Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de stijging van jongeren en mannen in de bijstand
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de stijging van jongeren en mannen in de bijstand (ingezonden 11 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
22 april 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1800.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Steeds meer jongeren in de bijstand, ook stijging onder
mannen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de resultaten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
waaruit blijkt dat er een toename is van jongeren onder de 27 in de bijstand?
Antwoord 2
Het kabinet wil zoveel mogelijk mensen die kunnen werken aan het werk helpen. Vooral
voor jongeren is het van belang dat zij niet te lang aan de kant blijven staan in
een vormende levensfase. Sinds begin 2023 is er sprake van een lichte stijging van
het totale aantal mensen in de bijstand. Jongeren onder de 27 zijn de kleinste groep
in de bijstand maar de stijging is relatief het grootst.
Om mensen naar werk te ondersteunen worden er verschillende stappen gezet. Binnen
het traject Participatiewet in balans is er aandacht voor betere ondersteuning aan
groepen die nog niet aan het werk (kunnen) komen. Zo bevat het wetsvoorstel Participatiewet
in balans2 een verruiming van de vrijlating van arbeidsinkomsten als er sprake is van een bijstandsuitkering;
deze vrijlating gaat ook gelden voor jongeren onder de 27 jaar. Voor jongeren specifiek
werkt het kabinet aan betere begeleiding bij de overgang van school naar werk en bij
het behouden van werk via het wetsvoorstel «Van school naar duurzaam werk»3. Ook wordt ingezet op sectorale Ontwikkelpaden om werkzoekenden betere kansen te
bieden in kraptesectoren. Met de hervorming van de regionale arbeidsmarktinfrastructuur
wordt daarnaast gewerkt aan betere samenwerking tussen gemeenten, UWV, sociale partners
en onderwijs, zodat betere dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers tot stand
komt. Tot slot wil het kabinet dat nieuwkomers sneller aan het werk gaan, bijvoorbeeld
door hen startbanen aan te bieden en door eisen te stellen aan de taalbeheersing.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de verwachting die in het artikel geschetst wordt dat deze toename
kan zijn ontstaan door een mismatch op de arbeidsmarkt?
Antwoord 3
Er zijn meerdere mogelijke oorzaken aan te wijzen, waarvan de mismatch op de arbeidsmarkt
er één kan zijn. Andere mogelijke verklaringen zijn een toename van het beroep op
bijstand door statushouders, een lichte afkoeling van de economie sinds 2023 die als
eerste effect heeft op jongeren (die vaker een flexibel contract hebben) en de verslechterde
mentale gezondheid van jongeren.4 Daarnaast zijn gemeenten met de komst van de Participatiewet in 2015 verantwoordelijk
voor een jonggehandicapten die niet meer onder de Wajong vallen.
Vraag 4
Kunt u een kwantitatief beeld schetsen van deze mismatch en dus op welke specifieke
sectoren van de arbeidsmarkt arbeidsoverschotten en arbeidstekorten van welke grootte
bestaan? Zo nee, bent u bereid deze cijfers in kaart te brengen zodat gericht beleid
kan worden gevoerd om alle jongeren aan het werk te kunnen helpen?
Antwoord 4
UWV publiceert veel arbeidsmarktinformatie over bijvoorbeeld kansrijke beroepen en
moeilijk vervulbare vacatures5. Deze informatie dient ter ondersteuning van de beleidsvorming, zowel op landelijk
als regionaal niveau. Zo wordt door UWV onder andere uitgesplitst naar specifieke
(tekort) sectoren met langdurig kansrijke beroepen, zoals de ICT, het onderwijs, de
techniek en de zorg. Daarnaast biedt UWV ook arbeidsinformatie over specifieke groepen,
zoals jongeren6 waarmee onder andere de baankansen per beroepsgroep inzichtelijk worden gemaakt.
In een recent artikel l7 wordt bijvoorbeeld ingegaan op de krapte op de arbeidsmarkt voor jongeren met een
mbo-diploma. Hieruit blijkt dat er sprake is van grote verschillen per regio en per
sector. De algemene verwachting is dat de krapte de komende jaren toeneemt.
Vraag 5
Welke acties onderneemt u om actiever te sturen op het beter aansluiten van onderwijs
op gebieden waar arbeidstekorten bestaan?
Antwoord 5
Met het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk werken gemeenten, scholen en doorstroompunten
samen om zoveel mogelijk kwetsbare jongeren naar school of werk te begeleiden. In
regionale programma’s worden afspraken gemaakt over benodigde inzet in een regio en
aansluiting van het onderwijs op de regionale arbeidsmarkt. Ook is het verplicht om
afspraken te maken over het combineren van werken en leren na uitstroom uit het onderwijs,
onder meer door instroom en verdere ontwikkeling op functies uit sectorale Ontwikkelpaden.
SZW werkt samen met tekortsectoren om Ontwikkelpaden te maken en te implementeren
om zo ook personeelstekorten aan te pakken. Een Ontwikkelpad laat zien hoe een (nieuwe)
werknemer zich stapsgewijs via verschillende functies of specialisaties kan ontwikkelen.
Ook instapfuncties, waaraan geen kwalificatie-eisen zijn verbonden, maken onderdeel
uit van Ontwikkelpaden. Zo wordt het gemakkelijker voor mensen, ook als zij geen startkwalificatie
hebben, om in of door te stromen in een sector of over te stappen van de ene naar
de andere sector. Naast formele, door de overheid erkende opleidingen, maken ook non-formele
door de branche gewaardeerde opleidingen onderdeel uit van de Ontwikkelpaden. Met
de hervorming van de regionale arbeidsmarktinfrastructuur wordt daarnaast gewerkt
aan betere samenwerking tussen gemeenten, UWV, sociale partners en onderwijs, zodat
betere dienstverlening aan werkzoekenden, waaronder jongeren, en aan werkgevers tot
stand komt.
Vraag 6
In hoeverre is het beleid om het aantal jongeren in de bijstand te verminderen afhankelijk
van gemeenten en hoe denkt u te gaan zorgen dat de grote bezuiniging op het gemeentefonds
in 2026 (het Ravijnjaar) niet ten koste gaat van de inspanning om jongeren aan een
baan te helpen?
Antwoord 6
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de re-integratie van bijstandsontvangers, en
daarmee dus ook voor re-integratie van jongeren die in de bijstand zitten. Hiertoe
ontvangen zij budget via de algemene uitkering van het gemeentefonds. Gemeenten maken
zelf keuzes hoe en waaraan zij de financiële middelen vanuit het gemeentefonds besteden.
Voorwaarde daarbij is dat gemeenten een sluitende begroting dienen op te leveren.
De komende ontwikkelingen in het gemeentefonds dienen gemeenten dan ook in hun begrotingen
te verwerken. Dit kan invloed hebben op de gemeentelijke inzet op re-integratie. Tegelijkertijd
is in het budget voor de bijstand en loonkostensubsidies een prikkel ingebouwd die
gemeenten stimuleert om mensen vanuit de bijstand naar werk te begeleiden.
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen het advies van commissie Borstlap uit 2020, waarin aandacht
is voor de continue ontwikkeling van de beroepsbevolking door bijvoorbeeld een persoonlijk
leerbudget, onder andere om de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen?
Antwoord 7
De continue ontwikkeling van de beroepsbevolking acht ik heel belangrijk voor werkzekerheid
en bestaanszekerheid. Voor mensen zelf, om inzetbaar te blijven en loopbaanstappen
te kunnen zetten. Voor de bedrijven om productief en concurrerend te blijven. En voor
Nederland als geheel, voor een goed werkende arbeidsmarkt en een competitieve economie.
Het advies van de commissie Borstlap bevat interessante ideeën over de ontwikkeling
van de beroepsbevolking, waaronder het instellen van een persoonlijk leerbudget. Samen
met mijn collega’s van OCW en EZ komen we rond de zomer met een brief aan de Kamer
met een gezamenlijke LLO-beleidsagenda, ter uitwerking van het Regeerprogramma.
Vraag 8
Op welke wijze wilt u verder invulling geven aan deze adviezen om het aantal mensen
in de bijstand te verlagen?
Antwoord 8
Naast bovengenoemde adviezen over de continue ontwikkeling van de beroepsbevolking
heeft de commissie Borstlap in brede zin geconstateerd dat fundamentele aanpassingen
van wet- en regelgeving nodig waren om op langere termijn economische en sociale vooruitgang
te waarborgen. Eén van de adviezen had betrekking op de noodzaak van een meer activerend
en inclusief arbeidsmarktbeleid. In de kabinetsreactie (TK 29 544, nr. 1028) is destijds onder meer gewezen op de ontwikkeling van ondersteuning via de regionale
mobiliteitsteams die sindsdien gestalte heeft gekregen in de versterking van de arbeidsmarktinfrastructuur.
Het toenmalige kabinet onderschreef ook de noodzaak van een adequaat niveau van dienstverlening
met als uitgangspunt dat alle uitkeringsgerechtigden passende ondersteuning krijgen,
maar verwees voor uitwerking hiervan naar een volgend kabinet. Als een beroep wordt
gedaan op de Participatiewet moet je kunnen rekenen op goede ondersteuning. Zowel
als het gaat om werk en participatie, als om inkomen. Dit wil ik met het programma
Participatiewet in balans bereiken. In de herziening van de Participatiewet staan
vertrouwen, menselijke maat, vereenvoudiging en passende ondersteuning naar werk en
participatie centraal. In december 2024 heb ik met de Kamer de laatste stand van zaken
gedeeld. Het wetsvoorstel dat reeds in uw Kamer in behandeling is, is hierin de eerste
stap. Maar ik beoog ook een meer fundamentele herziening. Hiervoor werk ik op dit
moment beleidsopties uit. De planning is erop gericht om deze beleidsopties voor het
zomerreces aan uw Kamer te sturen en deze met u te bespreken. Aan de hand daarvan
kunnen we met elkaar keuzes maken en verdere stappen zetten in de herziening van de
Participatiewet.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat het invoeren van leerrechten zoals onderzocht door SEO een
belangrijke bijdrage kan leveren aan het verminderen van de mismatch en daarmee meer
jongeren aan een baan kan helpen?
Antwoord 9
De ideeën over persoonlijke leerbudgetten en leerrechten zijn zeker interessant om
verder te onderzoeken, zoals hierboven ook al aangegeven. Waar het gaat om het verminderen
van de mismatch op de arbeidsmarkt en het aan werk helpen van jongeren zijn natuurlijk
ook nog andere beleidsinstrumenten relevant. In het antwoord op vraag 5 is ingegaan
op andere acties om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare
jongeren te verbeteren. Daarbij speelt scholing en ontwikkelen een belangrijke rol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.