geloven dat er momenteel te hoge hypotheken worden
verschaft, gelet op de onderbouwing van het voorstel om de waarde van een hypotheek
voortaan niet meer te berekenen op basis van de WOZ-waarde, maar op basis van een
«modelmatige waardebepaling»?
Antwoord 7
Sinds medio 2021 richtsnoeren van de Europese Bankenautoriteit in werking zijn getreden,
is het voor bancaire aanbieders van hypothecair krediet niet meer mogelijk om bij
het verstrekken van hypothecair krediet enkel gebruik te maken van een modelmatige
waardering, waaronder een waardebepaling op basis van de Wet waardering onroerende
zaken (WOZ).3 De richtsnoeren laten wel ruimte voor een zogenaamde hybride waardering. Dit betreft
een taxatievorm waarbij een modelmatige waardering het uitgangspunt is, die vervolgens
door een taxateur wordt beoordeeld en goedgekeurd. Indien de modelmatige waardering
voldoende betrouwbaar is en aan bepaalde criteria voldoet, kan deze controle op afstand
worden uitgevoerd. Een bezoek aan de woning is hierbij dus niet altijd noodzakelijk.
Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat ook voor de meeste niet-bancaire
aanbieders van hypothecair krediet geldt dat zij de hybride waardering als minimale
taxatievorm hanteren bij het verstrekken van hypothecair krediet en een WOZ-waarde
in die situaties dus niet accepteren.
Mijn beeld is dus niet dat op dit moment te hoge hypotheken worden verstrekt op basis
van de WOZ-waarde van een woning omdat in de praktijk nauwelijks hypotheken worden
verstrekt op basis van de WOZ-waarde. Het primaire doel van de voorgestelde aanpassing
is het vastleggen van minimale betrouwbaarheids- en nauwkeurigheidsmaatstaven voor
geavanceerde statistische modellen, zodat consumenten in bepaalde situaties op verantwoorde
wijze van de goedkopere hybride waardering gebruik kunnen maken en niet altijd gebonden
zijn aan een volledige, duurdere taxatie op basis van een inspectie van de woning.
Vraag 8
Heeft u in kaart gebracht wat de effecten zijn van het gebruik van de «modelmatige
waardebepaling» op het verstrekken van hypotheken aan starters en middengroepen?
Antwoord 8
Het gebruik van hybride waarderingen bij hypotheekverstrekking is sinds enkele jaren
standaardmarktpraktijk. De voorgestelde minimale betrouwbaarheids- en nauwkeurigheidsnormen
voor geavanceerde statistische modellen zijn thans opgenomen in het Reglement Hybride
waardering 2024 van het Nederlands Register voor Vastgoedtaxateurs (NRVT), de toezichthouder
op register-taxateurs.4 Met de voorgestelde normen komt meer ruimte voor het gebruik van de hybride waardering
voor huishoudens zoals starters en middengroepen ten opzichte van de oorspronkelijke
normen zoals die in 2021 door het NRVT zijn bepaald. Zo zijn huishoudens dus minder
vaak afhankelijk van een volledige taxatie. Omdat de voorgestelde wijzigingen geen
negatieve impact hebben op het verstrekken van hypotheken aan starters, middengroepen
en andere groepen, heb ik vooraf geen analyse uitgevoerd naar de effecten van de voorgestelde
wijzigingen.
Vraag 9
Klopt het dat mensen die een woning kopen door dit systeem gedwongen worden een taxatierapport
te laten maken? Zo ja, wat zijn de financiële gevolgen voor deze woningzoekenden?
Antwoord 9
Voor het afsluiten van hypothecair krediet is het sinds jaar en dag verplicht om een
taxatierapport op te laten maken. Dat betekent echter niet dat consumenten dus altijd
moeten kiezen voor een volledige taxatie op basis van een inspectie van de woning.
In veel situaties kunnen consumenten kiezen voor een hybride waardering: een betrouwbare
taxatie tegen lage(re) kosten en een korte doorlooptijd.
Goede en betrouwbare taxaties zijn essentieel voor het goed kunnen functioneren van
de woningmarkt. Een goede en objectieve taxatie geeft kopers enerzijds inzicht in
de waarde van hun bezit of beoogde aankoop en behoedt hen ervoor om meer te lenen
dan verantwoord is. Anderzijds draagt een taxatie bij aan het kunnen maken van een
juiste inschatting van kredietrisico’s door financiële instellingen (c.q. het voorkomen
van overwaarderingen), wat belangrijk is voor de financiële stabiliteit en het vertrouwen
in de financiële sector.
Vraag 10
Waarom bent u in het bijzonder van mening dat de huidige verlening van hypotheken
op basis van de WOZ-waarde leidt tot te hoge hypotheken die worden verschaft, zeker
gelet op de leennorm van maximaal 90% van de gebruikte WOZ-waarde en de stijgende
huizenprijzen?
Antwoord 10
In het antwoord op vraag 7 heb ik toegelicht dat mijn beeld niet is dat op dit moment
te hoge hypotheken worden verstrekt op basis van de WOZ-waarde van een woning, omdat
de meeste kredietaanbieders sinds enkele jaren voor het afsluiten van een hypothecair
krediet geen WOZ-waarde van de woning accepteren.
Vraag 11
Bent u van mening dat een modelmatige waardebepaling grotendeels zal plaatsvinden
aan de hand van de criteria die nu ook gelden voor waardebepaling op basis van WOZ-waarde?
Zo ja, levert een modelmatige waardebepaling dan niet ongeveer hetzelfde bedrag aan
hypotheek voor de consument op waardoor te hoge hypotheken nog steeds niet worden
voorkomen? Zo nee, op basis van welke criteria denkt u dat modelmatige waardebepaling
vormgegeven gaan worden?
Antwoord 11
Zoals eerder toegelicht heeft de voorgestelde wijziging niet te maken met overwegingen
rondom de hoogte van een hypotheek.
Het klopt dat een modelmatige waardebepaling en een waardebepaling op basis van de
WOZ-waarde deels tot stand komen op basis van dezelfde criteria. In de kern wordt
de waarde van een woning bij beide taxatievormen berekend door de te taxeren woning
te vergelijken met vergelijkbare woningen in de buurt die ongeveer tegelijk zijn verkocht.
In zekere zin is een WOZ-waarde dus ook een modelmatig bepaalde waarde van een woning.
Een belangrijk verschil tussen een hybride waardering, waar een modelmatige waardebepaling
aan ten grondslag ligt, en een waardebepaling op basis van de WOZ is dat een modelwaarde
op elk gewenst moment kan worden afgegeven terwijl de WOZ-waarde altijd wordt gepeild
op 1 januari van het voorgaande jaar. Hierdoor is een WOZ-waarde minimaal één en maximaal
twee jaar oud waardoor de WOZ-waarde meestal minder accuraat en betrouwbaar is dan
een hybride waardering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.